Morele moed : Frans van Hasselt, verzetsleider tegen wil en dank

De wereld is in beroering na de Brexit, de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten en de mogelijke winst van populisten als Geert Wilders en Marine le Pen. Xenofobie, nationalisme en discriminatie zijn (weer) nadrukkelijk aanwezig in het maatschappelijk debat. Iedereen moet voor zichzelf bedenken waar de grens ligt en wanneer hij zijn stem verheft. Het voorbeeld van de Delftse student Frans van Hasselt kan misschien als inspiratie dienen. Hoewel hij niet het prototype was van de verzetsheld, speelde hij een doorslaggevende rol bij de eerste massale staking in Nederland tijdens de Duitse bezetting.

 

Het was 23 november 1940, koud, tegen het vriespunt aan. Toch trotseerden honderden studenten van de Technische Hogeschool Delft de kou om ‘s ochtends om 11 uur het afscheidscollege bij te wonen van de joodse hoogleraar rechten Carel Josephus Jitta. Een dag eerder hadden Jitta en vijf andere Joodse docenten van de Technische Hogeschool te horen gekregen dat zij, net als de Joodse ambtenaren elders, op bevel van de Duitse bezetter hun werk moesten neerleggen. Het was voor het eerst sinds de capitulatie van het Nederlands leger op 15 mei 1940 dat de nazi’s ingrepen in het hoger onderwijs. Bij de stapsgewijze nazificering van de Nederlandse samenleving die de Duitse bezetter voor ogen had, lag het accent op het onderwijs, de media en de kunsten. Die zaterdag in november vulden honderden rumoerige studenten de grote hal en de brede hardstenen trap van het gebouw van Weg- en Waterbouwkunde van de Technische Hogeschool Delft aan het Oostplantsoen. Maar ze waren voor niets gekomen. Op de deur van de collegezaal hing een briefje dat het college niet doorging. Op de overloop halverwege de trap, met achter hen de metershoge glas-in-loodramen, stelden de vijf bestuursleden van de studievereniging Practische Studie zich naast elkaar op. Voorzitter Frans van Hasselt, een jongen met een markante kop, die vanwege zijn haviksneus de bijnaam Pinokkio had, kreeg een duwtje van een van zijn collega’s en deed een stap naar voren om enkele woorden te zeggen.

Een grote fantasie

Van Hasselt was op dat moment 27 jaar, een gevoelige jongen met een grote fantasie, afkomstig uit een ingenieursfamilie. Opgewekt, sociaal, maar ook iemand die overtuigd was van zijn eigen gelijk en scherp uit de hoek kon komen. Een conservatief in hart en nieren. Niet uit angst voor verandering, maar uit verbondenheid met het verleden. Zijn familie woonde al eeuwenlang in de streek rond Zutphen, waar zij het landgoed Empe bezat. Met zijn hang naar traditie en de daarmee gepaard gaande aristocratische levensstijl, paste hij goed bij het Delftsch Studenten Corps. Zijn actieve deelname aan het verenigingsleven had gezorgd voor een flinke vertraging in zijn studie. Hoewel hij al in 1932 in Delft was aangekomen, was hij in 1940 nog niet klaar met zijn studie. Doordat hij ouder was dan de meeste andere studenten, was hij voorzichtiger en ging hij meer doordacht te werk. Een paar maanden voor zijn toespraak vertelde hij aan een vriend dat zijn huisgenoten hem steeds vroegen mee te doen met verzetsactiviteiten. Maar, zei hij dan: ‘Ik doe het niet. Ik ken mezelf, als ze mij gaan martelen, dan vertel ik binnen vijf minuten alles wat ik weet.’ Voorzichtig als hij was, moet hij zich in elk geval bewust zijn geweest van het risico om een toespraak te houden bij de schorsing van de Joodse docenten. Van tevoren had hij aan twee Delftse hoogleraren advies gevraagd. Beiden hadden hem afgeraden om een woord van protest uit te spreken.

