Na jaren op oorlogspad te zijn geweest, van Macedonië tot aan Egypte, en van Armenië tot aan India, begon Alexander de Grote steeds onrustiger gedrag te vertonen. Hij sliep slecht, in de angst dat zichtbare en onzichtbare vijanden hem in zijn slaap zouden vermoorden. Hij vergreep zich overmatig aan drank, om te ontsnappen aan de realiteit van de dag. Hij haalde onverwachts uit naar vrienden en onbekenden om hem heen, soms met dodelijke gevolgen.