Een uitgesteld eerbetoon in een Indonesisch pretpark

 

Verzetsman Vic Toers Bijns werd tijdens de Tweede Wereldoorlog in Indonesië door de Japanners geëxecuteerd. Kleinzoon Onno Sinke bezoekt voor het eerst zijn graf en beschrijft wat dat met hem doet.

 

 

Al zeker vijfenveertig minuten ben ik in de wc van de lobby van het hotel bezig mij aan te kleden. Overhemd in de broek? Nee, eruit. Erin, eruit. Erin besluit ik uitein­delijk. Wie voor het eerst het graf van zijn opa bezoekt, moet er netjes uitzien; ook al heb ik het veel te warm in mijn dikke kleren. Die kolonialen gingen in de verzen­gende hitte toch ook naar buiten in hun tropenuniform? Dan moet ik het ook kunnen. Net met het vliegtuig in Jakarta aangekomen, wil ik direct door naar zijn graf. Ik heb geen tijd om te acclimatiseren.

 

 

Ik loop op een strook gras naast de snelweg langs metershoge reclameborden voor mooie vakantiebestemmingen, attracties en lekker eten naar de ingang van Ancol Dreamland. Het ereveld met mijn opa’s graf ligt tegenwoordig in een groot pretpark waar Indonesi­ërs komen om een dagje uit te gaan. Om bij zijn graf te komen, moet ik entree betalen voor het pretpark. Later hoor ik dat de directie van het pretpark geen uitzonde­ring wil maken voor de bezoekers van het ereveld omdat men bang is dat er misbruik van zal worden gemaakt.

 

 

Mijn oom noemde Indonesië ooit ‘het land waar ik het meest nooit ben geweest’. Een citaat dat ook voor mij opgaat. Beide hadden we zo onze eigen redenen om een bezoek uit te stellen. In mijn geval: het was te duur, ik wilde er niet alleen heen, ik wilde eerst mijn familiegeschiedenis uitzoeken. Maar was dat de echte reden? Zag ik niet gewoon op tegen de confrontatie met de trieste oorlogsgeschiedenis van mijn familie?

 

 

‘Geëxecuteerd Antjol’

Ik neem een busje bij de entree van het park dat de bezoekers naar de attracties brengt. Vol is het niet: een paar jongetjes van twaalf, een moeder met kind. We rijden langs neprotsen, het Allianz ecopark, Atlantis water adventures. Halverwege moet ik overstappen. Bij de halte kijk ik op een kaart. Ik ben op de goede weg: na de ‘banana boat’ en de ‘donut boat’, maar voor het ‘Ancol Alive museum’ is het ereveld.

 

 

Een tweede busje brengt me naar de juiste plek. Vlak voor het sierlijke hek met ijzeren spijlen en een Neder­landse leeuw ga ik op de grond zitten. Mijn overhemd zit niet goed. Keer op keer probeer ik het goed in mijn broek te stoppen zodat het niet te veel plooit en tegelij­kertijd prettig zit. Dan bel ik aan. Als de poort open gaat, zie ik tientallen witte kruisen, vele slechts voorzien van de aanduiding ‘geëxecuteerd Antjol’, anderen met één enkele of meerdere namen. Er omheen bomen, strui­ken en bloemen, vooral veel bloemen. In de verte een monument.

 

 

Samen met Dicky Purwadi, de opzichter die met zijn jonge gezin op het ereveld woont, ga ik in de pendopo - een open paviljoen - voor het ereveld zitten. ‘Bij de hemelboom aan de zijkant van het veld zijn vele hon­derden executies uitgevoerd’, vertelt hij. ‘De rest van de meer dan tweeduizend geëxecuteerden die hier liggen zijn na de oorlog van andere plekken in Indonesië overgebracht.’ Mijn opa Vic Toers Bijns moet bij dus bij die boom zijn geëxecuteerd. Preciezer gezegd: onthoofd. Hij ligt nu in een verzamelgraf met elf anderen omdat afzonderlijke identificatie niet meer mogelijk was. Tij­dens de oorlog was dit een afgelegen plek. Waar nu het ereveld is, was een vloedbos, een tropisch moeras, waar de zee vrij spel had. Het was met opzet door de Japan­ners uitgekozen om hun sporen uit te wissen.

 

 

‘Een doofstomme bewaker van een Chinees tempeltje in de buurt zag elke week een vrachtauto komen’, vertelt Purwadi. ‘Hij vroeg zich af wat de Japanners daar deden. Na de oorlog vroegen de Britten – die als eerste geallieerden op Java aankwamen - naar de slachtoffers. De bewaker wees hen de weg naar de plek waar de Japan­ners hun executies hadden uitgevoerd. De lichamen zijn gevonden waar nu het monument staat.’

