Scheiding en rouw bij oorlogsgetroffenen in het kader van de levenslooppsychologie
Inleiding
De levenslooppsychologie is bij de behandeling van oudere cliënten eigenlijk altijd het fundament van waaruit het denken over de behandelingsmogelijkheden vorm krijgt. Zoals dat echter vaker gebeurt met fundamenten, wordt dc aanwezigheid ervan al snel als gegeven aangenomen. Pas op het moment dat expliciet gevraagd wordt naar de betekenis ervan, wordt deze ook weer zichtbaar.
In de tijd dat ik me hernieuwd met deze materie bezighield, trof ik een overzichtsartikel aan in De psycholoog (nr. 9/98) van Johannes Schroots over dc geschiedenis, theorie en onderzoek binnen de psy-chogerontologie.
Schroots spreekt onder andere over het fenomeen 'ouder worden’ en ‘leeftijd’ en wat die begrippen met elkaar te maken hebben. Kort samengevat blijkt in feite dat men het er voorlopig nog niet over eens is hoe we ‘ouder worden’ of ‘ouder zijn’ eigenlijk moeten begrijpen. Laat slaan hoe we het moeten definiëren cn aan welke maat we deze fenomenen moeten meien.
De uitspraak ‘hoe ouder hoe unieker’, voor het eerst gehoord tijdens de studie sociale gerontologie, lijkt nog altijd te gelden. Er zijn vele theorieën die dan voor de ene en dan voor de andere oudere waar lijken te zijn; helaas nooit voor allemaal tegelijk.
De levenslooppsychologie, waarin nadrukkelljk ook aandacht wordt besteed aan het leven na de veertig, werd vooral in gang gezel door ontwikkelingspsychologcn als BUhler en Hall (Schroots, 1998). Beiden deden dat overigens vanuit kwalitatieve onderzoeksmethoden cn niet met harde cijfers en gegevens. Dit lijkt nog altijd één van de grootste struikelblokken van de sociale gerontologie in het algemeen, alhoewel ook in het klinische veld initiatieven tot gedegen onderzoek ontbreken.
Levensloop
Ik noem drie fasen binnen de levensloop die van belang zijn voor mijn betoog in dit artikel en voor de casuïstiek die ik hierin opvoer.
1. De adolescentie wordt wel een levensfase genoemd waarin een eerste evaluatie van het zelf plaats vindt, vanuit de persoonlijke ervaringen die opgedaan zijn in het nog korte verleden. Het is voor het eerst dat er een antwoord moet komen op de vraag 'wie ben ik en wat zul er van mij worden?’
De nadruk ligt op de toekomst, op vernieuwing en verandering. Persoonlijke waarden worden afgemeten aan die van de maatschappij en er ontstaan botsingen: een nieuw evenwicht moet gezocht worden.
2. Op middelbare leeftijd (wanneer dat is, daar zijn we nog niet uit. maar iedereen die zich in deze fase bevindt weet het...) vindt een volgende herwaardering van het verleden plaats. De vraag luidt nu: 'ben ik wel wie ik denk dal ik ben, en wat is er van mij geworden?’ Men zal trachten te veranderen wat er nog te veranderen valt.
In deze fase hebben veel mensen meer behoefte aan stabiliteit dan aan verandering.
3. De derde herwaardering komt rondom het tijdstip dat duidelijk wordt dat de jongeren het roer hebben overgenomen. Anderen beschouwen je niet meer als te veranderen en het is een feit dat het verleden levensgroot aanwezig is.
De oudere moet zijn leven accepteren als 'gebeurd en onveranderlijk’. De vraag die hij 2ich daarbij moet stellen is: ‘kan ik mijn leven zoals het gelopen is aanvaarden, kan ik de teleurstellingen verdragen en niettemin bevrediging putten uit de dingen die ik bereikt heb’.
Erikson (die we volgens Schroots aan mogen halen bij gebrek aan beter) noemt deze ontwikkelingscrisis integriteit versus wanhoop. Het accent ligt op de aanvaarding van de eigen eindigheid en daarmee het accepteren van wat er van je geworden is. Gedurende zijn of haar leven maakt iedereen een dergelijke ontwikkeling door. Vele factoren beïnvloeden natuurlijk deze ontwikkeling.
Er zijn bepaalde gebeurtenissen die leeftijdgebonden zijn en een zekere invloed uitoefenen op iemands leven, zoals de puberteit, trouwen, kinderen krijgen, de overgang; en er zijn gebeurtenissen die specifiek zijn voor de generatie, het cohort, waartoe je behoort. Dat is in feite de historische context waarmee en waarin iemand leeft.
Zo hebben de cliënten die ik behandel allemaal de crisistijd in de jaren dertig meegemaakt, de Tweede Wereldoorlog, de wederopbouw, de koude oorlog et cetera, tn tenslotte zijn er de invloeden die persoonsgebonden zijn en dus uniek voor elk mens afzonderlijk. Het gaat dan om de persoonlijke ervaringen maar ook om zaken als culturele achtergrond, sociale klasse, sekse en intelligentie.
