Voormalige SS’ers in Nederlands-Indië en Korea : Een (on)bedoelde nasleep van de Tweede Wereldoorlog

 

De SS is hét symbool geworden van alles wat fout was aan het nationaalsocialisme. Hoewel weinigen weten waar deze afkorting voor staat (Schutzstaffel) zijn de letters SS bij nagenoeg iedere Nederlander bekend. Minder bekend is dat na de Tweede Wereldoorlog honderden voormalige Nederlandse SS’ers en anderen die in Duitse krijgsdienst voor de nazi’s hebben gevochten de Nederlandse zaak hebben gediend in de dekolonisatieoorlog in Nederlands-Indië (1945-1949) en in Korea (1950-1953). Interessant is de vraag hoe hun medesoldaten reageerden als zij erachter kwamen wat het oorlogsverleden was van hun strijdmakkers. En hoe reageerde de maatschappij toen bekend werd dat soldaten die voor de voormalige vijand hadden gevochten nu voor de Nederlandse zaak streden? Het trauma van de oorlogsjaren was immers nog zo vers dat nauwelijks valt voor te stellen dat daar schouderophalend aan werd voorbijgegaan.

 

 

Waardering voor SS’ers

 

Voormalige SS’ers konden worden opgeroepen voor dienst in Nederlands-Indië als het om mannen ging die nog in de dienstplichtige leeftijd waren en om die reden werden opgeroepen. Naar Korea werden geen dienstplichtigen, maar alleen vrijwilligers gestuurd. Toen het Nederland niet lukte om een bataljon gevuld te krijgen, werden de rijen ook opengesteld voor voormalige SS’ers.  Naar schatting zijn tussen de 600 en 1000 mannen met een Duitse militaire achtergrond naar Indië gegaan, terwijl in Korea minimaal veertig en mogelijk tientallen meer met die achtergrond daar vochten.

Meestal liepen soldaten die eerder de Duitse bezetter hadden gediend daar niet mee te koop, maar toch kwam het met regelmaat voor dat zij door de mand vielen. Dat kon bijvoorbeeld gebeuren na een bekentenis onder invloed van drankgebruik of omdat zij wel erg vaardig waren in de omgang met wapens, dan wel heel soldatesk in hun gedragingen waren, zoals pink aan de naad van de broek en klappen met de hakken tijdens het salueren. Daar werd lang niet altijd met begrip op gereageerd. Zo werd op de Korea-ganger Jan Folmer, die een lange loopbaan bij de Waffen-SS achter de rug had, om die reden meer dan eens een aanslag gepleegd. Een keer werd hij met een mes aangevallen, terwijl een andere keer geprobeerd werd om hem van de boot naar Korea in het water te duwen. Een van de aanslagplegers was Harry Cohen, een soldaat van joodse afkomst. Later zou Cohen zich met Jan Folmer verzoenen en lieten zij zich zelfs samen op verlof in Japan fotograferen.

 

Over het algemeen werd er met scepsis op gereageerd als het foute oorlogsverleden bij andere soldaten bekend raakte. Toch sloeg later die houding wel om als bleek dat deze soldaten met hun grote militaire ervaring een aanwinst waren in de strijd. Zo diende de oud-SS’er Jan Niessen in Nederlands-Indië en kreeg hij het voor elkaar dat zijn collega’s vooral met hem op patrouille wilden, want dan was de kans om het te overleven het grootst. Er werden zelfs levenslange vriendschappen gesloten met voormalige SS’ers door soldaten die zich dat voorheen niet hadden kunnen voorstellen. Typerend was de opmerking van Jaap Vlaming die in Korea diende en die over de criminelen en voormalige SS’ers die hij daar tegenkwam opmerkte: ‘Zonder de hulp van deze “dieven” en “oorlogsmisdadigers” had ik het nooit overleefd.’

 

Het lijkt erop dat de militaire samenleving vergevingsgezinder was dan de burgersamenleving. Op zich is dat begrijpelijk. Of je elkaar nu aardig vindt of niet in een oorlogssituatie heb je elkaar hard nodig om te kunnen overleven en in zo’n situatie werd je niet zozeer beoordeeld op wat je vroeger had uitgespookt, maar wat je nu bracht als militair. En doorgaans was dat veel, zoals uit tal van getuigenissen bleek. Door hun zware Duitse militaire opleiding en hun oorlogservaring hadden deze soldaten een meerwaarde die het Nederlandse leger goed kon gebruiken. Zo noemde de karatekampioen Jon Bluming de voormalige SS’ers met wie hij in Korea diende ‘krankzinnig goede soldaten’. En hij was niet de enige. Ook officieren blikten later met bewondering terug op de inzet en de ervaring van deze mannen die in de civiele samenleving nog steeds paria’s waren.

 

De burgersamenleving

 

Veel belangstelling bestond er overigens in de civiele samenleving niet voor het fenomeen dat voormalige Waffen-SS’ers opgenomen waren in de gelederen van de Koninklijke Landmacht. Ten tijde van de dekolonisatieoorlog in Nederlands-Indië drong dat nauwelijks door in het vaderland. Dat lag anders tijdens de Koreaanse oorlog. Toen maakte vooral de Communistische Partij van Nederland (CPN) veel misbaar toen zij erachter kwam dat voormalige SS’ers in Korea dienden. Maar de CPN stond tijdens de Koude Oorlog geïsoleerd, steunde de verkeerde kant (Noord-Korea), terwijl de nieuwe grote vijand nu het communisme was. En hadden de voormalige Waffen-SS’ers vroeger niet dezelfde vijand bestreden? De bekende kunstenaar Jan Montijn die in Korea diende zou daarover tevreden opmerken: ‘Het kan verkeren, nu gold het bijna als een positieve aantekening in mijn staat van dienst. Ik had dan toch maar mooi tegen de communisten gevochten. Twee keer zelfs. Ja, maar de eerste keer aan Duitse zijde. Het tijdperk van de Koude Oorlog was aangebroken.’ Overigens speelde ook mee dat dat Korea een vergeten oorlog was, waar in de Nederlandse samenleving nauwelijks belangstelling voor bestond en dat ondanks het feit dat ongeveer 125 Nederlandse mannen daar waren omgekomen.

