Deskundigheidsbevordering in hospices : Een interview met Josée Netten

 

‘De dood kan gewelddadig zijn, abrupt, onverwacht, maar soms ook zacht en genadig,’ zegt Josée Netten, psycholoog, cultureel antropoloog en trainer. ‘Het heeft mij altijd verwonderd en getroffen dat rouwenden zo vaak in de kou staan en niet erkend worden in hun pijn en verdriet. Ik heb gemerkt dat in dit verband de context waarin de dood aan de orde is van wezenlijk belang is.

 

 

In alle gevallen kan de omgeving heel veel betekenen voor zowel het slachtoffer als zijn naasten. Maar helaas komt het ook voor dat er zelfs in eigen kring nauwelijks of zelfs helemaal geen sprake is van aandacht en troost, die zeker in iemands laatste levensfase zo belangrijk is. Dat is des te laster als het gaat om patiënten van een hospice, die in belangrijke mate zijn aangewezen op de vrijwilligers en professionals die hen verzorgen.’ 

Al van jongs af aan was Netten geïnteresseerd in onderwerpen die te maken hadden met leven en dood. Haar belangstelling voor rouwproblematiek vloeit daar direct uit voort. Ze geeft nu onder andere bij hulpverleningsinstanties en zorginstellingen als hospices interactieve workshops aan vrijwilligers en beroepskrachten over de problematiek van oudere oorlogsgetroffenen die in de palliatief terminale fase verkeren. Dat wil zeggen de fase waarin de verzorging erop gericht is om mensen, die naar verwachting nog kort te leven hebben, daar optimaal in bij te staan en het sterven zo waardig mogelijk te laten verlopen.  

 

Lange doorwerking WOII 

Hoewel de Tweede Wereldoorlog al meer dan zeventig jaar geleden is afgelopen, zijn er nog altijd mensen die worstelen met hun ervaringen uit de jaren 1940-1945. In hospices worden geestelijk verzorgers, psychologen en vrijwilligers anno 2018 nog altijd geconfronteerd met de late gevolgen van die oorlog. In een hospice waar mensen letterlijk in hun laatste levensfase verkeren, stuiten de verzorgenden regelmatig op klachten en problemen die ze niet direct kunnen thuisbrengen.  

Het lastige voor hulpverleners is dat de uitingsvormen van psychosociale problematiek doorgaans a-specifiek zijn, zegt Netten. Mensen zijn bijvoorbeeld angstig, verdrietig, gespannen, onrustig, slapen slecht en daar kan van alles achter schuil gaan, maar zeker ook onverwerkte oorlogsproblematiek die zich soms pas, of alsnog in iemands laatste levensfase manifesteert. Netten: ‘Als je met ouderen werkt, is het sowieso goed dat je je realiseert dat de Tweede Wereldoorlog voor velen een heel beladen periode is geweest, waarin het leven van alledag op zijn kop werd gezet.’ Sommigen moesten gedwongen evacueren, anderen moesten onderduiken omdat ze vervolgd werden vanwege verzetswerk, of om aan tewerkstelling te ontkomen. Veel mensen hebben gedurende kortere of langere tijd in omstandigheden verkeerd die gekenmerkt werden door onderdrukking, onvrijheid, onzekerheid, terreur, het uiteenvallen van gezinnen en het ontbreken van de eerste levensbehoeften. Niet alleen in Nederland, maar ook in Nederlands-Indië.  

‘Het waren situaties die gevoelens van angst, spanning en machteloosheid opriepen’ zegt Netten. ‘Door dit soort ervaringen is het leven van de betrokkenen vaak ernstig ontwricht geraakt. Het opvallende is dat velen er desondanks in geslaagd zijn hun leven na de oorlog weer op te pakken. Er werden gezinnen gesticht en men ging aan het werk. Ogenschijnlijk verliep dat meestal heel redelijk. Maar naarmate mensen ouder worden, blijkt dat de oorlogsherinneringen zich soms plotseling, of alsnog, weer in alle hevigheid aandienen. De herinneringen die waren weggestopt en goed opgeborgen leken, blijken dan opeens nog messcherp in het geheugen gegrift. Maar ook de emoties die daarbij horen, komen dan weer in alle hevigheid naar boven. Zo wordt voor sommigen het leven van alledag alsnog, onverwacht, zo af en toe weer ingekleurd door de oorlog waarvan men dacht dat het een afgesloten hoofdstuk was. Met name als mensen in hun laatste levensfase verkeren.’ 

