Seksueel geweld : blinde vlek in de asielprocedure?

Een medische en juridische analyse van de rechtspositie van slachtoffers van seksueel geweld in de asielprocedure getoetst aan intenationale mensenrechtenstandaarden. 

 

Mensen die asiel aanvragen in Nederland en verklaren dat ze slachtoffers zijn geworden van seksueel geweld, lopen het risico om opnieuw getraumatiseerd te raken in de asielprocedure. Hun aanvraag kan worden afgewezen en hun verklaring over seksueel geweld kan ook tegen hen worden gebruikt. In het rapport, Seksueel geweld: Blinde vlek in de asielprocedure? stelt Amnesty International vast dat de Nederlandse autoriteiten specifieke maatregelen moeten nemen om mensen te beschermen tegen hertraumatisering en te voldoen aan de verplichtingen onder internationaal recht.

 

Seksueel geweld en andere vormen van gendergerelateerd geweld zijn op zichzelf schendingen van mensenrechten. Veel mensen die bescherming zoeken in Europa, hebben seksueel geweld meegemaakt in hun land van herkomst of tijdens de vlucht. Zij lijden vaak aan psychologische en fysieke symptomen, variërend van fysieke pijn en slaapproblemen tot symptomen van posttraumatische stress (PTSS) en zelfmoordgedachten. Deze symptomen beïnvloeden de manier waarop iemand gebeurtennissen opslaat of zich herinnert, en de mate waarin iemand zich kan concentreren. Emoties zoals schuld, schaamte en angst kunnen ook het vermogen om tijdens de asielprocedure een duidelijke verklaring af te leggen beïnvloeden.

 

Amnesty International werkt sinds 2020 intensief samen met slachtoffers van seksueel geweld in Nederland en heeft kennis opgebouwd over de omvang en impact van seksueel geweld op slachtoffers en de samenleving. Op het gebied van de strafwetgeving zijn er momenteel ontwikkelingen. Daarnaast werkt de nationale politie aan het verbeteren van de behandeling van slachtoffers van seksueel geweld en is er een Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld gepubliceerd. Omdat Amnesty International sterke signalen ontving dat vrouwen en meisjes met een vluchtachtergrond niet altijd de bescherming ontvangen waar zij op grond van internationale verdragen recht op hebben, analyseerde Amnesty International 80 zaken waarin een medisch onderzoek door het Nederlands Instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO) was ingediend, en 138 rechtbankuitspraken waarbij geen medisch onderzoek was uitgevoerd. Centraal stond de vraag op welke manier seksueel geweld tijdens de gehoren ter sprake komt, hoe medische rapportages worden meegewogen door de IND en rechter en hoe dit zich verhoudt tot internationale mensenrechtenverplichtingen.

 

De medisch specialisten van iMMO hebben een medische analyse uitgevoerd van 50 van de 80 dossiers. iMMO concludeert dat een reeks klachten in het medische dossier vaak al bekend was vóór het gehoor bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), maar dit heeft niet geleid tot een medisch advies met duidelijke aanwijzingen voor de hoormedewerker. Er ligt daarom extra druk op de kennis van de hoormedewerker om signalen te identificeren en te interpreteren. In 34 van de 50 dossiers werd het seksueel geweld tijdens de gehoren niet of nauwelijks besproken.

 

Seksueel geweld wordt in Nederland erkend als een daad van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, maar uit de bevindingen van de analyse blijkt dat de vijf vervolgingsgronden van het Vluchtelingenverdrag en het beginsel van non-refoulement niet altijd genderspecifiek worden geïnterpreteerd. Er kan niet altijd een verband worden gelegd tussen het seksueel geweld en een van de vijf vervolgingsgronden in het Vluchtelingenverdrag (ras, religie, nationaliteit, politieke overtuiging of lidmaatschap van een sociale groep). Zowel het Comité voor de uitbanning van discriminatie tegen vrouwen (CEDAW) als GREVIO (het onafhankelijke expertorgaan dat verantwoordelijk is voor de monitoring van de implementatie van het verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld [Istanbul Verdrag]) vereisen dat seksueel geweld tegen vrouwen wordt erkend als vervolging en dat de vijf vervolgingsgronden van het Vluchtelingenverdrag op een gendersensitieve manier worden geïnterpreteerd. Amnesty International beveelt aan, in lijn met internationale mensenrechtenstandaarden, om gender toe te voegen aan de lijst van vervolgingsgronden in de nationale asielwetgeving, zodat seksueel geweld en andere vormen van gendergerelateerd geweld op zichzelf beoordeeld kunnen worden en niet afhankelijk worden gemaakt van de andere vervolgingsgronden.

