Voor mijn vriend, Leon de Winter

Zaterdag, ongeveer 51 jaar na de oorlog

Vandaag, zaterdag, heb ik niet veel gedaan. Ik heb mijn hoofd gestoten tegen het medicijnkastje in de badkamer. Mijn grootmoeder heeft pas haar 89-ste verjaardag gevierd. Ze is erg dement: ze wist tijdens haar verjaardag steeds niet waarom er feest was. En ze bleef maar bedanken voor de cadeautjes.

Ik loer naar het plafond. Ik denk eraan hoe het zou zijn me op te hangen, misschien omdat mijn hele lichaam pijn doet van verdriet. Het is zomer. De hemel is grijs en er waait een zachte wind. Ik heb een plaat opgezet, een opera.

Ik heb allerlei luxeproblemen. Maar er zijn dan ook ongeveer 51 jaren verstreken sinds de bevrijding: Europa is weer opgebouwd. Op mijn girorekening staat 7000 gulden. Ik heb een uitstekend huis in Amsterdam-Zuid. Het is veel te groot voor mij; de bovenverdieping staat leeg. Daar woonde een paar weken geleden nog mijn vriendin, maar ik heb haar weggejaagd om een of ander onzinnig probleem. Ik heb een volle ijskast, televisie, video, telefoon, een computer. Een paar dagen geleden heb ik allerlei belangrijke contracten ontvangen voor nieuwe boeken.

De oorlog is voorbij. Mijn ouders en grootmoeder hebben de Duitsers in Boedapest overleefd. Ik ben opgegroeid in welvaart en ik ben bijna 34 jaar. Dus waarom ben ik ongelukkig? Het gaat mij goed.

Ik ben het type mens dat wil herscheppen. Een verjaardag met mijn demente oma is anders dan vroeger toen ze nog gezond was. Vroeger was alles beter. Dat is een leugen! Want ook toen was er al die vreemde pijn in mijn lichaam. (En zoveel ander ongeluk: school, slechte rapporten, ruzies, paniek.) Dus wat wil ik herscheppen als het niet mijn verleden is?

Somberheid heeft soms te maken met verveling. Verveling is een onderdeel van welvaart, denk ik, hoewel je je natuurlijk ook kunt vervelen op een onderduikadres als je de hele dag in een kamertje zit en niet naar buiten mag. Maar in oorlogstijd is een goed onderduikadres ook een vorm van welvaart. Er woedt buiten geen oorlog, en toch ben ik, op een bepaalde manier, ondergedoken in Amsterdam-Zuid. Ik doe boodschappen, ga naar de verjaardag van mijn oma, drink in het café om de hoek een kop thee, maar uiteindelijk doe ik niet veel met mijn bestaan: ik maak geen reizen, interesseer me niet voor veel dingen, maar wacht op iets wat je bevrijding kunt noemen. Een vrouw kan me bevrijden, denk ik. Of het stichten van een gezin. Mijn vriendin, we moeten het goed maken met elkaar.

Zondag, ongeveer 51 jaar na de oorlog

Een kennis belt me. Hij is componist en zegt; ‘Ik ben een feest van mijn leven aan het maken.’ Hoe doet hij dat? En: waarom formuleert hij, als hij blij is, op deze manier? Hij houdt van de zomer: ‘Alles staat in bloei’, zegt hij. Nogal logisch, denk ik. De zomer is er om de natuur te laten bloeien. Ik ga naar de avond-w nkel en koop een blikje rum-cola. ‘IJskoud serveren’, staat er op het blikje. Ik serveer mijzelf nooit iets, ik kook niet voor mijzelf, maar eet elke avond in een restaurant. Vaak alleen.

Wat heeft de oorlog die mijn ouders hebben meegemaakt voor invloed op mijn leven? Dat wordt mij wel eens gevraagd en ik vraag het mezelf ook soms af. Twee dngen staan vast:

1.    Ik ben een bang mens. (Voor de raarste dingen ben ik bang.)

2.    Ik ben een handig mens. (Ik krijg bijna alles voor elkaar wat ik wil, behalve dat mijn oma weer een geheugen heeft.)

En die combinatie van angst en handigheid resulteert al mijn leven lang in De Kunst van het Overleven. Komt dat door de oorlog die ik niet heb meegemaakt?

Ik kan overleven en wil iets herscheppen. Dat is geen slecht uitgangspunt voor een bestaan, denk ik.

Maandag, de herschepping van een Rijk

Hitler heeft een complete Midden-Europese cultuur kapotgemaak . De cultuur van de joden in Boedapest, Wenen, Praag, Warschau. Ik had graag in die zo jammerlijk vermoorde wereld willen leven. Ik had me er goed thuisgevoeld: kunstenaars, schrijvers, wetenschappers, orthodoxe en niet-gelovige joden, Sabbat, quantummechanica, dichtkunst, bijeenkomsten in koffiehuizen, wandelingen door de bossen rondom de grote steden, rivieren die stromen langs de oude flatgebouwen, una giomata particolare. In zo’n wereld had ik niet naar het plafond hoeven te loeren. Je denkt er niet aan om je op te hangen en je verveelt je niet.

Vanochtend kwamen er onverwacht twee joodse vrienden van mij op visite. De oudste houdt veel van Nederland en van deze tijd en de jongere wil graag een beroemd filmscriptschrijver en filmer worden in Hollywood. Wij zaten met z’n drieën om een tafel bij het raam en speelden klaveijas. Ik had het raam geopend en plotseling verscheen er een zilveren vogel op het raamkozijn. De vogel sprak: ‘Jullie zijn drie vrienden en het is dit jaar een sombere rotzomer, dus jullie mogen drie wensen doen.' Dit was een nogal bekend gegeven, maar we waren toch verbaasd.

M jn jongste vriend zei onmiddellijk: ‘Ik wil naar Amerika en net zo beroemd worden als Spielberg.’ En zip, weg was hij.

Ik zei: ‘Ik wil terug naar de dertiger jaren in Boedapest en met een belang ijk natuurkundige op een terras zitten.’ En zip, weg was ik, terug in de jaren dertig in Boedapest.

En mijn oudste vriend zei tegen de vogel (naar ik later heb vernomen): ‘Ik doe de laatste wens. En ik wil graag in Amsterdam-Zuid blijven, maar ik mis mijn twee vrienden nu al. Hoe kan ik in godsnaam in m'n eentje klaverjassen? Dus ik wil dat u mijn vrienden weer terughaalt.’

En zip, ik zat weer te klaverjassen. De zilveren vogel was verdwenen en de oorlog was al 51 jaar voorbij. Ik leefde in de best denkbare wereld en moest daarmee tevreden zijn. En dat was ik, eerlijk gezegd, op onverklaarbare wijze ineens wel.

Rogi Wieg (1962), schrijver/ dichter/muzikant, publiceert gedichten, romans en novellen. Zijn laatstverschenen boek is ‘Souffleurs van de duivel’.

Referentie: 
Rogi Wieg | 1996
In: Icodo Info, ISSN 0168-9932 | [13] | 3/4 | 7-8