Met het ouder worden nemen deze persoonsgebonden invloeden toe en dat betekent dat de verschillen tussen mensen met het ouder worden toenemen. Uit onderzoek blijkt dat de leeftijds- en cohortgebon-den invloeden op de ontwikkeling van de mens met het ouder worden aan effect inboeten: de persoonlijke levenservaringen worden steeds belangrijker. Als we kijken naar belangrijke levenservaringen of levensgebeurtenissen, dan gaat hel er vervolgens niet om of iemand in staal is met veranderingen om te gaan. maar of hij ook in staat is om deze ervaringen te verwerken en te gebruiken bij zijn verdere ontwikkeling. Niet het feit dat iemand in de oorlog een kind verliest, maar hoe hij of zij daarmee omgaat is van belang. Kan iemand een gevoel van continuïteit in de eigen levensgeschiedenis handhaven en daarmee zijn eigen persoonlijkheid.
Als wc ons afvragen hoe oudere oorlogsgetroffenen omgaan met de problematiek van scheiding en rouw, moeten we dus kijken naar de copingsstrategieën die ze ontwikkeld hebben om die continuïteit te bewaren.
De cliënten die ik behandel zijn allen boven de zestig. Dat betekent dat zij per definitie oorlogsgetroffenen rijn in de brede zin des woords: allemaal, niet één uitgezonderd, hebben zij de Tweede Wereldoorlog meegemaakt, sommigen ook de Eerste.
Deze ouderen moeten zich gaan bezinnen op hun verleden en hun toekomst. Moeten, omdat het ouder worden ook met zich meebrengt dal de fysieke spankracht afneemt waardoor er meer energie nodig is voor alledaagse dingen. Ook in psychisch opzicht neemt de flexibiliteit af. Er komen veranderingen in de werking van het geheugen, het tempo in algemene zin neemt af. zingevingsvragen dienen zich nadrukkelijk aan. Sociaal gezien loopt het betaalde werk af, de positie in de maatschappij verandert: langzamerhand sterven ook vrienden, familieleden en leeftijdgenoten uit de directe omgeving.
Belangrijk is ook het feit dat het moeten zorgen voor iemand anders vaak ophoudt, of het moet voor oude ouders zijn, wat zeer belastend is. Het ophouden van het ‘moeten doorgaan voor de ander' betekent eveneens dat er ruimte komt voor eigen dingen, die langdurig aan de kant geschoven zijn. Overigens treden er uiteraard niet alleen veranderingen op die een verlies betekenen. De ouderen over wie ik spreek zijn ‘overlevers', met een grote levenservaring en vaak veel relativeringsvermogen.
Veel mensen die het na de oorlog goed gelukt is om traumatische ervaringen weg te houden via werk, zorg en lichamelijke activiteiten, zien zich niettemin weer op oudere leeftijd alsnog met een aantal levensvragen geconfronteerd. Juist omdat ze fysiek en psychisch kwetsbaarder en mogelijk ook opener geworden zijn Dit zijn veelal mensen die weinig gesproken hebben over de oorlog, ook niet met de partner of de kinderen en die bij de RIAGG aangemeld worden met allerlei soorten klachten en problemen waar de oorlog er vrijwel nooit één van is.
Voor de drie cliënten, die in dit verhaal aan de orde komen, heb ik de betekenis die de oorlog gehad kan hebben, in drieën gesplitst. In de eerste plaats kan men denken aan de oorlog als psychotrauma. Ik denk dan vooral aan complexe posttraumatische stress-stoomis, zoals Judith Herman (1992) die beschrijft, waarbij iemand langdurig onderworpen was aan een totalitaire controle. Dat kunnen bijvoorbeeld krijgsgevangenschap, seksueel misbruik in de kinderjaren of het verblijf in een concentratiekamp zijn.
Bij één vrouw uit mijn verhaal zou er sprake geweest kunnen zijn van een dergelijke complexe stoornis gezien haar kampervaringen Het ingewikkelde is, dat de aanwezigheid van een dergelijke stoornis niet altijd meer is vast te stellen. Bij de twee andere vrouwen was geen sprake van een dergelijk trauma, maar had dc oorlog wel een (ontwrichtend) effect op hun ontwikkeling.
Een tweede kant is de oorlog als belangrijke levensgebeurtenis met zowel positieve als negatieve effecten. Het is natuurlijk niet zo dat een oorlog altijd negatief uitwerkt. Integendeel, mensen kunnen zich ook buitengewoon sterk ontwikkelen door dergelijke gebeurtenissen.
Hoeveel moeders bleken niei ineens in slaat om onder vaak extreem moeilijke omstandigheden hun eigen hoofd en dat van hun gezin boven water te houden. Zij waren er niet onder te krijgen en de oorlog hielp sommigen dat te ontdekken. Veel mensen hebben juist onder de stress van een oorlog diepergaande relaties ontwikkeld. Dit zijn positieve aspecten van gebeurtenissen, die mensen raken tot in de kern van hun zijn. De oorlogservaringen als bron van kracht om te (over)leven moeien niet worden onderschal.
