Verschillende stijlen van aanpassing in gezinnen van Holocaust overlevenden: enkele implikaties voor de behandeling

In dit artikel wordt een steekproef beschreven/ die representatief is voor Joodse gezinnen waarvan tenminste één gezinslid de nazi-holocaust heeft overleefd - in het ondergronds verzet/ door onder te duiken of te vluchten naar het buitenland/ in ghetto1S/ werk- en/of vernietigingskampen. In deze gezinnen is tenminste één kind na de oorlog geboren. De gegevens zijn verkregen uit het klinisch werk met overlevenden en hun kinderen/ die deelnamen aan het 'Groepsprojekt voor holocaust overlevenden en hun kinderen'. (Noot van de redaktie.)

Dit artikel is gebaseerd op het werken met 75 holocaust overlevenden in de leeftijd van 37 tot 74 jaar en met ongeveer 300 kinderen van overlevenden in de leeftijd van 17 tot 33 jaar. Van deze laatsten hebben sommigen inmiddels zelf een gezin gesticht. Aangezien een groot aantal van deze mensen zich/ volgens de meeste externe kriteria/ goed had aangepast/ werden veel meer fak-toren( die met aanpassing te maken hebben/ in het onderzoek betrokken dan in de traditionele klinische literatuur vermeld worden met betrekking tot de gevolgen van de holocaust in gezinnen van overlevenden. (1)

Inzicht in de overdracht van intergenerationele processen -kernzaken in het leven en mogelijkheden om deze te definiëren en onder ogen te zien - zal ons helpen bij het vinden van effek-tieve manieren om deze pathologische overdracht op volgende generaties te voorkomen. Wanneer hulpverleners beseffen dat er verschillende soorten van aanpassing voorkomen in gezinnen van holocaust overlevenden/ zal dit hen helpen de juiste interventie bij deze gezinnen toe te passen. Dit zal de resultaten van de therapie ten goede komen. Dit besef en inzicht kan ons tevens behulpzaam zijn om slachtoffers van an-

dere rampen - zowel rampen tengevolge van menselijk falen als natuurrampen - te begrijpen en te behandelen.

Hoe zijn gezinnen van overlevenden gevormd?

De hoop op hereniging met hun familie na de oorlog gaf sommige overlevenden de kracht om de langdurige verschrikkingen van de holocaust te doorstaan. Na de be-vrijding werden de meesten van hen echter niet alleen gekon-fronteerd met de ontdekking dat familie en vrienden omgekomen waren, maar dikwijls ook met de afschuwelijke omstandigheden van hun dood. Sommigen zijn, ondanks intensieve naspeuringen, nooit te weten gekomen wat er, nadat ze van hun familieleden in de oorlog gescheiden waren, verder met hen is gebeurd. Anderen moesten ontdekken, dat alle Joodse mensen die zij vóór de oorlog gekend hadden, vermoord waren.

Hoewel de omvang van de tragedie niet volledig tot hen kon doordringen, zij hun rouw of woede niet konden uiten, moesten overlevenden toch aan de slag om hun leven opnieuw op te bouwen. In dit proces van wederopbouw werden veel huwelijken gesloten, die ik "huwelijken uit wanhoop" noem. Uitspraken als "ik voel me alleen, jij voelt je alleen, laten we trouwen", leidden dikwijls, na slechts een korte kennismakings-periode, tot verbintenissen waarvoor de gebruikelijke kriteria voor een huwelijk niet golden.

Het stichten van een nieuw gezin, het krijgen van kinderen, waren konkrete daden om te proberen iets van hun verlies goed te maken, om hun ontwrichte levens weer zin te geven, om de ontmenselijking en eenzaamheid, die zij gezien en ervaren hadden, op te heffen. Er waren echter oök overlevenden, die geen kinderen wilden krijgen uit vrees dat deze afwijkingen zouden hebben.

De kinderen die in gezinnen van overlevenden werden geboren, werden bijna zonder uitzondering vernoemd naar omgekomen familieleden. Zij werden dikwijls beschouwd als een "zegen", een "wonder", een "geschenk" of als symbool van overwinning op de nazi's. Zij vertegenwoordigden de toekomst - zij moesten "veilig", "normaal" en "gelukkig" zijn en als trotse, bekwame mensen deel uit maken van de mensheid.

Naast de vele moeilijkheden die de meeste emigranten naar de V.S. met elkaar gemeen hebben, werd de meerderheid van holocaust-overle-venden bovendien gekonfronteerd met een bijzondere cluster van negatieve reakties en attitudes. Hun oorlogservaringen waren voor de meeste mensen te verschrikkelijk om aan te horen of te geloven. Het kon daardoor gemakkelijk gebeuren dat men hen negeerde, vermeed en/of hun bestaan ontkende. Veel mensen hadden het gevoel alsof overlevenden met een beschuldigende vinger naar hen wezen, omdat ze zelf met het schuldgevoel van de "toeschouwer" zaten. (2) Overlevenden kregen ook met negatieve reakties te maken, die verwoord werden in uitspraken als: "Laat het verleden rusten; gedane zaken nemen geen keer", in de mythe als zouden zij zelf aanleiding gegeven hebben om te worden uitgemoord "door zich niet te verzetten en mee te gaan als schapen op weg naar de slachtbank", en in de verdachtmaking dat zij zich aan immorele praktijken schuldig hadden gemaakt om in leven te blijven. Zulke reakties brachten de meeste overlevenden er toe om in hun interakties met niet-overlevenden te zwijgen over de holocaust.

