‘Een paar pagina's in een geschiedenisboek?' : Toekomst van de verhaalcultuur na Auschwitz
Zeventig jaar geleden werd het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau bevrijd door het Rode Leger. in dit kamp werden meer dan een miljoen mensen vermoord. Ernst Verduin - nu 87 jaar - overleefde Auschwitz en was bij de officie-le herdenking in Polen. ‘Het overleven verplicht een getuigenis af te leggen’, zegt Verduin. Daarom geeft hij gastlessen op scholen en universiteiten. Hij ziet de toekomst van de herinneringscultuur echter somber in: ‘Als wij, de ooggetuigen, er niet meer zijn, worden de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust een paar pagina’s in een geschiedenisboek.’ In dit artikel wordt de herinneringscultuur na Auschwitz, zowel in historisch als actueel perspectief, in beeld gebracht als een dynamisch samenspel van verhalen.
Brengt het verstrijken van de tijd en het dreigende verlies van de verhalen van ooggetuigen als Ernst Verduin, de toekomst van onze herinneringscultuur in gevaar? Is de enige manier om weerstand te bieden aan deze culturele teloorgang het aangaan van een onmogelijke strijd tegen de vergetelheid? Ik stel in mijn promotieonderzoek een alternatieve benaderingswijze van de herinneringscultuur voor om de verhalen uit het oorlogsverleden levend te houden. In de afgelopen jaren ontwikkelde ik een narratief dynamisch model. Dit model veronderstelt de herin-neringscultuur als een onuitputtelijke bron van twee soorten verhalen: de zogenoemde master narratives en counterstories (Lindemann Nelson 2001). Waar master narratives ons voorzien van een collectief gedragen mens- en wereldbeeld, nemen counterstories stelling tegen de vanzelfsprekend geworden ideeën, beelden en culturele praktijken die in een master narrative besloten liggen. Counterstories brengen dimensies van een herinneringscultuur aan het licht waarvoor in andere verhalen niet of nauwelijks plaats is.
Master narrative en vooruitgangsgedachte
Sinds de bevrijding van 1945 speelt het geloof in vooruitgang een belangrijke rol in de manier waarop we de herinnering aan het oorlogsverleden levend houden (Van der Staay 2009). Het vooruitgangsgeloof berust op de idee dat de mens, een samenleving, de wereld of de werkelijkheid zich in de tijd ontwikkelen naar hogere stadia van volmaaktheid. In de verschillende grote en kleine verhalen die sinds de bevrijding in omloop zijn, komt dit vooruitgangsgeloof - of het gebrek eraan - tot uitdrukking (zie figuur).
Direct na de oorlog wilde men zich van de ballast van de oorlogsjaren bevrijden en uit de puinhopen een nieuw bestaan opbouwen. De verhalen die herinnerden aan de tijd waarin de samenleving niet werd opgebouwd maar afgebroken, werden uit de geschiedenis weggeschreven. Wat overeind bleef staan, was het beeld van een gemeenschap die weliswaar verslagen was, maar niet gebroken: de eensgezinde strijd vóór vrede en vrijheid zou na de oorlog opnieuw perspectief bieden. De belofte van voorspoed werd gekoesterd als een gemeenschappelijk visioen. Dit vooruitgangsgeloof, dat direct na de bevrijding ontstond en tot diep in de jaren zestig circuleerde, berustte op het ideaal van een maakbare samenleving. Men leefde in de overtuiging dat het geëngageerd en planmatig realiseren van een samenleving met een hoopvol toekomstperspectief een menselijke mogelijkheid was. Lange tijd werden alle ervaringen en herinneringen die een bedreiging vormden voor het beeld van een vitale samenleving in een fase van wederopbouw uitgesloten van het grote verhaal (Van Ginkel 2011; Keesom 2012).
Toekomst van de verhaalcultuur na Auschwitz |
|
Master narrative (1945 - i960) |
Vooruitgangsgedachte (maakbaarheid) |
Counterstory (i960 - 1980) |
Ondergangsgedachte |
Master narrative (1980 - 2015) |
Achteruitgangsgedachte (maakbaarheid) |
Counterstory (2015 - •) |
Vooruitgangsgedachte (niet-maakbaarheid) |
Counterstory en ondergangsgedachte
In de jaren zestig en zeventig begon het beeld van een samenleving die ongeschonden de oorlog was doorgekomen, langzaam uiteen te vallen. Op basis van de vele individuele geschiedenissen van ‘vergeten’ slachtoffers - Sinti en Roma, Jehovah’s Getuigen, homoseksuelen, Indiëgangers, slachtoffers van kampen in Azië, kinderen van ‘foute’ ouders - die een plaats kregen in de herinne-ringscultuur, bleek het onmogelijk de waarheid en werkelijkheid nog langer te reduceren tot één en het zelfde verhaal (Van Ginkel 2011). Het ex-clusivistische beeld van mens en wereld, waarin individuele verhalen hun bestaansrecht ontleenden aan de mate waarin zij een bijdrage leverden aan het vervolmaken van de naoorlogse samenleving, maakte plaats voor een pluralistisch alternatief dat minder eenduidig hoopvol was (Van Vree 2009). De Jodenvervolging en -vernietiging drong bovendien in volle omvang door in de beeldvorming over de Tweede Wereldoorlog. In de loop van de jaren tachtig van de twintigste eeuw groeide de herinneringscultuur op basis van de vele traumatische kampherinneringen uit tot een gedifferentieerd verhaal (Withuis 2002).