Daar waar cliënten niet over de oorlog spreken, verdient het aanbeveling die geschiedenis toch met ze door te nemen om geen potentiële hulpbronnen over het hoofd te zien. Voor twee cliënten, die ik hier behandel, is de oorlog in dit opzicht een belangrijke levensgebeurtenis geweest.
De oorlog als complicerende factor bij een al eerder verstoorde ontwikkeling vormt een derde aspect. Eigenlijk is dit een kanttekening bij het vorige. Het is gevaarlijk om vijf oorlogsjaren te isoleren als belangrijke levensgebeurtenis en daar van alles aan toe te schrijven. Er was ook een vóór de oorlog en een na de oorlog. Er was al een persoonlijke ontwikkeling met alle goede en minder goede aspecten van dien en die ontwikkeling gaat door tijdens en na de oorlog. Bepaalde aspecten van een persoonlijkheid kunnen door een oorlog worden versterkt of juist volledig vervagen. Ze kunnen pathologisch worden, of ineens functioneel.
Tenslotte is ook van belang wat er na de oorlog gebeurde. Inmiddels is wel bekend hoe mensen reageerden op de terugkomst van verwanten en vrienden uil Duitsland en Indië. De nodige aandacht hiervoor ontbrak vaak. De terugkeerders kregen nauwelijks aandacht, hoogstens boze blikken van ‘stel je niet aan’. Deze ervaring heeft de reactie van de terugkeerders sterk beïnvloed. Het zwijgen, de schaamte en het onderdrukken van elk gevoel over die periode is een effect geweest van een ontwikkeling na de oorlog. Dat die dus ook traumatiserend, of op zijn minst ontwrichtend kan zijn, is inmiddels ook voldoende bekend.
De eerste reden van aanmelding van mijn cliënten is meestal niet de oorlog. In enkele gevallen blijkt dan snel dat de oorlog toch heel bepalend is geweest voor het ontstaan van de klachten: in andere gevallen blijkt dat pas in de loop van de behandeling. Soms gebeurt dat bij toéval, bijvoorbeeld omdat er ineens een herinnering aan die periode bovenkomt.
De drie hier behandelde cliéntes varieren in leeftijd van 79 lot 70. Aan het begin van de oorlog waren zij respectievelijk 24, 20 en 15 jaar oud. Zoals zal blijken is de leeftijd en de levensfase waarin de vrouwen verkeerden bij het begin van de oorlog van invloed op die periode. De leeftijd waarop zij te maken kregen met psychische problemen is voor alle drie de eerder genoemde derde herwaarderingsfase' waarin teruggekeken wordt en dc balans wordt opgemaakt van wat men heeft bewerkstelligd en gekregen en wat niet.
Mevrouw Van Wijk
Mevrouw Van Wijk werd aangemeld met depressieve en angstklach-ten. relatieproblemen en onduidelijke loopstoornissen. Zelf noemt ze het zien van een plattegrond van het kamp waarin ze geïnterneerd was in het voormalig Nederlands lndie als beginpunt. Vanuit een eerder poliklinisch consult bij een psychiatrisch ziekenhuis werd levens-faseproblematiek geconstateerd, geen ‘KZ- syndroom’.
Na onze intake werd toch besloten om ook aandacht te besteden aan de oorlog vanuit dc gedachte dat door afnemende draagkracht vanwege de leeftijd oude kampervaringen weer actueel zouden kunnen zijn geworden. De echtgenoot van mevrouw was niet te motiveren om mee te komen. Hij was van mening dat de problemen van zijn vrouw individueel bepaald waren.
Middels een genogram brachten we de levensgeschiedenis van mevrouw in kaart. Mevrouw is als onecht kind geboren in een huis voor ongehuwde moeders. Vader heeft ze nooit gekend. Moeder heeft altijd geweigerd om zijn naam te noemen. Cliënte werd bij een tante grootgebracht totdat moeder trouwde met een veel jongere man. Ze beschrijft haar relatie met moeder als koel; ze gruwde van aanrakingen van haar, had nooit het gevoel erbij te horen. Op haar achttiende moest ze trouwen en in 1937 ging ze met haar man naar lndie. Daar werd de oudste zoon geboren. In 1939 werd de eerste dochter geboren en in 1943 de tweede. Mevrouw kwam met haar drie kinderen in het kamp terecht. Ze vertelt geen nare ervaringen gehad te hebben in de kampen en eigenlijk zeker wat betreft de kinderen alleen aardige herinneringen aan dc Japanners te hebben. Toch zegt ze ook dal haar onlustgevoelens begonnen na een uitnodiging voor een reünie van mensen die in lndie in haar kamp gezeten hadden. Ze heeft daar zelf geen verklaring voor.