Het stilzwijgen ("the conspiracy of silence") dat hiervan het gevolg was, bleek nadelige gevolgen te hebben voor het intrapsychi-sche welzijn van overlevenden en hun familiale en socio-kulturele integratie. Dit stilzwijgen versterkte niet alleen het gevoel van isolatie en wantrouwen ten opzichte van de samenleving, maar veroorzaakte tevens nieuwe blokkeringen in hun rouwproces. Het stilzwijgen dat de buitenwereld hun oplegde, veroorzaakte in het •bijzonder bij diegenen, die door de oorlog heen gekomen waren met het vaste voornemen de wereld te vertellen over de nazi-misdaden, diepe pijn.

Behalve door met elkaar holo-caust-ervaringen te delen konden overlevenden zich alleen nog maar volledig terugtrekken in het gezin dat ze onlangs gesticht hadden .

In sommige gezinnen werden de kinderen gebruikt als aandachtig gehoor. Hoewel kinderen uit deze gezinnen erkennen dat de holocaust thuis voordurend psychisch aanwezig is - wat zowel verbaal als non-verbaal tot uiting komt -kunnen zij zich de oorlogsverhalen van hun ouders en omgekomen familieleden slechts stukje bij beetje herinneren. Sommige kinderen zeiden dat 'zij de allesdoordringende ervaring van de holocaust "door osmose" in zich hadden opgenomen.

In tegenstelling tot bovengenoemde ouders hebben andere overlevenden de "conspiracy of silence" verwelkomd vanuit de angst dat de oorlogsherinneringen hun leven zouden aantasten en dat hun kinderen hierdoor belemmerd zouden worden in hun ontwikkeling tot gezonde/ normale Amerikaanse staatsburgers. Deze situatie bleek echter tot pijnlijke verwarring te hebben geleid tijdens het opgroeien van deze kinderen. Zij kunnen de onverklaarbare pijn van hun ouders niet begrijpen, evenmin als het schuldgevoel dat zij zelf ervaren.

Het indelen in vier hoofd-kate-gorieën kan behulpzaam zijn bij het verkrijgen van inzicht in gezinnen van overlevenden: het gezin van slachtoffers; het gezin van de vechters; het gezin van overlevenden die verdoofd zijn; het gezin van hen die zich opgewerkt hebben. Deze kategorieën, die gebaseerd zijn op waarnemingen van de na-oorlogse sfeer in het gezin en de attitudes en gedragsregels die de interpersoonlijke relaties binnen en buiten het gezin bepalen, hebben een speciale betekenis voor het vaststellen van de identiteit en het zelfbeeld van de kinderen.

Ongeacht het feit of de na-oorlogse houding van de ouder al dan niet identiek is met zijn of haar oorlogservaringen, is het van belang om op te merken dat de meeste overlevenden in het "slachtoffer" of "verdoofde" gezin uit concentratiekampen komen, terwijl overlevenden uit de "vechters"-kategorie vrijwel zonder uitzondering als partizaan of verzetsstrijder aktief waren in de oorlog.

Het "slachtoffer"-gezin

De sfeer in het na-oorlogse gezin van overlevenden, wier dominante identiteit van "slachtoffer" was, werd gekenmerkt door diepgaande depressies, zorgelijkheid, wantrouwen en angst ten opzichte van de buitenwereld, en door een symbiotisch vastklampen aan gezinsleden. Het kwam veelvuldig voor dat gezinsleden snel in paniek raakten door alledaagse veranderingen,. Hun intense reakties op deze veranderingen konden kata-strofale gevolgen hebben. Deze gezinnen waren zo bezig met hun fysieke en materiële overleving, dat zij voedsel gingen hamsteren en geld verbergen uit angst voor een nieuwe holocaust. Meestal was één van de gezinsleden ziek, terwijl de anderen de rol van redder op zich namen; deze manier van interaktie diende als rechtvaardiging voor het vele verdriet en de overbezorgdheid in het gezin. Hierdoor werd het voor overlevenden, die door schuldgevoelens gekweld werden en geen plezier of tijd voor zichzelf durfden vragen, mogelijk om voor zichzelf op te komen en voelden zij zich gerechtigd om aandacht van de overige gezinsleden op te eisen. Terwijl somatisatie (een fysiologische dysfunktie of de ontwikkeling van fysieke symptomen ten gevolge van een psychisch kon-flikt) als onbewuste uitdrukking van hun chronische woede en verdriet fungeerde, werd dit ook gebruikt om de andere gezinsleden onder kontrole te houden, te manipuleren en naar zich toe te halen. In het "slachtoffer"-gezin werden fysieke problemen met veel minder moeite geaccepteerd dan psychologische problemen. Deze laatste vormden een bedreiging voor de ouders, omdat het juist voor hen nodig was om de emotionele problemen van de holocaust op lange termijn te ontkennen.

Zij beschouwden deze namelijk als een posthume overwinning van Hitler. Erger nog, door openlijke erkenning van hun eigen psychologische problemen of die van hun kinderen werd hun zelfbeeld van volmaakte ouders en de overtuiging dat hun kinderen "volkomen normaal" waren, aangetast. Psychologische hulp werd ook gezien als een bedreigende inbreuk op het symbiotische netwerk van het gezin. Het overbrengen van wantrouwen op de kinderen, die op hun beurt leerden wantrouwend te zijn, was een andere manier om het gezin bijeen te houden in een totaal gesloten systeem, waarop men kontrole had. Het aanvaarden van opdrachten of instrukties van autoriteiten (van buitenaf) werd ervaren als\ een passieve vernedering, of erger, als een bedreiging voor hun overleving als individu en als gezin.

