Vluchtelingenzorg en beeldend creatieve therapie

Onderstaand artikel is een neerslag van een zoektocht naar de manier waarop creatieve therapie kan worden aangewend voor vluchtelingenkinderen.

De eerste auteur raakt tijdens een studiereis in Zaïre onder de indruk van de wijze waarop hulpverleners met beperkte mogelijkheden en middelen projecten voor straatkinderen opzetten. Geïnspireerd hierdoor zet zij zich als vrijwilliger in voor vluchtelingenkinderen in Nederland en biedt haar diensten als creatief therapeute aan aan vluchtelingencentra en scholen, onder supervisie van de tweede auteur die als creatief therapeute jarenlange ervaring heeft met het werken met oorlogsgetroffenen.

'Op ieders bank wordt nu een groot vel papier geplakt en elk kind krijgt een waskrijtje. Dan luisteren ze naar het verhaal dat ze met krijt op papier zullen gaan volgen. Het gaat over een stip die zich maar eenzaam voelt zo midden op het papier en op zoek gaat naar een vriendje.

De stip wordt eerst bang, dan verdrietig en tenslotte heel boos. Na enige aarzeling komen de kinderen los. Ze krassen het papier vol. Hun hele lijf is erbij betrokken. Dan met twee kleuren krijt in elke hand tekenen ze verder op een nieuw vel. De stip en zijn vriendje zijn nu heel blij. Tot slot vrij tekenen, nu met veel kleuren. Een anders vrij timide jongetje gebruikt wel zeven krijtjes tegelijk. De kinderen worden steeds losser en hun tekeningen expressiever. Er verschijnen huizen vol vriendjes, maar ook dracula’s en grote sigaretten want er wordt veel gerookt in het vluchtelingencentrum... ’

Vluchtelingen zijn niet alleen van het ene op het andere moment afgesneden van hun land, maar ook van hun taal en cultuur en dus van een belangrijke vorm van communicatie. Juist bij degenen bij wie de communicatie zo abrupt is verbroken doordat hun taal letterlijk niet meer wordt verstaan of te kort schiet door de onuitsprekelijke dingen die ze hebben meegemaakt, kunnen creatief therapeuten hun kennis en vaardigheden inzetten. De nadruk ligt daarbij op het mogelijk maken van communicatie in de breedste zin van het woord. Dat kan variëren van een brug slaan van de ene naar de andere cultuur, tot het communiceren van mens tot mens. Maar, en daar gaat het met name binnen het kader van dit artikel over, juist bij kinderen is het noodzakelijk dat zij op een of andere wijze met zichzelf kunnen blijven communiceren over wat hen allemaal is overkomen. Als die communicatie wordt afgesneden raken kinderen van zichzelf vervreemd en lopen een groot risico van een pathologische ontwikkeling. Een flexibel maar doelgericht gebruik van beeldende expressie kan dan preventief werken.

* Mevrouw G. de Jong werkt als creatief therapeute met vluchtelingenkinderen. Mevrouw G.H. Wertheim-Cahen is als creatief therapeute werkzaam in een eigen praktijk.

 

De Wulperhorst in Zeist, een centrum voor vluchtelingen uit Bosnië, streeft naar zelfwerkzaamheid van vluchtelingen, maar staat open voor de mogelijkheden die creatieve therapie kan bieden. De activiteiten in het centrum voor kinderen staan op een laag pitje. Afgesproken wordt dat de creatief therapeute in eerste instantie zal aansluiten bij de reeds plaatsvindende activiteiten voor kinderen, waarbij een Bosnische vrijwilliger voor de orde zorgt. Dat laatste is hard nodig, want de kinderen zijn chaotisch en druk. Ze laten, als er niet goed wordt opgelet, slechts de helft van het aantal scharen, potloden of viltstiften achter in het lokaal. Hoewel een aantal al redelijk Nederlands kan spreken, gaat de communicatie vrij moeizaam. Het is dus belangrijk dat er iemand aanwezig is die hun taal spreekt. De samenwerking loopt goed en in de loop van de tijd komen twee stagiaires het team versterken. Het is duidelijk hoe belangrijk de activiteiten voor de kinderen in het centrum zijn. Ze vervelen zich in het centrum en zijn overgeleverd aan de spanningen die er onvermijdelijk heersen. Hun leven verloopt vaak zo chaotisch dat ze er maar moeilijk in slagen om geconcentreerd te spelen. Het ontbreekt hen vooral in de wintermaanden aan speelruimte, want de kamers in de barakken zijn klein. De ‘kindermiddag’ biedt hen nog enig soelaas, maar ook daar loopt de situatie af en toe uit de hand.

