Een Europese denktank: Elise Bittenbinder over het European Network of Treatment and Rehabilitation Centres for Victims of Torture

Elise Bittenbinder is als psychotherapeut en gezins- en parentherapeut verbonden aan XENION, het in Berlijn gevestigde centrum voor psychosociale hulp aan slachtoffers van marteling. Zij is tevens voorzitter van de Duitse bond van psychosociale centra voor vluchtelingen en slachtoffers van marteling, BAFF, en was een van de oprichters van het in 2003 opgerichte european Network of Treatment and Rehabilitation centres for Victims of Torture (kortweg het european Network). Dit netwerk kwam van 10 tot 12 mei voor zijn jaarlijkse conferentie bijeen in Amsterdam, alwaar eli ten Lohuis met elise Bittenbinder sprak.

 

Misschien meer nog dan therapeut pur sang is Elise Bittenbinder een politiek geëngageerde persoonlijkheid die mensenrechten hoog in het vaandel heeft. Dat zij al vroeg politiek bewust was, kwam door de bijzondere positie die haar ouders innamen in het kleine Duitse dorp waar ze opgroeide. Haar ouders waren afkomstig uit een gebied dat eerder aan Roemenië respectievelijk Tsjechië had toebehoord en na de oorlog Duits werd, en zagen zich als onwelkome ‘buitenlanders’ behandeld. Zo leerde Bittenbinder al vroeg en van dichtbij hoe het voelt om maatschappelijk buitengesloten te worden en wat de invloed van een ‘politiek andere’ achtergrond of afkomst kan zijn.

Haar loopbaan verliep via een reeks mensenrechtenorganisaties, waaronder internationale ngo’s, waar ze altijd op politiek niveau werkzaam was. ‘Het was na ’68, een tijd waarin alles politiek was’, blikt Bittenbinder terug. ‘Alles werd in een politiek daglicht geplaatst en zo ook de conflicten die zich voordeden tussen belangengroeperingen of de leden ervan.

Lang heb ik vrij idealistisch geprobeerd partijen die met elkaar overhoop lagen, bijeen te brengen vanuit de overtuiging dat er slechts politieke verschillen tussen hen bestonden - tot een bevriende collega mij erop wees dat conflicten ook een psychologische grond kunnen hebben, en gelegen kunnen zijn in verschillen in persoonlijkheid, en dat daarmee sommige menselijke tegenstellingen nu eenmaal onoplosbaar zijn.’ Met dat inzicht besloot Bittenbinder zich toe te gaan leggen op de psychologie, en in het bijzonder systeemtherapie. Ze volgde diverse opleidingen, deed veel trainingen, onder meer in de Verenigde Staten, en richtte zich op de hulp aan vluchtelingen en asielzoekers. Allengs raakte ze ook meer betrokken bij de zorg aan diegenen onder hen die aan marteling blootgesteld waren geweest.

Haar praktische werkzaamheden als therapeut konden echter niets afdoen aan haar politieke engagement. Haar inzet voor (oorlogs)getrof-fenen bleef altijd een organisatorische en politieke kant houden, getuige haar voorzitterschap van BAFF, en momenteel haar voorzitterschap van de stuurgroep die de huidige conferentie van het European Network heeft begeleid. In die functies probeert zij op (inter)nationaal niveau contacten te leggen en onderhouden met iedereen die werkzaam is op het terrein van de hulpverlening aan slachtoffers van marteling, om zo de aanwezige expertise en ervaringen te bundelen en uit te wisselen.

 

Het ontstaan van het European Network

Ondanks Bittenbinders voortdurende bewuste betrokkenheid bij organisaties voor hulpverlening was het een samenloop van omstandigheden die leidde tot het stichten het European Network of Treatment and Rehabilitation Centres for Victims of Torture. Rond 2002 werd de Europese politieke agenda onder meer beheerst door zowel de wens de grenzen van Europa verder aan te scherpen als het verlangen Europese wet- en regelgeving op het gebied van immigratie en asiel te harmoniseren. Terwijl Bittenbinder zich in opdracht van Brussel bezighield met de problematiek van de Europese opvang van vluchtelingen, merkte zij bij ontmoetingen met vakgenoten en collega’s die hier eveneens bij betrokken waren - sommige van regeringswege, andere vanuit onafhankelijke zorgcentra - dat er niet alleen bezorgdheid om het lot van politieke vluchtelingen en asielzoekers bestond, maar ook behoefte aan meer kennis en informatie omtrent de problematiek en situatie van deze groep mensen in de verschillende EU-landen.

De bezorgdheid van Bittenbinder en haar vakgenoten gold voornamelijk de in hun ogen onvoldoende aandacht en zorg van regeringen en Europa voor de positie van (gemartelde) asielzoekers. Het gevoel bestond dat regeringen hun stem luider zouden moeten laten klinken in die voor vluchtelingen repressieve tijden, en om de politiek daartoe aan te sporen besloot men een ‘kleine werkgroep’ op te zetten. Maar men besefte ook dat ‘de politiek’ en de officiële instanties over meer informatie moesten beschikken aangaande de bijzondere problematiek van asielzoekers en vluchtelingen. En in wezen bleken ook professionele instellingen en behandelaars die met de doelgroep te maken hadden, behoefte te hebben aan meer (uitwisseling van) informatie. Aldus ontstaan als reactie op politieke ontwikkelingen, groeide de kleine werkgroep allengs uit tot het European Network zoals dat vandaag de dag bestaat, met ongeveer zeventig centra en programma’s, alle op enigerlei wijze betrokken bij de hulp aan slachtoffers van marteling.