 

De immigratieautoriteiten, advocaten en de rechterlijke macht moeten gedurende de gehele asielprocedure een genderperspectief hanteren. Wanneer er tijdens het gehoor duidelijke signalen zijn dat iemand kwetsbaar is en procedurele waarborgen nodig heeft, moet de IND deze waarborgen bieden. Uit de analyse van Amnesty International blijkt dat er niet altijd een tolk van het gevraagde geslacht aanwezig is bij gehoren. Dit kan iemand belemmeren om vrijuit te spreken over seksueel geweld en andere trauma’s. IND-medewerkers stellen niet altijd trauma-sensitieve vragen en in geen van de 80 onderzochte zaken initieerde de IND een medisch onderzoek, zelfs niet als er aanwijzingen waren voor seksueel geweld. IND-medewerkers krijgen momenteel geen verplichte training over het horen van slachtoffers van seksueel geweld op een wijze die ervoor zorgt dat mensen hun verklaring in vertrouwen kunnen delen en niet opnieuw trauma oplopen.

 

Amnesty International constateert in de analyse dat de immigratieautoriteiten van mensen eisen dat zij gedetailleerd uitleg kunnen geven over traumatische gebeurtenissen, zoals de kleur van een auto of wat iemand droeg. Als iemand in de asielprocedure niet meteen verklaart over het meegemaakte seksueel geweld, kan de IND de (in hun ogen) ‘late’ verklaring van seksueel geweld als reden gebruiken om de hele asielaanvraag van de persoon in twijfel te trekken.

 

Volgens internationale standaarden moet echter worden overwogen dat mensen niet altijd in staat zijn om direct te praten over hun ervaringen van geweld vanwege schaamte en trauma. De achtergrond van een persoon en de effecten van trauma op de hersenen en op het vermogen om volledige verklaringen af te leggen, worden door de immigratieautoriteiten in sommige gevallen niet voldoende in overweging genomen. De immigratieautoriteiten zijn verplicht om op grond van artikel 18 van de Procedurerichtlijn een forensisch medisch onderzoek te starten, wanneer er aanwijzingen zijn dat iemand slachtoffer is van seksueel geweld en marteling. In de afgelopen 3 jaar hebben de immigratieautoriteiten slechts 6 keer een forensisch medisch onderzoek gelast in zaken van mensen die aangeven slachtoffer te zijn van marteling en geweld, terwijl iMMO jaarlijks ongeveer 140 verzoeken om forensisch medische onderzoeken van asielzoekers ontvangt. Forensisch medische onderzoeken kunnen belangrijk ondersteunend bewijs zijn voor de verklaringen van een persoon die internationale bescherming zoekt (met name in gevallen waarin sprake is van medische klachten en/of littekens), en voor het onderzoeken van de causaliteit tussen het ervaren geweld en de medische gevolgen ervan. Amnesty International concludeert uit de analyse dat mensen vaker een verblijfsvergunning werd verleend na het indienen van een medisch rapport door iMMO, wat laat zien dat een medisch onderzoek relevant kan zijn. 

 

In Nederland wordt door de autoriteiten een lijst van ‘veilige landen van herkomst’ gehanteerd. Hierdoor krijgen mensen uit de als ‘veilig’ aangemerkte landen een verkorte asielprocedure, een hogere bewijslast en geen medische check. Dit is zorgwekkend, omdat ook uit deze landen mensen komen die wel recht hebben op erkenning als vluchteling. Zelfs wanneer de IND het geloofwaardig acht dat iemand die asiel aanvraagt slachtoffer is van seksueel geweld, wijzen zij er vaak op dat de persoon in het land van herkomst bescherming had kunnen zoeken bij de autoriteiten. De immigratiediensten houden onvoldoende rekening met de situatie rond seksueel en gendergerelateerd geweld en discriminatie in sommige van de ‘veilige landen’.

 

Het hanteren van een genderperspectief is niet alleen vereist voor de immigratiediensten. In geen van de geanalyseerde dossiers beriepen advocaten zich op het Istanbul Verdrag of het VN-Vrouwenverdrag. Deze internationale mensenrechtenstandaarden kwamen evenmin voor in de rechterlijke uitspraken in de analyse. Er zou kennis over deze internationale mensenrechtenstandaarden opgebouwd moeten worden, om deze toe te kunnen passen op individuele zaken en seksueel geweld te identificeren, te kunnen doorverwijzen, gender- en traumasensitief te zijn en intersectionele discriminatie te onderscheiden. 

Referentie: 
Trefwoorden: 
Aanbevelingen, Asielprocedure, asielzoekers, Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), internationaal recht, mannen, Nederland, rapporten, rechtspraak, seksueel geweld, slachtoffers, Syrie, vluchtelingen, vrouwen