 

Wat meteen opvalt is hoeveel rivaliteit er heerst tussen de kinderen onderling en hoe groot hun faalangst is als ze knutselen of tekenen. Kinderen keuren wat ze zelf maken voortdurend af en eisen soms bijna dat er voor hen getekend wordt. Favoriet is het om zich aan het eind van de activiteitenmiddag te verstoppen. Ze willen niet naar buiten.

Meer structuur in de spelactiviteiten is geboden. Het zou goed zijn de kinderen wat meer bij elkaar te betrekken. Om dit mogelijk te maken krijgen grote en kleine kinderen nu elk een aparte tafel met een eigen ‘juf’. In plaats van dat ieder voor zich werkt, wordt er nu gezamenlijk een circus gemaakt. Op een groot vel wordt door de therapeute een tent getekend. De kinderen roepen wat er zoal in een circus te zien is en een jongen vertaalt dat in het Servokroatisch. Met behulp van voorbeelden tekenen de kinderen paarden, leeuwen, clowns, acrobaten enzovoort. Ze knippen die uit en plakken ze vervolgens in de grote tent. De kleintjes mogen de knipsels kleuren. Het gebruik van woorden uit hun eigen taal helpt de kinderen zichtbaar zich meer betrokken en vrijer te voelen.

Kinderen leven geïsoleerd in een opvangcentrum. Om dat isolement te verkleinen is toegang tot de Nederlandse gemeenschap noodzakelijk. Maar als je binnen een vluchtelingcentrum leeft en naar school gaat is daar niet veel gelegenheid voor. Een feest als Sint-Maarten biedt een mooie gelegenheid die stap naar buiten te maken. Op woensdagmiddag worden er nu lampions gemaakt

 

en op school leren de kinderen Sint-Maartenliedjes. Als het zover is gaan vrijwilligers met de kinderen in Zeist langs de deuren. Na afloop zijn ze vol van deze gebeurtenis. Voor veel ouders is het moeilijk te volgen wat hun kinderen in het centrum zoal meemaken. Het is van wezenlijk belang dat de kinderen hun ervaringen die ze in de andere, nieuwe cultuur opdoen, ook met hun ouders kunnen delen. Daarom tekenen de kinderen de woensdagmiddag erna wat ze beleefd hebben. Niet zomaar vrij op de ‘Nederlandse’ manier, die ongetwijfeld weer faalangst zou oproepen en in chaos zou ontaarden, maar volgens een plan worden lampions, snoepjes, huizen en kinderen getekend. De figuurtjes worden uitgeknipt en op een groot vel papier geplakt. Dit eindresultaat wordt opgehangen in de eetzaal, met succes.

Naarmate duidelijker wordt dat binnen de woensdagmiddagacti-viteit de rust en structuur voor een meer persoonlijke begeleiding ontbreken, wordt de zin van een meer procesmatige begeleiding voor de kinderen onmiskenbaar. Veel kinderen vragen op negatieve wijze aandacht. Anderen lijken overspoeld door de situatie en trekken zich steeds verder terug in zichzelf. Er is zelfs sprake van lichte criminaliteit. Het is symptomatisch voor het feit dat vaak gevoelens van machteloosheid en hopeloosheid overheersen. Een gerichte aanpak zou de kinderen beter helpen zich te uiten, hun agressie te kanaliseren en orde aan te brengen in hun chaotische belevingswereld. Eén middag ‘kinderactiviteit’ kan dit niet bewerkstelligen.