Na dc oorlog liep het eerste huwelijk mis. Mevrouw Van Wijk had een buitenechtelijke relatie, ging uileindelijk terug naar Nederland, scheidde en trouwde haar tweede man in 1949. Ze ging in 1951 terug naar Indonesië zonder haar kinderen. Uit dit huwelijk werden vervolgens nog twee kinderen geboren. In 1959 ging het gezin voorgoed terug naar Nederland. In 1972 overleed haar oudste zoon ten gevolgde van een ongeval. Mevrouw had nadien geen contact meer met haar schoondochter en kleinkinderen. Haar oudste dochter liep op haar twintigste weg met een getrouwde man en liet zes jaar lang niets van zich horen. De andere kinderen hadden beiden een aantal problematische relaties.
Verloop behandeling
Cliente voelt zich somber en angstig. Ze vraagt steeds om pillen maar is ambivalent over het innemen ervan; ze noemt vele angsten maar kan ze niet echt concreet maken. Ook de loopstoornissen die duidelijk zichtbaar zijn, kunnen niet geobjectiveerd worden. Over de oorlog hoor ik haar niet. Wel vraagt ze om hulp van psychiaters van Centrum '45. Na overleg met Centrum 45 (mevrouw gaat tevens voor een consult) komen wc er op uit dat mevrouw in de kampen waarin zij geïnterneerd is geweest, een overlevingsstrategie van de hoop op een betere toekomst ontwikkeld heeft. De pijn. honger, woede en ellende die ze meegemaakt moet hebben, heeft ze nooit echt kunnen toelaten.
Deze overlevingsstrategie heeft haar nooit doen stilstaan bij wat er in haarzelf gebeurde en gebeurt. Ze hoopt op een pil, op een therapeut die haar wensen alsnog zal kunnen vervullen, liefst buiten haarzelf om. De kampervaringen moeten veel verschrikkelijker geweest zijn dan ze zich bewust is. Ze lijkt ze verdrongen te hebben. Dit onder meer gezien het feit dat ze voor het eerst na dc oorlog heeft gehuild toen ze de plattegrond van kamp Ambarawa zag, tweeënhalfjaar geleden. Ook zijn toen de vage angsten begonnen en de problemen met haar benen waarvoor geen somatische redenen gevonden werden.
Dc problematiek van mevrouw omvat echter meer dan alleen haar oorlogservaringen. Het ongewenst geboren worden, de niet bekende vader, het immer op zoek zijn naar hem, het overlevingsgedrag, het niet kunnen stilstaan bij het verleden en het nog niet kunnen ervaren van dc realiteit, daar zit ze mee.
Haar rationaliserende en bagatelliserende houding deed haar overleven in belastende situaties en haar tekorten compenseerde ze met fantasieën. Aanvaarding van de realiteit, de verwerking van het niet hebben van een vader en het opgeven van het romantisch ideaal zijn doelen die gesteld zouden kunnen worden. Het lijkt er echter op dat de overlevingsmechanismen die mevrouw ontwikkeld heeft haar hiertoe in de weg gestaan hebben. In deze laatste levensfase, mevrouw is nu 79, gaan nu deze strategieen daadwerkelijk tekortschieten. Mevrouw wordt fysiek zwakker en dat confronteert haar met afscheid en dood. Ook dat maakt haar angstig en depressief. Mijn hypothese is dal de ervaringen uit het kamp naar boven komen in de vorm van lichamelijke klachten en vage angsten.
In de behandeling was hel wel mogelijk om met mevrouw ingrijpende gebeurtenissen uit haar levensloop te bespreken, alsmede de mogelijke effecten ervan op mevrouw zelf. Bijvoorbeeld de belangrijke rol die haar vader speelt in haar leven en naar wie ze haar hele leven op zoek geweest is en in feite nog is. Het ideaal dat ze van hem koestert is hetzelfde als die van een ideale partner. Dit verklaart ook deels haar ambivalente relatie met haar huidige echtgenoot. Steeds hoopt ze op een wending ten goede.
Mevrouw gaat beseffen dat ze al 79 is geweest en dat het misschien nooit goed zal komen. Wat haar met lukt is om iels te voelen bij wat ze vertelt. Ze blijft rationaliseren, isoleren, idealiseren en vlucht uiteindelijk in fantasieën. Mevrouw vindt de gesprekken prettig maar niet effectief in de zin van dat ze het ouder worden ongedaan maken en een vader opleveren. Het lukte niet om een echte werkrelatie met haar tot stand te brengen.
Conclusie
Niet de oorlog maar de verwaarlozing in haar jeugd veroorzaakt het aanvankelijke trauma dat zich laat zien in het zoeken naar vader, het idealiseren van mannen. Met haar moeder heeft mevrouw evenmin een binding kunnen krijgen. Hel kamp waarin zij geïnterneerd wordt is een vrouwenkamp waar ze alleen verblijft met haar jonge kinderen, de derde wordt er zelfs geboren. Zoals sommige vrouwen familie in het kamp hadden, had zij dat niet; ze stond er alleen voor. Wederom is ze verlaten door een man en is er onvoldoende steun van de vrouwelijke kant. dat wil zeggen ze kan zich, mede vanwege haar ontwikkeling lot dan toe, onvoldoende laten steunen. Haar onvermogen om relaties aan te gaan zal er mede voor gezorgd hebben dat ze haar rationaliserende en bagatelliserende overlevingsstrategie verder ontwikkeld heeft. Na de oorlog lukt het haar niet meer om met haar man opnieuw samen iets te hebben. Ze vlucht naar anderen.
