Mijn vader moest zo nodig joodse kinderen redden

Hinke Douma (56) is de dochter van dominee Rinze Douma, een verzetsstrijder die in Bergen-Belsen omkwam. Behalve trots is ze ook boos dat haar ouders grote risico’s namen in de oorlog, terwijl ze toen vier kleine kinderen hadden. Die boosheid is lang ondergronds gegaan.

‘Twee jaar geleden kon ik het pas. Toen heb ik in de kerk in Emercompascuüm waar mijn vader dominee was een toespraak gehouden. In diezelfde kerk waar een plaquette ter nagedachtenis aan hem hangt. Ds. Rinze Douma, verzetsstrijder, in maart 1945 omgekomen in het concentratiekamp Bergen-Belsen. Ik heb de mensen verteld wat er met ons is gebeurd. Dat mijn moeder niet in staat was haar verdriet te delen, niet met ons en niet met de gemeente.

Binnenkort sluit ik een therapie af van elf jaar, bij een joodse psychiater die gespecialiseerd is in de behandeling van oorlogsslachtoffers. Bij hem was er eindelijk ruimte voor mijn boosheid die altijd ondergronds was gegaan. Wij kinderen van verzetshelden moesten trots zijn op iemand die voor het vaderland was gestorven. Natuurlijk ben ik trots. Maar tegelijk vind ik het ook volkomen onverantwoord om als ouders van vier kleine kinderen in het verzet te gaan. Heeft mijn vader er nooit over nagedacht dat mijn moeder, een moeilijke en lichamelijk zwakke vrouw, niet in staat was vier kinderen alleen op te voeden, mocht hem wat overkomen? Wat kinderen van verzetsmensen en NSB’ers verbindt: onze ouders hadden het kunnen laten. Joodse ouders hadden geen enkele keuze. Dat heb ik ook wel eens in een gemengde groep van oorlogskinderen gezegd: verdomme, hij moest zo nodig joodse kinderen redden. Hij had beter ons kunnen redden. Nou, dat vonden die joodse oorlogskinderen helemaal niet leuk om te horen.

De term onderdduikkinderen wordt altijd geassocieerd met joodse kinderen. Maar wij moesten óók onderduiken toen vader in juni 1943 werd gezocht door de Duitsers. Ik ben eerst samen met een zusje en daarna alleen bij pleegouders ondergebracht.

Het basisgevoel van kinderen van verzetsstrijders: jij was niet belangrijk genoeg om voor te zorgen. Als je daar niet boos over mag zijn, wordt ook je verdriet geblokkeerd en kun je niet rouwen. Voordat ik professionele hulp zocht, kwam mijn weggestopte woede over de oorlog er op allerlei andere gebieden uit. Eindeloos ruzie maken, tekeer gaan tegen alles en iedereen. Ik werd onmogelijk in de omgang. Ik had een drukke baan in het onderwijs en in 1984 ben ik overspannen geraakt. Ik sloeg echt op tilt. Was overal bang voor. Ik vroeg me toen af: heb ik problemen omdat ik zonder vader ben opgegroeid of heeft het toch allemaal met de oorlog en de onderduik te maken? Via de Stichting 1940-1945 ben ik doorverwezen naar het ICODO. Zij hebben mij op het spoor gezet van mijn huidige therapeut. Eerst kreeg ik ondersteunende therapie van hem, daarna ben ik bij hem in analyse gegaan. Hij heeft met mij stukje bij beetje mijn familiegeschiedenis ontrafeld.

* Anke Manschot is redactrice van maandblad Opzij.

 

Ik was vier toen mijn vader uit mijn leven verdween. Zijn leven en dood waren een soort familiegeheim. Wij kinderen voelden feilloos aan dat we niet over hem mochten praten, want dan ging moeder huilen. Het enige wat ik van mijn vader wist: hij was een held, een heilige. Een van de eerste opmerkingen van mijn therapeut was: “Nou dan zal hij thuis wel heel vervelend zijn geweest. Ieder mens heeft een portie chagrijn die hij ergens kwijt moet.” Samen met mijn broer ben ik op zoek gegaan naar sporen van mijn vader. Een vroegere buurman uit Emmercompascuüm vertelde dat vader een sociaal-bewogen mens was die de gemeenteleden vanaf de kansel opriep tot verzet. Hij zou ook onderduikadressen voor joodse kinderen hebben geregeld en bonkaarten hebben verzorgd voor onderduikers. Ook moet hij tot diep in de nacht hebben gesproken met verzetsmensen die in gewetensnood kwamen, bij voorbeeld als er een verrader moest worden geliquideerd. Hij zou ook bemiddeld hebben als er conflicten waren tussen illegale groepen. Hij moet een man met een groot geestelijk overwicht zijn geweest. Later kwam ik ook nog op het spoor van een predikant die met hem in het kamp zat. Ik heb die man niet meer opgezocht. Ik dacht toen: het is vijftig jaar geleden, wat wil ik nou eigenlijk nog meer weten? Bovendien moet je alle verhalen ook nog checken, het is al zo lang geleden.