De tijd is rijp om te onderzoeken in welke setting en op welke wijze creatieve therapie op de problematiek kan inspelen. Gesterkt door positieve reacties tot nu toe wordt contact gezocht met de leiding van de school die op het terrein van het centrum staat, en een dependance is van een basisschool in Zeist. De leerkrachten voelen zich ondeskundig op het gebied van psychologische hulp en opvang. Ze staan open voor advies. De creatief therapeute observeert eerst enkele klassen gedurende een dagdeel en verzorgt vervolgens een groepsles, waarbij de groep - kinderen van tien en elf jaar - de opdracht krijgt een huis te schilderen. Ze mogen zelf weten of dat hun huis in Bosnië, een huis in Nederland of een fantasiehuis zal worden. De achterliggende gedachte is dat een huis symbool kan staan voor veiligheid en geborgenheid. Als dat hun voormalige huis is geeft ze dat misschien de mogelijkheid eventueel heimwee te uiten. Is dit te bedreigend, dan zal het kind wel kiezen voor een fantasiehuis. De juf en een Kroatische onderwijzeres zullen er ook bij blijven. Dat is vertrouwd en de laatste kan mogelijk tolken bij de nabespreking. Hoewel er verf klaar staat vragen de kinderen meteen of ze eerst met potlood mogen werken, kennelijk is dat bekender. Misschien geeft het maken van een potloodschets ze wat meer houvast. Binnen de kortste keren is de hele klas met potlood en liniaal een huis aan het tekenen. Aansporingen om met verf te werken stuiten op verzet. Na het tekenen worden de kinderen aange-moedigd iets te vertellen over de tekening die ze hebben gemaakt, maar ondanks de tolkende juf verloopt het gesprek moeizaam. Het praten over de tekening is duidelijk te veel gevraagd.

Veel kinderen waren zo bezig met het maken van een ‘mooi’ huis dat ze er niet bij hebben stilgestaan welk huis ze nu eigenlijk maakten en wat ze gemaakt hebben vinden ze niet mooi.

Wat duidelijk wordt is dat deze kinderen zich wein g raad weten met onze ‘Nederlandse’ vormen van vrije expressie. Bij navraag over hoe dat komt, spreken verschillende verhalen elkaar tegen. Een collega die in Slovenië gewerkt heeft, vertelt dat men de kinderen daar vooral dingen leert natekenen en dat de nadruk daarbij ligt op exactheid. In de voormalige communistische landen zou minder aandacht bestaan voor persoonlijke expressie.

De Kroatische onderwijzeres weerlegt dit. Een verschil is volgens haar wel dat er weinig tijd aan expressievakken wordt besteed en er veel minder middelen en materialen beschikbaar zijn. Blijft de vraag of kinderen door de ruime keuze aan materialen overdon-derd worden. Of spelen angst en structuurloosheid, veroorzaakt door de vele opeenvolgende ingrijpende gebeurtenissen in hun leven, een rol?

