'Het was pas toen dat ik mij begon af te vragen wat eigenlijk een Jood was. Als jongen had ik Monnie Cohen gekend, een olijke knaap, die goed kon voetballen. en de opschepper Dé Polak, een verwend jongetje uit de Wilhelminasingel. En Yvonne Leek, en [...]. Antisemitisme was in Maastricht een onbekend verschijnsel; de Joden vierden met ons de carnaval; en ene Wijngaard stond bij de Maastreechter Staar op de voorste rij omdat hij een heldere tenor had.' De woorden die een Maastrichtenaar in 1942 in zijn dagboek schreef.