Ervaringen aan het front : De beleving van de Eerste Wereldoorlog en de rol van de militaire psychiatrie

Niet eerder manifesteerde het fenomeen oorlogstrauma zich zo nadrukkelijk als tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het zijn vooral de soldaten/schrijvers geweest die ons aan de hand van brieven, dagboeken, autobiografieën, romans en gedichten een inkijkje geven in de beleving van dit grote menselijke drama. In dit artikel wordt, onder meer aan de hand van een aantal citaten, een beeld geschetst van hun ervaringen aan het front, alsook van de geschiedenis van de militaire psychiatrie en de betekenis daarvan voor het inzicht in de (huidige) psychische gevolgen van oorlogsgeweld.

 

Tienduizenden jongemannen in de bloei van hun leven die blijmoedig en vol optimisme naar het front trekken, als gaan ze een groot avontuur tegemoet. Het behoort nog steeds tot de meest wrange beelden van de Eerste Wereldoorlog. Deze ‘Grote oorlog’ bleek aan beide zijden uitgesproken nationalistische sentimenten los te maken, die ook propagandistisch nog eens flink werden aangewakkerd (Your country needs YOU!, Arbeite du für den Sieg!), al was er in andere kringen zeker ook scepsis.1 Het wrange is natuurlijk dat wij het verschrikkelijke lot kennen van velen van hen die aan het westelijk front werden afgeslacht in een loopgravenoorlog, die zou uitmonden in een statische uitputtingsslag die elke menselijke verbeelding tart. De lonkende hero-iek van de oorlog bleek al snel een tragische misvatting, die eindigde in een grote desillusie met als eindresultaat ruim 9 miljoen militaire slachtoffers en 17 miljoen gewonden en psychisch ge-mankeerden .2

Er zijn fotoboeken gepubliceerd van de Eerste Wereldoorlog die ons een indruk geven van de gruwelijkheden die deze oorlog met zich mee-bracht.3 Ze tonen ons de meest afschrikwekkende foto’s die je maag doen omkeren: beelden van rottende lijken, in bizarre omarmingen en in verschillende staten van verminking, soms zonder hoofd, benen of armen. Voor de soldaten die het overleefden vormden deze beelden een keiharde realiteit, waarmee ze moesten leren omgaan. Een beeld dat luitenant Wyn Grifftith maar niet uit zijn hoofd kreeg was dat van ‘een eenzaam been, hoog hangend in een van de bomen van het bos van Mametz, met zijn gescheurd vlees over een tak vol bladeren’4. Het is een bizar detail, net als het paar schoenen met alleen de voeten er nog in. Foto’s geven een vaak indrukwekkend, maar niettemin gestold en fragmentarisch beeld van de werkelijkheid, maar wat wij toch vooral willen weten is het verhaal daarachter: hoe was het om dag in dag uit, week in week uit, in deze troosteloze omstandigheden te moeten verkeren? Hoeveel leed en ellende kan de menselijke psyche verdragen en waar liggen de grenzen van het menselijk incasseringsvermogen? Een tipje van de sluier wordt opgelicht door de soldaten zelf in hun brieven aan het thuisfront, dagboekfragmenten, autobiografieën, maar ook via door hen geschreven romans en gedichten. Hun geschriften zijn in belangrijke mate bepalend voor ons beeld van de Eerste Wereldoorlog. Zij schetsen de harde realiteit van alledag, maar ook de kameraadschap die hen motiveerde en op de been hield.

Soldaten/schrijvers

Opvallend is dat de lectuur over de Eerste Wereldoorlog gedomineerd wordt door Engelse soldaten/schrijvers, waarvan Robert Graves, Wilfred Owen en Siegfried Sassoon de bekendste zijn. Niettemin is het een Duitser wiens boek de grootste bekendheid geniet. Het is Erich Maria Remarque’s roman Im Westen nichts neues. Zijn beschrijving van de ontberingen en desolaatheid van het westelijke front hebben zich voor altijd in onze hoofden vastgezet. Een citaat:

Wir waren achtzehn Jahre und begannen die Welt und das Dasein zu lieben; wir mussten darauf schiefien. Die erste Granate, die einschlug, traf in unser Herz. Wir sind ab-geschlossen vom Tatigen, vom Streben, vom Fortschritt. Wir glauben nicht mehr daran; wir glauben an den Krieg.5

Toch zijn de Engelse soldaten/schrijvers er het best in geslaagd het existentiële besef van de soldaat in de loopgraaf over te brengen. Zo schreef Sassoon bijvoorbeeld het gedicht Aftermath6:

Do you remember the dark months you held the sector at Mametz

The nights you watched and wired and dug and piled sandbags on parapets?

