samen slimmer, samen sterke! Handreiking voor zelforganisaties van rampgetroffenen
Bij de oprichting van Impact in 2002 hebben we een conferentie georganiseerd ‘Lessen leren van rampen’. De conferentie was bedoeld om Impact te presenteren aan het brede veld van de hulpverlening bij rampen.
Als nieuwkomer in het veld waren we onder de indruk van de hoeveelheid en de diversiteit van de betrokken organisaties. Het is duidelijk dat er na een ramp veel zaken geregeld moeten worden en dat getroffenen voor veel problemen komen te staan.
Het gaat dan over verwerking van verlies, medische en psychosociale zorg, rechtsbijstand, gezondheidsonderzoek, herstel en nieuwbouw van woningen, re-integratie, verzekeringen, compensatie, aangepaste voorzieningen, financiële zaken en nog veel meer.
Deze veelheid aan voorzieningen is nodig voor getroffenen om aan het herstel van hun leven te kunnen bouwen. Echter deze complexiteit op zich stelt de getroffenen ook voor grote problemen. Het vergt veel tijd en energie om met zoveel verschillende instanties te moeten dealen. Bovendien zijn er geen pasklare antwoorden door de bijzondere situatie van de ramp. Mensen worden maar al te vaak van het kastje naar de muur gestuurd en zij verzanden in lange en ondoorzichtige procedures. Getroffenen hebben daarbij vaak het gevoel dat hun belang niet goed behartigd wordt.
Aan een forum van getroffenen van diverse rampen is tijdens de conferentie destijds gevraagd om een reactie op het gepresenteerde hulpaanbod. Alle getroffenen waren unaniem: “Luister naar ons, wij hebben het mee gemaakt en wij weten wat we nodig hebben. Alle goede bedoelingen ten spijt: de hulp en dienstverlening schiet vaak hun doel voorbij”. Dat hebben we goed in onze oren geknoopt en we hebben dan ook steeds in al ons werk de getroffenen als klankbord gebruikt. Zo ook bij deze handreiking voor het opzetten van een zelforganisatie.
Wat wij hebben begrepen van getroffenen van rampen is, dat een organisatie die de belangen van getroffenen behartigt een belangrijk orgaan is om die dingen voor elkaar te krijgen die nodig zijn voor herstel van dat wat verloren is gegaan. Ook verder leven met onherstelbaar verlies kan alleen als alles is gedaan om het leed te verzachten. Organisaties die door getroffenen zelf worden opgericht, spelen daarin een essentiële rol. Zij zijn het middel om samen slimmer en samen sterker te staan in de nasleep na de ramp.
Ik hoop dat deze handreiking toekomstig op te richten organisaties een steun in de rug is en dat het voorkomt dat dezelfde fouten steeds weer gemaakt moeten worden. Zo kunnen de lessen van de getroffenen uit het verleden overgedragen worden aan mensen die hier in de toekomst voor komen te staan.
Directeur Impact
Woord voorat door Erik Tuijp, voorzitter SSNV 7
Voordat een organisatie van rampgetrottenen het licht ziet 23
De start van de zelforganisatie 24
De ‘draaiende’ zelforganisatie 42
De zelforganisatie hett zich op 46
Contact en samenwerking met overheden en instanties 47
Handreiking voor overheden en instanties 53
Bijlagen
Bijlage I Uitgebreide informatie over een stichting 54
Bijlage II Uitgebreide informatie over een vereniging 55
Bijlage III Verschillen tussen een stichting en een vereniging 57
Bijlage IV Toelichting op bestuurlijke aansprakelijkheid 58
Bijlage V Voorbeeld statuten 59
Bijlage VI Voorbeeld getroffene dossier 61
Bijlage VII Tips voor het opstellen van een persbericht 62
De Stichting Slachtoffers Nieuwjaarsbrand Volendam (hierna SSNV) werd daags na de ramp opgericht.
Het bestuur van de SSNV bestond en bestaat niet uit getroffenen of ouders van getroffenen maar uit betrokken deskundigen van diverse pluimage, allen afkomstig uit Edam-Volendam. In het kort is de doelstelling van de SSNV: de getroffenen de breedst mogelijke hulp bieden op de korte, maar vooral ook op de lange termijn. Dit alles om de getroffenen te helpen in de richting van een waardevol toekomstperspectief.
Er lag geen blauwdruk voor de SSNV. Vanuit betrokkenheid zijn zaken opgepakt.
Om structuur te brengen is gekozen voor een bestuur met deskundigen.
Dit bestuur gaf leiding aan een grote groep andere vrijwilligers, die in commissies werkten. Het was vooral een kwestie van aanpakken en goed communiceren. Was dat complex?
Ja, echter de situatie was nog complexer. Daarom zocht en kreeg de SSNV steun van externe deskundigen vanuit ondermeer de Nederlandse Brandwondenstichting.
Waar waren de getroffenen? Het herstel vergde van deze groep alle energie. Drie maanden na de ramp ontstond bij de SSNV de behoefte om met getroffenen als groep te communiceren.
Er was een vertegenwoordiging van deze groep nodig. De Belangenvereniging Slachtoffers Nieuwjaarsbrand Volendam (hierna BSNV) werd opgericht. SSNV en BSNV werken nauw samen, waarbij de SSNV de financiële afwikkeling voor zijn rekening neemt en de BSNV de belangenbehartiging. Door een goede communicatie werkt dat prima. Respect voor eikaars verantwoordelijkheden is daarbij belangrijk.
Rampen zijn onvergelijkbaar. Vanuit de SSNV heb ik mijn ervaringen en de lessen van Volendam ingebracht bij Impact. Andere belangengroeperingen hebben dat in deze Handreiking ook gedaan. De grote gemene deler is in deze Handreiking opgetekend. Bij een nieuwe ramp - die onvermijdelijk ooit weer op ons af zal komen - kan deze Handreiking een wezenlijke bijdrage leveren. Met de ondersteuning van Impact moet het mogelijk zijn om in een rampsituatie een goede start te maken. Let wel, geen enkele ramp is vergelijkbaar, maar ervaring betrekken bij de opzet van een nieuwe zelforganisatie leidt tot snellere en efficiëntere hulpverlening. Het opzetten van een zelforganisatie vraagt veel van mensen. Daarom is het zo belangrijk dat de kennis, opgebouwd in eerdere rampsituaties, nu is vastgelegd in deze Handreiking.
Van belang is dat diegenen die met een grote betrokkenheid een zelforganisatie opzetten, zich niet laten leiden door overheidsorganen. De ervaring bij eerdere rampen laat zien dat een gemeentelijke overheid al snel betrokken raakt bij de discussie over de aansprakelijkheid.
Dit kost deze overheid veel tijd en energie die niet beschikbaar komt voor de nazorg.
Laat duidelijk zijn dat dit geen verwijt is richting overheid, maar een feitelijke constatering. Zeker kleinere gemeenten, met een beperkt ambtelijk apparaat zijn onvoldoende toegerust om weerstand te bieden aan de enorme druk vanuit ondermeer de media.
Mijn advies: ga vooral aan de slag, blijf wel communiceren en afstemmen met de overheid, maar laat je niet remmen en zorg dat je zelf de regie houdt. Getroffenen hebben directe, veelal praktische behoeften. De zelforganisatie kan hen helpen. Snelheid en juiste antwoorden zijn essentieel voor het vertrouwen in de zelforganisatie.
Voorzitter Stichting Slachtoffers Nieuwjaarsbrand Volendam
Deze Handreiking is bedoeld om de kennis, kunde en ervaring van organisaties van rampgetroffenen vast te leggen en door te geven aan bestaande en op te richten organisaties.
Op die manier hoeven organisaties niet opnieuw het wiel uit te vinden bij de start, het draaiend houden en het opheffen van hun organisatie.
Bij het schrijven van deze Handreiking is gebruik gemaakt van de kennis en ervaring die experts en ervaringsdeskundigen van onderstaande rampen wilden delen.
1 januari |
2001 |
Volendam |
Cafébrand |
13 mei |
2000 |
Enschede |
Vuurwerkramp |
28 februari |
1999 |
Bovenkarspel |
Uitbraak Legionella |
15 juli |
1996 |
Eindhoven |
Hercules vliegramp |
21 december |
1992 |
Faro (Portugal) |
Vliegramp |
4 oktober |
1992 |
Amsterdam |
Bijlmer vliegramp |
7 juni |
1989 |
Zanderij (Suriname) |
Vliegramp |
27 maart |
1977 |
Tenerife (Spanje) |
Vliegramp |
Uit de met deze mensen gehouden interviews wordt duidelijk, dat het na een ramp vaak zo is, dat een groepje mensen gewoon begint met van alles te doen voor rampgetroffenen. Dat kan uiteenlopen van het organiseren van praktische zaken voor de getroffenen tot het regelen van een schadeloosstelling.
Deze pioniers zijn niet bezig met het vormen van een groep: ze beginnen gewoon met activiteiten die in hun ogen moeten gebeuren. Op enig moment en vanuit uiteenlopende motieven wordt vervolgens (officieel) een zelforganisatie gestart.
De geschiedenis van eerdere zelforganisaties laat zien dat het verstandig is om bij de start van de organisatie een aantal zaken goed te regelen.
Bijvoorbeeld:
■ het in een officiële vorm gieten van de organisatie (een vereniging of een stichting) omdat een officiële organisatie de belangen van de groep beter kan behartigen
■ het bepalen van de doelen van de organisatie om niet ten onder te gaan in een veelheid van taken
■ het samenstellen van een bestuur met kwaliteiten omdat de zelforganisatie daardoor meer succes en aanzien krijgt (en dus meer mogelijkheden om haar doelen te bereiken)
■ het al in een vroeg stadium bij de afhandeling betrekken van een advocatencollectief, dat gespecialiseerd is in de juridische aspecten van een ramp
■ de financiële zaken laten afhandelen door betrokken mensen, die enige afstand hebben tot de getroffenen en niet door getroffenen of familieleden van getroffenen zelf.