Het oorlogstrauma is in feite een herhaling van het eerste trauma in een eveneens kwetsbare levensfase van mevrouw: jong volwassen, met jonge kinderen die van haar afhankelijk waren. Haar overlevingsstrategie die haar het kamp doet doorkomen, is tevens haar valkuil na de oorlog: het voorkomt dat ze in de actualiteit intieme relaties aan kan gaan, haar rest alleen de fantasie. Het gebrek aan contact met de kinderen is hiervan een andere illustratie. Het laatste trauma is natuurlijk het jong overlijden van haar oudste zoon waardoor ze opnieuw verlaten wordt. In feite is mevrouw na de oorlog niet bevrijd, ze blijft geïnterneerd in haar eigen overlevingsstrategie die minder en minder adequaat wordt. Dit alles tezamen maakten een intensievere behandeling voor mevrouw onmogelijk om te verdragen. Ze verdroeg dc ratio wel maar het gevoel niet.
Mevrouw Van Diepenveen
Cliënte meldt zichzelf aan met heftige schaamtegevoelens omdat ze haar problemen zelf niet op kan lossen. Ze komt nu omdat ze de relatieproblemen met haar man. die ziek is, niet meer aan kan. Ze voelt zich overspannen, somber en ellendig.
In de intake wordt persoonlijkheidsproblematiek gesignaleerd, narcistische en theatrale trekken; het risico van een depressie lijkt hoog. Er is veel stress door actuele omstandigheden en ook dc oorlogservaringen van beide echtelieden lijken mee te spelen. Mevrouw heeft een zeer negatief zelfbeeld, voelt zich door het leven en in het bijzonder haar man gekleineerd. Als behandelplan stellen we individuele gesprekken voor met als doel de balans op te maken van haar leven, waarbij dc nadruk moet liggen op erkenning en herwaardering. Nader willen wij ook onderzoeken wat dc oorlog voor haar betekend heeft.
Ik beperk mij hier tot de ervaringen van mevrouw in en na de oorlog. De eerste keer dat mevrouw komt, is ze heftig verontwaardigd over het feit dat ze in de wachtkamer moet zitten; iedereen kan haar dan immers zien terwijl dit toch een vertrouwelijk gesprek is.
Als ze vervolgens binnen vijf minuten vertelt dat ze vanaf het begin van de oorlog, ze is dan twintig, ‘verstopt* is geweest, vanwege haar verzetsactiviteiten, wordt deze verontwaardiging begrijpelijk. Ze heeft zich in die tijd onzichtbaar moeten maken en kennelijk geldt dat voor haar nu nog. Nooit heeft ze in de oorlog met iemand over haar activiteiten gesproken. Ze ‘wist’ wel dat haar activiteiten gevaarlijk voor haarzelf waren en dat er geen hulp zou zijn als ze gepakt werd.
Tot zover, geen probleem. Mevrouw vertelt met verve en lijkt deze gebeurtenissen opnieuw weer te beleven.
Groot is de teleurstelling en de frustratie echter als na de oorlog niemand meer aandacht besteedt aan wat zij gedaan heeft in de oorlog. Dat geldt niet alleen voor haar eigen activiteiten, maar ook voor die van haar verloofde die werd opgepakt en in Duitsland te werk werd gesteld in het kader van de Arbeitseinsatz. Beiden zijn teleurgesteld en voelen zich niet erkend. Voor haar betekent het einde van de oorlog dal ze trouwt, niet meer mag werken en thuis moet zitten met de vijf kinderen die ze vervolgens krijgt.
Deze cliènte zegt letterlijk: ‘In de oorlog voelde ik me wat, was ik een mens. stelde ik wat voor. Na de oorlog was ik niets, ik had geen stem. geen recht, ik was alleen goed voor de kinderen’. Ze zwijgt. Als haar man later in het huwelijk een jaar het gezin verlaat voor een andere vrouw, voelt ze zich verraden; ze houdt echter haar mond en wacht tot hij weer terugkeert. Eind jaren zestig ontwikkelt zich bij haar de gedachte om een oorlogsuitkering aan te vragen. Na een eindeloze weg van formulieren, getuigen en psychiaters wordt die inderdaad toegewezen. Mevrouw vertelt dat ze hiermee een stukje van haar eigenwaarde heeft teruggekregen. Het betekent voor haar een enorme erkenning alsmede een financiële zelfstandigheid die ze sinds haar trouwen niet meer gehad heeft. Als haar man met pensioen gaat, komen er meer en meer conflicten tussen hen beiden. Het lukt mevrouw niet goed meer om het hoofd boven water te houden.
ln de behandeling blijkt dat mevrouw een grote behoefte heeft om te vertellen en te doceren: te vertellen aan iemand die niet weet hoe het was om... Ze zoekt op alle mogelijke manieren naar bevestiging, ze wil van mij horen dal het noodzakelijk is dal ze komt, dal ze mag komen en dal ze hel moeilijk heeft gehad en nog heeft.