De opkomst van deze counterstory tastte het vooruitgangsgeloof in zijn kern aan. De vooruitgangsgedachte botste op haar tegenbeeld met de vele geschiedenissen van slachtoffers die ontegenzeglijk herinnerden aan de ondergang.
De maakbaarheidsgedachte veroverde opnieuw een prominente plaats in de samenleving
Master narrative en achteruitgangs-gedachte
Langzaam maar zeker ontstond er in de jaren tachtig de behoefte aan een verhaal dat in positieve zin samenhang zou brengen; een verhaal dat plaats zou bieden aan de uiteenlopende ervaringen van de voorbije oorlogsjaren en daarbij het geloof in een betere wereld hervond en vasthield als een reële mogelijkheid. Aan het eind van de twintigste eeuw, in de periode dat het pluralisme als counterstory was uitgegroeid tot een nieuw master narrative, leek dit zingevend kader of overkoepelend wereldbeeld gevonden. De tekortkomingen van het verleden werden, anders dan binnen het exclusivistische beeld van mens en wereld, erkend. In aanvulling op het pluralisme werden zij niet alleen aanvaard als een pijnlijke waarheid, maar ingezet als een les waarvan men had geleerd. Opnieuw veroverde de maak-baarheidsgedachte een prominente plaats in de samenleving; een ideaal dat niet langer - zoals direct na de bevrijding - het geloof in vooruitgang zou maken, maar dat met de mogelijkheid tot achteruitgang zou
breken. ‘Nooit meer Auschwitz!’ (Van der Laarse 2013).
De tragiek van de maakbaarheid-gedachte
Auschwitz werd het symbool voor een breuk in de Europese geschiedenis die definitief het verschil duidelijk maakte tussen barbaarsheid en beschaving. Barbaarsheid ontstond uit het onvermogen zich te kunnen verplaatsen in het verhaal van andere mensen, in hun unieke situatie en in hun individuele geschiedenis. Vanuit de herinnering aan Auschwitz zag men uit naar een samenleving en een cultuur die blijvend en zonder reserve een beschaving genoemd konden worden. Een beschaving zou zichzelf verwerkelijken, zo was de idee, wanneer de samenleving haar toekomst vormgaf in het verzet tegen één dominant verhaal. Op die manier zouden de uiteenlopende groeperingen oorlogsgetroffenen erkend worden en kon het proces van democratisering worden voortgezet.
Het pluralistisch ideaal dat ten grondslag lag aan deze gedachte wist zich als master narrative stevig te verankeren in onze cultuur. Aanvankelijk in een inclusivistische vorm: tot in de jaren negentig leefde men in de overtuiging dat het goede zou overwinnen in de eensgezinde strijd tégen uitsluiting. De maakbaarheidsgedachte die hiervan de katalysator vormde, bleek echter ook een tragische kant te hebben. Hoezeer ook geprobeerd werd te voorkomen om verzeild te raken in een situatie die parallellen kende met Auschwitz als zwarte bladzijde in de geschiedenis, geheel slagen kon men daarin niet. De talloze situaties van oorlog en conflict wereldwijd - Rwanda, Srebrenica - deden de vraag rijzen naar de legitimiteit van een master narrative dat pretendeerde te strijden tegen marginalisering, uitsluiting en onderdrukking, maar daarin gezien de actualiteit keer op keer faalde. De nazistische vernietigingspolitiek was niet weerstaan, zoals aanvankelijk gedacht werd. Zij had de wereld voorgoed veranderd in een plaats waar genocide plaatsvond en ons beeld van de wereld blijvend geschonden (Van Vree 1995).