Daarnaast komt het nut naar voren van het verdelen van de verschillende taken van de zelforganisatie over werkgroepen, bijvoorbeeld: een werkgroep Communicatie, Lotgenotencontact, Herdenking en Fondsenwerving.
Behoeften van de leden van de zelforganisatie en daarmee ook de doelen en de toegevoegde waarde van de organisatie verschuiven in de tijd.
In de eerste fase na de oprichting kan bijvoorbeeld meer aandacht zijn voor herdenking en in een latere fase kan de aandacht meer richting schadeafwikkeling gaan.
Het blijkt dat de toegevoegde waarde van een zelforganisatie afneemt naarmate de tijd verstrijkt. Een punt van aandacht voor het bestuur van een zelforganisatie is het bewaren van de eenheid tussen de verschillende groepen (getroffenen, nabestaanden en anderen).
Het voordeel van een verzamelde groep getroffenen is immers: hoe groter de groep, hoe groter de zeggingskracht, hoe groter bijvoorbeeld het effect van de eventuele aansprakelijkstelling of hoe groter het effect van de geëiste wederopbouw.
Het nadeel van een verzamelde groep getroffenen kan zijn dat er na verloop van tijd groepjes binnen de zelforganisatie ontstaan waardoor de grote saamhorigheid van het begin vervaagt en belangentegenstellingen aan de oppervlakte komen waardoor de kans op spanningen en opsplitsing van de organisatie groter wordt.
Ook kan binnen de organisatie in de tijd een andere vorm van tweedeling ontstaan: de ene groep wil zich losmaken van de ramp en wil doorgaan met het leven, terwijl de andere groep nog sterk gericht blijft op de gevolgen van de ramp in haar leven.
De verschillende groepen binnen een organisatie kunnen in een latere fase ook uiteenlopende belangen gaan voorstaan. Zo kunnen overlevenden van de ramp hun eigen ervaringen en perspectief hebben en bijvoorbeeld een andere kijk op de financiële afwikkeling hebben dan nabestaanden van getroffenen.
Op enig moment kan het goed blijken te zijn de organisatie op te heffen bijvoorbeeld als de doelstellingen van de organisatie bereikt zijn. Hiermee is het kringetje rond: doelstellingen kunnen bereikt worden als ze bij de start van de organisatie bepaald zijn.
Deze Handreiking is in eerste instantie bedoeld voor zelforganisaties van rampgetroffenen. Maar ook overheden en instanties die zich met hulp aan rampgetroffenen bezighouden, kunnen deze Handreiking als naslagwerk gebruiken. Speciaal voor hen bedoelde adviezen zijn in een kort hoofdstuk samengevat.
Getroffenen van rampen verenigen zich vaak snel na een ramp. Binnen belangenverenigingen en lotgenotengroepen van rampgetroffenen vinden zij erkenning voor hun problemen en antwoord op allerlei praktische vragen.
Praktische zaken, juridische aangelegenheden, valkuilen en tips zaten tot op heden in hoofden
van mensen (van al opgerichte organisaties) maar stonden nergens beschreven.
Deze Handreiking voorkomt dat op te richten organisaties van rampgetroffenen opnieuw het wiel moeten uitvinden. Zij geeft tips voor het opzetten, in stand houden en afbouwen van een zelforganisatie.
De Handreiking spreekt over zelforganisaties omdat rampgetroffenen, die zich met elkaar verbinden, hiermee hun zelfredzaamheid en veerkracht vergroten.
Een zelforganisatie van rampgetroffenen kan zowel een belangenvereniging als een lotgenotengroep zijn. Belangenverenigingen en lotgenotengroepen dienen in wezen andere doelen: een belangenvereniging komt op voor een gemeenschappelijk belang (samen slimmer) en een lotgenotengroep richt zich op onderlinge steun (samen sterker).
Wat zij met elkaar gemeen hebben is de ramp die ten grondslag ligt aan hun bestaan.
De praktijk laat zien dat vaak een combinatie van een belangenvereniging en lotgenotengroep ontstaat. De Handreiking besteedt waar nodig aandacht aan de verschillen tussen een belangenvereniging en een lotgenotengroep en aan aandachtspunten in geval van een combinatie van beide.
Impact verzamelde door middel van interviews de positieve en negatieve ervaringen die (oud)bestuursleden hebben opgedaan bij het opzetten, in stand houden en afbouwen van ‘hun’ organisatie.
Impact plaatste de uit de interviews verkregen informatie in de Handreiking samen met de ervaringen van deskundigen van een locale overheid en koepelorganisaties (Maatschappelijk Werk, Zorgverzekeraars, Het Juridisch Loket, Wooncorporaties, Informatie Advies Centra en dergelijke) en voegde daarbij wat uit literatuur over zelforganisaties bekend is.
Leeswijzer
Deze Handreiking bestaat uit twee delen.
Het centrale deel (bladzijde 23 t/m 48) is een ‘werkboek’ dat gebruikt kan worden als leidraad bij het opzetten, in stand houden en afbouwen van een zelforganisatie.
De delen daarvoor en daarna bevatten informatie over allerlei onderwerpen die voor een zelforganisatie belangrijk kunnen zijn.
De Handreiking sluit af met het hoofdstuk ‘Handreiking voor overheden en instanties’.
In de gesprekken met getroffenen komen ook veel aanbevelingen naar voren die niet bedoeld zijn voor zelforganisaties maar waarmee juist overheden en instanties hun voordeel kunnen doen.
De verschillende delen van de Handreiking kunnen ook onafhankelijk van elkaar gelezen worden.
Woord van dank
Wij danken onze adviseurs en alle experts en ervaringsdeskundigen die bereid waren hun kennis en ervaring met ons te delen. Zonder hun inbreng was deze Handreiking niet tot stand gekomen.
Verklaring van tekens
Als mensen een ramp meemaken kan dat diep ingrijpen in hun verdere leven. Hun leven wordt nooit meer hetzelfde als voor de ramp.
Er zijn nabestaanden van slachtoffers die de ramp niet hebben overleefd en getroffenen die de ramp wel hebben overleefd. Rondom de overlevenden en nabestaanden raakt een hele kring mensen bij de ramp betrokken zoals familieleden, vrienden, kennissen en collega's.
Dan zijn er nog mensen die getuige van de ramp zijn geweest en hulpverleners die in het hulpverleningsproces bij de ramp betrokken zijn. Op al deze mensen kan de ramp een onuitwisbare indruk maken en in hun leven nog lang doorklinken.
Uit onderzoek en ervaringen blijkt dat na een ramp een aantal fases is te onderscheiden in de manier waarop een getroffen gemeenschap hierop reageert en hoe de ramp effect kan hebben op het lichamelijke en psychische vlak.
Impactfase
De eerste 24 tot 36 uur na een ramp noemt men wel de impactfase. In deze fase is het gedrag van de getroffene erop gericht om te overleven. Hij gelooft niet wat er is gebeurd en ervaart de ramp als onmogelijk en onvoorstelbaar. Kortom de getroffene is verbijsterd. Hij wil zoveel mogelijk weten over de ramp en wil steeds over de ramp vertellen.
Solidariteitsfase
De volgende fase kunnen we de ‘solidariteitsfase’ noemen.
Tussen getroffenen en niet-getroffenen bestaat een sterk gevoel van verbondenheid.
Wie iemand is of wat iemand deed voor de ramp, doet er even niet toe. Een getroffene is een getroffene en maakt deel uit van één grote gemeenschap. Van alle kanten wordt hulp geboden en men bezweert dat ‘het’ nooit meer mag gebeuren en dat iedereen geholpen wordt. Getroffenen voelen zich hierdoor minder aan hun lot overgelaten. De media, maar ook herdenkingen, kunnen door de aandacht die zij geven, dit gevoel versterken. De grote betrokkenheid van de omgeving en de overheid en beloofde acties, inzet en aandacht helpen mee het gevoel van machteloosheid en hulpeloosheid bij de betrokkenen te verminderen.
De getroffene ervaart deze steun en hulp als vanzelfsprekend.
Deze fase duurt gemiddeld tot drie weken na de ramp.
Desillusiefase
Dan verdampt de verbondenheid en treedt de ‘desillusiefase’ in.
De verbondenheid met de omgeving (we zijn één grote gemeenschap die door de ramp is geraakt) verdwijnt naar de achtergrond. De werkelijkheid van de ramp en dus de gevolgen van de ramp voor het eigen bestaan, dringen zich in volle omvang op. Eerdere negatieve emoties die
door de verbondenheid en aandacht naar de achtergrond waren verdwenen, krijgen weer ruimte. De samenleving gaat door met de eigen problemen; media-aandacht gaat weer naar andere brandhaarden en de getroffenen moeten het nu zelf doen. De verbondenheid is weg en de getroffene voelt zich vaak aan zijn lot overgelaten.
Ook tussen hulpverleners en getroffenen kan desillusie spelen. De hulpverlener realiseert zich dat wat hij doet, een beperkt(er) effect kan hebben. Dankbaarheid voor geboden hulp die hulpverleners soms onbewust verwachten, geven getroffenen niet altijd. Getroffenen kunnen vanuit hun verstoorde bestaan juist tegenovergesteld reageren. Zij zijn woedend, kritisch of somber en ongeduldig. Na weken van inzet en (in)spanningen speelt daarbij voor alle betrokkenen een grote vermoeidheid en uitputting (door slaapproblemen) mee.
Deze verwijdering treedt niet alleen op tussen de getroffen gemeenschap en de samenleving met zijn hulpverleners, maar kan ook binnen de groep getroffenen ontstaan.
