Van ’Banzai' naar ’Bersiap’: Indische Nederlanders in ontreddering, 1942 - 1946

Het zal niemand verbazen dat het Japanse bestuur, na de capitulatie van Nederlands-Indië op 8 maart 1942, ertoe overging de burgerbevolking verschillende beperkingen op te leggen. Deels waren dit maatregelen die een repressieve achtergrond hadden, zoals het instellen van een avondklok en het opleggen van reisbeperkingen of het verbod om naar geallieerde radio-uitzendingen té luisteren. Deels waren zij ook voorboden van een opname van Indonesië in een door Japan te leiden Groot-Aziatische welvaarts-sfeer.

Indië moest daarom van haar Europese trekken worden Ontdaan:    de

Tokio-tijd en de Japanse jaartelling werden ingevoerd, de keizer-verering verplicht gesteld evenals het eerbetoon aan Japanse schildwachten. Maar belangrijker in dit verband was de nooit eerder vertoonde inschakeling van Indonesiërs in allerlei massa-or-ganisaties. Het Europese gezag bestond niet meer; het Europese prestige leek afgedaan. Mede als gevolg hiervan veranderde de houding van sommige Indonesiërs ten opzichte van Europeanen. Indische Nederlanders vormden circa tweederde deel van de Europese bevolkingscategorie . Volledigheidshalve zij vermeld dat het aantal Europeanen, ongeveer driehonderdduizend, volledig verloten ging in de totale bevolking van Neder-lands-Indië die in 1940 ruim zeventig miljoen mensen omvatte.

Registratie

De veranderde houding van Indonesiërs leidde soms tot plunderingen van Europese huizen en het op straat lastig vallen van Europeanen. Inheemse straatventers begonnen de Europese huizen te vermijden; en het inheemse huispersoneel achtte het, soms onder druk, verstandiger om niet langer meer aan Europeanen diensten te leveren. Abrupt eindigden de koloniale verhoudingen. Europeanen geraakten in isolement.

Na de internering van bestuurs-en justitiële ambtenaren, volgde in april 1942 de registratie-

plicht voor alle Europeanen die ouder dan 16 jaar waren. Op gemeentehuizen verkreeg men, na forse betaling weliswaar, een zogenaamde pendaftaran, een persoonsbewijs.

Op deze pendaftaran werd naast enkele persoonlijke gegevens tevens geregistreerd tot welk deel men in de Europese categorie behoorde. Zo werd men te Batavia als Blanda-totok geregistreerd indien men in Nederland was geboren. Aangezien dit ook voor enkele Indische Nederlanders gold, wachtte hen te zamen met andere Nederlanders internering in de zogenaamde beschermingswijken. Tjideng en Kramat waren de eerste Bataviase wijken die ten behoeve van de internering van de Blanda-totoks werden ontruimd.

Slaagde men er echter in tenminste één Indonesische voorouder te achterhalen dan kon men zich als Blanda-Indo laten registreren, waardoor men zich van internering gevrijwaard zag. Van dit vrijwa-ringsbewijs werd onder meer gebruik gemaakt door personen die in een voorgaande periode niets van een Aziatische afstamming wilden weten. Genoemde registraties vonden verscheidene malen plaats, steeds in iets gewijzigde vorm. Ze beoogden, althans op Java, de Totok-Europeanen te isoleren en de Indo-Europeanen, dat wil zeggen de personen van gemengde afkomst, dus de Indische

Nederlanders, voor de Japanse zaak te winnen. Een dergelijke onderscheiding werd overigens niet nagestreefd in. de Buitengewesten. Daar werden Indische Nederlanders tegelijkertijd met andere Nederlanders geïnterneerd. Ik zal hoofdzakelijk de situatie op Java bespreken, waar de meeste Indische Nederlanders buiten de interneringskampen konden blij-van.