Kinderen in dergelijke gezinnen werden er dikwijls in geoefend om tijdens een toekomstige holocaust te kunnen overleven. Er werd hun verteld dat ze niet aan de weg mochten timmeren en niet op mochten vallen in een groep. Vaak vertelden deze kinderen, dat zij in paniek raakten en zeer op hun hoede waren. Dit kon gebeuren als beelden van de holocaust hun dagelijkse leefwereld binnendrongen, als zij in een overvolle metro reden, als ze tijdens het spitsuur op straat liepen in eèn menigte mensen, of als ze bijvoorbeeld in een rij stonden te wachten op het afroepen van hun naam, of toevallig een racistische opmerking hoorden of iets anders dat te maken had met onderdrukking en/of geweld. Het gevolg was dikwijls een houding van uitgesproken politieke vrijzinnigheid.

Hoewel bij het "slachtoffer"-gezin de deuren naar de buitenwereld soms zowel letterlijk als figuurlijk dichtzaten, stonden zij er op dat de deuren binnenshuis ten alle tijde open bleven. Als de kinderen hun eigen grenzen aangaven en opkwamen voor hun behoefte aan zelfstandigheid en privacy, beschouwden de ouders dit als een ernstige bedreiging voor de instandhouding van het gezin. De ouders vonden dat hun kinderen hiermee blijk gaven van trouweloosheid, ondankbaarheid en verraad en zij voelden zich door hen in de steek gelaten — dingen die alleen "slechte" kinderen deden -. Het gaf hun het gevoel alsof zij hun oorlogservaringen opnieuw doormaakten, toen scheiding een allesomvattend en blijvend verlies betekende. Kinderen die zich naar hun ouders schikten waren "goede" kinderen en zij werden er van doordrongen dat zij heel bijzonder waren en als levenstaak hadden doel en inhoud -soms de enige - aan het leven van hun ouders te geven. Van de oudste kinderen in deze gezinnen werd het meest geëist met betrekking tot symbiotische toewijding en het bereiken van het doel dat de ouders voor ogen stond.

Veiligheid was de hoogste prioriteit in deze gezinnen. De meeste ouders veronderstelden dat getrouwd zijn, financiële voorspoed en een karrière voldoende waren als waarborg voor geluk. Plezier, zelfontplooiing, en existentiële vragen beschouwden zij als franje.

Ouders die de oorlog meegemaakt hadden, maakten op hun kinderen de indruk "heel zeker" te zijn en "speciale voelhoorns te hebben voor onheil". Zij waren voortdurend bezig om hen te beschermen tegen mogelijke negatieve gebeurtenissen in het leven. In de oorlog betekenden verkeerde beslissingen steevast de dood en juiste beslissingen, soms, het leven, èn deze beslissingen moesten razendsnel genomen worden. Het gelijk aan jouw kant hebben en de baas zijn in het gezin, zelfs als dat op een welhaast magische of willekeurige manier gebeurde, scheen een kompensatie te zijn voor het gevoel van machteloosheid en demoralisatie dat de ouders tijdens de holocaust overheerst had. Het ontbreken van ruimte voor het maken van fouten, aarzelingen, het toegeven van onzekerheid of niet-weten, maakte dat veel kinderen zich ook gingen gedragen alsof iedere beslissing een zaak van leven of dood was.

Ondanks het feit dat zij het "altijd bij het rechte eind hadden" in zaken met betrekking tot overleven, voelden de ouders zich dikwijls verloren en gedesoriënteerd als zij gekonfronteerd werden met de realiteit van het leven in Amerika. Dan was het aan de kinderen om te bemiddelen tussen het gezin en de buitenwereld. Zo werden de rollen in deze gezinnen omgedraaid en was er sprake van overmatige protektie zowel bij de ouders als bij de kinderen.

Er werd ook een beroep op de kinderen gedaan om binnen het gezin een bemiddelingsrol te vervullen, onder andere wanneer de ouders onderling ruzie hadden. Het "huwelijk uit wanhoop" van veel ouders liep dikwijls uit op eindeloze klaagzangen over hun wederzijdse teleurstellingen, bijvoorbeeld: "Als het geen oorlog was geweest, zou ik nooit met je getrouwd zijn." Omdat het uiteenvallen van een gezin gelijkstond met het voortzetten van nazi-misdaden kwam echtscheiding sporadisch voor.

Vergeleken met de Joodse vrouw had de Joodse man veel minder kans op psychisch herstel en kostte het hem veel moeite om zijn traditionele rol als gezinshoofd weer op te bouwen. Tijdens de holocaust hadden Joodse mannen geen mogelijkheden om te zorgen dat hun gezin zou overleven; zij konden hun familieleden niet in veiligheid brengen noch hen een afschuwelijk lot besparen. Omdat in Europa uitsluitend Joden besneden werden, was het voor Joodse mannen onmogelijk hun identiteit te verbergen. Bovendien heeft de oorlog veel mannen van die jaren beroofd, die zij anders doorgebracht zouden hebben met studie, het opbouwen van een kar-rière en een maatschappelijke status binnen hun gemeenschap.

Het in het onderhoud van een nieuw gezin moeten voorzien, in

een nieuw land met een nieuwe taal, kuituur en gewoontes, waar allerlei papieren vereist werden, heeft velen van hen belemmerd om hun beroep van 'vóór de oorlog uit te oefenen, of hun vroegere akti-viteiten op te pakken.

