Vereniging ex-Dwangarbeiders Nederland Tweede Wereldoorlog (VDN)

Ontstaan van de VDN

 

Eind februari 1987 stond in enkele Nederlandse dagbladen een oproep van Gustave Begemann, directeur van een oecumenisch ontmoetingscentrum in het Duitse stadje Bückeburg. Hij wilde een ontmoeting organiseren tussen voormalige dwangarbeiders en Duitse generatiegenoten en middelbare scholieren.

In een interview in het dagblad Trouw zegt Begemann dat hij zich heel goed kan voorstellen dat niet elke Nederlander die gedwongen in Duitsland werkte, staat te trappelen voor zijn ‘Treffen’.

‘Maar ze moeten ons helpen ons bewust te worden van onze geschiedenis. Wat er toen gebeurde mag niet worden vergeten, anders komt het terug. Er zijn vele Duitsers die het gênant vinden eraan te worden herinnerd. En ik heb iemand meegemaakt die agressief op het verleden reageerde. Verdringing van de geschiedenis is gevaarlijk, want dan kan het op een andere manier tot leven komen.'

 

Achttien Nederlanders gaven zich als deelnemer op en bezochten van 22 tot 28 april 1987 in Bückeburg de conferentie voor ex-dwangarbeiders, met als thema: ‘Geschiedenis mag niet vergeten worden!’

Sommigen vertelden op die conferentie voor het eerst iets van hetgeen zij in de jaren 1942-1945 in Duitsland hadden meegemaakt. Er waren onder andere gesprekken met vertegenwoordigers van verschillende Duitse politieke partijen en met middelbare scholieren. Ook werd een bezoek gebracht aan West- en Oost-Berlijn.

Na een aantal dagen kwamen de deelnemers tot de conclusie dat niet alleen in Duitsland, maar ook in Nederland zeer weinig bekend was over de arbeidsinzet. Ook over de wetten en aanvragen voor vergoedingen wegens geleden schade was men weinig geïnformeerd.

Besloten werd om met spoed, zo mogelijk in internationaal verband, belevenissen en materiaal over de verplichte tewerkstelling te gaan verzamelen en zich nader te laten informeren over de door de Nederlandse regering in het leven geroepen instanties betreffende vergoedingen et cetera.

Na terugkeer verschenen daartoe in enkele dagbladen onder de kop ‘Dwangarbeiders verbreken de stilte' interviews waarin dwangarbeiders werden opgeroepen te reageren. Er kwamen vele telefonische en schriftelijke reacties die bevestigden hetgeen in Bückeburg reeds naar voren gebracht was: men was blij zich eindelijk eens te kunnen uiten!

Op 16 juni 1987 kwam een twintigtal van hen die gereageerd hadden, bijeen te Winterswijk, waar een werkgroep werd gevormd met het doel te komen tot oprichting van een vereniging.

Samen met een juridisch adviseur werden door een voorlopig bestuur statuten ontworpen die door de circa zeventig aanwezigen op de oprichtingsvergadering van 5 oktober 1987 na enige discussie werden goedgekeurd.

Volgens de statuten (na enige bijstelling) is het doel van de vereniging dat ex-dwangarbeiders:

a. hun oorlogservaringen kunnen verwerken, met name nu deze door het ouder worden en door oorlogsgebeurtenissen elders steeds scherper in de herinnering terugkeren;

b. zich onderling verbonden voelen;

c. erkend worden als slachtoffers van terreur en vervolging;

d. in hun geestelijke en stoffelijke noden, voortvloeiende uit hun lot als oorlogsgetroffenen, de benodigde hulp en schadeloosstelling ontvangen op een wijze gelijkwaardig aan de tegemoetkoming verleend aan andere erkende oorlogsslachtoffers;

e. op grond van de ondergane vrijheidsberoving en wegens het verrichten van dwangarbeid schadevergoeding ontvangen via de daartoe geëigende instanties;

f. de tijdens de periode van dwangarbeid opgebouwde pensioenrechten onverkort gehonoreerd krijgen;

g. hun terechte plaats in de geschiedschrijving verkrijgen.

 

Werkzaamheden

Met veel elan ging het kleine bestuur aan de slag. Geldmiddelen waren er niet, maar weldra hadden zich meer dan honderd leden gemeld die een kleine contributie betaalden.