 

 

‘Happy’

Op 14 september 1946 werd het ereveld officieel inge­wijd. Elie, de zus van mijn opa, was er bij en schreef over de ceremonie aan Riet, mijn oma: ‘Toen begon na de komst van Dr. v. Mook de dienst. Saluutschoten knalden, een rilling gaat langs je lijf en je denkt: “Vick heeft dit altijd prachtig gevonden.” Daarna tromgeroffel op omfloerste trommen, had je ’t maar mee kunnen maken Riet, ’t snijdt je door de ziel, maar ’t is ’t waard. (…) We hebben voor jou ook bloemen gelegd Riet, ik heb er bij gedacht dat hij toch moest kunnen zien, dat we hem niet vergeten waren.’

 

 

Ook ik wil hem laten weten dat hij nog niet vergeten is en leg bloemen bij zijn graf. Net als ik bij het ver­zamelgraf ga zitten, begint mijn maag te knorren, nog helemaal ingesteld op het Nederlandse ritme. Hoe vervelend het ook is, zo kan ik de plek niet rustig op me laten inwerken. Nu komt het goed uit dat het ereveld omgeven is door een pretpark. Vlakbij bevindt zich Ancol Beach City, een groot winkelcentrum.

 

 

Na het eten loop ik terug naar het ereveld en hoor ik luide muziek. I’m a hot air balloon that could go to space. With the air, like I don’t care baby by the way. Waar komt dit in godsnaam vandaan? Toch niet van het ereveld? Because I’m happy. Clap along if you feel like a room without a roof. Dat de tuinman van het ereveld muziek wil luisteren tijdens zijn werk begrijp ik, maar zo luid? Because I’m happy. Clap along if you feel like happiness is the truth. Because I’m happy… Geïrriteerd vraag ik de tuinman bij de poort naar de muziek. Met een brede glimlach wijst hij naar het winkelcentrum.

 

 

Op de tonen van Happy van Pharrell Williams loop ik naar de hemelboom, de boom waar mijn opa op 12 december 1944 met de leden van zijn verzetsgroep is onthoofd. Het is inmiddels midden op de middag. De zon brandt, het zweet gutst langs mijn rug. Met alle macht probeer ik me voor te stellen wat hier gebeurd is. Ik wil mijn opa dichtbij voelen. Maar het lukt niet. Ik kan alleen maar denken aan schaduw. Happy, come on, bring me down. Love is too happy to bring me down. Kom op, concentreer je. Because I’m happy. Clap along if you feel like a room without a roof. Ik geef het op, ik moet even de schaduw opzoeken van de pendopo.

 

 

Satéverkoper

In de koelte dwalen mijn gedachten af naar mijn opa. Na de capitulatie van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) op 8 maart 1942 werd hij krijgsgevan­gen genomen. Hij wist te ontsnappen en voer met een prauw van Sumatra naar Java waar hij zich in Bandoeng aansloot bij een verzetsgroep. Deze kon zich door alle gegevens die hij had meegenomen een goed beeld vormen van de situatie op Sumatra. Vervolgens werd hij naar Batavia - het huidige Jakarta gestuurd - om de rivaliserende Molukse verzetsgroepen dichter bij elkaar te brengen.

 

 

De verzetsgroep Wernink, waar hij zich in Batavia bij aansloot, hield zich onder andere bezig met het verza­melen van strategische inlichtingen en wapens en de voorbereiding van ondergrondse acties om de geallieer­den te helpen bij een invasie. Mijn opa was zo donker dat hij gemakkelijk kon opgaan in de Indonesische samenleving. ‘Als Indonesische satéverkoper kon hij urenlang gehurkt op zijn klanten wachten en ondertus­sen scherp uitkijken als hij iets te weten wilde komen van de jap’, schreef een van zijn medewerkers na de oorlog.

 

 

Maar de Kempeitai, de beruchte Japanse militaire politie, begon eind 1942 de structuur van de verzetsgroep te begrijpen. De leden van de groep werden vervolgens opgejaagd. De een na de ander viel in handen van de Kempeitai en werd onderworpen aan gruwelijke marte­lingen. In juni 1943 werden mijn opa en Wernink door verraad uiteindelijk ook gearresteerd.

 

 

Ik loop uit de pendopo naar de dijk die het ereveld omsluit en kijk uit over de zee. Tot 2010 overstroomden de graven jaarlijks. Precies daarom hadden de Japanners deze plek uitgekozen. Niets mocht meer herinneren aan wat er hier gebeurd was. Ik denk aan de dichtregels van Laurence Binyon die op de hemelboom staan:

 

 

They shall grow not old, as we that are left grow old:

Age shall not weary them, nor the years condemn.

At the going down of the sun and in the morning

We will remember them.

 

 

En ik realiseer me: hiérvoor ben ik gekomen. De hitte, het lawaai, ik neem het allemaal voor lief. De poging om te herdenken, dat is alles wat telt.

 

Referentie: 
Onno Sinke | 2018
In: Impact magazine: over de psychosociale gevolgen van ingrijpende gebeurtenissen, ISSN 2543-2591 | [2] | 2 | juli | 24-26
Trefwoorden: 
derde generatie, erebegraafplaatsen, Ereveld Ancol, herdenkingen, herdenkingsreizen, Indisch verzet, Indonesië, Nederlands-Indie, Tweede Wereldoorlog (1939-1945), verzet, verzetsbewegingen, verzetsdeelnemers, verzetsgroep