Voor de meerderheid van de mannelijke "slachtoffer"-overlevenden bleek het opbouwen van een nieuw leven uiteindelijk niet meer in te houden dan "de kost verdienen". Het was kenmerkend dat de echtgenoot een "workaholic" werd en een ondergeschikte rol in de interakties in het gezinsleven ging innemen. Het kwamveelvuldig voor dat de echtgenote tijdens een echtelijke ruzie haar man uitschold in bijzijn van de kinderen. Het kon echter ook voorkomen, dat de kinderen vader van streek maakten, waarop moeder hem dan als volgt verdedigde: "Laat hem maar begaan. Hij is ziek. Het komt allemaal door Hitler." Het gevolg was dat de kinderen het hun moeder kwalijk namen dat zij hen belemmerde om hun vader beter te leren kennen, hem te bewonderen, een hechte band met hem te krijgen en zich met hem te identificeren. Tevens namen zij het hun vader kwalijk, dat hij niet tegen hun moeder opgewassen was. Behalve dat de kinderen een bemiddelingsrol vervulden, moesten ze ook partij kiezen, fungeren als vertrou-wensfiguur en moesten ze de teleurstelling van een ouder over het huwelijk kompenseren en over hun ouders moederen.

Ruzies tussen ouders namen soms de vorm aan van onbeheerste woede-uitbarstingen, gewoonlijk gevolgd door een stortvloed van tranen, zelfmedelijden en spijt. De woede kwam dikwijls tot uitdrukking in vecht- en scheldpartijen. Ouders reageerden vaak op soortelijke manier op de normale eisen, ongehoorzaamheid of onderlinge jaloezie van hun kinderen.

Door hun oorlogservaringen was het beteugelen van woede en agressie voor overlevenden een immens probleem. Daar kwam bij dat het leven na de oorlog hen niet in staat stelde om op een effektieve manier de bodemloze put van machteloze woede, die zij in zich meedroegen, te ontladen, waardoor zij dit alleen op een indirekte manier, meestal binnen het gezin, konden doen. Het enome konflikt in hun leven en de daarbij behorende agressie had een zeer groot blokkerend effekt op het vermogen van de "slachtoffer "-overlevende om als gezags-persoon op te treden voor de kinderen - grenzen af te bakenen, hen een redelijke discipline bij te brengen en te zorgen dat ze op konstruktieve wijze hun normale agressie konden afreageren. Inderdaad vertelden veel kinderen dat zij moeite hadden om voor zichzelf op te komen en om hun woedegevoelens te uiten en te ondergaan. De angst van de kinderen - die onevenredig intelligent, ambitieus en begaafd waren - om fouten te maken en daardoor in gevaar te geraken, èn hun geremdheid ten aanzien van boosheid en assertiviteit maakten dikwijls dat hun kreatieve en oorspronkelijke ideeën niet in daden omgezet werden. Deze kinderen associeerden machtsvertoon met machtsmisbruik (en nazi-gedrag), of met de ineffektieve en inkonsistente manier waarop macht gebruikt werd (zoals die van hun ouders).

Schuldgevoel was één van de meest effektieve machtsmiddelen in deze "slachtoffer"-gezinnen. Schuldgevoel weerhield veel inmiddels volwassen geworden kinderen ervan om hun ouders naar hun oorlogservaringen te vragen, om boosheid jegens hun ouders te uiten, en om hen met hun eigen pijn te "belasten ".

Voor veel "slachtoffer"-overlevenden is hun gelatenheid en onmacht misschien wel de meest desastreuze ervaring, een vanuit existentieel oogpunt ondraaglijke ervaring, die een psychologische verdediging nodig maakte. Men zou de vraag kunnen stellen of dat wat "het schuldgevoel van de overlevende" genoemd wordt niet voor een groot deel een onbewuste poging is om hun machteloosheid te ontkennen en uit te wissen.

(3) Schuld vooronderstelt het vooraf aanwezig zijn van keuzemogelijkheden en de macht om daar gebruik van te maken. Het wil zeggen: "Ik heb de verkeerde keuze gemaakt. Ik had iets kunnen doen (om wat gebeurd is te voorkomen)/ maar ik heb het niet gedaan . "

Schuldgevoel als een verdedigingsmechanisme tegen de ervaring van volslagen machteloosheid verbindt beide generaties met de holocaust. Met betrekking tot hun opdracht om de gevolgen van de holocaust uit te wissen/ zowel voor hun ouders als voor zichzelf/ staan de kinderen machteloos. Zij generaliseerden dit gevoel van gefaald te hebben dikwijls als volgt: "Wat ik ook doe, of hoe ver ik ook ga/ het is nooit goed genoeg." Schuldgevoel is een uitdrukking van loyaliteit ten opzichte van overleden familieleden. Evenals chronische haat/ woede/ verdriet en pijn, zorgt schuldgevoel er voor dat beide generaties verbonden zijn in een relatie met hen die omgekomen zijn en houdt het een bepaalde vorm van familiale konti-nuïteit in stand. Schuldgevoel en pijn zijn beide een vorm van loyaliteit in gezinnen die het martelaarschap idealiseren: "Ik ben voorbestemd om ongelukkig te zijn. Ik moet de pijn/ die mijn vader en moeder doorgemaakt hebben/ voelen. Als ik dat niet doe/ ben ik geen loyale zoon."

Kinderen met een gevoel van overmatige protektie ten opzichte van

- en te sterke betrokkenheid bij alle aspekten van het leven van hun ouders hadden minder kans goede relaties met anderen in het algemeen en huwelijks- en seksuele relaties in het bijzonder op te bouwen.

Hun voornaamste identiteit was dikwijls die van het kind-zijn. Veel van deze kinderen zagen er bijzonder tegenop om uit huis te gaan en volwassen te worden. Het 'laatste was voor hen synoniem met geïsoleerd zijn/ dood zijn en/of het leed van de hele wereld op je schouders moeten dragen/ een wereld die ze hadden leren beschouwen als gevaarlijk en onbetrouwbaar. Met het merendeel van de kinderen van holocaust-overleven-den deelden kinderen uit "slachtoffer "-gezinnen de vrees om zelf kinderen voort te brengen op wie zij hun holocaust erfenis zouden kunnen overbrengen, en die zij zouden opschepen met een wereld die een nieuwe holocaust zou kunnen beleven. Over het algemeen prevaleerde deze angst, ondanks

hun bewuste wens dat hun familie opnieuw tot een grote en uitgebreide familie zou uitgroeien.