Do you remember the rats; and the stench Of corpses rotting in front of the front-line trench

And dawn coming, dirty-white, and chill with a hopeless rain?

Do you ever stop and ask, 'Is it all going to happen again?

Het is nog altijd het grote raadsel van de Eerste Wereldoorlog: hoe konden de verantwoordelijke politici en generaals blijven volharden in een uitzichtloze oorlog die enkele miljoenen jonge soldaten het leven kostten en waarvoor desondanks jaar in jaar uit toch weer nieuwe lichtingen werden gerekruteerd? En dat niet alleen. Honderdduizenden raakten zwaar gewond of waren psychisch niet opgewassen tegen de verschrikkingen van de oorlog. De schrijver Ernst

Toller, zelf oorlogsvrijwilliger, werd na zijn fron-tervaringen overtuigd pacifist. In dit licht moeten we ook zijn geschriften lezen waarin hij op indrukwekkende wijze zijn frontervaringen verwoordt.7 Een citaat daaruit:

Eines Nachts hören wir Schreie, so, als wenn ein Mensch jurchtbare Schmerzen leidet, dann ist es still. Wird einer zu Tode getroffen sein, denken wir. Nach einer Stunde kommen die Schreie wieder. Nun hört es nicht mehr auf. Diese Nacht nicht. Die nachste Nacht nicht. Nackt und wortlos wimmert der Schrei, wir wissen nicht, dringt er aus der Kehle eines Deutschen oder eines Franzosen? Der Schrei lebt jür sich, er klagt die Erde an und den Himmel. Wir pressen die Fauste an unsere Ohren, um das Gewimmer nicht zu hören, es hiljt nichts, der Schrei dreht sich wie ein Kreisel in unsern Köpfen, er zerdehnt die Minuten zu Stunden, die Stunden zu Jahren. Wir vertrocknen und vergreisen zwi-schen Ton und Ton.

Duitse soldaten met veldboeketjes op hun helmen nemen afscheid van hun familie voordat ze naar het front vertrekken 1914 (Spaarnestad Photo/HH).

 

 

Toller raakte zelf zwaargewond aan het front en keerde in 1916 naar Duitsland terug. In de periode die volgde fulmineerde hij zo hevig tegen de oorlog dat hij dreigde voor de krijgsraad te moeten verschijnen. Zijn familie wist hem daar ternauwernood voor te behoeden door hem te laten opnemen in een psychiatrische inrichting. Zijn

 

ervaringen daar leverden weer nieuwe stof tot schrijven op. Daarin beschouwde hij de militaire psychiatrie als een verlengstuk van de overheid gezien hun primaire doel: soldaten klaarstomen om weer te gaan vechten aan het front.8

 

Siegfried Sassoon

Ook in de persoon van de eerder genoemde Siegfried Sassoon komen literatuur en militaire psychiatrie samen. Hij was eveneens oorlogsvrijwilliger wiens houding tegenover de oorlog allengs veranderde, zo ook zijn poëzie die geleidelijk bitter en cynisch werd:

Does it matter? - losing your legs?/Forpeople will always be kind, (,..)/Does it matter? -losing your sight?/There's such splendid work for the blind ...9