Internering

In de eerste maanden van de bezetting vonden op heel Java razzia’s plaats, waarbij de tot dusverre nog niet geïnterneerde Europese mannen werden opgepakt, exclusief overigens de Indische Nederlanders. Begin 1943, dus na ruim een half jaar bezetting, was het merendeel van de Totok-Europeanen, mannen, vrouwen en kinderen, geïnterneerd, hetzij in krijgsgevangenkampen (waar overi-> gens ook vele Indische Nederlanders zaten) hetzij in burgerkam-pen of gevangenissen. Tussen de buitenwereld en de beschermingswi jken, waarin een deel van de Europese burgerbevolking werd geconcentreerd, was tot begin 1943 nog vrij verkeer mogelijk. Nadien werden deze wijken hermetisch afgesloten. Alleen enkele Indische Nederlanders en Indonesiërs slaagden er soms in - met gevaar voor eigen leven - extra voedsel, medicamenten, illègale radioberichten en nieuws van familie en vrienden door té geven.

De Indische Nederlanders, die ondanks de radicaal gewijzigde omstandigheden zich in het algeméén nog sterk verbonden voelden met het Nederlandse gezag, vormden eën zeer heterogene bevolkingscategorie. Niet alleen in fysiek opzicht kenden zij een grote verscheidenheid - van blanke Indo's tot de zeer donkere Indischman -in sociaal opzicht kenden zij een grote differentiatie, hoewel de midden-categorieën duidelijk domineerden. Men trof hen veelvuldig in midden-kaderfunctiés , als ambténaren, middenstanders en handwerkslieden. Over de levensomstandigheden van de Indische Nederlanders tijdens de Japanse bezetting is relatief minder bekend, althans in de vorm van historisch documenten en gezaghebbende publicaties, zoals bij de burgergeïnterneerden én krijgsgevangenen het geval is. Maar er is wel een aantal lijnen te trekken.

Levensomstandigheden

Allereerst Werd het dagelijkse levensonderhoud steeds penibeler na de financiële maatregelen van de bezetter, zoals de stopzetting van pensioenuitbetalingen én de verlaging van salarissen naar Japanse maatstaven. Degenen die in overheidsdienst werkzaam waren geweest of afhankelijk waren van inkomsten uit dergelijke werk-zaamhedèn, zoals voor talloze vrouwen en kinderen gold van dé krijgsgevangen militairen, kregen vanaf 1 april 1942 geen uitbetalingen meer. Düizendèn huishoudens van Indische Nederlan-derè, maar ook van inheemsen, zaten op slag 2onder enige bron van inkomsten. Om het hoofd boven water te houden startte men soms kleine bedrijfjes of verkocht men allengs allerlei huisraad én goederen. Soms ging men uit zuinig-heidsoverwegingen bij elkaar inwonen en schakelde men over op de relatief goedkopere inheemse keuken. Maar de nood onder de Indische Nederlanders en onder de inheemse KNIL-militairen, die uit krijgsgevangenschap waren ontslagen of gevlucht, werd steeds groter . Tot overmaat van ramp verloren andere Indische Nederlanders soms ook nóg hun betrekkingen aan Indonesiërs, en zaten ook zij en hun gezinnen zonder inkomsten. Tekenend was de situatie in Batavia, waar ca. 25.000 Indische Nederlanders niet waren geïnterneerd en waar slechts na één jaar bezetting, bijna de helft van hen op steun was aangewezen. Kerken, het Rode Kruis en particuliere comité's verleenden hulp aan deze noodlijdenden.

Onder druk

Maar niet alleen in materieel opzicht raakten Indische Nederlanders steeds meer in moeilijk-heden. Ook in meer ideologische zin werden zij onder druk gezet* Nadat enkele pogingen om in het eerste half jaar van de bezetting Indische Nederlanders voor de Japanners te winnen waren mislukt, gooide men het over een andere boeg.

