Terug de kast in? Over de impact van discriminatie en geweld in de buurt

Het vernis van de veelgeprezen Nederlandse tolerantie jegens lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders (LHBT’s) vertoont een scherp craquelure. ‘Buurt maakte jacht op Amersfoortse homo’. ‘Lesbisch stel gepest in Assen: “wij zijn emotioneel kapot”’. ‘Transseksueel? Stoeptegel door het raam!’. Deze krantenkoppen illustreren hoe mensen worden bedreigd vanwege hun seksuele gerichtheid of genderidentiteit. Vaak gebeurt dat in het uitgaansleven en op ontmoetingsplaatsen. Maar discriminatie en geweld richt zich ook tegen LHBT’s in hun directe woonomgeving. Hans Moors en Rob Witte gaan in op de specifieke kenmerken en de bijzondere impact van dit fenomeen en vragen zich af hoe een adequate lokale aanpak er uit ziet.

Het is niet niks om bedreigd te worden in je eigen straat of huis. Toch is over deze bijzondere vorm van buurtgeweld weinig bekend. Hoe ontstaan en ontwikkelen zich zulke situaties? Wat voor effecten heeft het op de slachtoffers? En op welke manier interveniëren lokale ketenpartners om te voorkomen, te de-escaleren of te bestrijden? Dit artikel belicht de voornaamste bevindingen uit recent onderzoek.1

 

Een specifiek fenomeen?

Op basis van politieregistraties lijkt het totale aantal geweldsdelicten en bedreigingen gericht tegen LHBT’s landelijk tussen 2006 en 2010 toe te nemen. Na een daling in 2011 steeg het aantal geweldsdelicten en bedreigingen in 2012 weer fors. Waarschijnlijk omdat de registratie meer (politieke) aandacht krijgt. Maar een toename van het aantal incidenten valt niet uit te sluiten. Betrouwbare cijfers over discriminatoir LHBT-geweld in de woonomgeving zijn er niet. Bij antidiscriminatiebureaus worden jaarlijks 25-40 gevallen bekend waarin LHBT’s hun huis uit worden gepest. De recent verschenen Veiligheidsmonitor 2013 onderstreept dat homoseksuelen en lesbiennes zich in de eigen buurt onveiliger voelen dan hetero mannen en vrouwen. Ook blijkt dat zij de kans op slachtofferschap door mishandeling hoger schatten en dat zij inderdaad vaker slachtoffer zijn van geweld en vandalisme. Uit de literatuur blijkt trouwens dat transgenders tijdens hun ‘overgangsperiode’ extra kwetsbaar zijn.

Wat maakt LHBT-geweld in de directe woonomgeving een bijzonder fenomeen? Het is, ten eerste, een vorm van buurtgeweld, gericht tegen de seksuele gerichtheid of genderidentiteit van mensen, die dat ervaren als discriminatie

 

en aantasting van hun wezen. Ten tweede is er sprake van een specifieke locatie: de vertrouwde leefomgeving of eigen woning. Daar doen zich allerlei vormen van meer of minder ernstige overlast, dreiging, verbaal en fysiek geweld voor. Opvallend kenmerk is, ten derde, dat (de dreiging van) geweld tegen LHBT’s in de directe woonomgeving meestal een (lange) voorgeschiedenis heeft in de buurt. In veel situaties werd, om het in een paradox te verwoorden, een bestaand conflict gaandeweg een conflict geënt op het homoseksueel of transgender zijn. Voor zover dat valt vast te stellen, zijn de plegers en hun motieven niet anders te typeren dan bij geweld tegen LHBT’s in het uitgaansleven of op ontmoetingsplekken. Maar geweld in de directe omgeving van de woning lijkt, ten vierde, wel wat vaker te worden gepleegd door autochtone volwassenen. De mensen die worden belaagd, ten vijfde, zijn doorgaans wat ouder, hebben een (vaste) relatie en hechten waarde aan hun woonomgeving. Ten slotte is duidelijk dat conflictbe-trokkenheid in de onmiddellijke nabijheid van de eigen woning een krachtige impact heeft op de slachtoffers en verhoudingsgewijs vaker leidt tot serieuze emotionele problemen.