Veel kinderen van overlevenden hadden een zeer grote drang in zich om akademische en/of professionele prestaties te leveren om zo in de ogen van hun ouders "succes te boeken". In "slachtoffer "-gezinnen hadden kinderen echter dikwijls het gevoel dat, als zij hun ouders voorbijstreefden, dit zou betekenen, dat zij hun ouders in de steek lieten. Daardoor kwam het dikwijls voor, dat zij hun succes en prestaties weer ongedaan maakten. Overmatige bezorgdheid om anderen niet te kwetsen en grote gevoeligheid voor de pijn en stemmingen van anderen leidden er dikwijls toe dat kinderen van holocaust-over-levenden in hulpverlenende beroepen terechtkwamen.

Het "vechter"-gezin

De keuze voor de term vechter is bedoeld om aan te geven op welke wijze deze overlevenden hun fysieke of mentale houding tijdens de holocaust beschreven - als verzetsstrijders en als aktieve strijders om te overleven in ghetto's of concentratiekampen, hoewel zij zelf tevens slachtoffer waren - of als aanduiding van de houding die zij na de oorlog aannamen om het geijkte beeld van de Jood in de slachtofferrol uit te wissen. Velen van hen echter, die tijdens de oorlog strijdbaar waren, gedroegen zich na de oorlog als slachtoffer.

Deze onlogische transformatie veroorzaakte verwarring bij hun kinderen en bracht schade toe aan de ontwikkeling van een koherent zelfbeeld.

Ik wil echter benadrukken dat het gebruik van de term "vechter" om de dominante identiteit van deze overlevenden aan te geven, niet betekent dat degenen, die aan het lot van de zes miljoen Joden die tijdens de holocaust uitgemoord werden, ontkomen zijn, dit alleen te danken hadden aan hun aktieve deelname aan de strijd in plaats van aan louter geluk.

De sfeer in het gezin van overlevenden in de "vechter"-kategorie was doordrenkt van een intense drang om zich op te werken en prestaties te leveren. Er was dan ook een overmaat aan akti-viteit in deze gezinnen. De gedachte hierachter was: "Alles moet voor elkaar zijn." Depressieve affekten of andere gedragingen, die zouden kunnen wijzen op zwakte of zelfmedelijden - met andere woorden "slachtoffer"-gedrag - waren niet toegestaan. Men moest alle situaties de baas zijn en in staat zijn om op onverwachte gebeurtenissen die het gevoel van alles onder kontrole te hebben zouden kunnen verstoren, te anticiperen. Er was weinig ruimte voor verrassing, ambiguïteit of desorganisatie in deze gezinnen.

Ziekte werd alleen getolereerd als deze op een krisis uitliep. Evenals in het "slachtoffer"-gezin was lichamelijke ziekte meer aanvaardbaar dan psychische stoornissen. De "vechter" ervoer echter beide soorten van ziek-zijn als narcistische beledigingen. Trots beschouwden zij als de hoogste deugd. Relaxen en prettige gevoelens als vreugde en geluk waren overbodig. Het "vechter"-gezin, evenals het "slachtoffer"-gezin stelde geen vertrouwen in autoriteiten van buitenaf. In tegenstelling tot slachtoffers keurden zij agressie tegen en trotsering van buitenstaanders goed en moedigden dit aan. Gezinsleden mochten "nooit meer" in een situatie verkeren, waarin een nieuwe holocaust hen onvoorbereid zou kunnen overvallen. Aangezien de regel van het "zich onopvallend moeten gedragen" in het "vechter"-gezin niet van toepassing was, veroorzaakte dit geen extra moeilijkheden zoals het geval was in het "slacht-offer"-gezin.

In het "vechter"-gezin kwamen overmatige intergenerationele betrokkenheid en bescherming voor, evenals loyaliteit tegenover - en verknochtheid aan het gezin. We zien bij hen echter niet de druk van angst en bezorgdheid, die zo kenmerkend was voor het "slachtoffer "-gezin . Een aantal huwelijken van "vechters" werd tijdens de oorlog gesloten na een langere kennismakingsperiode dan de hierboven beschreven "huwelijken uit wanhoop".

Kinderen van "vechters” wilden graag "leiding geven", "knokken" of "ergens uitgesproken tegen zijn" in de relaties met en de opvoeding van hun kinderen. Bijgevolg kregen zij problemen met het delen en delegeren van verantwoordelijkheid, zowel op het persoonlijke als op het professionele vlak. Het verachten en niet tolereren van enige afhankelijkheid in zichzelf en in anderen was inherent aan hun afkeer van passiviteit en machteloosheid. Romantiek beschouwden zij in het gunstigste geval als iets vervelends. Dergelijke attitudes hadden een afschrikkende uitwerking op het vormen van vriendschappelijke - of huwelijksrelaties .

Om bij het gezin te behoren en om zich van het gezin los te kunnen maken moesten kinderen in het "vechter"-gezin de identiteit van vechter/held opbouwen. Dat wil zeggen dat zij een passend strijdtoneel moesten vinden, waar ook zij "vechters" konden zijn en an het imago van de ouder/held konden beantwoorden. Deze aspiraties bleken in de praktijk dikwijls onuitvoerbaar. In hun verlangen naar bevestiging en waardering zochten of kreëerden kinderen vaak gevaarlijke situaties.

