‘Een van de twee sleurt me aan mijn polsen verder, de gang door. Nu trekt ook de ander aan me, waarbij hij zijn hand zo om mijn keel legt dat ik niet meer kan schreeuwen, niet meer wil schreeuwen uit angst gewurgd te worden. Ze rukken allebei aan mijn kleren, ik lig al op de grond. [...] een van de mannen [staat] op de uitkijk, terwijl de ander aan mijn ondergoed rukt, met geweld zijn weg zoekt - [...] Als ik wankelend overeind probeer te komen, werpt de tweede zich op me en dwingt me met vuisten en knieën terug op de grond.’