Heel belangrijk is hel voor haar om dc inhoud van de gesprekken met mij vertrouwelijk en geheim te houden.
Het ‘zwijgen is goud' blijft gelden voor de buitenwereld, maar 'binnen is er toestemming om te praten'.
Mevrouw gebruikt de therapie als een plek waar ze alsnog een deel van haar erkenning en bevestiging kan krijgen. Dit lijkt haar ook daadwerkelijk te helpen om zich, ook in de schermutselingen met haar man die juist gaan over haar recht er te mogen zijn, beter staande te houden.
Het gevaar zit hem vooral in de tegenoverdracht: mevrouw vraagt veel bevestiging en erkenning, op vele manieren. Tegelijkertijd roept ze bij mij haar eigen niet geziene gevoel bij tijden heftig op, zodat ik me omgekeerd door haar ook niet gezien en gebruikt ga voelen; ik leer met vallen en opstaan dat dat momenten zijn waar op mevrouw niet goed meer in de realiteit staal; als ik haar daarin terugbreng, wordt mijn eigen misbruikte gevoel minder en kunnen we verdergaan.
Ik vroeg me aan het begin van de behandeling af of mevrouw in een lotgenotengroep beter op haar plaats zou zijn: het verdelen van dc aandacht, meer luisterende oren en mogelijk wat minder heftige tegenoverdrechtsgevoelens. Uiteindelijk leek me dat geen goede keuze. Hier speelt tenslotte ook een specifiek oorlogsthema: het geheim, en het was juist de geheimhouding die voor mevrouw heel belangrijk is geweest. Een lotgenotengroep zou dat alles ongedaan maken. De oorlog bracht haar in omstandigheden waar ze, zij het in het geheim, er mocht zijn.
Hel lijkt erop dat er in de vroege ontwikkeling van mevrouw Van Diepenveen een aantal zaken mis zijn gegaan.
Ze leerde vooral de ander te idealiseren en zichzelf klein te houden. Zij heeft geen stevig zelfbeeld kunnen ontwikkelen en toont narcistische en theatrale trekken in haar persoonlijkheid. De oorlog is voor deze vrouw geen trauma geweest maar een manier om haar zelfbeeld op te vijzelen: ze mocht zichzelf belangrijk vinden, er was aandacht en aanzien, al was het dan in het geheim. Het einde van de oorlog bracht ook voor deze vrouw geen bevrijding, want het werkelijke trauma, hoewel je het officieel niet zo mag noemen, is de situatie na dc oorlog geweest: het zonder enige vorm van erkenning of waarde-ring weer ‘alleen maar de vrouw van een man zijn’; zonder eigen aan-zien. Dit heeft ze als een diepe krenking en vernedering ervaren.
Geen vriendinnen (de oorlog had haar in een isolement gebracht), geen positie, geen geld, terug naar de schaduw. Het wierp haar terug op een niet zo krachtig ontwikkeld zelf met weinig mogelijkheden, waarbij haar man in feite haar enige bron van zelfbevestiging was. Ze adoreerde hem. idealiseerde hem. De afgrond waarin dit alles viel. moet dan ook heel groot geweest zijn toen hij haar verliet.
Ten slotte
Achteraf is het moeilijk om deze vrouw in één van mijn categorieën te plaatsen. Is de oorlog voor haar een belangrijke levensgebeurtenis geweest of een complicerende factor? Waarschijnlijk beide.
In dc oorlog echter heeft ze door die speciale omstandigheden een poosje kunnen voelen hoe het was om jezelf wel te waarderen en te respecteren, een positief zelfbeeld te hebben. Complicerende factor was dat ze, mede vanwege haar eerdere ontwikkeling en vanwege dc omstandigheden na de oorlog, niet bij machte was om dat beeld vast te houden na de oorlog. Waarschijnlijk was het zo dat deze vrouw ook alleen bij dc gratie van het oorlogsscenario, de geheimhouding, deze dingen kon voelen. Ze had immers van jongsafaan het gevoel niet gezien te mogen worden. Wat ze wel gedaan heeft, samen met haar man, is de oorlog vasthouden. Hun gemeenschappelijkheid kunnen ze voelen bij gezamenlijke herdenkingsbijeenkomsten en televisieprogramma's.
Mevrouw Van Zand ten
Mevrouw meldt zichzelf na grote aarzeling aan. Zij is somber en angstig en heeft al ruim een jaar last van paniek- en angstaanvallen. We constateren een al lang bestaande depressie en stellen een inzichtge-vende behandeling voor van éénmaal per week.