Het "verdoofde" gezin

In het verdoofde gezin waren beide ouders dikwijls de enige overlevenden van hun beider families/ die vóór de oorlog uit man/vrouw en kinderen hadden bestaan. De na-oorlogse sfeer in deze gezinnen werd gekenmerkt door overheersende stilte en het ontbreken van enige emotie. Het onuitgesproken voorschrift was "geen agitatie veroorzaken". De ouders schenen voortdurend in een toestand van shock, berusting en gelatenheid te verkeren en schenen slechts een minimum aan stimulatie te kunnen verdragen, ongeacht of het een prettige of pijnlijke prikkeling was. Het kwam bijna niet voor dat kinderen uit deze gezinnen de specifieke details van hun ouders' levensgeschiedenis kenden, terwijl ze wel voelden hoe hun ouders met handen en voeten aan het verleden gebonden waren. Sommige kinderen waren te bang om zich te verdiepen in de oorzaak van de krampachtigheid en lusteloosheid van hun ouders, die op robots leken. Als gevolg hier

van kwamen hun eigen innerlijke spontaniteit en fantasie nauwelijks tot ontplooiing.

In de meeste "verdoofde" gezinnen beschermden de ouders elkaar en de kinderen beschermden de ouders. Terwijl ze zich aan elkaar vastklampten en nooit ruzie maakten, sloten de ouders hun kinderen niet alleen buiten, maar kwam het ook veelvuldig voor dat zij hen verwaarloosden. Op één of andere manier hadden de ouders de verwachting dat de kinderen zonder hulp konden opgroeien en voor zichzelf konden zorgen. Ondanks het geringe lichamelijke en verbale kontakt werden de kinderen geacht te begrijpen, dat hun ouders van hen hielden vanwege de grote moeite die deze zich getroosten om hen financieel te ondersteunen .

De kinderen beschouwden hun ouders als oude mensen, die afstandelijk en in zichzelf teruggetrokken waren. Als zij hun ouders om raad of advies vroegen, luidde het antwoord doorgaans: "Zolang jij er maar gelukkig mee bent." Dikwijls pasten de kinderen zich hierbij aan door hun eigen gevoelens af te schermen, hetgeen tot gevolg had dat zij minder intelligent en kapabel leken om prestaties te leveren dan zij in feite waren. Sommige kinderen reageerden hierop met voortdurend boos zijn in een duidelijke poging liever negatieve aandacht te krijgen dan helemaal geen.

Het kwam ook herhaaldelijk voor dat kinderen autoriteitsfiguren en leeftijdgenoten als familie adopteerden. Op die manier probeerden zij een identifikatiemo-del te vinden en te leren leven. In een wanhopige poging het hun ouders naar de zin te maken en een glimlach op hun gezicht te zien verschijnen, probeerden zij te voldoen aan algemeen aanvaarde sociale maatstaven, zoals een basisopleiding, huwelijk en moederschap voor de dochters, en een hogere opleiding en professionele prestaties voor de zonen. Hoewel zij van binnenuit gedreven werden om deze doelen te bereiken, voelden de kinderen zich vaak buitengesloten, eenzaam en niet echt bij hun aktiviteiten betrokken. Sommigen werden geobsedeerd door onduidelijke angst voor de dood en waren bang, evenals hun ouders, voor zelfs maar de kleinste verandering.

Aangezien zij zich thuis zelden in het middelpunt van de belangstelling of belangrijk voelden, geloofden de kinderen niet dat anderen van mening konden zijn, dat zij en hun behoeften de moeite waard waren. In hun onbewuste fantasieën vervulde hun (toekomstige) huwelijkspartner de rol van de ouderfiguur/ die zij hadden gemist. De sterke behoefte om als een kleine baby bemoederd te worden was vaak groter dan hun verlangen om zelf kinderen te kri jgen.

Zij die zich er bovenop gewerkt hebben

De groep die ik zij die zich er bovenop gewerkt hebben heb genoemd is minder homogeen dan de drie andere groepen. Veel van de overlevenden in deze groep werden door een fantasie uit de oorlogstijd gemotiveerd en door een verlangen om, als zij eenmaal bevrijd zouden zijn, het "helemaal te maken" om zo een overwinning op de nazi's te behalen. Sommigen spanden zich in om bekend te worden, naam te maken, om zo de "naamloosheid", de vernedering, de degradatie en schaamte, die zij in de holocaust ervaren hadden, ongedaan te maken. Anderen werden gemotiveerd door hun sterke behoefte om de wereld te vertellen wat er was gebeurd. Met volharding en vastberadenheid richtten zij zich op een akademische opleiding, een sociale en politieke status/ roem en/of rijkdom. Evenals andere gezinnen van holocaust-overlevenden stelden zij hun geld voornamelijk ten dienste van het welzijn van hun kinderen. Hun eigen genoegens waren van ondergeschikt belang.

Naar het zich liet aanzien was deze groep meer volledig geassimileerd in de Amerikaanse maatschappij; taal en kuituur dan andere overlevenden. Sommigen waren in staat een "normale" houding aan te nemen door hun verleden en alles wat daaraan zou kunnen herinneren volkomen te vermijden en te verdringen. Zo hadden bijvoorbeeld enkelen van hen het concentratiekampnummer dat op hun arm was getatoeëerd, direkt na aankomst in de V.S. laten verwijderen. Het merendeel van de kinderen in deze groep vertelde dat zij zich bedrogen en bitter gestemd voelden toen zij, meestal op indirekte manier, achter de feiten van hun afkomst kwamen.

Het verdringen van het verleden had in deze gezinnen dikwijls innerlijke verdoving, geïsoleerdheid en somatisatie tot gevolg en maakte dat men "passende" in plaats van intieme relaties met' anderen aanging. In dit opzicht hebben zij iets gemeen met het "verdoofde" gezin (4).

