Iedereen speelde een toneelstukje: Gegijzeld door de gevolgen van de oorlog
Titia is 48 jaar en dochter van WO II veteraan en zus van Libanon veteraan. Zij vertelde Hetebrij over wat haar vader in de oorlog meemaakte en hoe dat later zijn weerslag had op het gezin, op haar en op haar broer. Titia vermoedt dat haar broer die in Libanon diende en later zelfmoord pleegde, gebukt ging onder zijn opvoeding. Zelf gaat zij hollend door het leven, ‘van de ene dekking naar de andere dekking’.
Kruis of munt
Mijn vader studeerde Nederlands en geschiedenis aan de Vrije Universiteit van Amsterdam toen in 1940 de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Hij werd gemobiliseerd en vertrok samen met een vriend naar de Grebbeberglinie. Eenmaal daar aangekomen werd er een munt opgegooid wie welke positie zou innemen. De vriend sneuvelde. Het lot had beslist. Hij zat op het verkeerde moment op de verkeerde plaats. Een foto was nog de enig tastbare herinnering aan die vriend. Op een briefkaart beschrijft hij de verschrikkingen
van de eerste oorlogsdagen, de zware beschietingen, de bombardementen, het gebrek aan voedsel en de chaos van de terugtocht. Na de capitulatie ging hij alleen terug naar Amsterdam en pakte vervolgens zijn studie weer op. Daarnaast zat hij met enige regelmaat in Purmerend van waaruit hij zich bezighield met verzetsactiviteiten. Het waren echter niet deze activiteiten die zouden leiden tot zijn gevangenneming. Mijn grootouders ontvingen in februari 1943 een brief van de Vrije Universiteit dat hun zoon door de Sicherheitspolizei opgepakt was en samen met zeventig andere studenten in kamp Vught in gijzeling werd gehouden, louter en alleen omdat ze weigerden een loyaliteitsverklaring te ondertekenen. Hoe het allemaal precies gegaan is, weten we niet. Hij vertelde praktisch niets over die periode, behalve dat je niet dood ging van beschimmeld brood eten. Een van zijn kampervaringen. Elk jaar rond april begonnen de nachtmerries weer op te spelen. De foto van die vriend kwam weer te voorschijn en als alle officiële plechtigheden voorbij waren, toog hij naar de Grebbeberg om te herdenken wat zich daar afgespeeld had. Op een van die momenten zou ik graag de beelden in zijn hoofd hebben willen zien. Gewoon kijken wat hij op die Grebbeberg heeft meegemaakt dat zijn leven en ook ons leven zo bepaald heeft.
Eigenlijk ken ik mijn vader niet anders dan als iemand die heel dwingend aanwezig was. Wij moesten of naar boven of naar buiten, als hij maar geen last van ons had. Rust en orde gingen boven alles. Geen sinecure met acht kinderen. Meestal was hij vroeg thuis en zat dan op zijn studeerkamer te werken, te lezen, of te studeren.
Maar vaak zat hij ook gewoon te dommelen in zijn stoel achter het bureau. Als we eens zingend uit school thuiskwamen, waarschuwde moeder ons al, ‘stil papa is thuis’. Geen van allen hebben we een band met die man gekregen, terwijl iedereen enorm zijn best deed om goedkeuring van hem te krijgen. Een universitaire opleiding halen was wel het minste wat je kon doen, vond hij. Twee universitaire opleidingen was beter. Eigenlijk is niemand daarin geslaagd.
Wij moesten ons altijd groot houden. Huilen mocht niet.
Toen ik een keer uit de boom in het prikkeldraad gevallen was en het bloed uit mijn been liep, kreeg ik van hem een klap toe. Het was een harde man die zich niet kon uiten. Later toen hij dement werd, kwamen al die angsten van de oorlog weer boven. Hij raakte zijn pantser kwijt en kon zich niet meer groot houden. Het pistool overgehouden aan zijn tijd in het verzet lag niet meer in het bureau, maar in zijn nachtkastje. Zo bang was die man. Hij ging zich bewapenen tegen een niet meer bestaande vijand. Ik ben toen pas gaan beseffen wat de invloed van een oorlog kan zijn op een mens. Het proces van aftakeling zette door. Eigenlijk was ik kwaad op mijn vader. Ik wilde hem nog zoveel vragen en nu ontsnapt hij me nog. Wat voor waarde en betekenis heeft hij aan zijn leven gegeven? Wat heeft hij er nou voor zichzelf uitgehaald? Wat heeft hij precies meegemaakt? Wat waren zijn angsten? Dat zijn vragen die me nog steeds bezighouden. Daaruit blijkt wel hoe groot de invloed van mijn vader op mij geweest is en nog steeds is.
Mijn broer was geen prater
Ook mijn jongste broer Lieuwe ging gebukt onder die invloed. Hij bleef na zijn dienstplicht als kort verband vrijwilliger in dienst van Defensie, waarschijnlijk om goedkeuring van zijn vader te krijgen, die zich ooit eens had laten ontvallen dat hij achteraf wel beroepsmilitair had willen worden. In die periode is Lieuwe in 1982 en 1984 uitgezonden geweest naar Libanon. Hij vertelde niet veel over deze missies. Net als z’n vader was hij gesloten. Na afloop van zijn contract heeft hij zich op de computerbranche gestort. Zijn hobby werd zijn werk, maar zakelijk was dit geen succes. Hij was financieel naïef en trof de verkeerde zakenpartners. Er dreigde huisuitzetting en er waren nogal wat schulden. Niemand in die tijd wist hoe het echt met hem ging. Hij kon de schijn goed ophouden. Toen hij niet op een afspraak verscheen, raakte men ongerust. Een zwager forceerde de deur en vond Lieuwe dood in bed. 44 Jaar is hij geworden. Hij had zich door het hoofd geschoten met het verzetswapen van zijn vader. Na de opname van mijn vader in een verpleeghuis had mijn moeder het wapen aan Lieuwe gegeven, om in te leveren bij de politie. Achteraf stom, had ze dat maar aan mij overgelaten. Maar ja, hij was per slot van rekening militair geweest.