Het Japanse militaire bestuur publiceerde een 'Waarschuwing aan de Indo-Europeanen', waarin in weliswaar bedekte termen met massale internering werd gedreigd indien Indische Nederlanders niet van harte zouden samenwerkèn met de Japanners. Het was duidelijk dat de bezetters de specifieke positie van Indische Nederlanders ten eigen bate wilden hanteren. Daartoe moest de verbondenheid tussen Indische Nederlanders en Indonesië wórden geaccentueerd. Dit trachtte men te stimuleren door middel van het idee van 'Aziatische broederschap', niet een volstrekt nieuwe gedachte overigens. Rond de eeuwwisseling kwam dit idee reeds naar voren in de Indische partij van dr. E.F.E. Douwes Dekker, een neef van Mul-tatuli. In registratieformulieren die in 1944 uitgingen van de Ka-oem-lndo comité's (Indo-volkskom-mité's) werd men dan ook gevraagd of men al 'afstand had gedaan van de Nederlandse regering' en of men zich ook 'Aziaat voelde'. Vóór de Japanse bezetting hadden de Indische Nederlanders nooit eerder te maken gehad met een registratie die hen moest onderscheiden van de andere Europeanen. Niet alleen waren dergelijke registraties bijzonder. Nog uitzonderlijker was het effect, Immers naarmate men vólgens deze registratie meer Indonesische voorouders kon aantonen liep men minder gevaar te worden geïnterneerd. Nog nooit had een Indonesische achtergrond in de herinnering van Indische Nederlanders een dergelijk betrekkelijk gunstig sociaal effect gehad. Voor de oorlog leek veeleer het omgekeerde het geval. Uit die tijd stamde bijvoorbeeld ook de uitdrukking, 'hoe meer pigment, des te minder payment'.

Desondanks slaagden de, bijzondere organisaties die Indische Nederlanders voor de Japanse zaak moesten zien te winnen, er niet in de door de Japanners gehoopte aanhang te verwerven. Voor veel Indische Nederlanders zou immers het opgaan in een gemeenschap van Indonesiërs tevens het opgeven betekenen van een hooggewaardeerde Europese status. Europese normen domineerden in de kring van Indische Nederlanders, terwijl meer Indonesische of Indische waarden soms zelfs met enige laatdunkendheid werden beschouwd.

Veel invloed hebben de organisaties van collaborateurs dan ook niet gehad. De strategie van de Japanners om Nederlanders en Indische Nederlanders van elkaar te vervreemden bleek niet succesvol.

Verzet

Sterker nog, toen het merendeel van de Totok-Europeanen medio 1943 was geïnterneerd, namen Indische Nederlanders de leiding in verzetsactiviteiten. Een rapport van de Japanse geheime politie, de Kempetai, meldde over de periode van september 1943 tot februari 1944, de arrestatie van 665 Indische Nederlanders. Verzetswerk was in Indië een bijzonder hachelijke onderneming. Anders dan in het moederland in Europa kon men veel minder rekenen op sympathie en steun vanuit de autochtone bevolking. Bovendien waren vele Indische Nederlanders uiterlijk duidelijk herkenbaar, waardoor zij zich nauwelijks onopgemerkt in het openbare leven konden begeven. Het Indische verzetswerk bestond onder meer uit het ondersteunen van enkele nog niet gecapituleerde militaire eenheden en steun aan de geïnterneerden, voorts verzamelde men gegevens over de Japanse krijgsmacht en werd er sabotage gepleegd en vertragingsacties gehouden. Storingen in electrici-teits- of spoorwèginstallaties werden vaak door de bezetter uitgelegd als sabotage door Indische Nederlanders. Eenmaal gearresteerd op grond van verdenking van verzetswerk moesten zij veelal gruwelijke verhoren bij de Kempetai ondergaan. Doorstond men dat, dan wachtte meestal een verblijf in gevangenissen dat gericht leek op systematische uitputting door honger en ziekten. In vergelijking tot de verzetssituatie in Nederland heeft slechts een betrekkelijk klein deel van de Indische verzetsmensen dit overleefd.

Bevrijding

Vijftien augustus 1945: de capitulatie van Japan. Vaak met ingehouden vreugde en soms met gelatenheid ontvangen; zonder imposante bevrijdingsfeesten. Men had op Java zelfs nog geen bevrijders gezien! Sommigen hoorden pas een week, of later nog, van de Japanse capitulatie. Isolement; dat leek het algemene sociale gevolg van de bezettingstijd voor Indische Nederlanders. Men was teruggedrongen in een positie van onderschikking en men leefde soms in materiële omstandigheden die herinnerden aan het pauperisme onder de Indo's rond de eeuwwisseling. Maar er was meer verloren gegaan dan have en goed. Gezinnen en families waren uiteengerukt, sommige naasten, vrienden en bekenden zag men nooit meer terug. En op het maatschappelijk niveau was het Europees prestige en gezag van zijn voetstuk gehaald. Bovendien riep Soekarno op 17 augustus 1945 de onafhankelijke Repoeblik Indonesia uit, om het herstel van het Nederlands-Indisch bewind vóór te kunnen zijn.