Sterk persoonlijk geloof

Toch besloot hij te spreken. Hij was geen vechter, niet het prototype van een verzetsheld volgens zijn vrienden en familie, maar durfde wel op te komen voor zijn principes, ingegeven door een sterk persoonlijk geloof. ‘Ik geloof, dat ik niet met mijn leven doen mag wat ik wil, maar slechts datgene wat God ermee wil. […] Ik geloof dat als ik altijd volgens mijn geweten handel, ik Gods wil ten uitvoer breng’, had hij voor de oorlog geschreven. Van Hasselt richtte het woord tot zijn muisstille medestudenten. Hij drukte hen op het hart om zich rustig te houden. Vervolgens riep hij de ontzetting en het verdriet in herinnering die velen hadden gevoeld toen zij hoorden dat Josephus Jitta geen college meer mocht geven. Van Hasselt sloot zijn korte toespraak af met twee zinnen uit het Mattheüs-evangelie: ‘Zalig zijn, die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Zalig zijn, die vervolgd worden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der Hemelen.’ Na afloop van zijn toespraak klonk een oorverdovend applaus. Enkele studenten schreeuwden wat, anderen hieven het Wilhelmus aan, maar werden door hun medestudenten tot zwijgen gemaand. Spontaan kwam het idee op om de week daarna te staken. Via de aanwezige studenten verspreidde het stakingsparool zich dat weekeinde over heel Delft. De maandag daarop werd bij het station in Delft en het eindpunt van de tram op de Zuidwal ‘gepost’, om de studenten die van buiten de stad kwamen op de hoogte te brengen van de staking.

Nasleep staking

Het aantal studenten dat naar college ging, was uiterst gering. Het detachement van de marechaussee dat later op de dag naar Delft werd gestuurd om de orde te herstellen, kon onverrichter zake naar huis. De eerste staking tegen de Duitse bezetter in Nederland mocht dan ook met recht een succes worden genoemd. Nog dezelfde dag werd de Technische Hogeschool door de Duitsers gesloten. In Amsterdam, Utrecht en Wageningen protesteerden die maandag verschillende hoogleraren op college tegen de anti-Joodse maatregel. Overal was de verontwaardiging groot, maar bijna nergens kwam het tot een staking. Alleen in Leiden ging men de dag erna, op 26 november, over tot staking na de rede van de hoogleraar rechtsgeleerdheid R.P. Cleveringa. Cleveringa werd vlak na zijn toespraak gearresteerd door de bezetter, maar werd na enige tijd weer vrijgelaten. Van Hasselt bleef voorlopig op vrije voeten. In de zomer van 1941 werd Van Hasselt opgepakt op zijn vakantieadres in Voorst. Niet vanwege zijn toespraak, maar vanwege zijn vriendschap met een Delftse student die een verrader had geliquideerd. Via de strafgevangenis in Scheveningen - het ‘Oranjehotel’ genoemd vanwege de vele daar gevangen gehouden verzetsstrijders - werd hij met vele andere Delftse studenten afgevoerd naar Kamp Amersfoort. Vandaar werd hij gedeporteerd naar het concentratiekamp Buchenwald als zogenaamde Schützhaftling, een categorie gevangenen die de SS zonder vorm van proces voor onbepaalde tijd preventief in hechtenis hield. Daar overleed hij op 10 september 1942.

Ter inspiratie

De strategie van de nazi’s was er op gericht om stapsgewijs de Nederlandse samenleving te nazificeren. Vaak stuitten de maatregelen mensen tegen de borst, maar leken ze ook weer niet zo belangrijk dat men het verantwoord achtte om juist vanwege die stap in verzet te komen. Zo bereikten de nazi’s uiteindelijk in veel gevallen hun doel. Zoals het Delftse studentenverzetsblad De oprechte Delftenaar het in 1941 treffend verwoordde: ‘Uit de handen der nazi’s valt op den duur niets te redden, behalve het eigen karakter.’ Frans van Hasselt komt de eer toe dat hij tijdens de Duitse bezetting als een van de eersten in Nederland zijn geweten volgde en zijn stem liet horen. Zijn morele moed kan als inspiratie dienen in het huidige tijdsgewricht.

 

Referentie: 
Onno Sinke | 2016
In: Cogiscope : tijdschrift over gevolgen van schokkende gebeurtenissen, ISSN 1871-1065 | 13 | 4 | december | 6-8
Trefwoorden: 
antisemitisme, bezetting, discriminatie, nationalisme, nazisme, politiek, studenten, Tweede Wereldoorlog (1939-1945), verzet
Affiliatie auteur(s):