Woorden bleken ontoereikend

Hoe het onzegbare van wat mensen in de oorlog, op de vlucht of in andere extreme geweldssituaties ervaren, zijn uitwerking vindt in de volgende generaties, daarover gaat de voordracht van schrijver Theodor Holman, gehouden tijdens de herdenkingsbijeenkomst op 15 augustus jl. voor de slachtoffers van de Japanse bezetting in voormalig Nederlands-lndië.

 

En toen was het vrede.

 

Mijn moeder hoorde van de andere vrouwen in het kamp dat ze naar het kantoor moest komen. Samen met mijn zuster, die zes weken oud was toen ze het kamp was ingegaan en voor wie de wereld dus het krijgsgevangenkamp was, liep ze, enigszins angstig, naar het kleine bureautje waarin voorheen de Japanners hadden gezeten. Daar stond ze, een vrouw van 25 met een kleine kleuter.

 

‘Wat is uw naam?’ vroeg de ambtenaar.

Mijn moeder keek de man aan.

‘Mijn naam?’ herhaalde ze vragend.

De ambtenaar knikte.

‘Ik... ik weet het niet’, zei ze tegen de man. En moeder boog zich naar mijn zuster en vroeg: ‘Tikoes... tikoes, hoe heet mamma?’

‘Mamma’, antwoordde mijn zusje resoluut.

Hoe mijn moeder ook dacht, ze kon niet meer op haar eigen naam komen.

‘Weet u misschien uw geboortedatum?’ vroeg de ambtenaar.

Nee, moeder wist niets meer.

‘Weet u dan misschien naam en geboortedatum van uw dochtertje?’ vroeg de ambtenaar.

Moeder probeerde met haar lippen een naam te vormen. Het lukte niet - en later zou ze vertellen: ‘En voor het eerst na jaren, schaamde ik me.’

‘Tikoes?’ vroeg ze desondanks aan mijn zuster, die eigenlijk Marja heette, ’hoe heet je eigenlijk?’

‘Tikoes toch?’ zei mijn zusje verbaasd.

 

De ambtenaar die Maleis beheerste, wist dat deze bijnaam ‘muisje’ betekende en hij snapte, kijkend naar het kleine kind, waarom mijn moeder haar zo noemde.

Nadat de ambtenaar tevergeefs had geprobeerd om het geheugen van mijn moeder weer op gang te brengen - ‘U weet echt de naam niet van uw man, u weet ook geen geboortedata?’ - raadde hij mijn moeder aan terug te keren als ze zich alles weer herinnerde.

Later, veel later, vertelde moeder, dat ze precies wist hoe ze heette, dat ze precies alle geboortedata kende, precies zelfs zou kunnen vertellen wanneer ze getrouwd was en wat de namen en adres van haar ouders waren - ze kon het alleen niet zeggen.

‘Waarom niet, mam?’ vroegen we.

‘Nou, vanwege de oorlog dus’, antwoordde mijn moeder dan alsof het vanzelfsprekend was.

 

En toen was het vrede.

Mijn vader bekeek in Singapore, waar hij vanuit Birma door allerlei omstandigheden terecht was gekomen, elke dag de lijsten van de vrouwen en kinderen die men had weten te traceren.

Zijn vrouw en kind zaten er niet bij.

Niet bij de overledenen, niet bij overlevenden. Tot hij gebeld werd door zijn broer. Die zei: ‘Zeg, ik heb hier een lijst en daarop staat de naam van jouw schoonmoeder met de naam van Marja. Jouw schoonmoeder heeft toch niet een kind van vier en zit toch niet op Java, maar in Amsterdam?’

Mijn vader, gek genoeg, wist meteen wat er aan de hand was.

Dit verhaal - dat een goed einde had, want mijn vader en moeder en zuster werden herenigd - vonden wij in de familie typerend voor mijn moeder die immers alles vergat. Dat zei ze ook: ‘Ik weet alles wel, maar ik kan het alleen niet zeggen.’

Ze kon er niet over praten - en ze wilde er niet over praten.

Maar ze wist het wel...

 

Ze kon de woorden niet vinden. Anders gezegd: De woorden die ze kende en de verhalen die ze eigenlijk zou moeten vertellen, dekten nooit wat ze daadwerkelijk had meegemaakt of had gezien. Woorden en verhalen - ze schoten tekort - en dat niet alleen. In de zoektocht naar het juiste vocabulaire, was het noodzakelijk zich de gebeurtenissen opnieuw voor de geest te halen, en opnieuw, en opnieuw... En iedere keer voelde ze wel wat ze zou moeten vertellen, maar de woorden die ze daarvoor tot haar beschikking had, bleken en bleven ontoereikend. De herinneringen leken naarmate de tijd verstreek zelfs scherper te worden, terwijl de woorden aan kracht inboetten.