Spoedig bleek uit reacties dat de ex-dwangarbeiders niet alleen behoefte hadden aan een gewillig oor en erkenning voor hetgeen ze hadden doorstaan - een aantal had veel last van trauma’s -maar ook aan hulpverlening bij de behartiging van materiële belangen (uitkeringen). In diverse provincies werden daartoe bijeenkomsten georganiseerd en zo ontstonden er langzamerhand provinciale en regionale afdelingen met eigen besturen. Op deze bijeenkomsten konden lotgenoten elkaar ook ontmoeten en dat bleek van grote psychologische betekenis te zijn.

De opbouw van de vereniging eiste de eerste jaren heel wat tijd en energie van de bestuursleden. Vele telefoontjes en brieven moesten beantwoord worden en (aspirant-)leden gewezen op de hulpverleningsmogelijkheden. In het jaarverslag dat behandeld werd op de algemene ledenvergadering van 24 april 1990 meldt de secretaris dat de knelpunten in het functioneren van de vereniging zijn: de hoeveelheid en de complexiteit van het werk, de beschikbare mankracht en de financiering.

‘Zowel kwantitatief als kwalitatief heeft het werk het element van vrijwilligersactiviteiten overschreden.’

Gelukkig kwam er financiële steun door enkele start- en structurele subsidies. In 1992 kwam er verdere financiële verlichting door een kwart van de ‘Daimler-Benzgelden’, dat gedeeld moest worden met de Stichting Burger-Oorlogsgetroffenen (SBO). De Duitse firma Daimler-Benz had via het Nederlandse Rode Kruis gelden ter beschikking gesteld voor doelen die ex-dwang-arbeiders ten goede zouden komen.

 

Contacten met de overheid

In de jaren na de oorlog was er geen begrip voor ex-dwangarbei-ders. Het in 1946 opgerichte Nederlandsch Verbond van Gerepatrieerden (NVG) dat zich met een ‘sociaal rapport’ tot de Nederlandse regering wendde, kreeg geen gehoor. De regering weigerde het Verbond als gesprekspartner te erkennen, zij weigerde enige subsidie en ze weigerde tot slot zelfs vertegenwoordigers naar de congressen van het Verbond af te vaardigen. Systematisch door de regering genegeerd slaagde het Verbond er niet eens in opgenomen te worden in de lijst van belangenorganisaties voor oorlogsslachtoffers die het ‘Nederlandse Volksherstel' in zijn vier boekdelen tellende ‘Leidraad betreffende de voorzieningen tot leniging van door de oorlog ontstane noden’ afdrukte. Na enkele jaren is het NVG dan ook opgehouden te bestaan.

Teneinde begrip en steun voor de ex-dwangarbeiders te verkrijgen, werd door de nieuwe vereniging VDN veel tijd besteed aan contacten met de overheid. Een van de belangrijkste punten was het herstel van de aanspraken op ouderdomsrente uit Duits- Foto: RIOD land. Wat was namelijk het geval? De meeste dwangarbeiders kregen door de Duitse bedrijven waar ze moesten werken, een loon uitbetaald. Zowel door de werkgever als de ‘werknemer’ werden premies aan de zogenaamde ouderdomskassen betaald. In 1951 werden de opgebouwde ouderdomsrechten door de ‘Bundesregierung’ afgekocht. Alleen degenen die in de mijnen, in het Saargebied, in de Elzas en Oostenrijk en als grensarbeider gewerkt hebben en degenen die na 31 december 1945 naar Nederland zijn teruggekeerd zouden nog wel in aanmerking komen voor een Duitse pensioenuitkering. De door de beide landen afgesloten overeenkomst uit 1951 werd door de VDN als zeer onrechtvaardig gezien.

Zowel de schriftelijke als mondelinge verzoeken tot herziening van genoemde overeenkomst werden afgewezen.

Op 7 maart 1990 ondernam het bestuur van de VDN een hernieuwde poging en bood de Tweede Kamer een petitie over de pensioenrechten aan. Bij het ministerie van Financiën werd tevens geïnformeerd naar het belasten van uitkeringen uit de Duitse ‘Verletztenrente’ en naar het niet uitkeren van de bij terugkeer in Nederland ingeleverde ‘Reichsmarken’.