Inmiddels hadden de Japanners bevel gekregen in die gebieden waar zich nog geen geallieerde troepen bevonden, gezag en orde te handhaven en tevens de geïnterneerden te beschermen. Voormalige Japanse bewakers en bezetters werden nu formeel beschermers, totdat de geallieerden, vnl. Brits-Indiërs, eind september 1945 (ruim een maand na de Japanse capitulatie!) een deel van die taak konden overnemen. Met name in de grote steden braken hevige onlusten uit. Veelal jonge Indonsesiërs vielen in grote getale Japanse militaire posten aan, soms alleen gewapend met gepunte bamboestokken soms zelfs op andere plaatsen door voormalige bezetters van wapens voorzien. Gewapende groepen jongeren, vaak in de bezettingstijd in massa- en para-militaire-organisaties getraind door Japanners, vielen huizen van Europeanen aan die veelal werden bewoond door uit veiligheidsoverwegingen bijeengekropen Indische Nederlanders. Hoewel deze behuizing lang niet altijd voldoende bescherming bood en menige Indische familie dergelijke 'raids' niet doorstond, liep men als individuele Indische Nederlander op straat zo mogelijk nog meer gevaar. Moord en andere gewelddadigheden, ontvoeringen en plunderingen vonden plaats met de regelmaat van de klok. Soms leek er sprake van enigszins gecoördineerde nationalistische actie, soms ook wekte het veeleer de indruk van opgezweepte nietsontziende haat gericht op Europeanen. Gebrek aan allerlei levensmiddelen in het laatste oorlogsjaar alsmede het ontbreken van enige betrouwbare politiebescherming in sommige steden - de Japanners hadden in veel gevallen het bestuur aan Indonesiërs overgedragen - maakten de situatie rijp voor ongelimiteerde beroving van kwetsbare minderheidsgroepen zoals Indische Nederlanders, maar ook Chinezen, Ambonezen e.a. Op enkele gebouwen in het voormalige Batavia werden allerlei leuzen geschilderd.

Republiek

Vele zojuist uit Japanse interneringskampen gevluchte Nederlanders en Indische Nederlanders belandden, tezamen met nooit eerder door de Japanners geïnterneerde Indische Nederlanders, voor korte of langere tijd in gevangenschap bij de nationalisten. Niet zelden onder de meest erbarmelijke omstandigheden. Voormalige Japanse-interneringskampen, diedoor Japanners en Brits-Indiërs werden bewaakt, werden bestookt met stenen en stokken of granaten afkomstig van de zgn. 'pemoeda's' (= jongeren) en zgn. 'extremisten' die deze kampen omsingelden en trachtten te overmeesteren. Transporten van geïnterneerden die naar veiliger oorden moesten worden overgebracht ondergingen hetzelfde lot. De gebeurtenissen rondhet interneringskamp Ambara-wa in Midden-Java en deoverval op het transport van geïnterneerden aande Palmenlaan in Soeraba-ja vormen sléchts twee van de tragische incidenten in deze reeks van gewelddadigheden.

De jonge republiek kreeg inmiddels iets meer greep op de ontwikkelingen. In grote massa-mee-tings (o.a. in Djakarta en Bandoeng) werd door de bevolking steun betuigd met het streven naar onafhankelijkheid. Toen eenmaal duidelijk werd dat de Japanners geen maatregelen namen tegen het instellen van Indonesische bestuursorganen, werd er tevens regelmatiger rood-wit, Indonesisch, gevlagd. Rond dit vlaggen van de nationale kleuren deden zich regelmatig incidenten voor tussen Indische Nederlanders die de Nederlandse vlag wilden hijsen en Indonesiërs die zich daar tegen wilden verzetten, of andersom

Indische Nederlanders die wilden verhinderen dat de Indonesische kleuren gehesen werden.