Sommigen van hen, die direkt na de oorlog met andere holocaust-overlevenden in het huwelijk traden, scheidden later van hun partner. Bijgevolg is dit de enige groep overlevenden uit, de vier kategorieën die wij besproken hebben, bij wie een hoog percentage scheidingen voorkwam. Degenen die later hertrouwden, kozen in bijna alle gevallen een partner die niet door de oorlog getroffen was. Hoewel de meesten van deze groep die "zich er bovenop gewerkt hebben" bij de bevrijding te jong waren om overhaast te trouwen, bleken ook de meesten van hen later niet te trouwen met holocaust overlevenden .

In deze gezinnen speelde de holocaust-overlevende een dominante rol en de overige gezinsleden namen een ondergeschikte positie in. Zijn of haar ambities werden hun ambities. Zo kon het gebeuren dat in gezinnen die als ambitie hadden een grote naam voor zichzelf te maken tenminste één kind werd aangespoord om in de voetsporen van de ouder te treden. Hoewel de kinderen trots waren op de prestaties van hun ouders, vertelden ze dat ze zich door hen, behalve op de gebieden die naar duidelijk en voor allen zichtbaar succes leidden, in emotioneel opzicht verwaarloosd voelden.

In tegenstelling tot de nadruk die de ouders legden op het hooghouden van een goede naam, moedigden de ouders in deze groep, die in hun eigen puberteit geen vrijheid gehad hadden vanwege de oorlog/ onbewust semi-delinquent gedrag aan bij hun kinderen in de puberteitsleeftijd en maakten zij gebruik van hun geld en positie om hen te vrijwaren van de konse-quenties.

Sommige mensen in deze groep gebruikten een groot deel van hun karrière om er voor te zorgen-door middel van hun geld en politieke status - dat de lotgevallen van de Joden in de holocaust herdacht zouden worden met goed ge-dokumenteerde informatie en dat men de waardigheid van de slachtoffers zou erkennen. Zij gebruikten hun holocaust-ervaringen als middel om inzicht te krijgen in de wortels van hun genocide/ om wegen te vinden om herhaling te voorkomen en om steun te geven aan onderdrukte bevolkingsgroepen in het algemeen. Ook bij degenen uit deze groep die aktief waren op het gebied van de kunst stond de holocaust centraal.

"Zij die zich er bovenop gewerkt hadden" waren geneigd om de ef-fekten van de holocaust op lange termijn op hun leven en dat van hun kinderen te ontkennen. Ondanks een zekere bereidheid in psychotherapie te gaan - wat een kultureel aanvaarde aktiviteit was - wilden zij zelden spreken over de invloed van de holocaust op hun psychische leven.

Enige implikaties voor de behandeling

De indeling in kategorieën van holocaust-overlevenden, die ik heb voorgesteld, is niet bedoeld om exklusieve prototypen/ die niets met elkaar gemeen hebben/ aan te duiden/ noch om de gemeenschappelijkheid van kernzaken waarmee overlevenden en hun nakomelingen gekonfronteerd worden naar de achtergrond te schuiven. Het is mijn bedoeling om professionele hulpverleners er attent op te maken dat zij mensen niet in één algemene kategorie plaatsen/ namelijk "holocaust-overlevenden"/ van wie verwacht wordt dat zij allemaal "het syndroom van de overlevende" (5) vertonen en dat hun kinderen op gelijke wijze blijk zullen geven van één bepaald "syndroom van het kind van een overlevende". (6) In tegendeel/ de heterogeniteit van rekaties op de holocaust en op na-oorlogse ervaringen in gezinnen met overlevenden benadrukt de noodzaak om de juiste therapeutische interventies aan de verschillende vormen waarin reakties tot uiting komen te koppelen. Er is momenteel empirisch onderzoek gaande om de langs klinische weg verkregen observaties en kategorieën, die in dit artikel besproken zijn, te bevestigen. Dit zal een stimulans betekenen voor het doel om optimale therapie voor

deze bevolkingsgroep beschikbaar te stellen en preventief te kunnen werken. (7)

Bij dit centraal stellen van de relatie tussen holocaust-erva-ringen en na-oorlogse manieren van aanpassing bij gezinnen van overlevenden heb ik een bespreking van gegevens over de vooroorlogse achtergrond - belangrijk voor het verkrijgen van inzicht in de manieren van na-oorlogse aanpassing - achterwege gelaten. Deze zouden de kenmerken en een dynamiek kunnen bevatten, die hun oorsprong hebben in het gezinsleven van de overlevende in het vooroorlogse Joodse leven in Europa, in al zijn heterogeniteit; en demografische faktoren zoals nationaliteit, leeftijd, opleiding, beroep en sociale- - en huwelijksstatus van de overlevende aan het begin van de holocaust. Deze achtergrondinformatie zou in psychotherapie met holo-caust-overlevenden en hun kinderen onderzocht moeten worden om het gevoel van integratie, geworteld zijn en kontinuïteit, dat zo beschadigd is door hun trauma's, opnieuw op te bouwen. En, omdat kinderen van overlevenden de ho-locaust-ervaringen van hun ouders onbewust in hun eigen leven schijnen te herhalen, is het van belang dat deze ervaringen ook met de kinderen tot in details worden nagegaan. (8)

In een recent artikel in Victimology: An International Journal

heb ik erop gewezen dat de langdurige, schadelijke "conspiracy of silence" ten aanzien van nazi-holocaust-ervaringen, die tussen overlevenden en de maatschappij in het algemeen heerste, ook de interaktie tussen hulpverleners en holocaust-overlevenden en hun kinderen heeft,gekenmerkt. (9)

Het artikel bevat een thematisch overzicht van de 13 meest voorkomende reakties. Men is van mening dat deze reakties een verklaring bieden van de interaktie, waarvan therapeuten en onderzoekers, die met overlevenden en hun kinderen gewerkt hebben, verslag hebben uitgebracht. Het onderkennen van deze reakties van hulpverleners op de holocaust en hun interaktie met de verschillende vormen van weerstand tegen psychotherapie die er bij deze bevolkingsgroep bestaan, zal behulpzaam kunnen zijn bij het doorbreken van "het grote zwijgen", waardoor deze mensen betere opvang geboden kan worden.