Over genoemde zaken werd op 10 april 1991 in het gebouw van de Tweede Kamer een openbaar debat gehouden. In haar antwoord wees de staatssecretaris van Sociale zaken en werkgelegenheid de verzoeken van de Vaste Kamercommissie voor SZW geheel af. Ook de staatssecretaris van Financiën wees het verzoek de belastingheffing op de uitgekeerde ‘Verletztenrente’ te laten vervallen af en ten aanzien van de uitbetaling van ingeleverde ‘Reichsmarken’ was hij van mening dat alles uitbetaald was. In elk geval was gebleken dat in de betreffende consignatiekas geen geld meer aanwezig was.

De contacten met de overheid hebben niets opgeleverd. Ook is het proefproces over pensioenrechten in Duitsland op een teleurstelling uitgelopen, want ook het Europese Hof te Luxemburg oordeelde met het arrest van 28 april 1994 negatief. Voor degenen die in Oost-Duitsland moesten werken, is de kwestie nog lopende.

Positief reageerde de overheid op een verzoek voor een formatieplaats voor het secretariaat van de VDN. Die formatieplaats is per 1 mei 1992 ingevuld toen een secretaresse met haar werkzaamheden begon in het gebouw van de Stichting Burger-Oorlogsgetroffenen te Apeldoorn. De taak van het bestuur werd daardoor enorm verlicht.

Een positief resultaat hadden ook de besprekingen met de overheid over financiële hulp voor een monument ter nagedachtenis aan de circa 30.000 omgekomen Nederlandse dwangarbeiders.

De onthulling van het monument, uitbeeldende vijf mensgrote figuren, symbool voor de vijfhonderdduizend weggevoerde dwangarbeiders en gemaakt door beeldend kunstenaar John Brandon, vond plaats op 29 mei 1996 in het park van het Nationaal Oorlogs- en Verzetsmuseum te Overloon in aanwezigheid van mevrouw Blankert-van Veen, die de helaas verhinderde minister van VWS, mevrouw Borst-Eilers, verving. Veel leden die financieel hadden bijgedragen aan de totstandkoming van het monument, waren aanwezig vergezeld door familie. Verder waren er genodigden en de pers.

Mede dankzij de aan de vereniging toegekende subsidie door de Stichting Fondsenwerving Militaire Oorlogs- en Dienstslacht-offers werd voorafgaand aan de onthulling een symposium gehouden over het ontstaan en de gevolgen van de arbeidsinzet. Inleider was dr. A.J. van der Leeuw, oud-medewerker van het RIOD en zijn betoog heeft in belangrijke mate bijgedragen tot een genuanceerde en reëlere beeldvorming omtrent het ‘werken voor de vijand’ dan tot dusver tot uiting komt in officiële publicaties en opvattingen.

De bijdrage van de Nederlandse regering voor een moment hebben de leden van de VDN ervaren als teken van erkenning dat ook de dwangarbeiders slachtoffers waren van de nazi-ter-reur en het lijdt geen twijfel dat dit eerherstel voor velen een bevrijdende werking heeft en rust geeft.

 

Documentatiecentrum

Om onderzoek naar dwangarbeid te stimuleren en materiaal over de dwangarbeid te verzamelen is een documentatiecentrum opgericht dat inmiddels een groot aantal egodocumenten, boeken, tijdschriften, foto’s, audio-visueel materiaal en andere documenten bevat als: paspoorten, Ausweise en Arbeitsbücher.

Aparte vermelding verdient de verzameling mappen met lijsten van in Duitsland omgekomen Nederlanders in concentratie-en werkkampen.

Het documentatiecentrum is ondergebracht bij het Staring Instituut te Doetinchem, waar tijdens openingsuren genoemd materiaal vrijelijk kan worden ingezien.

Veel leden, kinderen van ex-dwangarbeiders, historici en journalisten uit Nederland en Duitsland hebben inmiddels een bezoek gebracht aan dit documentatiecentrum. Zij vragen naar gegevens over bepaalde plaatsen en/of ‘Lagers’. Ook schriftelijk komen verzoeken om inlichtingen binnen. Veel (amateur-)histo-rici en heemkundegroepen in Duitsland zijn op zoek naar de nazi-wandaden en naar mensen uit de werkkampen die nog iets zouden kunnen vertellen. Vooral de laatste jaren is er een uitgebreide correspondentie ontstaan met als resultaat dat er weer nieuw materiaal vanuit Duitsland naar het documentatiecentrum wordt gezonden.