Na deze ervaring wordt besloten de kinderen in eerste instantie vertrouwder te gaan maken met beeldende expressie. Dit met de intentie ze een instrument in handen te geven om zich vrijer te uiten, waardoor ze zichzelf mogelijk ook vrijer zullen voelen. Het speelse karakter van tekenen, kleien en knutselen zou op een veilige manier ruimte voor de individuele gevoelens en behoeften van het kind kunnen bieden. In de praktijk zal blijken of dit alleen maar een westerse manier van kijken is of dat de kinderen er werkelijk profijt van zullen hebben. De les wordt nu begonnen met wat lichaamsoefeningen in de vorm van spelletjes. Ook hierbij blijft het aangeven van structuur geboden. Rondjes lopen en je naam hard, zacht, hoog, laag, snel of langzaam noemen ontaardt voor een paar meteen in gek doen. Achter de bank gaan staan en je naam in de lucht schrijven of een tekening in de lucht maken, gaat beter. Dit spel met hun namen geeft de kinderen de gelegenheid hun eigen identiteit te benadrukken. Je naam pakt niemand je af. Om de kinderen meer op elkaar te betrekken schrijven ze nu om de beurt voor de klas een naam van een klasgenoot in de lucht die de anderen mogen raden. Dan gaan ze weer tekenen, ditmaal naar aanleiding van een verhaal zoals de geschiedenis van de stip, waar dit artikel mee begon. Het werkt goed want de kinderen worden steeds losser en opener. Ze krijgen er duidelijk meer plezier in. Het moment lijkt nu daar om voorzichtig het uiten van emoties en stemmingen te stimuleren. Hiervoor worden kopieën van strip verhaaltjes uit een prentenboek dat over emoties gaat, gebruikt die de kinderen mogen inkleuren. Een stapje verder is collages maken over blij en boos. Een daarop volgende keer kiezen ze uit ansichtkaarten met verschillende afbeeldingen een die ze mogen natekenen of waar ze een verhaaltje bij bedenken. Natekenen geeft ze nog steeds houvast. Al eerder gaf Amra uiting aan haar angst toen ze een huis omgeven door monsters tekende. Nu vindt ze er zelf ook een oplossing voor als ze een kaart kiest met een muisje dat angstig, ondersteboven aan een bos ballonnen hangt. Ze tekent er een

boom onder die het muisje opvangt. Bij een afbeelding van op het ijs bivakkerende pinguïns tekent Elvin een tent. Naar aanleiding daarvan vertelt hij over de tent in het vluchtelingenkamp waarin hij geweest is. Spontaan komen nu ook bij andere kinderen verhalen uit hun tijd in Bosnië los. Kennelijk voelen ze zich nu veilig genoeg. Ze worden vrijer in hun expressie en zekerder van zichzelf.

Om hun zelfbeeld verder te versterken tekenen ze elkaar eerst in de lucht voor de klas en dan tekent ieder zichzelf op papier. Eigen kleren worden zorgvuldig bekeken en nagetekend. Later hangt de onderwijzeres de tekeningen in de klas op.

Inmiddels is het voorjaar en breekt er een periode aan waar meer en meer gezinnen een eigen woonruimte toegewezen krijgen. Misschien met het oog op dat nieuwe perspectief boekt de huizen-opdracht in de groep jonge kinderen nu wel resultaat. Spontaan tekenen ze hun vroegere huizen en praten er over. An-to, die zijn vader in de oorlog verloren heeft, tekent een grote boerderij met veel ruimte voor moeder en kinderen en een slapende vader op zolder. In dit stadium lijkt het mogelijk om wat directer in te spelen op het recente verleden. De creatief therapeute vertelt het verhaal van een konijn, Glodat Kunic. Glodat Kunic woont in een mooi bos met veel vriendjes. Totdat de draak Dragan Zmaj komt die een gif heeft dat er voor zorgt dat degene, die door hem gebeten wordt, alle dieren gaat bijten die anders zijn. Het gif is besmettelijk. De ouders van Glodat besluiten via een onderaardse gang naar een ander bos te gaan. Daar leert Glodat zoveel dat het hem lukt om de draak te verslaan en er komt weer vrede. ‘Glodat Kunic’ is ‘Knaagkonijn’ in het Servo-kroatisch, ook de andere in het verhaal voorkomende dieren hebben Servokroatische namen. De kinderen zijn een en al oor en verbeteren de namen als die verkeerd worden uitgesproken. Sommigen vinden het moeilijk om zelf over het verhaal te tekenen. Ze tekenen liever het konijn na dat op het bord getekend is. Deze combinatie van luisteren naar het verhaal, het gebruik van Servokroatische namen en het tekenen blijkt de kinderen een veilig kader te bieden waarbinnen ze makkelijker over vroeger kunnen vertellen.

