Koffer vol ellende en hoop

Thuis in mijn werkkamer staat een grote, oude hutkoffer. Daarin hebben mijn broer en ik de geschiedenis van onze ouders bijeengebracht, zoals die tevoorschijn kwam toen wij na hun overlijden het huis ontruimden. Ze waren allebei twintig toen de oorlog uitbrak. Verliefd en verloofd, maar niet op elkaar, want ze kenden elkaar toen nog niet.

 

Als je de foto’s en brieven bekijkt zie je onbezorgde levens. Maar een paar jaar later bestond mijn moeders verloofde niet meer. Toen ze tevoorschijn kwam uit haar onderduik, ontdekte ze dat hij uit een Zwitsers interneringskamp was ontsnapt om naar Engeland te gaan. Hij werd verraden en vermoord in Treblinka. Ook mijn vaders eerste echtgenote, bestond niet meer. Samen waren ze in 1942 uit Amsterdam vertrokken naar de Joods Psychiatrische inrichting het Apeldoornsche Bos. Samen zijn ze de avond voor de ontruiming door de Gestapo ontsnapt, ondergedoken, verraden en afgevoerd naar het concentratiekamp. Hun in Auschwitz geboren baby werd onmiddellijk vergast, en ook zij haalde het einde van de oorlog niet. Wij vonden een brief van een ooggetuige die tot in het afschuwelijkste detail vertelde hoe dit allemaal in zijn werk is gegaan. Mijn vader overleefde, vooral omdat hij technisch talent had en als dwangarbeider te werk werd gesteld.

 

In de koffer zitten brieven, dagboekjes, foto’s, spulletjes, de ster. We hebben de inhoud niet verdeeld, maar bewust bij elkaar gehouden. De geschiedenis gaat nu op reis door de familie. Wat er is gebeurd gaat elk voorstellingsvermogen te boven. Maar, hoe vreemd het ook klinkt, de koffer laat vooral ook heel veel hoop en optimisme zien. Na de oorlog ontmoetten onze ouders elkaar, werden verliefd, begonnen opnieuw. De enige manier om met het totale verlies en het onbeschrijfelijke verdriet om te gaan, lijkt te zijn geweest: doorgaan, schouders eronder, zo goed mogelijk een deksel op het verleden. Investeren in je kinderen en kleinkinderen, veel van ze houden, hopen dat zij het goed doen.

 

Zin geven aan het verleden, hoop scheppen voor de toekomst. Die kofferboodschap is, al dan niet bewust, de kern van mijn pedagogische werk geworden. We moeten kinderen hoop en optimisme meegeven, die vormen de motor van hun ontwikkeling. Falen we daarin, dan roepen we woede, angst, verdriet of wanhoop op. Ik vind ook dat we op een meer hoopgevende manier met jonge mensen moeten praten over de ellende in de wereld, ook over de Tweede Wereldoorlog. We moeten ons vooral inspannen om ze een handelingsperspectief mee te geven. Wat kunnen we zelf met elkaar doen om bijvoorbeeld het pesten op school tegen te gaan, of om ons leefklimaat te verbeteren? Zouden wij, als we toen geleefd hadden, ons hebben kunnen verzetten tegen de nazi’s, en hoe dan? Zo’n manier van werken schept hoop en optimisme, en dat is nu precies wat de nieuwe generatie nodig heeft om niet weg te zinken in wanhoop over alle ellende die via sociale media ongefilterd hun wereld binnenkomt.

Referentie: 
Micha de Winter | 2017
In: Impact magazine: over de psychosociale gevolgen van ingrijpende gebeurtenissen, ISSN 2543-2591 | [1] | 4 | december | 24-25
https://oorlog.arq.org/impact-magazine-2017-no-4
Trefwoorden: 
Auschwitz, joden, Optimisme, persoonlijke ervaringen, tweede generatie, Tweede Wereldoorlog (1939-1945)