In de roman The Ghost Road van Pat Barker10, die hiermee de prestigieuze Booker Prize won, is Sassoon een van de hoofdpersonen samen met de militair psychiater William Rivers. Een militair hospitaal in het Schotse Craiglockhart vormt het decor. Het is een van de achttien inrichtingen die dag en nacht in bedrijf waren met het psychisch oplappen van militairen. Rivers behandelt daar oorlogsslachtoffers met allerlei neurosen en shell-shock. De aandoening ‘shellshock’ vormde een van de grote raadsels en zorgen van de militaire psychiatrie in de Eerste Wereldoorlog. Naarmate de oorlog vorderde vielen steeds meer soldaten, maar ook officieren, uit met een combinatie van fysieke problemen zoals verlamming, doofheid, blindheid, stomheid, geheugenverlies, dwangmatige bewegingen en uitputting. Deze klachten werden aanvankelijk toegeschreven aan schade aan het centrale zenuwstelsel door de blootstelling aan ontploffende granaten, het lawaai en de grote luchtdruk die daarbij vrij kwam. Maar die verklaring was al spoedig onhoudbaar; psychische oorzaken bleken zeker zo belangrijk te zijn.11 Hoe hiermee om te gaan? Het bijzondere aan Rivers is dat hij niets moest hebben van de in zijn tijd snel opkomende medische behandelmethoden van deze problematiek, die volledig voorbij gingen aan de oorzaken. Het toedienen van elektroshocks was bijvoorbeeld een gangbare behandelwijze.12 Psychische klachten werden niet begrepen en hard aangepakt. De gelukkigen kwamen terecht in ziekenhuizen of psychiatrische instellingen, maar er waren er ook die door de legerleiding werden geëxecuteerd, meestal op grond van lafheid of desertie.13 Rivers vormde hierop een gunstige uitzondering. Hij stond een humane methodiek voor en wilde zijn patiënten in lange vriendschappelijke gesprekken laten teruggaan naar hun tijd aan het front om hen zelf inzicht in hun ziektebeeld te laten krijgen. Dit alles in de hoop hen op die manier te genezen. Weliswaar had hij het beste met zijn patiënten voor, maar toch was ook bij hem alles erop gericht om hen weer terug te laten keren naar het front. Voor Rivers, een adept van Freud, moet het zuur geweest zijn dat zijn leermeester militaire psychiaters gekscherend ‘mitrailleurs achter het front’ noemde. De oorlogsdichter Wilfred Owen, een van de patiënten van Rivers, sneuvelde inderdaad (nota bene in de laatste week van de oorlog). Zijn vriend Sassoon, die ook terugkeerde naar het front, zou wel overleven.

Militaire psychiatrie

Naarmate de oorlog vorderde, groeide het inzicht dat men toch moest accepteren dat de meest kwetsbaren, dus degenen met ernstige psychische klachten, eenvoudigweg niet konden worden opgelapt voor de strijd. Wie een goed beeld wil krijgen van de geschiedenis van de militaire psychiatrie in de twintigste eeuw, met daarbij zeer veel aandacht voor de Eerste Wereldoorlog, kan zonder meer het beste terecht bij het alom geprezen boek War of nerves van de historicus Ben Shephard.14 Uit zijn boek blijkt onder meer dat de discussie over oorlogstrauma na de Eerste Wereldoorlog langzaam maar zeker verstomde en naar de achtergrond verdween. En dat patroon gold eigenlijk voor elke oorlog die nog zou volgen. Het bracht Shephard tot de conclusie dat de kennis van het oorlogstrauma kennelijk een vaste cyclus volgt: onderschatting, overdrijving, begrijpen en vergeten.15 Opvallend is bijvoorbeeld dat de hoogste medische verantwoordelijke in Engeland ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, Sir Ernest Bowell, weigerde te accepteren dat psychische klachten bij soldaten niet voorkomen kunnen worden.16 Dat was een conclusie die toch echt al eerder getrokken was door de psychiatrie. Was het arrogantie of onwetendheid?

Niettemin, met de opgedane ervaringen in de Eerste Wereldoorlog verschoven de inzichten over de gevolgen van (oorlogs)geweld, ook binnen de militaire psychiatrie. Een belangrijke vraag die zich opdrong was natuurlijk: hoe komt het dat sommigen wel tegen oorlogsgeweld bestand zijn en anderen niet? Heeft dat wellicht iets maken met erfelijkheid, karakter, opvoeding, het sociale milieu, de houding tegenover de oorlog, de relatie met mede-soldaten, de zwaarte en duur van de gevechten of is het eenvoudigweg een neurobiologische kwestie? Na elke oorlog in de gewelddadige twintigste eeuw werden deze vragen opnieuw actueel. Maar in perioden van vrede was de militaire psychiatrie een ondergeschoven kindje: ‘Military psychiatry was a subject of deep obscurity, of interest in peacetime only to a handful of serving doc-tors.’17 De grote doorbraak voor de erkenning van de verstrekkende psychische gevolgen van oorlogsgeweld kwam na de Vietnamoorlog, die vele militairen tot psychische wrakken maakte. Als gevolg daarvan kwam er een lobby van psychiaters en Vietnamveteranen tot stand die in 1980 leidde tot de officiële opname van de posttraumatische stressstoornis (PTSS) in het handboek van de psychiatrie (de DSM). Dat gebeurde zonder dat er sprake was van een wetenschappelijke doorbraak, noch van een grote stap voorwaarts in termen van behandeling. Natuurlijk is er in de afgelopen decennia, ook in de militaire psychiatrie, grote vooruitgang geboekt in de behandeling van psychotrauma, mede dankzij de denkkaders en instrumenten afkomstig uit de civiele psychiatrie.18 Maar er is er ook een schaduwzijde. Die is vooral maatschappelijk van aard. Getraumatiseerde veteranen - bij de meeste militaire conflicten weliswaar een relatief kleine minderheid - blijken grote moeite te hebben om hun normale leven weer op te pakken. Onder hen komt relatief veel verslavingsproblematiek voor en ook in huiselijke kring is er vaak sprake van grote spanningen, die binnen het gezin of daarbuiten worden afgereageerd.19 Daarom blijft de vraag actueel waar de grenzen liggen van wat behandeling van getraumatiseerde veteranen vermag; diezelfde vraag geldt voor de medicatie en hoe deze twee zich tot elkaar verhouden. De discussie hierover is nog