Re-integratiefase
De laatste fase is de re-integratiefase. Getroffenen zijn weer bij machte om de aandacht te richten op de toekomst en om hun bestaan weer op te bouwen. Wanneer dat is, hangt af van de ramp, de gevolgen van de ramp en hoe deze gevolgen te lijf zijn gegaan.
Wat is rouwen?
Rouw of verliesverwerking is een reactie op het verlies van een mens die in het leven van nabestaanden een belangrijke plek innam. Rouwen of verlies verwerken betekent NIET de ander vergeten en uit je leven bannen, maar WEL het in je leven inpassen van deze ingrijpende en verdrietige gebeurtenis waardoor je uiteindelijk weer je leven toekomstgericht kunt oppakken: met in lichaam en geest de herinnering aan de dierbare.
Tegenwoordig gaat men ervan uit dat rouwen een aantal rouwtaken inhoudt. Rouwen vraagt iets van de rouwende. Zo is het allereerst van belang dat de nabestaande het verlies als onomkeerbaar en als realiteit ervaart. Dit kan veel pijn met zich mee brengen. Het accepteren van de werkelijkheid is echter nodig om de verschillende gevoelens die met dit verlies samenhangen te doorleven en te ervaren.
Uiteindelijk moet het leven weer opgepakt worden en steekt de rouwende weer energie in nieuwe activiteiten en mensen. De herinnering aan de overledene blijft, maar zal in de loop van de tijd minder het leven bepalen. Nieuwe en positieve ervaringen zullen, soms maar heel voorzichtig, weer in het leven komen. Dit neemt niet weg dat van tijd tot tijd bepaalde gebeurtenissen, soms onverwacht, het verdriet weer kunnen doen oprakelen.
Rouwen houdt dus ook in dat je niet voor die pijn kunt weglopen, hoe verleidelijk dat ook kan zijn. Pas dan wordt het mogelijk om het leven zonder de fysieke aanwezigheid van de dierbare weer op te pakken. Niet alleen de nabestaande maar ook de omgeving moet zich hierop instellen en dat vraagt soms nieuwe vaardigheden van alle betrokkenen.
Verlies en de omgeving
Verlies van bijvoorbeeld een partner is niet alleen ingrijpend voor de achtergebleven partner. Ook voor de omgeving verandert er iets. Zo zal de omgeving de achtergebleven partner voortaan als alleenstaande zien en op deze persoon vaak anders reageren dan toen er nog sprake was van een (echt)paar.
Verlies van een kind heeft een enorme impact op het gezin, waar zowel ouders maar ook broertjes en zusjes, neven, nichten, oma’s en ooms en tantes zich op moeten instellen.
Het overlijden van iemand komt als een schok en roept gevoelens van verbijstering, ongeloof en verdriet op. Dit kan leiden tot woede, boosheid, pijn maar ook tot slaap- en concentratieproblemen, neerslachtigheid, geprikkeldheid en rusteloosheid.
Ook het lichaam reageert op dit verlies. Zo kan de lust tot eten of drinken wegvallen of kan het lichaam tijdelijk spanningsklachten krijgen. Soms verwijt de nabestaande zichzelf terecht of onterecht van alles, bijvoorbeeld dat hij meer had moeten doen om de ander te redden. Deze klachten kunnen soms langere tijd aanhouden. Rouwen kost simpelweg veel tijd, energie en geduld. Het overlijden van een dierbare vraagt ook veelal om een verklaring, die soms al dan niet vanuit geloof of levensbeschouwing, is te vinden. Hoe dan ook, verlies confronteert ons met allerlei vragen en de zoektocht naar de antwoorden hierop, geeft verder vorm aan het leven zonder de overledene.
Mensen verschillen in de manier waarop zij rouwen. De een toont zijn verdriet en pijn en praat hier met iedereen over. De ander houdt het binnen, lijkt niet verdrietig en klaar met het verlies. Ook binnen één gezin kunnen gezinsleden op verschillende manieren rouwen. Het accepteren van eikaars manier van rouwen, helpt om toch dicht bij elkaar te blijven staan. Kinderen en jongeren rouwen ook, al uiten zij zich vaak anders dan volwassenen. Ook de omgeving moet met dit verlies een weg zien te vinden, maar weet hier soms niet mee om te gaan, of denkt dat zij van geen betekenis kan zijn, gezien het grote verlies. Daarom is met elkaar praten voor iedereen zo belangrijk.
Verliesverwerking betekent dus niet de band doorsnijden, maar wel de overledene een andere plaats in het dagelijkse leven geven. De waardevolle herinnering blijft en kan soms zeer tot troost zijn. Verliesverwerking betekent soms ook dat de pijn nooit meer echt weggaat maar dat het een zinvol leven niet meer in de weg staat.
Belangrijk is het besef dat:
■ ieder rouwt op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo
■ er dus geen draaiboek bestaat over hoe, wanneer en hoe lang men moet en zal rouwen
■ rouwen veel tijd en energie vraagt van lichaam en geest
■ rouwen een proces met ups en downs is
(soms komt het gemis later harder naar boven dan in het begin, of het wisselt steeds af)
■ rouw geen ziekte is waar een hulpverlener of therapie voor nodig is. Wel heeft de rouwende vaak behoefte aan anderen die van betekenis zijn, die bijvoorbeeld troost, afleiding, rust en inspiratie kunnen bieden. Alleen bij gecompliceerde rouw kan hulpverlening nodig zijn.
Niet alleen het verlies van een dierbare leidt tot rouwgevoelens en rouwgedrag.
Als gevolg van een ramp kunnen ook andere verliezen plaatsvinden, die emotionele, geestelijke en lichamelijke aanpassingen vragen. Het verlies van lichamelijke functies of ledematen is zeer ingrijpend en vraagt om verwerking. Dit verlies kan leiden tot het moeten aanpassen of veranderen van werk of zelfs tot verlies van werk. Ook het verlies van bijvoorbeeld het huis waarin men woonde, de huisraad die zo verbonden was met het (familie)verleden en verlies van huisdieren dwingen getroffenen tot aanpassingen die niet voor iedereen even soepel hoeven te verlopen. Rouwen om dergelijk verlies is ook heel normaal. Ook in deze situatie wordt een beroep gedaan op veerkracht en aanpassingsvermogen om met het verlies om te gaan.
Psychische en lichamelijke reacties
Als iemand getroffen wordt door een ramp, leidt dit bij de meeste mensen tot een reeks emoties en reacties. Dit zijn stressreacties die enkele dagen tot weken kunnen duren.
Dit zijn normale reacties op een abnormale situatie.
Vooral direct na de ramp kunnen emoties als woede en verdriet de boventoon voeren.
De betrokkene heeft het vaak koud, heeft rillingen en blijft schrikachtig. Ook ziet de betrokkene de ramp steeds opnieuw voor zijn ogen gebeuren. Andere stressreacties zijn angst, verontwaardiging, wrok, hulpeloosheid en hopeloosheid.
Betrokkenen kunnen zich ook afgestompt voelen, kunnen interesse en plezier in alledaagse gebeurtenissen verliezen en slaapproblemen, concentratieproblemen of last van geheugenverlies hebben. Hierbij spelen vaak ook lichamelijke klachten zoals een gespannen gevoel, ernstige vermoeidheid of pijn. Meestal verminderen deze reacties geleidelijk.
De meeste getroffenen ontwikkelen geen langdurige klachten. Over het algemeen zijn mensen veerkrachtig en goed in staat om na enige tijd hun leven te hervatten. Jonge kinderen en mensen die al eerder ingrijpende gebeurtenissen hebben meegemaakt of mensen die al eerder psychische klachten hebben gehad, kunnen meer moeite hebben met het omgaan met een dergelijke ingrijpende gebeurtenis.
Advies
Het is belangrijk en goed om te realiseren dat ieder mens op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo herstelt. In de dagen en weken na een ramp kan een getroffene het beste die dingen doen die hem een zo rustig en veilig mogelijk gevoel geven. Sommigen zullen doen alsof er niets is gebeurd en gevoelens wegstoppen. Dat is niet verstandig, evenmin als het overmatig gebruik van middelen en het voortdurend naar de TV kijken waar de beelden van de ramp herhaald worden.
Wel kan het belangrijk zijn om zoveel mogelijk mensen op te zoeken en met mensen te praten bij wie hij zich op zijn gemak voelt (vrienden, familie of collega’s).
Een kleine groep betrokkenen ontwikkelt voor korte of langere tijd lichamelijke en psychische problemen waarvoor professionele hulp nodig is. Huisartsen, specialistische hulp, Algemeen Maatschappelijk Werk, Instellingen voor Geestelijke Gezondheidszorg en Slachtofferhulp kunnen hierbij de benodigde hulp bieden. Op bladzijde 49 staan hiervoor nuttige links.
In de tijd en wereldwijd hebben zich schokkende gebeurtenissen voorgedaan: oorlogen, ongelukken en rampen. Het meemaken van een ramp kan een enorme impact op het leven van getroffenen hebben: het is een langdurig proces van aanpassing. Toch blijkt de meerderheid van getroffenen hiermee uiteindelijk te kunnen omgaan. Dat wil zeggen dat zij, na verloop van tijd toch weer in staat zijn hun leven op te pakken en weer als zinvol te ervaren.
De mens is veerkrachtig en ook onder zware omstandigheden ontvouwt zich bij het merendeel van de getroffenen de kracht om de enorme tegenslag uiteindelijk te boven te komen.
De directe omgeving zoals het gezin, familieleden, vrienden, maar ook buurtgenootschappen, verenigingen of religieuze gemeenschappen kunnen hierbij een grote hulp zijn. Door het bieden van een luisterend oor en het geven van praktische hulp weet en voelt de getroffene dat hij er minder alleen voor staat. Zo kan de eigen veerkracht verder geactiveerd worden.