 

Mijn ouders blijken al heel vroeg de gemeente via een open brief te hebben laten weten dat ze bereid waren een offer te brengen. Ik denk dat ze beseften waartoe dat zou kunnen leiden. Wat ze toen niet konden weten - en dat is maar goed ook, want anders was niemand in het verzet gegaan - was dat die kleine kinderen van hen mensen met trauma’s zouden worden. Drie van hun vier kinderen hebben professionele hulp gezocht. Mijn moeder heeft nooit hulp willen hebben. Ze bleef haar hele leven de weduwe van een verzetsheld, maar aan het rouwproces is zij nooit begonnen. Zij zei altijd: ik hield teveel van die man, daarom nam God hem weg. Van die boodschap heb ik veel last gehad. Ik was altijd bang dat mijn kinderen dood zouden gaan. Als iemand een halfuur te laat is op een afspraak, stel ik al de begra-fenislitürgie op. Pas enkele jaren geleden heb ik met mijn moeder kunnen praten over wat de oorlog voor ons betekend heeft. Ze zei helemaal overstuur: heb ik dan alles verkeerd gedaan? Mijn schoonzusje heeft toen de wijze woorden gesproken: je hebt het zo goed mogelijk gedaan, maar toch zijn je kinderen beschadigd. Dat bleek de openingszin om met mijn moeder te kunnen praten. De term good enough parents van Bruno Bettelheim spreekt me enorm aan: ouders die het zo goed mogelijk hebben gedaan. Mijn moeder vond net zoals mijn vader dat ze verplicht was Gods uitverkoren volk dat vervolgd werd, te helpen. Ze

heeft mijn vader dus nooit van iets weerhouden. Zelf heeft ze ook geheime papieren vervoerd. Steeds beter zie ik in dat mijn moeder het ook niet gemakkelijk heeft gehad in haar leven. Op haar twaalfde verloor ze haar moeder. En daarna ook nog haar man, haar enige toeverlaat. Om mij te helpen het verleden te verwerken, heeft ze me een jaar voor haar dood het dagboek laten lezen waarmee ze begonnen is toen mijn vader in juni 1944 werd opgepakt. Daaruit komt een warme vrouw naar voren die echt van haar man en kinderen hield. Toen ze 13 juni 1945 het bericht kreeg dat mijn vader het kamp niet had overleefd, is ze abrupt met dat dagboek gestopt. Er waren geen woorden meer voor haar verdriet.

Hoewel ik nauwelijks herinneringen heb aan mijn vader, herken ik me toch meer in hem dan in mijn moeder. Ik ben net als hij een heel strijdbaar mens. Zo heb ik er echt voor gevochten, in het belang van mijzelf maar ook van anderen, om als oorlogsslachtoffer erkend te worden. Ik krijg nu een uitkering via de WUV en ook mijn therapie is helemaal betaald. Ik heb ook een groep opgericht voor kinderen van verzetsdeelnemers. Omdat wij geen basisvertrouwen van huis uit meekregen, konden we dat ook niet aan onze kinderen doorgeven. Mijn kinderen zijn zo kien geweest om eerst in therapie te gaan voordat ze een gezin stichten. Als ik nu op tv beelden van Joegoslavië zie, verdoolde moeders die hun man kwijt raakten, denk ik altijd: die moeders moeten nu meteen gesteund worden. Hulp krijgen waar het in mijn jeugd zo aan heeft ontbroken. Niet iedereen was trouwens blij met mijn therapie. Mijn huwelijk is in 1988 op de klippen gelopen omdat mijn man het niet kon verkroppen dat ik iemand anders mijn vertrouwen schonk. Mijn ex is twaalf jaar ouder dan ik. Ik heb me wel eens afgevraagd of mijn huwelijk met een oudere man te maken had met het feit dat ik een vaderfiguur zocht.

Ik dacht altijd heel naïef dat een therapie je helemaal zou genezen. Maar wat beschadigd is, blijft. Ik vergelijk oorlogskinderen wel eens met defecte eendjes. Gezonde eendjes hebben een vetklier in de nek waardoor ze blijven drijven. Bij ons is die vet-klier niet geactiveerd en daardoor heb je het gevoel dat je steeds zinkt. De schrijfster Mischa de Vreede zei onlangs in een interview: “Ik houd van beschadigde mensen. Dan zie je pas hoe mooi ze zijn.” Het positieve van mijn beschadiging is dat ik dank zij de therapie oneindig meer begrip voor andere mensen heb gekregen.’

Referentie: 
Anke Manschot | 1995
In: Icodo Info , ISSN 0168-9932 | 12 | 3-4 | december | 77-79
Trefwoorden: 
kinderen, verzet