Algemene konklusies

Hoewel dit artikel de verschillende manieren van aanpassing in gezinnen van holocaust-overlevenden beschrijft, ben ik van mening dat zowel heterogeniteit van reakties als langdurige en inter-generationele effekten in andere bevolkingsgroepen van slachtoffers/overlevenden kunnen plaatsvinden. Inderdaad geven de bevindingen, die hier beschreven zijn, de behoefte aan onmiddellijke opvang op lange termijn aan om langdurige en intergenerationele, pathologische effekten in andere bevolkingsgroepen van slachtoffers/overlevenden te voorkomen.

Ik ben tevens van mening dat deze andere bevolkingsgroepen veel gemeen hebben met holocaust-overle-venden en hun gezinnen wat betreft de implikaties waarbij de tegenoverdracht van therapeuten en de behoefte aan zelfhulp een rol spelen.

Het is zowel interessant als belangrijk om na te gaan welke re-akties en behoeften verschillende bevolkingsgroepen van slachtoffers/overlevenden met elkaar gemeen hebben - overlevenden van andere door de mens veroorzaakte rampen, waarbij sprake is van onderdrukking, vervolging of oorlog, en natuurrampen zoals aardbevingen en overstromingen. Het is tevens mogelijk dat onderzoeken bij holocaust-overlevenden implikaties kunnen hebben, die meer relevant zijn voor individuele onderdrukking dan voor kol-lektieve onderdrukking, zoals slachtoffers van kindermishandeling, mishandeling binnen het huwelijk en verkrachting. Er kunnen ook implikaties zijn voor individuele slachtoffers van natuurlijke trauma's, zoals lichamelijk gehandicapten, terminale zieken en kankerpatiënten. Het preciseren van reakties, zowel die van gezinnen van slachtoffers/overlevenden als van hulpverleners die hen behandelen, moet "het grote zwijgen" waarin hun leven gehuld is doen verminderen.

Noot van de redaktie:

Yael Danieli, The Group project for holocaust survivors and their children, In: Children Today 10 (1981) 5 (Sept./Okt.) p. 11,33

1. Zie bijvoorbeeld: Harvey A.

Barocas, Children of purgatory : reflections on the concentration camp survival syndrome, In: Int.J.Soc.Psychiat. 21 (1975) 2 (Zomer), p. 87-92. Vivian Rakoff, John Sigal and N.B. Epstein, Children and families of concentration camp survivors, In: Can.Ment.Health 14 (1966) 4, p. 24-26. John J. Sigal, D. Silver, Vivian Rakoff and E. Ellin, Some second-generation effects of survival of the Nazi persecution, In: Am.J.Orthopsy-chiat. 43 (1973) 3 (Apr.), p. 320-327. B. Trossman, Adolescent children of concentration camp survivors, In: J.Can.Psychiat.Assoc. 13 (1968) 2, p. 121-125.

2.    Zie: Yael Danieli, Families of survivors of the Nazi holocaust : some short- and longterm effects, In: Stress and anxiety / ed. Charles D. Spielberger. - Washington : Hemisphere Publish.Corp.,

1982. - p. 405-421.

3.    William G. Niederland, Psychiatric disorders among persecution victims : a contribution to the understanding of concentration camp pathology and its after-effects, In: J. Nerv.Ment.Dis. 139 (1964) 5 (Nov.), p. 458-474.

4.    Zie ook: Henry Krystal, Affect tolerance, In : Annual Psycho-anal. 3 (1975). - New York : Int.Universities Press Inc. Idem, Trauma and affect, In: Psychoanal.Study Child 33 (1978). Peter Oswald and Egon Bittner, Life adjustment after severe persecution, In : Am.J. Psychiatr. (1968) (Apr.).

5.    Henry Kristal and William G. Niederland, Clinical observations on the survivor syndrome, In: Henry Kristal (ed.),Massive psychic trauma.

- New York : Int. Universities Press, 1968. - p. 327-348.

6.    Zie bijvoorbeeld: Russell E. Phillips, Impact of Nazi holocaust on children of survivors, In : Am.J.Psychother. 32 (1978) 3, p. 370-378.

7.    Een "master dissertation" van Jac I. Melamed aan het Loyola College, Baltimore en een "doctoral dissertation" van Melanie Rich aan de California School of Professional Psychology, Berkeley.

8.    Yael Danieli, op. cit.

9.    Yael Danieli, Countertransference in the treatment and study of Nazi holocaust survivors and their children, In: Victimology ; an international journal 5 (1980) 2-4, p. 355-367.

Dit artikel is gebaseerd op een lezing die Y. Danieli tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van "The American Psychological Assoca-tion" in 1980 heeft gehouden. Het verscheen onder de ti\tel "Differing adaptational styles in families of survivors of the Nazi holocaust : some implications for treatment" in: Children Today 10 (1981) 5 (Sept./Okt.), p. 6-10, 34-35.

Vertaald door Anja Van der Hart.

1

Yael Danieli/ Ph.D./ is mede-oprichter en direkteur van "The Group Project for Holocaust Survivors and Their Children" in New York City en is als fakulteitslid en supervisor verbonden aan "The National Institute for the Psychotherapies".

Referentie: 
Yael Danieli | 1986
In: Icodo Info , ISSN 0168-9932 | 3 | 4 | december | 19-36