Greet van Zandten is de oudste uit een gezin van drie, ze heeft twee jongere broers. Vader was notaris. Als klein meisje is ze altijd buiten, ze geniet. Vanaf haar twaalfde jaar begint zij te merken dat er verschil gemaakt wordt tussen jongens en meisjes. Ze ‘mag minder’ (zakgeld) en ze ‘moet meer’ (huishouden). Als dc oorlog uitbreekt, krijgen ze inkwartiering. De jaren van haar puberteit staan in het teken van dc oorlog. Niet een spannende oorlog maar een saaie oorlog met schaarste, schipperen en zwijgen, met op de achtergrond de gedachte aan ‘de vijand' in huis. Een lijd waarin als het ware niets gebeurde. Greet herinnert zich niet dat ze ooit is gaan dansen in deze tijd of zelfs vriendinnen gehad heeft.
Na de oorlog zoekt ze werk omdat studeren niet aan de orde is voor een meisje. Ze vindt werk dat ze prettig vindt, maar moet dat onverwacht afbreken omdat haar vader een hartaanval krijgt en van haar wordt verwacht dat ze hem komt verplegen. Hoewel ze hel vreselijk vindt om haar werk op te geven, laat haar plichtsgevoel haar geen andere keuze. Haar leven ontwikkelt zich dan volgens de verwachtingen. Ze trouwt en gaat met haar man in Delft wonen. Er komen twee kinderen, hoewel Greet graag een groot gezin had willen hebben. In plaats daarvan krijgt zij haar ouders in huis die ze beiden tot vlak voor hun overlijden toe verzorgt.
Na het overlijden van haar ouders, gaat het drukke leven gewoon verder. Er is niet veel tijd om na ie denken over wat er allemaal gebeurd is. Achteraf zegt ze dat zi j zich vanaf het overlijden van vader meer en meer somber is gaan voelen. Ze komt in een medische molen terecht waarbij veel van haar klachten aan de overgang geweten worden. Een jaar voor haar aanmelding, sterft plotseling een broer; hij wordt opgenomen met een acute hartstilstand en is overleden voordat ze ernaar toe kan gaan. Sinds een jaar heeft mevrouw nu in toenemende mate last van benauwdheid, hartkloppingen, hyperventilatie en uiteindelijk paniekaanvallen die hele dagen kunnen duren.
In een langdurend wekelijks contact met mevrouw worden allereerst de paniekaanvallen van mevrouw aangepakt. Daarnaast moet mevrouw leren om naar zichzelf te kijken en te onderzoeken hoe ze de dingen heeft beleefd. Zij was letterlijk niet gewend om over zichzelf te praten en het kostte haar grote moeite om dal te leren.
Dan pas kijken we samen naar haar levensgeschiedenis. Het blijkt dat mevrouw van haar leven éen grote plichtsbetrachting heeft gemaakt. Ze heeft zich ingezet en ingeleverd en ze heeft gezorgd zonder dat ze in staat was om ook voor zichzelf wat te verkrijgen. Confrontaties met haar echtgenoot is ze nooit echt aangegaan, vooral omdat haar echtgenoot weigerde om ruzie te maken. Ze liet het dan bij mopperen, soms schreeuwen maar het had geen effect.
Depressieve gevoelens ontstonden na de dood van haar vader, op hetzelfde moment dat de kinderen uit huis gingen. Mevrouw voelde zich leeg en jaloers (zij wel, ik niet). Alle negatieve gevoelens onderdrukkend, kreeg ze tal van lichamelijke klachten die als overgangsklachten geduid werden. Na de pensionering van haar man deden zich nog een aantal moeilijke zaken voor die het ontwikkelen van een nieuw evenwicht in de echtpaarrelatie in de weg stond. Met het weggaan van de oude huisarts en het verlies van een broer, begonnen dc paniekaanvallen. Nadat deze met behulp van een gedragstherapeutisch programma verminderd waren, kwam er vooral onverwerkte rouw naar boven. Deze begon bij het overlijden van broer, vader en moeder ten tijde waarvan er geen tijd en plaats was voor verdriet, en zette zich voort naar achteren: geen groot gezin, geen studie, geen werk. Pas toen haar verhaal over de oorlog besproken werd cn werd afgezet tegen de daaraan voorafgaande periode, werd duidelijk hoeveel mevrouw ingeleverd heeft, juist in die periode. De grote vitaliteit van waaruit ze opgegroeid was, werd al wat ingesnoerd vanaf haar 12de jaar, maar werd volledig aan banden gelegd in dc oorlog. Op een voor haar cruciaal moment in haar ontwikkeling kwam er met het Duitse regime voor haar persoonlijk ook een strak regime van plicht, moeten en zwijgen. Op een gegeven moment lukt het haar niet meer om dit vol te houden. Het blijkt heel moeilijk om in de therapie de woede en het verdriet van mevrouw hierover te mobiliseren en haar in beweging te krijgen. Ze lijkt verstard in haar positie cn vanuit haar boosheid lijkt ze voorlopig ook vast van plan om daar te blijven zitten. De gelukkigste periode uit haar leven noemt ze haar eerste twaalf levensjaren. De oorlog is voor haar een belangrijke levensgebeurtenis geweest met een voornamelijk negatieve kleur.
