Kort na de oorlog rees binnen de gedecimeerde Joodse gemeenschap in Nederland de vraag hoe de Nederlandse Spoorwegen de opdracht van de Duitsers hadden kunnen accepteren, om Joden te vervoeren naar Westerbork, en van Westerbork naar de Duitse grens. De verwondering en het verwijt lagen voor de hand. Allereerst omdat de spoorwegen een cruciale radar vormden in de vervolgingsmachine, en ook omdat dit traject van de vervolging (het vervoer naar Westerbork, de aanleg van een treinlijn naar Westerbork) met Joods geld was betaald.