In onze casuïstiek kwamen we drie vormen van schokkende ervaringen tegen bij slachtoffers, die min of meer gelijktijdig aan de orde zijn. Mensen voelden zich getraumatiseerd: 1) omdat het (dreigende) geweld gericht was tegen de seksuele of genderidentiteit (de ervaren eigenheid); 2) vanwege de locatie van het geweld (in de woonomgeving waar men zich veilig wil voelen); 3) vanwege het veelal langdurige en continue karakter van de dreiging c.q. het geweld. Precies dit samenvallen van schokkende ervaringen maakt LHBT-geweld in de directe woonomgeving tot een specifiek fenomeen.

Reacties en behoeften van slachtoffers

Natuurlijk reageert ieder mens anders in ge-weldsituaties. In onze casuïstiek zijn we vooral tegengekomen dat veel slachtoffers zich in eerste instantie aanpassen aan de situatie. Ze gaan zich bijvoorbeeld anders uiten of mijden bepaalde plekken op weg naar huis of zelfs in huis. De dominante reacties van slachtoffers zijn te categoriseren als terugtrekking (veel slachtoffers zien uiteindelijk geen uitweg dan verhuizing) en verzet en protest (de juridische ‘gang naar Canossa’ en/of het bewust opzoeken van de media). Zelfverdediging zijn we nauwelijks tegengekomen. Wel zijn dikwijls camera’s opgehangen. De slachtoffers hebben vooral behoefte aan (het herstel van) veiligheid (primaire behoeften). Dat is lastig te realiseren, juist omdat de geweldssituatie zich zo sluipend en zo langdurig voordoet. Velen zijn daarnaast vooral op zoek naar een aanpak, die aan hun emotionele behoeften tegemoet komt. Ze willen aandacht voor en erkenning van zichzelf als slachtoffer en van hetgeen is gebeurd. In de praktijk gebeurt dat vaak onvoldoende. De discriminatie achter het geweld is moeilijk aan te tonen vanuit een strafrechtelijk perspectief. Om die reden volgen politie en openbaar ministerie aangiften niet op, hoe sterk betrokkenen die discriminatie ook ervaren en beklemtonen. Bovendien worden geweldsincidenten in de woonomgeving vaak niet in verband gebracht met seksuele gerichtheid of identiteit, maar simpelweg ‘weggeschreven’ als een geweldsincident.

Sommige slachtoffers uit onze casuïstiek probeerden aanhoudend hun gelijk te krijgen via het strafrecht - een buitengewoon langdurig en belastend proces. In de praktijk blijken plegers echter zelden of nooit te worden veroordeeld vanwege discriminatie, hoewel het de slachtoffers daar nu juist wel om gaat. Dit ‘vastbijten in het recht’ lijkt sterker, naarmate slachtoffers ervaren dat ‘instanties’ onvoldoende met hun emotionele behoeften rekening houden. In een aantal gevallen zagen we dat slachtoffers de media opzochten, dikwijls als een middel om bij gemeenten een oplossing af te dwingen. Ongeacht of dit middel nu succesvol was of niet, het bleek dat de media-aandacht hen vooral overdonderde. En de ervaren spanning - bij henzelf én in de buurt - nam toe. Praktische en financiële behoeften kwamen we in ons onderzoek vooral tegen in de afronding van zaken, namelijk als er sprake was van (gedwongen) verhuizing.

Wat kunnen gemeenten, politie en buurtprofessionals doen?

De LHBT’s die in en om hun huis te maken kregen met discriminatie en geweld, bleken dikwijls teleurgesteld in de manier waarop politie en gemeente met hun zaak omgingen. Zij ervoeren dat hun seksuele identiteit als aanleiding voor de ontstane conflictsituatie werd getrivialiseerd. De discriminatie waarvan in hun ogen sprake was, werd onvoldoende serieus genomen. Inderdaad bestond in vrijwel elke bestudeerde casus twijfel bij gemeente, politie en/of professionals in de buurt over het discriminerende karakter van het geweld. Of deze twijfel terecht was of niet, er werd zodoende betrekkelijk gemakkelijk voorbij gegaan aan de behoefte van slachtoffers aan erkenning van hun kijk op het conflict.