lang niet ten einde, al is de publieke erkenning van het fenomeen psychotrauma inmiddels vrij algemeen. Misschien is dat nog wel de belangrijkste winst die de psychiatrie geboekt heeft de afgelopen eeuw.

 

 

1    in Duitsland werd gesproken over ‘ein frisch fröhlicher Krieg’, soldaten werden met name aan het begin van de oorlog op stations toegejuicht door grote menigte mensen. Er heerste groot optimisme, ook in Engeland. De propaganda deed zijn werk. in Duitsland meldden zich in totaal 2,4 miljoen vrijwilligers aan. in Engeland waren dat er ruim 2 miljoen. Zie voor deze en vele andere cijfers: Niall Ferguson, The pity of war: explaining World War I, New York 1988.

2    Niall Ferguson, idem, p. 295.

3    Friedrich Ernst, Krieg dem Kriege, meerdere uitgaven.

4    Holmes, War Walks. From Agincourt to Normandy, London 1997, p. 141.

5    Erich Maria Remarque, Im Westen nichts neues. Taschen-buch der Weltliteratur des Aufbau-Verlags, 1989, p. 59.

6    Siegfried Sassoon, The war poems, 1983.

7    Ernst Toller, EineJugend in Deutschland. Paderborn 2013,

p. 39.

8    Leo van Bergen, Zacht en eervol, p.298; zie ook Ernst Toller noot 7.

9    Siegfried Sassoon, The war poems, 1983. Zie voor zijn proza Memoirs of a fox-hunting Man en Memoirs of an infantry officer, respectievelijk 2006 en 1981.

10    Pat Barker, The Ghost road, London 2008.

11    Leo van Bergen, idem.

12    in Duitsland bekend als Kaufman-Kur (dr. Fritz Kaufman) en in Engeland als de quick-cure (dr. Lewis Yealland). Zie: Hans Binneveld, Om de geest van Jan Soldaat: beknopte geschiedenis van de militaire psychiatrie. Rotterdam 1995, pp. 141-150.

13    Leo van Bergen, De militaire doodstraf in de Eerste Wereldoorlog. Nijmegen 1999. Dit is een bewerking van hoofdstuk 5 van zijn boek Zacht en eervol sterven. Lijden en sterven in een grote oorlog. Nijmegen 1999.

14    Ben Shephard, The war of nerves. London 2000.

15    Ben Shephard, idem.

16    Geciteerd uit een recensie van het boek A war of nerves door James Scully: zie www.medscape.com.

17    Ben Shephard, idem, introduction.

18    Hans Binneveld, idem, pp. 247-254.

19    H.P.J Vos en W. Regter, ‘Veteranen, verslaving en trauma’, in: Wim D. Visser (red.), Hulpverlening aan Nederlandse veteranen: over preventie, signalering en nazorg. iCODO 2003, pp. 108 - 145.

 

WIM D. VISSER is historicus en communicatiedeskundige; hij werkt als beleidsadviseur voor Impact en Cogis.

Referentie: 
Wim D. Visser | 2015
In: Cogiscope : tijdschrift over gevolgen van oorlog en geweld, ISSN 1871-1065 | 12 | 1 | april | 15-19
https://oorlog.arq.org/sites/default/files/domain-50/documents/cogiscope_2015_-_1-50-1498723498743998209.pdf
Trefwoorden: 
Eerste Wereldoorlog, geschiedenis, literatuur, militaire psychiatrie, oorlog, oorlogsgetroffenen, persoonlijke ervaringen, Posttraumatic Stress Disorder (PTSD), Posttraumatische Stressstoornis (PTSS), psychotrauma (nl), PTSD (nl), PTSS