Niemand was schuldig aan zijn overlijden, schreef hij in een achtergelaten brief. Maar wat was ik verdrietig, wanhopig en boos tegelijk. Er waren tweehonderd mensen op zijn uitvaart.
Was er nou niemand die de moeite waard was om verder voor te leven? Had ik niet nog vaker langs moeten gaan? Had ik het niet moeten zien aankomen?
Verdorie, ik wist wel dat het uiteenvallen van het gezinsverband na het overlijden van onze ouders hem pijn deed. Daarnaast was hij blut en failliet. De uitzending heeft ook een rol gespeeld. Hij was al geen prater en na Libanon is dat niet beter geworden. Hij was emotioneel vervlakt na die periode, schreef hij in zijn afscheidsbrief.
Al had hij maar iets aangegeven, dan had hij van zoveel mensen hulp kunnen krijgen. Zelf was hij ook behulpzaam voor anderen. Waarom dan niet één keer hulp vragen, als je het echt nodig hebt? Zou dat dan weer het resultaat zijn van de opvoeding? Het niet kunnen uiten van emoties en het niet om hulp willen vragen, omdat je dat ziet als falen, als iets waar je geen liefde en respect mee verdient. Ik weet het soms ook niet meer.
Verzet plegen
Wat ik wel weet is dat de zelfmoord van mijn broer een enorme impact op mij had. Hij was de enige met wie ik nog zoiets als een band had. Het gezin was verder los zand. Iedereen speelde een toneelstukje, niemand kon thuis laten zien wie hij of zij eigenlijk was. Dat heeft natuurlijk invloed op hoe je met dat verlies omgaat. Ikzelf ben langzaam afgegleden in een toestand van niets meer willen en niets meer kunnen. Een ernstige vorm van depressie volgens de psychiater. Uiteindelijk na een aantal gesprekken werd ik gediagnosticeerd als tweede generatie oorlogsslachtoffer. Na 1945 is de oorlog in mijn vader doorgegaan. Wij zijn opgegroeid in een permanente oorlogstoestand. De opvoeding was een gevecht tegen zijn angsten opgelopen in de oorlog. Wij konden niet aan zijn eisen voldoen, dat heeft ons als kinderen beschadigd. Ten koste van alles wilde hij de regie hebben over het hele gezin. Wij hebben ons tegen deze opvoedingsstijl verzet, maar daardoor ook geen inhoud kunnen geven aan het realiseren van onze eigen mogelijkheden, aan het uitvinden van wie wij eigenlijk van binnen ten diepste zijn. Hij was niet meer de verzetsman uit de oorlog, maar de ‘bezetter’ van ons bestaan. De rollen waren omgedraaid. Ons leven bestond uit het plegen van verzet tegen hem die ons zijn goedkeuring en liefde onthield. Wat heeft het leven nog voor zin als dat onbereikbaar geworden is? Mag ik er dan wel zijn en ben ik dan wel de moeite waard, louter en alleen om wie ik ben en niet om wat ik ben? Dat zijn vragen die me bezighouden. Ik heb alleen maar geleerd vooruit te kijken, te anticiperen maar vergeet daarbij het hier en nu. Ik heb altijd meer dan voldoende eten in huis, kijk in warenhuizen altijd waar de nooduitgang en het toilet is, houd in een café altijd zicht op de uitgang en vermijd grote groepen. Feitelijk hol ik door het leven, van de ene dekking naar de andere dekking. Misschien was dat bij Lieuwe ook wel het geval en kon hij dat niet meer aan, wilde hij eindelijk rust. Of was de zelfdoding met vaders verzetswapen de ultieme ‘verzetsdaad’?
Hoe het ook is, ik denk dat er voor mijn vaders verhaal direct na de oorlog geen aandacht was. Iedereen had de oorlog meegemaakt. Iedereen had een verhaal. Dus kop dicht. Ook Lieuwe kon zijn verhaal over Libanon niet goed kwijt in deze samenleving. Niemand had daar interesse in. En dat zijn keuze voor een uitzending misschien een direct gevolg was van vaders oorlogsverleden begreep hij waarschijnlijk zelf niet eens.
Dat zij zich met zo’n zwaar verleden staande hebben kunnen houden, vind ik een enorme prestatie. In zekere zin hebben beiden in het verzet gezeten en zijn zij nooit meer van hun missie teruggekomen. Beiden zijn slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Vader van de eerste generatie en Lieuwe van de tweede generatie. Omdat ze niet op het slagveld gesneuveld zijn, worden ze niet op 4 mei herdacht. Dat vind ik wel wrang. Voor mij zijn het stille helden, gevangenen van de oorlog, gegijzeld door hun trauma’s.
BART HETEBRIJ is humanistisch geestelijk verzorger veteranen Noord Nederland.