Wanneer bij een ramp overledenen en getroffenen zijn, ontstaat de behoefte deze ingrijpende en schokkende ervaring gezamenlijk te herdenken. Met de getroffenen, de naasten, de naaste omgeving maar ook voor korte of langere tijd met de samenleving.
Door te herdenken staan we stil bij het verlies en wat dit verlies voor ons leven betekent.
Het maakt zichtbaar dat er iets ontstellends is gebeurd en dat we in gezamenlijkheid proberen dit een plek te geven in ons bestaan. Herdenken kan heel privé en kleinschalig gebeuren maar bij rampen zien we meestal ook een gezamenlijke en openbare herdenking (zie ook Werkgroep Herdenking’ op bladzijde 37).
Bij een ramp zijn vaak veel mensen getroffen en betrokken. Deze gezamenlijke ervaring brengt meestal een gevoel van herkenning en erkenning met zich mee. Getroffenen ‘weten waar ze over praten’ en herkennen bij de andere getroffenen veel van de emoties, ervaringen en gedragingen. Men heeft ‘aan een half woord genoeg’. Ook de problemen, frustraties en dilemma’s in het langdurige proces van herstel en aanpassing herkennen ze bij elkaar.
De groep biedt inspiratie, troost en steun. De eigen omgeving van vrienden en familieleden, die niet direct bij de ramp betrokken zijn, kunnen soms na verloop van tijd niet meer de nodige aandacht en het geduld opbrengen om een luisterend oor en steun te blijven bieden. Getroffenen horen goedbedoelde zinnen als ‘het leven gaat door’ en 'je moet de draad weer oppakken’. Zij voelen zich daarmee vaak niet gesteund. Dat is ook een van de redenen waarom na rampen belangenverenigingen en lotgenotengroepen ontstaan en als belangrijk worden ervaren. Deelnemen aan deze organisaties geeft de getroffene het gevoel er niet alleen voor te staan. ‘Samen staan we sterk’ is niet voor niets een gevleugelde uitdrukking die ook hierop van toepassing kan zijn. Samen blijkt men vaak inderdaad slimmer en sterker.
Verschillen
Toch kunnen zelforganisaties ook ‘schaduwkanten’ hebben. Allereerst brengt het lot zeer uiteenlopende mensen bijeen. Door de gezamenlijke ervaring met de ramp voelt men zich, zeker in het begin, met elkaar verbonden. Maar dat wil niet automatisch zeggen dat iedereen hetzelfde is en op dezelfde manier omgaat met de gevolgen van de ramp.
Als een ramp zich in een wijk voordoet, kan dit betekenen dat er meer overeenkomsten tussen de getroffenen zijn dan als er sprake is van bijvoorbeeld een vliegramp. Bij een vliegramp ligt het meer voor de hand dat de getroffenen minder met elkaar gemeen hebben, omdat alleen de vliegreis hen samenbracht.
Toch blijkt uit ervaring dat het belangrijk is ervan bewust te zijn dat getroffenen zeer uiteenlopende sociale en/of culturele achtergronden kunnen hebben, andere talen en dialecten kunnen spreken, zich emotioneel anders kunnen uiten, anders rouwen, andere religieuze achtergronden en rouwrituelen hebben enzovoort.
Ook kan de ene getroffene in de loop van de tijd anders met de gevolgen van de ramp omgaan dan de andere met wie men zich vlak na de ramp toch zo één voelde. Het ervaren van deze
verschillen kan aanleiding tot spanningen geven wanneer ze niet voldoende herkend en erkend worden.
Daarnaast is niet iedereen op dezelfde manier door de ramp getroffen. De een verliest zijn huis of zijn onderneming, de ander één of meerdere familieleden en weer een ander moet het leven weer aangaan met een gehavend lichaam. Ook de nabestaanden zijn niet gelijk. Rondom een overleden slachtoffer staat een grote kring van nabestaanden die met dit verlies moet leren leven. Niet alleen ouders kunnen een kind verliezen, maar ook een vrouw haar man, of een man zijn levenspartner, grootouders hun kleinkind, vriendinnen hun vriend, collega’s een collega enzovoort. Ieder moet en zal daar op zijn eigen wijze mee leren omgaan. Dit verschil accepteren is belangrijk. Het niet erkennen van dit verschil kan spanningen tot gevolg hebben wat ook weer effect kan hebben op de effectiviteit van de zelforganisatie.
Hoewel de betekenis van zelforganisaties in de ervaring van getroffenen van rampen over het algemeen zeer positief is, kan het voor een beperkte groep mensen minder goed uitwerken. Door met elkaar over de ervaringen te praten, krijgt een getroffene de kans om zijn verhaal te doen. Maar daar staat tegenover dat hij ook vele nare verhalen van anderen te horen krijgt. Onderzoek laat zien dat vooral mensen die pessimistisch van aard zijn en de neiging hebben hun eigen situatie te vergelijken met die van anderen, zich daardoor slechter gaan voelen.
Zij krijgen het idee het slechter getroffen te hebben of dat het nog slechter met hen zal gaan.
Spanningen binnen de zelforganisatie
Bij de start van een organisatie van rampgetroffenen is sprake van grote saamhorigheid tussen de getroffenen: allen voelen immers pijn door dezelfde ramp. Na verloop van tijd kunnen er groepjes binnen de zelforganisatie ontstaan. Die groepsvorming kan veroorzaakt worden doordat er bijvoorbeeld geen overeenstemming (meer) is over de te bereiken doelen of omdat er onenigheid bestaat over het te volgen beleid om die doelen te bereiken of omdat de doelen niet helder waren.
De ene groep getroffenen wil zich bijvoorbeeld vooral richten op lotgenotencontact en herdenkingen. Een andere groep wil de financiële afwikkeling goed regelen en daar de zelforganisatie voor inzetten. Deze belangentegenstellingen brengen strijd en spanningen met zich mee waardoor een zelforganisatie minder effectief en succesvol wordt. Het kan er zelfs toe leiden dat getroffenen hierdoor niets meer met de zelforganisatie te maken willen hebben, bestuursleden eruit stappen of eruit gezet worden.
Een manier om bovenstaande spanningen in te perken is door van meet af aan de doelen waarop de zelforganisatie zich wil richten, duidelijk te formuleren. De geschiedenis laat zien dat het goed werkt als er verschillende werkgroepen ingericht worden met elk een eigen doel. Bijvoorbeeld: de ene werkgroep richt zich op de financiële afwikkeling en een andere organiseert het lotgenotencontact.
Een andere reden voor spanningen kan zijn dat de ramp verschillende groepen mensen treft: overlevenden en een uiteenlopende groep van nabestaanden en andere getroffenen. Mensen rouwen heel verschillend en kunnen op diverse manieren met hun eigen en andermans verdriet omgaan. Daarbij speelt in het proces van aanpassen en herstel na een ingrijpende gebeurtenis, soms ook de neiging om de eigen situatie te vergelijken met die van anderen.
Wie is meer, minder of het ergst getroffen? Welke ramp is minder erg, erger of het ergst?
Dit kan enerzijds leiden tot een onderschatting van het eigen leed (‘zij is veel meer door de
ramp getroffen dan ik’). Anderzijds kan het leed van anderen worden onderschat (‘hij is niet echt gewond geraakt bij de ramp, ik wel’ of ‘haar kind is overleden, maar die van mij heeft levenslang met zijn verwondingen’). Dit leidt tot een leedrangorde. Men zegt hiermee eigenlijk dat het ene slachtoffer het andere niet is. En dat daardoor de één, die bijvoorbeeld als lichter getroffen wordt gezien, minder aandacht, geld, hulp, steun en dergelijke, moet krijgen dan de ander die zwaarder getroffen zou zijn.
Deze leedrangorde kan groepen die ooit saamhorig waren, opbreken. Het kan leiden tot afsplitsing van een deel van de organisatie, als bij dat deel het gevoel ontstaat dat hun leed en behoeften te weinig gezien, gehoord en (h)erkend worden. Dergelijke spanningen veroorzaken voor alle betrokkenen extra pijn en verdriet, onttrekken energie aan het herstelproces en doen geen recht aan het leed van getroffenen. Leed is nooit te meten en ieder heeft ‘recht’ op zijn eigen leed. Iedereen beleeft de ramp en de gevolgen daarvan op het leven, op zijn eigen manier. Hier bestaat geen norm voor en een rangorde past daarom ook niet.
Na verloop van tijd kan het ook voorkomen dat een deel van de getroffenen die bij de zelforganisatie is betrokken, om welke reden dan ook geen behoefte meer voelt om (actief) deel te nemen aan de organisatie. Anderen kunnen nog wel die behoefte voelen om bij de organisatie te blijven en willen of kunnen zich hier (nog) niet van losmaken.
Het beheersbaar houden van deze verschillen, spanningen en strijd is een belangrijke taak voor het bestuur van een zelforganisatie. Het helpt als het bestuur oog houdt voor de verschillen tussen getroffenen, de neiging tot leedrangorde bestrijdt, concrete doelen kiest en werkgroepen inricht.
Spanningen in de omgeving van de zelforganisatie
In de praktijk is er na een ramp een grote bereidheid van de omgeving om te helpen.
Echter de verwarring, chaos en desorganisatie, niet alleen bij de getroffenen, maar ook bij (onvoorbereide) overheden, kan tot verwikkelingen leiden. Een zelforganisatie kan met dergelijke onrust te maken krijgen en moet ervoor oppassen niet in die maalstroom meegesleurd te worden.
Een grote betrokkenheid bij de organisatie is lovenswaardig, kan voor velen positief uitwerken en ook de betrokkene zelf kan er wel bij varen. Maar er is ook een risico dat getroffenen zich na verloop van tijd steeds meer gaan vereenzelvigen met hun eigen of andermans klachten, situatie en leed.