Conclusie
Ik heb drie verschillende cliëntes dc revue laten passeren die allemaal de oorlog meegemaakt hebben, op heel eigen wijze en met hele verschillende gevolgen. Ik hoop dat duidelijk is geworden hoe moeilijk het is om precies aan te geven welke effecten een oorlog nu precies heeft op de ontwikkeling van een mensenleven. Was het anders gegaan als er geen oorlog geweest was? Ik denk het wel.
Het heeft onze eerste mevrouw op jonge leeftijd geconfronteerd met de kampen waar ze alleen verbleef met haar kinderen, waar ze alleen beviel van haar derde kind. Toch al gehandicapt wat betreft het aangaan en vasthouden van relaties, ontnam het haar de kans om met haar man een duurzame relatie op te bouwen en zich daarbinnen te ontwikkelen. Het kamp maakte haar een zelfstandige vrouw die haar kinderen in leven wist te houden, maar het maakte haar tevens tot een geïsoleerde vrouw die geen werkelijke bindingen meer aan kon gaan. De oorlog heeft onze tweede mevrouw, die ook al niet gezegend was met een krachtig ontwikkeld zelfbeeld, in feite het klatergoud van het verzet aangeboden: spanning, waardering, erkenning en moed. Hoe pijnlijk was vervolgens de confrontatie met de wereld die voor haar als vrouw geen enkele erkenning of waardering meer in petto had. Iets is daarvan goed gemaakt door haar uileindelijk verkregen oor-logspensioen, een beetje erkenning, maar het heeft niet echt kunnen zorgen voor een leniging van de echte behoefte.
Onze derde mevrouw die het qua ontwikkeling nog niet zo gek deed, kwam in de oorlog terecht als puber. De leeftijd waarop de rebellie en het plezier hoogtij zouden moeten vieren. In dit geval hebben de plaats waar mevrouw verbleef, de positie van haar vader en dc ingekwartierde Duitse officieren mijns inziens een negatieve stempel op deze tijd gedrukt. Plicht, niet zeuren en dankbaar zijn, stonden hoog in haar vaandel, alsmede 'ons is niets gebeurd, wc hebben het nog goed’. Vijf jaar later was er evenmin ruimte voor frivole of anderszins leuke activiteiten, omdat ze geen vriendenkring had kunnen ontwikkelen. Deze vrouw maakte op mij de indruk in de knop versteend te zijn.
De oorlog heeft effect. De eigen persoonlijkheid en de ontwikkeling die er aan vooraf is gegaan hebben denk ik meer effect. Bij dc eerste twee vrouwen is er al sprake van persoonlijkheidsproblematiek voor de oorlog begint, de derde vrouw laat een neurotische ontwikkelingsgang zien.
Het gemeenschappelijke in de verhalen is dal zc alle drie op huil manier problemen hadden met het aangaan van echte bindingen na dc oorlog.
Volgens Juduh Herman (1992) is herstel van verbinding in een relatie het eerste helende wat er moet gebeuren na een traumatische ervaring Binding en gemeenschappelijkheid, gevoelens die nodig zijn om weer bij dc mensheid te horen. Het tot stand brengen van een therapeutische relatie, zowel van de kant van dc therapeut als van dc kant van dc cliënt, is een voorwaarde om iets te kunnen helen. De praktijk wijst uil dat dat niet alleen geldt bij de behandeling van specifieke trauma’s maar bij elke behandeling waar een verlies aan de orde is van het zelf, het zelfbeeld en van zelfrespect.
Literatuur
Begemann, F.A., Het onvertelbare Een verkennend onderzoek naar psychotherapie met oorlogsgetroffenen Amsterdam: Swets & Zeiilinger. 1991.
Bckkering-Mercns, M., ‘Innerlijk bezet: gedachten over en observaties bij psychotherapie met oorlogsgetroffenen uit “Indie"in J. Dane (red ). Praktijk van Je hulpverlening aan oorlogs- en andere geweldsslachtoffers. Utrecht: ICODO, 1986
Brugman G. en F. de Groot. ‘Coping in levensloopperspectief buigen of barsten. in: Leidraad Psychogeriatrie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 1997.
Herman. J.L., Trauma and recovery the aftermath of violence - from domestic abuse to political terror New York: Basic books, 1992
Schroots, J., 'Beknopt overzicht van de psychogerontologie: geschiedenis, theorie en onderzoek', in: De Psycholoog vol. 33 (1998) 9.
Marika Engel is werkzaam als psycholoog/psychotherapeut op de Ouderenpsychi-atrie. een samenwerkingsproject van de RIAGG Veluwe Vallei en de Gelderse Roos in Ede.
In: Rouwen over verlies door oorlogsgeweld / red.: Wim D. Visser