Natuurlijk geeft Netten in haar workshops een aantal handvatten om met de problematiek om te gaan, maar het accent ligt toch vooral op het creëren van bewustzijn voor de problematiek bij de deelnemers. Bijvoorbeeld om alert te zijn op mogelijke verbanden tussen bepaald gedrag en de oorlog. Zo kan het feit dat iemand altijd het licht aan wil hebben (of juist niet) of de deur open wil hebben direct verband houden met diens oorlogservaringen. Kortom, het komt erop neer zoveel mogelijk zicht te krijgen en aan te sluiten bij iemands levensverhaal.‘Informatie daarover hoop je bijvoorbeeld bij de intake van de patiënt zelf of van zijn familie te horen. Of door bijvoorbeeld op een later moment, als daar aanleiding voor is, te vragen naar bepaalde gebeurtenissen in iemands leven. Daarnaast kan ook het observeren van de persoon in kwestie heel informatief zijn, door gebruik te maken van al je zintuigen.’ Netten wijst de verzorgers erop dat de machteloosheid, veroorzaakt door de toenemende geestelijke en lichamelijke beperkingen die bij het ouder worden horen, bij sommige mensen eerdere ervaringen van machteloosheid uit de oorlogsjaren kan activeren. ‘Sommige mensen hebben al eerder grote verliezen geleden: lichamelijk of geestelijk, zijn van hun geloof gevallen en zijn een belangrijk deel hun vertrouwde wereld kwijt.’  

  

Brede ervaring 

Netten doet dit werk inmiddels een aantal jaren. Ze kan daarbij terugvallen op een rijke werkervaring, ook in het buitenland. Ze heeft vele jaren gewoond, gewerkt en gereisd in Europa, Azië en Afrika. Zo was ze als cultureel antropologe/psychologe in Ethiopië, ten tijde van de oorlog met Eritrea, werkzaam voor een NGO en hielp ze mee met het opzetten van voorzieningen voor de geestelijke gezondheidszorg. Ook werkte ze bij de opvang van Zuidsoedanese vluchtelingen in Noord-Oeganda waar in die periode veel aanvallen plaatsvonden van de Lord's Resistance Army (LRA), bij ons beter bekend als het Verzetsleger van de Heer. Na haar Afrikaanse periode kwam ze terug in Nederland en was ze als psychologe verbonden aan het vluchtelingenteam van een RIAGG.  

Zowel voor als tijdens haar studies werkte zij lange tijd in verzorgings- en verpleeghuizen, zowel op somatische afdelingen als in de psychogeriatrie. In 2003 kwam zij bi IMPACT, het landelijk kenniscentrum psychosociale zorg en veiligheid bij schokkende gebeurtenissen, terecht waar ze de crossculturele psychosociale zorg na rampen op de kaart zette. Tevens was ze o.a. betrokken bij werkzaamheden in het kader van herdenkingen en monumenten, en gaat haar aandacht met name uit naar lotgenotencontact onder rampgetroffenen. In dat kader ontwikkelde zij de handreiking Samen Slimmer, Samen Sterker, over ‘lessons learned’ ten behoeve van nieuw op te zetten belangenverenigingen van lotgenoten na grootschalige ingrijpende gebeurtenissen. In het verlengde daarvan zette zij enige jaren geleden het Getroffenenpanel Schokkende Gebeurtenissen op dat zij tweemaal per jaar organiseert Ook was ze nauw betrokken bij het opzetten van een tweetal stichtingen van nabestaanden, namelijk die van de vliegramp in Tripoli en die van de MH17. Zelf maakt zij al sinds jaren deel uit van het  Europese netwerk RAN (Radicalisation Awareness Network) dat, onder meer, uit diverse werkgroepen bestaat . Zij neemt daarin actief deel aan de werkgroep van (organisaties van) Europese getroffenen van terroristische aanslagen.  