Het pluralistisch master narrative ‘Nooit meer Auschwitz’, dat ruim drie decennia voorzien had in het geloof dat achteruitgang in het licht van Auschwitz onmogelijk was, werd in het nieuwe millennium ook in ander opzicht op de proef gesteld. Waar aan het einde van de twintigste eeuw de boodschap mondiaal gezien niet langer houdbaar bleek, dreigde deze boodschap vijfenzestig jaar na de oorlog historisch gezien een uitgehold en leeg verhaal te worden. De mensen die de herinnering aan Auschwitz zelf belichaamden, zouden met het verstrijken van de tijd niet meer onder ons aanwezig zijn. Met het in de vergetelheid verdwijnen van hun bestaan en hun verhalen zou het ideaal van het pluralisme onmogelijk verdedigbaar blijven in het heden, zo vreesde men. Het is de vraag of de strijd voor het pluralisme gewonnen kan worden wanneer deze zich niet langer laat legitimeren door de directe getuigen.
Liesbeth Hoeven promoveerde op 21 januari 2015 op het onderzoek Een boek om in te wonen. De verhaalcultuur na Auschwitz. De handelseditie van haar proefschrift is onlangs verschenen bij Uitgeverij Verloren (www.verloren.nl).
De status quo van de herinneringscultuur zoals hierboven in kaart gebracht, stemt mensen - zo ook een ooggetuige als Ernst Verduin - in toenemende mate pessimistisch. De vraag rijst of de herinneringscultuur nog toekomst heeft als een cultuur van verhalen. Onze hoop is gevestigd op de toekomstige generatie.
Deze dient met een overtuigend verhaal te komen, waarin het spreken in termen van culturele teloorgang - omdat de slachtoffers die van de ondergang getuigen ons binnen afzienbare tijd ontvallen - verruild wordt voor het denken in culturele vooruitgang. In mijn onderzoek schets ik de contouren van een herinne-ringscultuur die aan dit idee beantwoordt. Ik stel voor de herinneringscultuur op te vatten als een counterstory, die de grenzen van het huidige master narrative ‘Nooit meer Auschwitz’ reflecteert en deze waar nodig bijstelt.
Vooruitgangsgedachte, zonder maak-baarheidsideaal
Een herinneringscultuur die toekomst heeft, hecht waarde aan een verhaal waarin het pluralisme als counterstory betekenis krijgt. Het pluralisme wordt in dit verhaal, anders dan in de slachtoffercultus na de bevrijding, verbeeld vanuit de vooruitgangsgedachte in plaats van vanuit de gedachte van de dreigende ondergang. De verhalen van Art Spiegelman, Anne Frank, Charlotte Salomon en Jochen Gerz, die als empirisch materiaal het hart vormen van mijn studie, maken het voorstel tot een dergelijke vernieuwing van de herinneringscultuur concreet. Wat
ze onderling verbindt als ze worden gelezen als counterstories, is de verbeelding van een geloof in vooruitgang dat zich heeft moeten distantiëren van het maakbaarheidside-aal dat aan de utopie van het nazisme ten grondslag lag. De hoop op verandering die in de verhalen van oorlogsslachtoffers besloten ligt spreekt boekdelen en wijst ons, in een wereld waarin oorlog en onderdrukking niet minder actueel zijn, blijvend een weg vooruit.
Referenties
www.nos.nl; interview met Ernst Verduin, 27 januari 2015.
www.radio1.nl; herdenking bevrijding Auschwitz 27 januari 2015.
Ginkel, R. van, Rondom de stilte. Herdenkingscultuur in Nederland. Amsterdam: Bert Bakker, 2011.
Keesom, J., ‘Nederland herdenkt en viert', in:
Breekbare dagen. 4 en 5 Mei door de jaren heen, Amsterdam: Nationaal Comité 4 en 5 mei, 2012, PP. 19-30.
Laarse, R. van der, Nooit meer Auschwitz? Erfgoed van de oorlog na Europa's eeuw van de kampen. Hooghalen: Herinneringscentrum Kamp Westerbork, 2013.
Lindemann Nelson, H., Damaged Identities. Narrative Repair. Londen: Ithaca, 2001.
Staay, A. van der, Wereldkoers. Culturele groei als mondiaal proces. Amsterdam: Augustus, 2009.
Vree, F. van, In de schaduw van Auschwitz.
Herinneringen, beelden, geschiedenis, Groningen: Historische Uitgeverij, 1995.
Vree, F. van, ‘De dynamiek van de herinnering.
Nederland in een internationale context', in: F. van Vree; R. van der Laarse (red.), De dynamiek van de herinnering. Nederland en de Tweede Wereldoorlog in een internationale context. Amsterdam: Bert Bakker 2009, pp. 17-40.
Withuis, J., Erkenning. Van oorlogstrauma naar klaag-cultuur, Amsterdam: De Bezige Bij, 2002.
LIESBETH HOEVEN is als cultuurwetenschapper verbonden aan Tilburg University.
In: Cogiscope : tijdschrift over gevolgen van oorlog en geweld, ISSN 1871-1065 | 12 | 1 | april | 6-10
https://oorlog.arq.org/sites/default/files/domain-50/documents/cogiscope_2015_-_1-50-1498723498743998209.pdf