 

Pas vanaf het eind van de jaren zestig bloeide de belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog op. De televisieserie De bezetting droeg daaraan bij, maar ook geruchtmakende affaires zoals rondom Aantjes, de Drie van Breda, Luns en Menten wakkerden de belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog aan. Vooral een geradicaliseerde generatie babyboomers greep de Tweede Wereldoorlog met graagte aan om ouderen langs de lat te leggen van ‘goed en fout’. Toen de NRC-journalist Chris van Esterik medio jaren tachtig in zijn krant met onthullingen kwam dat voormalige SS’ers hadden gediend in Nederlands-Indië was de grote aandacht voor goed en fout in relatie tot de oorlogsjaren alweer op haar retour.  Tien jaar eerder zouden zijn artikelen tot een storm van verontwaardiging hebben geleid en mogelijk zelfs tot een parlementair onderzoek, maar vanaf medio jaren tachtig was die hitte er wel vanaf.

 

Waffen-SS’ers en PTSS

 

Natuurlijk konden voormalige SS’ers na hun diensttijd in Nederlands-Indië en/of in Korea last krijgen van dezelfde verschijnselen van posttraumatische stressstoornis (PTSS) als de andere veteranen die niet in Duitse krijgsdienst waren geweest. Toch was er een belangrijk verschil en dat was dat de Duitsland-gangers het gevoel hadden er weer bij te horen na hun dienstneming in Indië en in Korea. Zij zagen zich daardoor gerehabiliteerd van wat zij eerder hadden misdaan. Daaraan droeg zeker bij dat Korea-vrijwilligers die hun Nederlanderschap na de Tweede Wereldoorlog hadden verloren, daarin werden hersteld. Ook kregen zij de kans om na terugkeer uit Azië zich als onderofficier te verbinden aan de Nederlandse krijgsmacht. Kortom, zowel Nederlands-Indië als in meerdere mate Korea boden aan deze mannen de gelegenheid om zich weer opgenomen en geïntegreerd te voelen binnen de Nederlandse samenleving. Mogelijk zal dat ertoe hebben geleid dat zij minder last kregen van PTSS-verschijnselen dan anderen die in Korea en Indië dienden. De voormalige Waffen-SS’er Jan Niessen keek op zijn tijd in Nederlands-Indië terug als de mooiste jaren van zijn leven. De voormalige SS’er Jan Enninga dacht ook met warmte aan zijn tijd in Korea: ‘Als je hoort dat de jeugd van tegenwoordig zoveel problemen heeft en er hulpverleners nodig zijn. Laat ze maar weer eens een vorm van dienstplicht invoeren. Dat is veel beter.’

 

 

 

 

KADERTEKST

 

Betrokkenheid bij misdaden in Nederlands-Indië?

 

In 2016 publiceerde de historicus Rémy Limpach een omvangrijke studie naar Nederlandse misdaden tijdens de dekolonisatieoorlog in Nederlands-Indië die veel aandacht trok.  In 870 bladzijden trekken De brandende kampongs van generaal Spoor langs zoals de titel van zijn boek luidt. Waffen-SS’ers dienden een misdadig regime en maakten zich aan het oostfront schuldig aan misdaden. Is het dan zo raar om te veronderstellen dat zij zich ook in Nederlands-Indië hebben misdragen? Vanzelfsprekend heb ik mij daar tijdens mijn onderzoek over gebogen, maar van betrokkenheid van voormalige Duitse wapendragers bij oorlogsmisdrijven in de archipel is mij vooralsnog niets gebleken. De verantwoordelijkheid voor dit geweld lag vooral bij de commandanten te velde en de militaire leiding, maar daarover zal het onderzoek dat nu verder wordt uitgevoerd door de instituten NIOD, NIMH en KITLV nader uitsluitsel moeten geven.

 

1. Dit artikel is gebaseerd op mijn recent verschenen boek Vechten voor vijand en vaderland. SS’ers in Nederlands-Indië en Korea (Amsterdam 2016). 2. Chris van Esterik, ‘Het litteken van een scheermes. SS’ers in Nederlands-Indië tijdens de politiële acties’, NRC Handelsblad 24 november 1984. Daarna verscheen van zijn hand ‘De vinger op de oude wonde. Politieke delinquenten onder de wapenen in “Ons Indië”’, NRC Handelsblad 30 november 1985. 3. Rémy Limpach, De brandende kampongs van generaal Spoor (Amsterdam 2016).

 

 

Referentie: 
Gerrit Valk | 2018
In: Impact magazine: over de psychosociale gevolgen van ingrijpende gebeurtenissen, ISSN 2543-2591 | [2] | 1 | april | 35-37
https://oorlog.arq.org/impact-magazine-2018-no-1
Trefwoorden: 
collaboratie, Indië-veteranen, Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, Korea-veteranen, nationaal-socialisme, politionele acties, publieke opinie, Schutzstaffel (SS), SS, Tweede Wereldoorlog (1939-1945)