Zij durven en kunnen uiteindelijk minder goed loskomen van de ramp. Hun blik blijft, ook na lange tijd, op alle moeizame aspecten van de ramp gericht. Het wordt steeds moeilijker of zelfs onmogelijk om de blik nog op de toekomst en op herstel te richten, terwijl de organisatie dit juist als doel heeft. Daarom is het belangrijk dat betrokkenen een evenwicht zoeken en vinden in hun bijdragen aan de organisatie.
Betekenis betrokkenheid bij de zelforganisatie
Rampgetroffenen hebben veel te verwerken. Wanneer rampgetroffenen zich dan ook nog inzetten voor een zelforganisatie, vraagt dit niet alleen veel van de getroffene maar ook van zijn thuisfront.
Het helpt wanneer een bestuurslid/vrijwilliger
■ zelf een vertrouwenspersoon heeft met wie hij alles kan delen
■ naast het werken voor de organisatie contacten en activiteiten heeft die ondersteunen en afleiden (vrienden, familie, kerk, sport, hobby’s en dergelijke)
■ zich openstelt voor de ander maar zich niet vereenzelvigt met de ander. Anders gezegd dat hij een balans vindt tussen ‘betrokken zijn’ en ‘afstandhouden’ (zie ook onder ‘slachtofferschap’ op bladzijde 19)
■ grenzen stelt aan zijn inzet (idem).
Rampgetroffenen die zich inzetten voor de zelforganisatie ervaren als positief dat:
■ het goed voelt om iets voor andere mensen te kunnen betekenen
■ het prettig is om nauw betrokken te zijn
■ het je als mens doet groeien (je moet veel geduld hebben, je moet omgaan met pijn en leed)
■ je door je in te zetten het leven (weer) aan kunt
■ het onvermoede talenten bij jezelf doet bovenkomen
■ het goed voelt om met mensen samen te werken die misschien wel uit een ander deel van
de maatschappij komen en waar je anders nooit mee zou hebben samengewerkt
■ het een op alle gebied leerzame ervaring is
■ het je geest scherpt
■ het een culturele verrijking is (wanneer je door het werken voor de zelforganisatie in aanraking komt met andere culturen)
■ het je netwerk vergroot.
Voordat een organisatie van rampgetroffenen het licht ziet
De pioniers van organisatie voor rampgetroffenen zijn vaak mensen die gewoon beginnen met datgene wat ze op dat moment belangrijk achten.
Bijvoorbeeld:
■ het organiseren van praktische zaken voor getroffenen
■ getroffenen bij elkaar brengen, getroffenen steunen
■ een herdenking(smonument) voor de getroffenen organiseren
■ het regelen van schadeafwikkeling.
Deze pioniers zijn niet bezig met het vormen van een groep: ze beginnen gewoon met activiteiten die in hun ogen moeten gebeuren.
De start van de zelforganisatie
De situatie voor een zelforganisatie die vrijwel direct na een ramp wordt opgericht is anders dan wanneer zij later van start gaat.
Ontstaat de organisatie direct na een ramp dan heeft zij met meer emoties te maken dan wanneer de organisatie later in de tijd wordt opgericht.
Maar elke zelforganisatie hoe kort of lang ook na een ramp opgericht, loopt op tegen veel van de vragen en aandachtspunten die in deze Handreiking aan de orde komen.
Bij een ramp zijn vaak veel mensen getroffen en betrokken. Deze gezamenlijke ervaring brengt meestal een gevoel van herkenning en erkenning met zich mee. Getroffenen ‘weten waar ze over praten’ en herkennen bij de andere getroffenen veel van de emoties, ervaringen en gedragingen. Men heeft ‘aan een half woord genoeg’. Ook de problemen, frustraties en dilemma’s in het langdurige proces van herstel en aanpassing herkennen ze bij elkaar.
De groep biedt inspiratie, troost en steun. Deel uitmaken van een zelforganisatie geeft de getroffene het gevoel het niet allemaal alleen te moeten doen. ‘Samen staan we sterk’ is niet voor niets een gevleugelde uitdrukking die ook hierop van toepassing kan zijn. Samen blijkt men vaak inderdaad slimmer en sterker.
Toegevoegde waarden
De toegevoegde waarden van een zelforganisatie kunnen zijn:
■ getroffenen vinden bij elkaar antwoorden op allerlei praktische vragen
■ belangen van getroffenen kunnen gezamenlijk beter en blijvend behartigd worden
■ getroffenen worden als groep meer ‘gezien’ dan wanneer ze zich niet organiseren
■ getroffenen vinden (h)erkenning van hun problemen bij elkaar
■ getroffenen vinden steun en informatie bij elkaar waardoor ze hun zelfredzaamheid en veerkracht vergroten.
Valkuilen kunnen zijn:
het niet bewust zijn van en weten om te gaan met de verschillende sociale en culturele achtergronden en de uiteenlopende verwachtingen en behoeften van getroffenen die door een ramp zijn samengebracht
het niet beseffen dat rouwprocessen van getroffenen op verschillende manieren kunnen verlopen wat kan leiden tot communicatieproblemen. Zie ook 'Rouw' op bladzijde 14
dat binnen een zelforganisatie pessimistische mensen kunnen 'blijven hangen' in de rampervaring
dat binnen een zelforganisatie een getroffene niet alleen met zijn eigen ellendige verhaal te maken heeft: hij krijgt er nog een X aantal moeilijke verhalen bij.
Doel(en)
Een zelforganisatie van rampgetroffenen kan zowel een belangenvereniging als een lotgenotengroep zijn. Belangenverenigingen en lotgenotengroepen dienen in wezen andere doelen: een belangenvereniging komt op voor een gemeenschappelijk belang (samen slimmer) en een lotgenotengroep richt zich op onderlinge steun (samen sterker).
Wat zij met elkaar gemeen hebben is de ramp die ten grondslag ligt aan hun ontstaan.
Beide organisatievormen ontstaan na rampen. De praktijk laat zien dat het vaak een combinatie van beide is.
Het helpt om bij de oprichting van de organisatie de doelen duidelijk te benoemen om in een latere fase de belangentegenstellingen te beperken (zie ook ‘Spanningen binnen de zelforganisatie’ op bladzijde 18).
Houd doelen concreet!
Maak helder waar de organisatie voor staat!
Doelen voor een organisatie van rampgetroffenen kunnen zijn:
■ getroffenen weer op weg helpen en een toekomstperspectief bieden
■ lotgenotencontact: een luisterend oor, informatie-uitwisseling, troost, steun, (h)erkenning
■ oprichting van een herdenkingsmonument en herdenken
■ belangenbehartiging van getroffenen en nabestaanden, bijvoorbeeld schadeafwikkeling, aansprakelijkheidsstelling of wederopbouw
■ belangenbehartiging voor een specifieke groep: bijvoorbeeld ondernemers of ouders van kinderen die bij een ramp zijn omgekomen
■ spreekbuis en aanspreekpunt van de achterban
■ gesprekpartner voor instanties
■ veiliger vliegverkeer
■ functie van ombudsman
■ financiële ondersteuning van getroffenen/nabestaanden of van een specifieke groep getroffenen zoals ondernemers
■ hulp en overdracht van kennis en ervaring aan getroffenen van een andere ramp en/of aan hulpverleningsinstanties
■ voorlichting.
Verschillende groepen getroffenen
Bij een ramp kan sprake zijn van uiteenlopende groepen getroffenen.
Als het bestuur van de organisatie zich bewust is en bewust blijft van de verschillende groepen getroffenen, helpt dat belangentegenstellingen in een latere fase te voorkomen.
Mogelijke (sub)groepen kunnen zijn:
■ overlevenden/gewonden
■ partners, kinderen, ouders van overlevenden/gewonden
■ nabestaanden: partners, (groot)ouders, (klein)kinderen, neven, nichten, ooms, tantes, buren, vrienden, collega’s, klasgenoten enzovoort
■ ondernemers, migranten, asielzoekers
■ dorps- of stadsgenoten
■ getuigen van de ramp
■ hulpverleners.
Bij de start van een organisatie van rampgetroffenen is sprake van grote saamhorigheid tussen de getroffenen: allen voelen immers pijn door dezelfde ramp. Na verloop van tijd kunnen er groepjes binnen de zelforganisatie ontstaan. Die groepsvorming kan veroorzaakt worden
doordat er bijvoorbeeld geen overeenstemming (meer) is over de te bereiken doelen.
De ene groep getroffenen wil zich bijvoorbeeld vooral richten op lotgenotencontact en herdenkingen. Een andere groep wil daarnaast of alleen de financiële afwikkeling goed regelen en daar de zelforganisatie voor inzetten.
Deze belangentegenstellingen brengen strijd en spanningen met zich mee waardoor een zelforganisatie minder effectief en succesvol wordt. Het kan er zelfs toe leiden dat getroffenen hierdoor niets meer met de zelforganisatie te maken willen hebben, bestuursleden eruit stappen of eruit gezet worden.
Een manier om bovenstaande spanningen in te perken is door vanaf het begin de doelen waarop de zelforganisatie zich wil richten, duidelijk te formuleren.
De geschiedenis laat zien dat het goed werkt als er verschillende werkgroepen ingericht worden met elk een eigen doel. Bijvoorbeeld: de ene werkgroep richt zich op de financiële afwikkeling en een andere organiseert het lotgenotencontact.