 

Levensverhaal als sleutel 

Het mooie van haar werk vindt Netten het in direct contact zijn met mensen die zelf aan het bed van de stervende staan. In haar workshops probeert ze daar zoveel mogelijk bij aan te sluiten. Een van de dingen die ze benadrukt, is het belang van het kennen van het levensverhaal van de persoon die je verzorgt, en te weten wat diegene angstig en onrustig, maar ook wat hem ontspant en blij maakt. Daarin ligt de sleutel, zegt ze. Stoelend op haar eigen werkervaring geeft ze het voorbeeld van een vrouw die zich bedreigd voelde als je iets van haar leek af te nemen, zoals het wisselen van haar kleding bij het slapengaan. ‘Het team kwam erachter dat zij een favoriet liedje had; alleen door al dansend met haar dat liedje te zingen (het bekende Que sera sera van Doris Day) lukte het haar dagkleding uit te krijgen en haar pyjama aan te doen. Zo niet, dan werd ze agressief en begon ze te slaan.’  

Maar al staat de patiënt centraal in haar workshops, er is ook uitgesproken aandacht voor de hulpverlener zelf. Netten vertelt de mensen altijd dat zijzelf de helft zijn van het verhaal: ‘Hoe beter je jezelf kent, hoe beter je je eigen reacties begrijpt en hoe professioneler je je kunt opstellen tegenover de ander.’  

Het valt Josée trouwens elke keer weer op hoe gemotiveerd en betrokken de deelnemers zijn. Het is dan ook fijn voor haar te horen, en dat gebeurt vaak, dat de verzorgenden na afloop aangeven dat ze nu beter begrijpen hoe ze de problematiek van oudere oorlogsgetroffenen moeten plaatsen. Ook toont men zich blij met de handvatten die ze aangereikt hebben gekregen om op een goede manier met deze problematiek te kunnen omgaan. 

 

Een persoonlijke connectie met WOII 

‘Het verrast me telkens weer hoeveel persoonlijke verhalen er bij bijeenkomsten loskomen die betrekking hebben op de Tweede Wereldoorlog. In vele families zijn er wel connecties met die periode: sommigen hebben een joodse achtergrond, anderen hebben ouders of grootouders die waren ondergedoken of geïnterneerd zaten in een kamp, in Europa of Nederlands-Indië’, zegt Netten. ‘Maar deelnemers schromen ook niet om te vertellen dat er in hun familie mensen waren die sympathiseerden met de NSB. Los daarvan erkent vrijwel iedereen het belang om stil te staan bij de oorlog en de doorwerking daarvan, ook met het oog op slachtoffers van recent geweld, zoals vluchtelingen en asielzoekers.’ Deze groep mensen maakt volgens Netten momenteel nog nauwelijks deel uit van de populatie van hospices, maar dat lijkt een kwestie van tijd. En wat hun problematiek betreft geldt in beginsel hetzelfde als voor de getroffenen van de Tweede Wereldoorlog, al is hun achtergrond natuurlijk anders. In die zin pleit Netten ervoor om verzorgenden ook op dat punt te scholen, waarbij niet alleen kennis van hun geschiedenis, maar ook van hun cultuur en religie van belang is, al geldt dat natuurlijk ook voor de getroffenen van de Tweede Wereldoorlog.  

 

 

 

 

Referentie: 
Wim. D. Visser | 2018
In: Impact magazine: over de psychosociale gevolgen van ingrijpende gebeurtenissen, ISSN 2543-2591 | [2] | 3 | oktober | 22-25
https://oorlog.arq.org/impact-magazine-2018-no-3
Trefwoorden: 
levensverhalen, ouderen, ouderenzorg, psychotrauma (nl), Rouwbegeleiding, rouwproces, sterven, stervensbegeleiding, traumatische ervaringen, Tweede Wereldoorlog (1939-1945), verlies, verzorgers, verzorgingstehuizen, vrijwilligers