 

Hoe beschrijf je dat je door de Japanners geschopt en geslagen wordt, terwijl je kind moet toekijken? Hoe beschrijf je dat je op appèl werd geroepen om toe te zien hoe andere vrouwen werden gestraft, terwijl je kind niet mocht huilen? Hoe beschrijf je de angst die je ziet bij je kind als die een ander kind ziet sterven?

Soms denk ik, dat het bijna amoreel is, als je zoiets juist zou kunnen beschrijven.

 

En toen was het vrede.

Voor mijn broer en zus en mij legde de zwijgzaamheid van mijn ouders een druk op het gezin waardoor we weliswaar geen kennis kregen van wat er was gebeurd, maar het wel konden vermoeden. Het ventiel om die druk wat te verminderen vonden we nooit, waardoor we ons vaak schuldig voelden aan iets wat we niet hadden gedaan.

Een klein verhaal bracht je ouders aan het huilen.

Een woord kon snijden als een mes.

Een gezellige maaltijd kon zomaar veranderen in een pijnlijke herinnering aan de oorlog.

 

Het leek wel alsof vader en moeder een eigen woordenboek bezaten. De woorden kenden we, alleen had elk woord een andere betekenis gekregen, een betekenis die alleen zij kenden en die ze niet konden delen.

Een kind wil zijn ouders niet verwonden. En kan alleen maar pijnlijk verbaasd zijn als hij niet weet waarmee hij zijn ouders verwondt; en zo werd door alle leden van het gezin een verbond met de zwijgzaamheid gesloten.

 

En toen was het vrede.

Ik werd zelf een vader van een kind dat, zoals Ischa Meijer dat zo mooi verwoord heeft, ‘alles goed moest maken’, want met mij was dat niet zo gelukt.

Heeft mijn dochter dat gedaan?

Nadat mijn ouders waren gestorven - en de oorlog weer wat meer was afgelopen - vroeg ze: ‘Pap, in welke kampen hebben opa en oma eigenlijk gezeten?’

Ik kon geen antwoord geven.

Ik wist het niet.

‘Weet je echt niet waar opa in Birma aan die spoorlijn heeft gewerkt?’

Ik schudde mijn hoofd.

‘En van oma weet je alleen dat ze op Java zat?’ ‘Dat weet ik eigenlijk ook niet zeker’, antwoordde ik.

‘Wat weet je eigenlijk wel van die tijd, pap?’ vroeg de geschiedenisstudente.

En voor het eerst na jaren schaamde ik me.

Voor mijn gebrek aan kennis.

Maar.

Er is een maar waarvan ik hoop dat het klinkt als een uitroepteken.

Maar zij heeft het voor me uitgezocht. Zij heeft de brieven gevonden die mijn vader aan mijn moeder heeft geschreven. Zij heeft de kampen achterhaald.

Zij heeft ontdekt dat mijn grootvader in het Indisch verzet heeft gezeten.

En zij heeft het kleine dagboekje gevonden, gemaakt van het karton van de pakken van het Rode Kruis, dat mijn vader in het kamp nauwelijks bijhield.

En nu?

Nu ben ik zelf grootvader.

De vierde generatie is nu onder ons.

Wat moet hij, mijn kleinzoon, straks weten van zijn overgrootouders?

Laat ik eerlijk zeggen wat ik voel.

Jasha, ik wil dat je straks alles over je overgrootouders weet.

 

Literatuur

 

Theodor Holman, Hoe ik mijn moeder vermoordde-Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 1999.

 

Theodor Holman, Het blijft toch familie.

 

Amsterdam: nijgh & Van Ditmar, 2001.

 

Vilan van de Loo, ‘En dat is dan Indisch?

 

Interview met Theodor Holman', in: indische Letteren, themanummer over de tweede generatie vol. 18 (2003) 4, pp. 252-256.

 

Theodor Holman is schrijver.

Referentie: 
Theodor Holman | 2011
In: Cogiscope = ISSN 1871-1065 | v8 | 3 | oktober | 12-14
Trefwoorden: 
herdenkingen, Nederland, Nederlands-Indie, Posttraumatic Stress Disorder (PTSD), PTSD (nl), PTSS, tweede generatie, Tweede Wereldoorlog (1939-1945), zwijgen