Een andere oorzaak van spanningen kan zijn dat de ramp verschillende groepen mensen treft: overlevenden en een uiteenlopende groep van nabestaanden en andere getroffenen. Mensen rouwen heel verschillend en kunnen op diverse manieren met hun eigen en andermans verdriet omgaan. Daarbij speelt in het proces van aanpassen en herstel na een ingrijpende gebeurtenis, soms ook de neiging om de eigen situatie te vergelijken met die van anderen. Wie is meer, minder of het ergst getroffen? Welke ramp is minder erg, erger of het ergst. Dit leidt tot leedrangorde. Men zegt hiermee eigenlijk dat het ene slachtoffer het andere niet is. Deze leedrangorde kan groepen die ooit saamhorig waren, opbreken. Het kan leiden tot afsplitsing van een deel van de organisatie. Dergelijke spanningen veroorzaken voor alle betrokkenen extra pijn en verdriet, onttrekken energie aan het herstelproces en doen geen recht aan het leed van getroffenen. Leed is nooit te meten en ieder heeft ‘recht’ op zijn eigen leed. Iedereen beleeft de ramp en de gevolgen daarvan op het leven, op zijn eigen manier. Hier bestaat geen norm voor en een rangorde past daarom ook niet. Het beheersbaar houden van deze verschillen, spanningen en strijd is een belangrijke taak voor het bestuur van een zelforganisatie.
Het helpt als het bestuur oog houdt voor de verschillen tussen getroffenen, de neiging tot leedrangorde bestrijdt, concrete doelen kiest en werkgroepen inricht.
Stichting of vereniging?
Wanneer een zelforganisatie start, heeft het voordelen om voor de organisatie een officiële vorm te kiezen en wel om de volgende redenen:
■ de organisatie staat sterker (heeft meer recht van spreken) tegenover officiële instanties
■ de organisatie wordt meer ‘gezien’ dan wanneer zij niet officieel is.
Een officiële zelforganisatie die sterker staat tegenover officiële instanties en meer ‘gezien’ wordt, kan de belangen van de groep beter behartigen.
Een officiële organisatie kan een vereniging (met beperkte of volledige rechtsbevoegdheid) of een stichting zijn.
Verschillen
De belangrijkste verschillen tussen een vereniging en een stichting liggen op het vlak van
■ aansprakelijkheid (een stichting kent geen hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuursleden; bij een vereniging kan dat wel het geval zijn)
■ het wel of niet hebben van leden (een stichting mag geen leden hebben; een vereniging heeft wel leden)
■ rechtsbevoegdheid (binnen een vereniging heeft de algemene ledenvergadering de belangrijkste bevoegdheid; binnen een stichting is het bestuur geen rekening en verantwoording aan anderen schuldig)
■ afstemming (een vereniging vraagt om meer afstemming met de achterban dan een stichting. Dit kan bijvoorbeeld door de - verplichte - ledenvergadering. Bij een stichting heeft het bestuur een onafhankelijkere positie).
Zie bijlage I op bladzijde 54 voor uitgebreide informatie over een stichting.
Zie bijlage II op bladzijde 55 voor uitgebreide informatie over een vereniging.
Zie bijlage III op bladzijde 57 voor toelichting op de verschillen tussen een stichting en vereniging.
Zie bijlage IV op bladzijde 58 voor toelichting op de eventuele bestuurlijke aansprakelijkheid
van de organisatie.
Goed nadenken over de statuten, voorkomt discussie in de toekomst.
Zowel een stichting als een vereniging kent een aantal verplichte punten in de statuten. Voorbeelden van verplichte onderwerpen zijn:
■ doel(en) van de stichting/vereniging
■ verplichtingen van leden (in geval van een vereniging)
■ wijze van bijeenroepen algemene ledenvergadering (in geval van een vereniging)
■ wijze benoemingen en ontslag van bestuurders
■ bestemming batig saldo (overschot) in geval van opheffing van de stichting/vereniging.
Naast deze verplichte onderwerpen - zie bijlage I (stichting) en bijlage II (vereniging) voor uitgebreide informatie - verdient het aanbeveling om voor een zelforganisaties van rampgetroffenen nog de volgende punten in de statuten op te nemen:
■ de verschillende groepen voor wie de zelforganisatie is bedoeld: voor gewonden, nabestaanden (ouders, grootouders, broers/zussen, getuigen), hulpverleners, zijdelings getroffenen enzovoort
■ de zittingsduur van de bestuursleden
■ wanneer de zelforganisatie wordt opgeheven.
Zie bijlage V op bladzijde 59 voor voorbeeld statuten en/of ga naar ‘Nuttige links’ op bladzijde 49. Er zitten veel onvermoede talenten bij mensen!
De inzet van een bestuurslid vraagt ook veel van zijn omgeving!
Bestuur
Een organisatie van rampgetroffenen krijgt succes en aanzien (en dus meer mogelijkheden om haar doelen te bereiken) door de kwaliteit van haar bestuur.
Kwaliteiten van een goed functionerend en effectief bestuur zijn:
■ professioneel kunnen besturen en goed kunnen coördineren
■ goed een financiële administratie kunnen voeren
■ overzicht (helikopterview) hebben
■ duidelijke doelen nastreven
■ lange termijn denken (waar willen we naartoe: jaarplan, meerjarenplan)
■ de achterban betrekken bij de besluitvorming
■ goede, duidelijke en regelmatige communicatie naar de achterban
■ afspraken maken en afspraken nakomen
■ algemeen belang boven eigenbelang kunnen stellen
■ een zakelijke boven een emotionele aanpak kunnen zetten.
Binnen een bestuur is het belangrijk/nodig om
■ bestuurleden te hebben die veel tijd in het bestuur kunnen en willen steken
■ in het bestuur een duidelijke rol-/taakverdeling te hebben, eventueel met roulerende functies
■ ruimte te laten aan elk lid en de kwaliteiten van een ieder passend in te zetten
■ spanningen te benoemen als die er zijn: pas dan kunnen ze worden opgelost
■ externe hulp te zoeken indien dit nodig is.
Een bestuurslid moet zichzelf goed kennen om te weten of en hoe hij met deze energievretende taken om moet/kan gaan.
Om als bestuur serieus genomen te worden, is het verstandig ervoor te zorgen
vanaf het eerste uur bij partijen, gemeente, Informatie- en Adviescentrum (IAC) enzovoort aan tafel te zitten
voor kwaliteiten die het bestuur niet in huis heeft, bestaan trainingen (zie ook onder 'Deskundigheid' op bladzijde 33)
het is goed voor een bestuur om een buitenstaander te hebben die meedenkt, die de opofferingsgezindheid van het bestuur in de hand houdt en/of een (te) beperkte kijk op de zaak voorkomt
het is verstandig de zittingsduur van bestuursleden in de statuten vast te leggen. Vervolgens is het van belang dat bestuursleden ook daadwerkelijk de vastgelegde termijn uitzitten omdat zij zijn ingevoerd en het (kostbare) tijd kost om een opvolger voortijdig in te werken (zie onder 'Statuten' op bladzijde 27)
bestuurders kunnen zich zonodig verzekeren tegen bestuurlijke aansprakelijkheid (zie bijlage IV op bladzijde 58).
Mogelijke invullingen van bestuur
Een bestuur bestaat minimaal uit een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. Aangeraden wordt om nog enkele leden aan het bestuur toe te voegen
■ om taken over meer schouders te kunnen verdelen en
■ om te voorkomen dat het bestuur uit te weinig mensen gaat bestaan als er iets met een van hen gebeurt.
Een bestuur van een zelforganisatie kan bestaan uit uitsluitend rampgetroffenen, uit uitsluitend niet-getroffen of kan een ‘gemengd’ bestuur zijn bestaande uit zowel rampgetroffenen als niet-getroffenen.
Voordelen van een bestuur dat uitsluitend bestaat uit getroffenen van de betreffende ramp
Een dergelijk bestuur
■ kent saamhorigheid (voelen allen pijn door dezelfde ramp)
■ vecht voor een zaak die hen ook persoonlijk raakt
■ brengt ook zijn eigen verhaal mee in het contact met instanties.
Mogelijke nadelen
De gevolgen van de ramp kunnen zo ingrijpend zijn dat rampgetroffen bestuurders soms de bestuursfunctie voortijdig moeten opgeven omdat het eigen verdriet, de eigen pijn of de eigen lichamelijke conditie als gevolg van de ramp nog te veel vraagt. Door het eigen verdriet kan het soms moeilijk zijn het algemene belang boven het eigenbelang te stellen en het overzicht te houden. Of het leed in zijn omgeving die door de ramp is geraakt, vraagt teveel energie en aandacht om de taak als bestuurder nog te kunnen blijven vervullen. Ook is het soms moeilijk zowel lichamelijk als geestelijk de benodigde inzet te leveren. Dit kan wisselingen in het bestuur tot gevolg hebben en tot spanningen binnen het bestuur en de achterban leiden.
Tips om de nadelen te beperken
Zoek als bestuur voor de beginperiode een buddy (bijvoorbeeld een bestuurslid van een voormalige zelforganisatie). Buddy's hoeven niet alles te weten maar kennen wel de dynamiek en zijn ervaringsdeskundigen laat bestuursleden bijstaan door een adviesraad bestaande uit deskundigen. Dit kunnen deskundigen op specifieke gebieden zijn (bijvoorbeeld politici, medici, technici of juristen). Bel Impact voor mogelijke namen van (ervarings)deskundigen (020) 566 21 02
laat bestuursleden al dan niet tijdelijk, bijstaan door een steuncomité (bijvoorbeeld bestaande uit getroffenen door dezelfde ramp die kunnen bijspringen als 'het' teveel wordt).
Voordelen van een bestuur dat uitsluitend bestaat uit niet-getroffenen
■ Niet-getroffen bestuurders worden minder geleefd door hun emoties, waardoor ze wellicht beter het overzicht hebben dat nodig is om in contact met de omgeving, organisaties en instanties de beoogde doelen te bereiken
■ niet-getroffen bestuurders zijn nuchterder/minder emotioneel waardoor ze (in sommige gevallen) misschien meer weten te bereiken in contact met derden
■ in het begin is sprake van grote saamhorigheid tussen de verschillende groepen getroffenen: allen voelen immers pijn door dezelfde ramp. Later kunnen belangentegenstellingen (bijvoorbeeld lotgenotencontact tegenover schadeloosstelling) en leedrangorde (‘hij is niet echt gewond geraakt bij de ramp, ik wel’) aan de oppervlakte komen.