Het onderwijsteam is enthousiast over de resultaten en de belangstelling groeit voor wat creatieve therapie de kinderen bij hun problemen kan bieden.

De onderwijzeres van de jongste onderbouwgroep verwijst nu twee meisjes voor individuele begeleiding.

Rijalda, een zigeunermeisje, kampt met een grote leerachter-stand. Thuis draagt ze veel verantwoordelijkheid voor haar familie, die in het centrum nogal wordt gediscrimineerd. Dat komt naar voren in een rollenspel waarin de positie van Rijalda binnen haar gezin en die van het gezin binnen de gehele vluchtelingengemeenschap duidelijker wordt. In de zigeunercultuur blijkt het normaal dat oudste meisjes niet naar school gaan, maar voor de huishouding zorgen. Binnen de eigen gemeenschap is dit ook

geen probleem, maar hier botst het met de normen van de anderen. Rijalda voelt zich vooral thuis in de rol van zorgende moeder, een rol waarvoor ze in haar eigen gezin wordt beloond. Zich laten verzorgen vindt ze eng. Tijdens een schoolfeest blijkt dat ze heel goed en graag danst. De creatief therapeute besluit het dansen, juist omdat het deel uitmaakt van Rijalda’s eigen cultuur, in te zetten om de eigenwaarde van het kind te verstevigen. De zitting daarop wordt er gespeeld dat Rijalda een uitnodiging voor een danswedstrijd krijgt. De creatief therapeute is haar assistent die haar moet helpen om zich mooi aan te kleden en zich op te maken voor het feest. Dit soort zorg laat het kind wel toe. Zonder enige gêne danst ze daarna boven op de tafel en nodigt de creatief therapeute uit mee te dansen. Natuurlijk wint zij de wedstrijd. Ze wordt gehuldigd als danskoningin en krijgt een medaille, die ze met de uitnodigingsbrief mee naar huis neemt en in een speciaal doosje wil bewaren. Hoewel de sessies in verband met verhuizing van het gezin te vroeg worden afgebroken heeft Rijalda in de klas zichtbaar meer zelfvertrouwen gekregen.

Van Sanela is bekend dat ze getuige is geweest van een executie. Ze heeft, waarschijnlijk ten gevolge daarvan, vaak last van black-outs. Ook laat haar gedrag zien hoe negatief de invloed van het verblijf in een vluchtelingencentrum kan zijn, waar nogal wat dracula-, geweld- en seksfilms worden gedraaid. Ze vertoont, naast periodes van afwezigheid, ontremd gedrag. Ze leeft zich uit in het driftig kliederen met verf, mengen van kleuren en hardhandig hanteren van de kwast. Nadat ze een tijdje heeft mogen rotzooien brengt de creatief therapeute structuur aan. Ze leert haar bepaalde technieken waarbij het kliederen en agressief bezig zijn ook nog tot resultaten leidt en waar ze plezier aan beleeft. Sanela’s behoeften worden geaccepteerd en omgezet in een voor haar bevredigende activiteit. Na verloop van tijd wordt het mogelijk meer structuur en vorm aan te brengen in de activiteiten. Sanela maakt samen met de creatief therapeute een huis van een kartonnen doos. Ze maakt er van klei een heel gezinnetje bij. Als enig kind zou ze nog wel graag een broertje of zusje willen hebben. Hoewel ook hier de behandeling te vroeg wordt afgebroken in verband met Sanela’s verhuizing, is de invloed ervan op school al snel merkbaar. Sanela krijgt meer greep op haar leventje. De black-outs nemen af en ze kan zich beter naar buiten richten.

Zes maanden na haar start als vrijwilligster op het centrum krijgt de creatief therapeute toestemming en financiële armslag om na schooltijd met de kinderen individueel te gaan werken. Haar plaats op de woensdagmiddag wordt door een andere vrijwilliger over genomen. Via de maatschappelijk werkster, die het belang van creatieve therapie onderschrijft, komt een ruimte ter beschikking. De directeur is enthousiast en ondersteunt het project actief.