Vanuit het documentatiecentrum is een schoolproject opgezet. Verschillende leden vertellen op scholen over hun ervaringen als dwangarbeider en over de arbeidsinzet. Er is een ‘lesbrief samengesteld en er is een set documenten en foto’s voor deze gastdocenten beschikbaar.

Ook beschikt het documentatiecentrum over een zogenaamde ‘reizende tentoonstelling’ waarmee op verschillende plaatsten in het land wordt geëxposeerd.

Ten slotte mag niet onvermeld blijven dat in december 1995 in eigen beheer een nieuw boek ‘Onder een stolp van kwaad’ werd uitgegeven.1 Het eerste exemplaar werd uitgereikt aan de directeur van ICODO op 12 december. De bundel bevat afgeronde verhalen en fragmenten van egodocumenten uit het documentatiecentrum. (Voor meer informatie over egodocumenten zie ook onder de rubriek Leestafel.)

De vereniging heeft ook een eigen contactblad ‘Nieuwsbrief dat zes keer per jaar verschijnt. De leden worden zodoende op de hoogte gehouden van de werkzaamheden van het bestuur, van de afdelingsbijeenkomsten en van de door het documentatiecentrum ontvangen materiaal.

 

Toekomst

Onder grote belangstelling van de leden is inmiddels het vijfjarig en tienjarig bestaan van de VDN gevierd op bijeenkomsten waar diverse sprekers facetten van de dwangarbeid belichtten, zoals mevrouw I. Bramsen in haar voordracht ‘Gedwongen tewerkstelling tijdens de Tweede Wereldoorlog: psychische gevolgen vijftig jaar later’. Veel aanwezigen kwamen zich hierin tegen. Maar er was ook dans, muziek, film. En een speciale uitgave van de ‘Nieuwsbrief’ ter gelegenheid van het tienjarig bestaan.

De contacten met het ICODO en de SBO zijn goed. In de naaste toekomst zullen de banden met de SBO nauwer worden aangehaald. Gezien de gevorderde leeftijd van de bestuursleden van de VDN is ondersteuning bij hun werkzaamheden onontbeerlijk. Uitbreiding van het takenpakket van de SBO maakt die ondersteuning mogelijk.

Nog niet alle doelen van de VDN zijn bereikt en het is ongewis wat er de komende tijd bereikt kan worden, maar de afgelopen tien jaar is veel gebeurd. Een heel belangrijk feit is dat de ex-dwangarbeider en zijn slavenarbeid onder een ‘stolp van kwaad’ uit is gekomen en meer aandacht heeft gekregen van de Nederlandse overheid en de samenleving.

 

Noot

1. Steenhuis. Aafke (red.). Onder een stolp van kwaad. Verhalen van dwangarbeiders in de Tweede Wereldoorlog. Apeldoorn: Vereniging ex-Dwangarbeiders Nederland Tweede Wereldoorlog, 1995.

 

Voor informatie:

Vereniging ex-Dwangarbeiders Nederland Tweede Wereldoorlog Secretariaat VDN: mevrouw R. Sloot. Kerklaan 25, 7311 AB Apeldoorn (tel.: 055-522 03 00; fax: 055-522 42 49).

 

Het documentatiecentrum van de VDN is ondergebracht bij het Staring Instituut, Grutstraat 31 te Doetinchem. Openingstijden: maandag tot en met vrijdag van 9.00-16.30 uur, gesloten tussen 12.30 en 13.30 uur.

Voor inlichtingen en toezenden van materiaal: Coördinator documentatiecentrum, de heer A. Pontier, Jasmijn-laan 71, 7101 ZG Winterswijk (tel./fax: 0543-53 04 34).

 

 

Referentie: 
Aart Pontier | 1998
In: Icodo Info, ISSN 0168-9932 | [15] | 1/2 | 112-118
De heer A. Pontier, medeoprichter en oud-voorzitter van de VDN, is thans bestuurslid van deze vereniging.
Trefwoorden: 
dwangarbeid, dwangarbeiders, geschiedenis, Nederland, Tweede Wereldoorlog (1939-1945), Vereniging ex-Dwangarbeiders Nederland (VDN), verenigingen