Een bestuur van niet-getroffenen (maar wel met gevoel voor de zaak) kan dan makkelijker de belangen van de verschillende groepen wegen en spanningen en conflicten die hieruit kunnen voortvloeien, beheersbaar houden
■ een niet-getroffen bestuurder kan als bestuurslid gevraagd worden vanwege zijn specifieke nuttige kennis.
Mogelijke nadelen
Niet-getroffen bestuurders hebben de ramp niet aan den lijve ervaren en
■ gaan daardoor misschien niet tot het uiterste (in tegenstelling tot een wèl rampgetroffene) in het bereiken van de doelen en
■ begrijpen en voelen wellicht minder hoe heftig een ramp ingrijpt in het leven na de ramp. Dit kan tot spanningen tussen bestuur en achterban leiden.
Een ‘gemengd’ bestuur, dus een bestuur dat bestaat uit getroffenen en niet-getroffenen bundelt de voordelen en compenseert de nadelen van een bestuur bestaande uit rampgetroffenen en van een bestuur bestaande uit niet-getroffenen.
Raadpleeg regelmatig de achterban!
Aansprakelijkheid
In rampsituaties speelt de aansprakelijkheid bijna altijd een rol. Als de zelforganisatie zich tot doel heeft gesteld zich met aansprakelijkheid bezig te houden, is aan te raden al in een vroeg stadium een selecte groep advocaten die gespecialiseerd is in de juridische aspecten van een ramp bij de afhandeling te betrekken. Zij kunnen bewerkstelligen dat getroffenen (ook) juridisch gezamenlijk optrekken waardoor sneller afspraken kunnen worden gemaakt over schikkingen of overeenkomsten en de (vaak hoge) kosten van juridische bijstand kunnen worden beperkt.
Het collectieve belang staat voor een zelforganisatie voorop; een collectief van advocaten kan in dit meestal zeer complexe traject van grote meerwaarde zijn.
Zie ook ‘Nuttige links’ op bladzijde 49.
De wijze waarop de financiële kant van een ramp wordt afgewikkeld kan, afhankelijk van de rampsituatie, erg verschillen.
Financiële zaken laten afwikkelen door getroffenen of familieleden van getroffenen brengt het gevaar met zich dat anderen vinden dat deze mensen niet objectief handelen en zichzelf of hun naasten bevoordelen. Het is dan ook verstandig wanneer financiële zaken door betrokken mensen worden geregeld, die enige afstand hebben tot de getroffenen.
Soms is het niet duidelijk waardoor of door wie de ramp veroorzaakt is.
Afhankelijk van het type ramp doet de Onderzoeksraad voor Veiligheid of het Centrum voor Gezondheidsonderzoek bij Rampen (CGOR, vallend onder het RIVM) onderzoek naar de toedracht van de ramp. Zie ook ‘Nuttige links’ op bladzijde 49.
Onder de rampgetroffenen kunnen ook ondernemers zijn. Het kan wenselijk zijn een aparte organisatie voor hen op te richten. De Kamer van Koophandel is in ieder geval een goede gesprekspartner voor specifieke ‘ondernemersvragen’.
Media
Een ramp krijgt, zeker in het begin, alle aandacht van de media.
Over het omgaan met de media valt veel te zeggen. Deze Handreiking besteedt aandacht aan de media in dit en in het volgende hoofdstuk. De contacten met de media kunnen bij de start van de organisatie namelijk anders zijn dan wanneer de organisatie al wat langer bestaat.
De onderstaande tips kunnen helpen bij het omgaan met de media
Zorg voor een duidelijke spreekbuis: wijs twee mensen aan die de contacten met de pers hebben (het liefst mensen binnen de organisatie met enige perservaring)
het is goed als er twee mediacontactpersonen zijn: ze kunnen elkaar steunen en eikaars rol overnemen
het is belangrijk dat de woordvoerders met één mond spreken
de stijl en uitstraling van woordvoerders zijn gezichtsbepalend voor de
organisatie
het is prettig als de aangewezen mediacontactpersonen een gesprek hebben met een journalist of communicatieadviseur over het omgaan met de media. Bel Impact (020) 566 21 02 voor mogelijke namen woordvoerders kunnen een mediatraining volgen (zie ook onder 'Deskundigheid' op bladzijde 33).
Ideale perswoordvoerders zijn:
■ gemakkelijk bereikbaar, ook op ongebruikelijke tijdstippen
■ zich ervan bewust dat deze taak een groot effect kan hebben op hun persoonlijk
leven, dat ze zich zeker kort na de ramp maar ook later bij herdenkingen of ontwikkelingen rondom de (waarheidsvinding van de) ramp volledig op ‘perscontacten’ moeten kunnen richten
■ in staat om hun gedachten mondeling en schriftelijk kort en bondig te formulieren: zij kunnen de boodschap van de organisatie in trefwoorden samenvatten
■ in hun hart gegrepen door wat hen is overkomen zodat ze vanuit passie en daadwerkelijke
betrokkenheid kunnen spreken over wat hen is gebeurd
■ eerlijk in hun boodschap.
Als er geen perswoordvoerders binnen de organisatie te vinden zijn, dan is het een mogelijkheid om te proberen een communicatieadviseur of journalist als woordvoerder richting de pers, bij de organisatie te betrekken. Dat zal ongetwijfeld wel moeite kosten en de boodschap zal wellicht minder authentiek overkomen omdat die man of vrouw de ramp zelf niet heeft doorleefd, maar het is altijd beter dan wanneer de organisatie zich hult in stilzwijgen. Zie ook ‘Media’ op bladzijde 44 en ‘Nuttige links’ op bladzijde 49.
Eerdere rampen
Het hebben van contact met leden van belangenverenigingen of lotgenotengroepen van andere rampen kan goed zijn omdat
■ de ramp anders is maar rampgetroffenen elkaar kunnen vinden in het hebben ervaren van een ingrijpende gebeurtenis en kunnen leren van eikaars verwerkingsproces
■ uitwisseling van ervaringen kan verrijken en verzachten
■ de nieuwe zelforganisatie praktische kennis kan opdoen door te kijken hoe zaken geregeld worden bij andere (eerdere) organisaties.
Hierbij geldt wel dat, hoe meer de ene ramp op de andere lijkt (allebei een vliegramp of allebei een brandramp) hoe meer getroffenen zich in elkaar herkennen. Ook maakt het verschil of er sprake is van nabestaanden of overlevenden van een ramp, want de gevolgen en effecten van de ramp zoals het herstel- of rouwproces kunnen daardoor sterk uiteenlopen.
Samenvatting hoofdstuk ’De start van de zelforganisatie’
Bij een ramp zijn vaak veel mensen getroffen en betrokken. Deze gezamenlijke ervaring brengt meestal een gevoel van herkenning en erkenning met zich mee. Getroffenen ‘weten waar ze over praten’ en herkennen bij de andere getroffenen veel van de emoties, ervaringen en gedragingen. Men heeft ‘aan een half woord genoeg’.
Een zelforganisatie van rampgetroffenen kan zowel een belangenvereniging als een lotgenotengroep zijn. De praktijk laat zien dat het vaak een combinatie van beide is.
Bij de start van de zelforganisatie is er sprake van grote saamhorigheid tussen de verschillende groepen getroffenen. Later kunnen belangentegenstellingen boven komen.
Als het bestuur zich bewust is en bewust blijft van de verschillende groepen getroffenen binnen de zelforganisatie, helpt dat belangentegenstellingen in een latere fase voorkomen.
Een officiële zelforganisatie staat sterker tegenover officiële instanties, waardoor zij de belangen van de groep beter kan behartigen.
Een officiële zelforganisatie heeft statuten. Het is goed om in de statuten nog een aantal specifieke punten voor zelforganisaties van rampgetroffenen op te nemen.
Een organisatie van rampgetroffenen krijgt succes en aanzien en dus meer mogelijkheden om haar doelen te bereiken, door de kwaliteit van haar bestuur.
Dit bestuur van een zelforganisatie kan bestaan uit uitsluitend rampgetroffenen, uit uitsluitend niet-getroffen of kan een ‘gemengd’ bestuur zijn met zowel rampgetroffenen als niet-getroffenen.
Een ‘gemengd’ bestuur bundelt de voordelen en compenseert de nadelen van een bestuur bestaande uit rampgetroffenen en van een bestuur bestaande uit niet-getroffenen.
In rampsituaties speelt de aansprakelijkheid bijna altijd een rol. Als de zelforganisatie zich tot doel heeft gesteld zich met aansprakelijkheid bezig te houden, is aan te raden om al in een vroeg stadium een advocatencollectief dat gespecialiseerd is in de juridische aspecten van een ramp bij de afhandeling te betrekken.
Financiële zaken laten afwikkelen door getroffenen of familieleden van getroffenen brengt het gevaar met zich mee dat anderen vinden dat deze mensen niet objectief handelen en zichzelf of hun naasten bevoordelen. Het is dan ook verstandig wanneer financiële zaken door betrokken mensen met enige afstand tot de getroffenen, worden geregeld.
Wanneer de zelforganisatie ook ondernemers onder haar leden heeft of wanneer de zelforganisatie uit uitsluitend ondernemers bestaat, is de Kamer van Koophandel een goede gesprekspartner voor specifieke ‘ondernemersvragen’.
Wees erop voorbereid dat een ramp, zeker in het begin, alle aandacht van de media krijgt.
Het is goed om twee woordvoerders binnen de organisatie aan te wijzen.
Het is belangrijk dat de woordvoerders met één mond spreken en eerlijk zijn in hun boodschap.