De medische dienst gaat kinderen voor individuele begeleiding verwijzen, omdat men in het geven van creatieve therapie ter plekke een mogelijkheid ziet om verwijzing naar het Riagg te voorkomen. Gezinnen die bij een hulpverleningsinstelling te rade

 

gaan, krijgen onder hun medebewoners al snel een stigma.

Edin wordt door de medische dienst verwezen vanwege slaapproblemen en bloedarmoede. Hij is wat in zichzelf teruggetrokken en mist zijn vroegere vriendjes erg. Zijn ouders staan ervoor open dat hij komt, wat bijzonder is. Veel ouders beschouwen extra aandacht voor hun kinderen als brevet van eigen onvermogen. Een deel van de sessies wordt gewijd aan de slaapproblemen. Edin vertelt dat hij niet kan slapen omdat hij bang is dat er een dracula voor het raam staat. De creatief therapeute vraagt hem de dracula te tekenen. Als hij klaar is vraagt ze hoe ze die dracula de baas kunnen worden. Edin stelt voor hem te verscheuren. Er blijven maar hele kleine snippertjes over die ze samen in de prullenbak gooien. De inhoud van de prullenbak legen ze vervolgens in de container. Dit helpt, want een volgende keer vertelt hij die week maar één nacht niet goed te hebben geslapen. Zijn laatste werkstuk wordt een tekening van een kleurig huis om mee te nemen naar zijn nieuwe woning. Het gaat steeds beter met hem en dat is af te lezen aan zijn gedrag. Hij wordt op een gezonde manier baldadiger.

In mei volgen de veranderingen in het centrum elkaar snel op.

De meeste Bosnische vluchtelingen verhuizen naar elders in Nederland. Nieuwe vluchtelingen uit verschillende delen van de wereld nemen hun plaats in. De creatief therapeute vindt een betaalde baan en is gedwongen hierdoor haar werk aan het begin van de zomervakantie af te ronden. Ze schrijft voor sommige kinderen een overdracht naar hun nieuwe school. Mogelijk zal

dat ertoe bijdragen, dat men daar de draad verder zal oppakken om de kinderen die veiligheid en structuur te bieden die nodig zijn om hun ervaringen te boven te komen en die hen zal behoeden voor pathologische ontwikkelingen.

Psychotherapeute Sheila Melzak wijst in haar artikel ‘Psychische gezondheid en verzoening in het gezin’ op de noodzaak van een geïntegreerde aanpak bij de zorg voor vluchtelingenkinderen, waarbij behalve artsen of psychologen ook anderen betrokken zijn en waarbij de nadruk ligt op preventie in plaats van pathologie.

Zij onderscheidt een aantal beschermende factoren tegen de schadelijke effecten van trauma’s, verlies en veranderingen.

Het is belangrijk vluchtelingenkinderen in staat te stellen hun ontreddering te uiten. Het aanreiken van positieve identitificatie-mogelijkheden helpt hen tegen het overheerst worden door sterke beelden van geweld en hopeloosheid.

De kinderen moeten op een of andere wijze de kans krijgen hun traumatische ervaringen in het eigen betekenissysteem te integreren, bewust dan wel onbewust. Daarvoor is noodzakelijk dat de kinderen flexibel blijven, met andere woorden dat voor hen de voorwaarden geschapen worden om hun eigen creativiteit daartoe in te zetten.

Erger kan worden voorkomen wanneer kinderen aandacht mogen en kunnen schenken aan de verborgen gebeurtenissen in hun leven, waarover zij eerder niet konden praten of zelfs maar nadenken. Als dit proces kan plaatsvinden binnen een therapeutische omgeving in de ruimste zin van het woord, hebben zij de beste kansen om geestelijk gezond te zijn en te blijven.

Het is belangrijk om expressievormen voor zowel verdriet als vreugde te vinden die aansluiten bij de bestaande leefstructuur -in dit geval AZC - van de kinderen. Pijnlijke ervaringen kunnen binnen de bestaande kaders op een natuurlijke wijze, bijvoorbeeld via spel, worden verwerkt.