Kloof

De ontreddering onder Indische Nederlanders was compleet. De kiem van het nationalisme bleek veel dieper wortel te hebben geschoten dan menigeen voor mogelijk had gehouden. Ex-krijgsge-vangen mannen in Singapore en elders in Zuid-Oost Azië mochten niet naar Java om hun gezinnen en familie in veiligheid te brengen. Slaagde men er evenwel in om op Java of Sumatra door te dringen dan riskeerde men het gevaar door opstandige benden of groepen nationalisten en moslimstrijders te worden gegrepen. Toen misschien nog sterker als voorheen, zetten de Indische Nederlanders zich schrap en beijverden zij de terugkeer van het 'ancien regime'. De kloof tussen Indonesiërs en Indische Nederlanders leek in het algemeen groter dan ooit tevoren. Men had soms naaste familieleden verloren in de gruwelijke ber-siaptijd, bovendien leken de vooruitzichten binnen een Indonesische staat allerminst aantrekkelijk. Het zal dan ook niemand verbazen dat de poging van nationalisten om Indische Nederlanders voor hun zaak te winnen weinig gehoor vond. Voor een niet gering deel van de Indische Nederlanders zou een keuze voor Indonesië bijna neigennaar verraad. Velen verkozen uiteindelijk het gedwongen vertrek uit Indonesië naar Nederland, anderen vertrokken naar Nieuw-Guinea of elders. Slechts een klein deel van de Indische Nederlanders, ca. 30.000 personen, besloot omstreeks 1952 in Indonesië te blijven en het Indonesisch staatsburgerschap aan te nemen. Ruim 25.000 van hen vertrokken later alsnog, als spijtoptant, naar Nederland.

De Japanse bezettingstijd en de bersiapperiode leidden tot gebeurtenissen die Indische Nederlanders uiteindelijk naar Nederland brachten.

Onderzoek

Ik heb slechts een schets gegeven van een aantal gebeurtenissen in de periode van 1942 tot 1946. Opvallend is dat er toch betrekkelijk weinig bekend is over de positie van Indische Nederlanders. Met name valt het contrast op in de aanwezige hoeveelheid kennis over geïnterneerden enerzijds, en de geringe hoeveelheid kennis over de niet-geïnterneerden, dus over het leven buiten de kampen tijdens de bezetting, anderzijds. Zo mogelijk nog groter is het contrast in de hoeveelheid kennis die we hebben over de politieke en militair-politionele ontwikkelingen rond de dekolonisatie van

Indonesië aan de ene kant, en het nagenoeg ontbreken aan de andere kant van een overzicht van de levensomstandigheden van de burgers gedurende die periode. Als nu schriftelijke bronnen ons niet ten dienste staan zullen we ons moeten beroepen op hetgeen betrokkenen ons er over kunnen meedelen. Het is inmiddels ruim veertig jaar geleden. We kunnen niet al te lang meer wachten met aanzetten tot verder onderzoek. Niet in de laatste plaats als erkenning voor de benauwde positie waarin Indische Nederlanders destijds hebben verkeerd.

Geraadpleegde literatuur

Bruin, R. de, 'Massa mobiel:    De

organisatie van de bevolking' in: A.H. Paape e.a. (red.), Bericht van de tweede wereldoorlog (Amsterdam:    De Geïllustreerde

Pers, 1970), band 3, no. 48, pp. 1325-1330.

Bruin, R. de, Het Indisch verzet (Amsterdam:    Rijksinstituut voor

Oorlogsdocumentatie, Indische afdeling, 23 januari 1984), ongepubliceerd .

Jong, L. de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, Deel 11, Nederlands-Indië ('s-Gravenhage: Staatsuitgeverij, 1984-1986.

Moscou-de Ruyter, M., Vogelvrij: Het leven buiten de kampen op Java 1942-1945 (Weesp:    Fibula-Van

Dishoeck/ 1984).

Velden, D. van, De Japanse interneringskampen voor burgers gedurende de Tweede Wereldoorlog (Franeker:    Wever,    2e uitgebreide

druk, 1977).

1

Met toestemming van de redaktie overgenomen uit Basis 18 (1987) 7/8 (jul./aug.), p. 23-27.

Referentie: 
R.E.F. Vaillant | 1988
In: Icodo Info , ISSN 0168-9932 | 5 | 3 | 5-13