 

Denktank

Bittenbinder vertelt dat het European Network vooral de functie heeft van een internationale en interdisciplinaire denktank waarvan de leden tijdens de jaarlijkse conferenties brainstormen over allerlei aspecten van de zorg aan gemartelde vluchtelingen. Zo staat tijdens dit congres de vraag centraal hoe zo vroeg mogelijk bij vluchtelingen vastgesteld kan worden of zij slachtoffer van martelpraktijken zijn, en welke benaderingen en meetinstrumenten hierbij van nut zijn. Bittenbinder beaamt in dit verband het bestaan van verscheidene meetinstrumenten en vragenlijsten, maar legt uit dat doel van het congres ook is om op Europees niveau te inventariseren wat de ervaringen in de diverse disciplines zijn, en om ideeën te ontwikkelen voor een - in dit geval - zo goed mogelijk algemeen meetmodel dat ook recht doet aan culturele verschillen. Maar er is ook aandacht voor de werkwijzen van de verschillende landelijke immigratiediensten. Uit wat verschillende congresleden rapporteren, blijkt dat immigratiediensten vaak weinig weten over de kenmerkende problematiek of gedragingen van overlevenden van marteling. Zo ontbreekt vaak het besef dat, anders dan bijvoorbeeld slachtoffers van natuurrampen, deze vluchtelingen vanwege hun marteling het vertrouwen in hun medemens hebben verloren, en zich vaak schamen of schuldig voelen over het doorstane. Zij zullen hun ware verhaal dan ook niet zo snel aan medewerkers van deze diensten vertellen, terwijl dezen toch de eersten zijn die de eerste opvang regelen en het verdere lot van de vluchteling meebepalen. Immigratiediensten moeten in heel Europa betere voorlichting krijgen, zegt Bittenbinder, maar wij moeten er ook voor zorgen dat uiterst kwetsbare mensen al meteen bij aankomst in Europa goed gefilterd worden, en dat degenen die dat nodig hebben, doorverwezen worden naar de juiste vorm van (trauma) hulpverlening.

Het European Network heeft niet uitsluitend ten doel een platform te zijn voor het uitwisselen van expertise en ervaringen, en in praktische zin de hulpverlening aan de doelgroep Europa-breed te verbeteren. Ook wordt er gediscussieerd over abstractere zaken zoals blijkt uit de door Bittenbinder aangedragen voorbeelden. ‘We spreken bijvoorbeeld over welke richting wetenschappelijk onderzoek op zou moeten gaan, maar tevens proberen we ook te definiëren wat de betekenis is van een Europese richtlijn die stelt dat vluchtelingen ‘passende zorg’ moeten krijgen. En we hebben gebrainstormd over ‘preventie’: een onderwerp dat vanzelf spreekt bij ziektebeelden, maar minder bij marteling, tenzij je meteen bij de politieke bron begint. Toch komen zelfs uit zulke discussies zinnige dingen naar voren, stelt Bittenbinder. Dat op de jaarlijkse congressen zo diepgaand gediscussieerd kan worden, komt ook door het brede deelnemersveld. Naast professionele hulpverleners nemen ook vertegenwoordigers van beroepsgroepen of instanties die meer zijdelings met vluchtelingen en slachtoffers van marteling te maken hebben, deel. Dit kunnen immigratiebeambten en politiemensen zijn, of EU-rapporteurs maar ook vertegenwoordigers van internationale organisaties als Amnesty International of Artsen zonder Grenzen of, dichter bij huis misschien, de partnerorganisatie Equator.

 

Nationale verschillen

Bittenbinder wijst erop dat er grote verschillen bestaan tussen de landen die vertegenwoordigd zijn in het netwerk. Ter illustratie vertelt ze dat hulpverlening aan vluchtelingen in Duitsland niet van staatswege wordt gesubsidieerd, en dat er geen tolken worden ingezet bij de behandeling. In dat opzicht loopt Nederland dus zeker voorop, stelt de psychotherapeut. Verder noemt zij Denemarken, waar vluchtelingen pas als zij een verzoek tot asiel indienen, worden gescreend op mogelijke traumatisering door marteling. Een gemiste kans, volgens haar: dit zou meteen bij aankomst moeten gebeuren.

 

Zorg voor gemartelde vluchteling op de agenda houden

Bittenbilder beaamt dat het huidige Europese politieke klimaat allesbehalve ideaal is voor vluchtelingen. ‘Maar’, zegt ze met enige berusting en ironie, ‘het zijn natuurlijk nooit goede tijden voor vluchtelingen. Het is aan ons om aandacht te blijven besteden aan hun situatie en die op de politieke agenda van nationale regeringen en van Europa te houden.’ Ten slotte noemt ze de EU-mensen rechtenrapporteurs, die nog steeds martelpraktijken melden. ‘Naar mensen zoals zij, die in de verschillende nationale detentiecentra komen, moeten we blijven luisteren, en we moeten hun bevindingen onder de aandacht van de politiek blijven brengen.’

En al weet Elise Bittenbinder inmiddels dat tegenstellingen tussen mensen of organisaties soms onoplosbaar zijn, ze zal altijd de dialoog blijven zoeken en zich ook op die manier blijven inzetten voor de (getraumatiseerde) medemens: de voorvechterrol op het gebied van mensenrechten zit haar nu eenmaal in het bloed.

 

Voor meer informatie over het European Network: www.european-network.org

 

Eli Ten Lohuis is schrijfster en vertaalster.

 

Referentie: 
Eli Ten Lohuis | 2011