Zonder het expliciet te noemen lijkt Melzak’s betoog een pleidooi voor het boven beschreven creatieve-therapieprogramma dat, voor zover het tijd van bestaan kreeg, bijna naadloos aansloot bij deze theoretische opvattingen.

Door over zichzelf te tekenen kregen de Bosnische kinderen meer actieve beheersing over de traumatische gebeurtenissen in hun leven. Voor het echter zover kon komen moest eerst in ruimte en tijd een veilige sfeer gecreëerd worden. Gewone activiteiten, zo wees de praktijk uit, mondden al snel uit in chaos. Het aanbrengen van structuur bleek een eerste vereiste. Vervolgens werd gezocht hoe de kinderen gebruik konden maken van beeldende expressie zonder dat ze het gevoel kregen dat er een prestatie geleverd moest worden. Ook daar was duidelijk sprake van een proces dat gestuurd werd, waarin rekening werd gehouden met de wijze waarop de kinderen in hun eigen land gewend waren te tekenen. Door aansluiting te zoeken bij hun niveau en hun cultuur werd het mogelijk, binnen de kaders van de school en het centrum, uiting te geven aan verdrietige herinneringen, angst en boosheid.

Er werd dusdanig structuur geboden dat de kinderen zich daardoor veilig genoeg gingen voelen.

De combinatie van verhalen en tekenen stelde de kinderen in staat via een eigen vorm over hun ervaringen te communiceren.

De geuite vrees door sommigen dat creatieve therapie teveel ondersteboven zou halen, bleek in de praktijk ongegrond. De nadruk bleef liggen op preventie door het zelfbeeld van de kinderen te versterken en door te werken vanuit het hier en nu. Er was resultaat, hoe klein soms ook. De kinderen kregen merkbaar meer zelfvertrouwen, meer idee van hun eigen identiteit en werden vrijer.

Via individuele begeleiding kon directer worden aangesloten op de specifieke problematiek van een kind. De geboden structuur gaf het kind de mogelijkheid de als bedreigend ervaren behoeften te bevredigen en tegelijk plezier te beleven aan waar ze mee bezig waren.

Natuurlijk ging dit alles met vallen en opstaan, maar de auteurs zijn alleen maar verder gesterkt in hun overtuiging, dat beeldend creatieve therapie een bijdrage kan leveren aan de zorg voor vluchtelingenkinderen en dat het tevens voor volwassen vluchtelingen perspectieven kan bieden. In dat kader is in Utrecht inmiddels een dergelijk project voor vluchtelingenvrouwen gestart.

De praktijk heeft bewezen dat een belangrijk stuk onontgonnen terrein is betreden. Een terrein dat zeker met het oog op de actualiteit en omvang van de problematiek van vluchtelingen snel verdere ontginning verdient.

Geraadpleegde literatuur

Dokter, D., One for all? Research into transcultural artstherapies’ issues. Paper presented at the third European Arts Therapies Training Conference, Ferrara, 1994.

Melzak, S., Psychische gezondheid en verzoening in het gezin. Geestelijke Gezondheidszorg en vluchtelingengezinnen. In: Phaxx vol. 1 (1994) 3,10-12.

Mooren, G.T.M. (et al.), Vluchtelingenkinderen in Nederland: een onderzoek naar knelpunten in de opvang en hulpverlening. Utrecht: Wilhel-mina Kinderziekenhuis, Psychosociale afdeling (PSA WKZ), 1993.

Wertheim-Cahen, T., Getekend Bestaan. Beeldend creatieve therapie met oorlogsgetroffenen. Utrecht: ICODO, 1991.

Referentie: 
Germa de Jong en Truus Wertheim-Cahen | 1995
In: Icodo Info , ISSN 0168-9932 | 12 | 3-4 | december | 98-107
Trefwoorden: 
creatieve therapie, kinderen, vluchtelingen