 

 

Een transgender woont in een flat in een buitenwijk van een grote stad. Vanuit haar werk reist ze met de bus naar huis en stapt uit bij een winkelcentrum. Drie straten verderop is haar woning. Bij het winkelcentrum hangt regelmatig een groepje jongeren, die haar sinds een paar maanden naroepen en uitjouwen. Eerst was het over als ze de hoek om was, maar later bleven ze haar soms achtervolgen. Dat beangstigde haar. Enkele weken geleden bleef een aantal jongeren roepend achter haar aan lopen. Op een gegeven moment vlogen kiezelstenen langs haar over de stoep. Ze nam toen een andere ingang van het flatgebouw om niet prijs te geven waar ze woont. Toch kon ze twee dagen daarna niet voorkomen dat een van de jongeren door de ramen van de hal keek hoe ze de lift instapte. Voor alle zekerheid stapte ze uit op een andere verdieping dan waar ze woont en ging later met de trap naar haar eigen verdieping. Vanuit haar woonkamer zag ze soms het groepje jongeren hangen op het grasveld voor de flat. Voordat ze nu de lichten thuis aandoet, controleert ze of de gordijnen aan de voorkant dicht zijn, zodat de jongeren niet zien dat ze thuis is.

 

 

 

Uiteraard is er in Nederland een landelijke kader voor interventies, namelijk de wetgeving omtrent discriminatie en de aanwijzingen van het College van Procureurs Generaal. Maar zoals gezegd is daar voor LHBT-slachtoffers van buurtgeweld weinig te halen. In de praktijk is het belang van een adequate lokale aanpak van buurtspannin-gen en -conflicten groter. Een centrale rol in de aanpak is weggelegd voor de wijkagent. Zowel diens houding ten aanzien van buurtgeweld als jegens slachtoffers is belangrijk. Daarnaast bepaalt de kwaliteit van zijn/haar lokale netwerk het handelingspotentieel om te kunnen anticiperen op en omgaan met ervaren discriminatie en geweld in de buurt. In die ketensamenwerking is de rol van gemeentelijke wijkteams belangrijk, net als die van woningcorporaties (in het geval dat slachtoffers een woning huren), in escalerende situaties aangevuld met directe sturing door de burgemeester. Omdat de conflictsituatie zich vaak langdurig opbouwt, is het cruciaal dat wijkagenten en wijkteams LHBT-geweld in de woonomgeving niet louter opvatten als een reeks van losse incidenten, maar de achtergronden ervan bij hun oordeelvorming, bejegening en handelen betrekken.

Terug de kast in? Het klinkt misschien logisch dat de slachtoffers meestal verhuizen. Dat is het natuurlijk niet, integendeel. Het is een belastende en vaak kostbare aangelegenheid, die indruist tegen elk gevoel van rechtvaardigheid. Maar dikwijls kan het niet meer anders. Dat is deels het gevolg van niet of laat melden. De meldings- en aangiftebereidheid van LHBT’s moet beter om handhaving en hulpverlening hun werk te kunnen laten doen. Tegelijkertijd constateren we dat gemeenten en politie weinig investeren in systematische vroegsignalering in de buurt. Hierdoor worden escalatiemomenten gemist en zijn alternatieven als buurtbemiddeling niet meer mogelijk. En juist ‘aan de voorkant’ is de meeste winst te behalen. Net als bij het schoonmaken van de vernislagen op een duister berookt schilderij.

1 Witte, R. & Moors, H. (m.m.v. S. van Bon) (2014). ‘Gestreden als Don Quichotte tegen windmolens’. Onderzoek naar geweld tegen burgers vanwege hun seksuele gerichtheid of genderidentiteit in hun directe woonomgeving. Tilburg: Lokaal Centraal.

HANs Moors en RoB WiTTE werken bij Lokaal Centraal - Expertgroep Maatschappelijke Vraagstukken (www.lokaal-centraal.com). Hans Moors is tevens redactielid van Cogiscope.

Referentie: 
Hans Moors, Rob Witte | 2014
In: Cogiscope, ISSN 1871-1065 | 11 | 2 | juli | 10-13
Trefwoorden: 
beleid, discriminatie, emoties, gemeenten, gender, geweld, identiteit, interventies, LHBT's, mishandeling, Onderzoek, politie, psychosociale gevolgen, seksuele minderheden, slachtoffers, wonen, Woonomgeving, zorgbehoefte