Het hebben van contact met leden van belangenverenigingen of lotgenotengroepen van andere rampen kan goed zijn omdat de nieuwe zelforganisatie kan leren van de ervaringen van eerder opgerichte organisaties.
Dit hoofdstuk handelt over wat er allemaal komt kijken bij het op poten zetten van een organisatie voor getroffenen van rampen.
Zet de organisatie eerst in grote lijnen uit; zet pas later de puntjes op de i! Verdeling van taken
Naast het bestuur zijn er getroffenen en niet-getroffenen die zich als vrijwilliger of betaalde kracht voor de organisatie inzetten.
Betaalde krachten kunnen in vaste dienst bij de organisatie zijn (denk bijvoorbeeld aan secretariële ondersteuning) of als adviseur ingehuurd worden (bijvoorbeeld een advocaat). Om de zaken niet ingewikkelder te maken dan ze al zijn, wordt niet aangeraden dat een zelforganisatie ook als werkgever optreedt.
De organisatie heeft vaak niet alleen een bestuur maar er kunnen bijvoorbeeld ook werkgroepen zijn die deeltaken voor hun rekening nemen.
Het kan voorkomen dat iemand die betaald werkt bij de organisatie zijn werk ziet als een van 9 tot 5 baan terwijl de vrijwilliger 'altijd' voor de organisatie klaar staat. Dit kan tot wrijving leiden.
Deskundigheid
Huur deskundigheid in wanneer deze deskundigheid binnen (het bestuur van) de organisatie niet aanwezig is bijvoorbeeld voor communicatie of juridische vraagstukken.
Doe kennis op door te kijken naar hoe zaken geregeld zijn bij andere (vergelijkbare) rampen (zie ook bij ‘Eerdere rampen’ op bladzijde 31).
Training
Bestuurs- en/of werkgroepleden kunnen cursussen/trainingen volgen om zich ontbrekende vaardigheden eigen te maken, bijvoorbeeld een cursus:
■ vergadertechnieken
■ (financiële) administratie
■ management
■ omgaan met de media
■ computergebruik
■ notuleren
■ fondsenwerving
■ gesprekstechnieken
■ sociale vaardigheden.
Misschien kunnen de instanties waarmee de organisatie contact heeft, adviseren over een goed opleidingsinstituut in de omgeving. Zie ‘Contact en samenwerking met overheden en instanties’ op bladzijde 47.
Deskundigen die zich aanbieden
Wees voorzichtig met het in zee gaan met onbekenden die de organisatie hun deskundigheid
aanbieden. Er zijn uiteraard goed gekwalificeerde mensen onder maar ook mensen die uitsluitend hun eigenbelang nastreven. Bent u geïnteresseerd in een deskundige die zich aanbiedt: probeer eerst meer over hem te weten te komen via een brancheorganisatie of via internet.
Het is bijzonder praktisch wanneer de organisatie een vaste plek heeft waar zij bereikbaar is. Het is nog beter wanneer deze vaste plek ook een kantoortje, een vergaderingruimte en archiefruimte heeft.
Om een organisatie goed te laten draaien is naast het normale kantoormateriaal de volgende apparatuur nodig:
■ telefoon
■ computer(s)
■ internet.
Het is belangrijk om vanaf de start van de organisatie een databestand op te bouwen met daarin alle contactgegevens en eventuele andere nuttige informatie per lid/getroffene.
Zie bijlage VI op bladzijde 61 voor een voorbeeld van een getroffene dossier.
(Het bestuur van) de organisatie kan taken over werkgroepen verdelen.
Het bestuur formuleert (samen met de leden van de werkgroep) de opdracht van de werkgroep.
De zelforganisatie streeft vaak meerdere doelen na en de geschiedenis laat zien dat het goed werkt als er verschillende werkgroepen ingericht worden met elk een eigen doel.
De werkgroep brengt op vastgestelde tijden aan het bestuur verslag uit over de voortgang van haar werkzaamheden.
De organisatie kan bijvoorbeeld de volgende taken over werkgroepen verdelen:
■ communicatie
■ lotgenotencontact
■ herdenking
■ fondsenwerving.
Werkgroep Communicatie
Er zijn vele vormen van communicatie.
Er is de communicatie
■ tussen bestuursleden onderling
■ tussen bestuur en achterban
■ tussen leden van de achterban onderling
■ tussen bestuur en werkgroepen
■ tussen werkgroepleden onderling
■ tussen bestuur en media
■ tussen bestuur en instanties en ga zo maar door.
Voor communicatie is het hebben van een netwerk uitermate belangrijk.
Inventariseer het al bestaande netwerk van de (bestuurs) leden van de organisatie en maak er gebruik van.
Contact met de doelgroep
De eerste communicatie-uitdaging waarmee een startende organisatie geconfronteerd kan worden is: hoe bereik ik de getroffenen en/of nabestaanden van getroffenen van de ramp.
De aanpak zal per situatie verschillen. Een ramp waarbij de getroffenen uit veelal één plaats komen (Volendam, Enschede) vraagt een andere communicatieaanpak dan bijvoorbeeld een vliegramp of de Legionellaramp in Bovenkarspel waarbij de getroffenen overal vandaan komen.
Getroffenen komen voornamelijk uit één plaats
Meestal maakt of heeft de betreffende gemeente in geval van een afgebakende groep wel een lijst van getroffenen. U kunt de gemeente hierom vragen. Het komt echter voor dat de gemeente deze lijst, bijvoorbeeld uit privacy overwegingen, niet kan vrijgeven. Er zit dan niets anders op dan de gewenste informatie zelf te verzamelen.
U kunt dit doen door
■ mensen te bevragen
■ pamfletten te verspreiden
■ advertenties in plaatselijke (huis-aan-huis) kranten te zetten
■ de lokale radio/tv in te schakelen.
Getroffenen komen overal vandaan
Meestal maakt of heeft de overheid: het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) of Defensie, afhankelijk van het type ramp, wel een lijst van getroffenen. U kunt het Ministerie hierom vragen. Het kan echter gebeuren dat ook het Ministerie deze lijst, uit privacy overwegingen, niet kan vrijgeven.
Ook dan moet u de informatie weer zelf verzamelen. U kunt dit doen door advertenties in de landelijke dagbladen te zetten waarin u getroffenen oproept zich te melden.
Noteer van getroffen niet alleen namen, adressen en telefoonnummers maar ook hun emailadres.
Altijd te gebruiken communicatiemiddelen
Rubriek in een gemeentelijke nieuwsbrief of een plaatselijke (huis-aan-huis) krant
Als getroffenen uit één plaats komen, is een dergelijke vaste rubriek in een gemeentelijke nieuwsbrief of een plaatselijke (huis-aan-huis) krant een goed middel om de boodschap van de zelforganisatie uit te dragen.
Website
Begin met een eenvoudige website. Als er binnen de organisatie geen mensen zijn die een website kunnen bouwen, vraag de (lokale) overheid dan om ondersteuning of huur hier deskundigheid voor in.
Het hebben van een website biedt veel mogelijkheden. Niet alleen is hiermee snel (actuele) informatie over te dragen naar een ieder die het maar wil lezen maar een website stelt de
organisatie ook in staat elektronische nieuwsbrieven (naar de achterban en anderen) te verspreiden.
(Elektronische) nieuwsbrieven
Bij de start van de organisatie zal de elektronische nieuwsbrief waarschijnlijk vaker verschijnen (omdat er dan meer te melden is) dan in een latere fase.
Bij het verspreiden van de nieuwsbrief zijn de lotgenoten natuurlijk de belangrijkste doelgroep, maar u kunt ook denken aan bijvoorbeeld donateurs, bepaalde betrokken overheden en bedrijven en/of GGD’en.
Elke vorm van lotgenotencontact kent zijn eigen mogelijkheden en beperkingen.
Een lotgenotengroep of een werkgroep ‘Lotgenotencontact’ moet nog heel wat keuzes maken nadat het besluit om een dergelijke groep te starten, is genomen.
Zeker als het grootschaliger lotgenotenbijeenkomsten betreft. Bijvoorbeeld:
■ is de lotgenotengroep slechts bedoeld voor één groep getroffenen (bijvoorbeeld alleen voor de overlevenden van de ramp), voor meerdere groepen (bijvoorbeeld voor overlevenden, partners, kinderen en/of ouders van overlevenden, nabestaanden, zijdelings getroffenen, getuigen of hulpverleners) of komt er voor iedere ‘soort’ lotgenoten een aparte lotgenotengroep?
■ wordt het een lotgenotengroep voor uitsluitend uitwisselen van ervaringen en emoties?
■ wordt het een lotgenotengroep waar ook informatie verstrekt wordt (gastsprekers worden uitgenodigd, themadagen)?
■ wordt het een lotgenotengroep ter bespreking, advisering en ondersteuning bij het omgaan met probleemsituaties als gevolg van de ramp?
■ wordt de lotgenotengroep een combinatie van meerdere vormen?
■ om de hoeveel tijd moet een bijeenkomst plaatsvinden?
■ hoe lang moet een bijeenkomst duren?
■ op welke locatie moeten de bijeenkomsten plaatsvinden?
Bij over het land verspreide getroffenen is het handig een plaats centraal in het land te kiezen, die zowel met het openbaar vervoer als met de eigen auto goed bereikbaar is
■ hoe regelen ze de catering op lotgenotenbijeenkomsten?
■ heeft de lotgenotengroep een rol bij de herdenking en zo ja welke?
Luister bij het maken van de keuzes goed naar de behoeften van de achterban.
Maak voor grootschalige lotgenotenbijeenkomsten een draaiboek. Dat vergemakkelijkt de organisatie van volgende bijeenkomsten.
Een draaiboek is typisch een groeidocument dat in de tijd beter en vollediger wordt.
In een dergelijk draaiboek voor grootschaliger bijeenkomsten komen bijvoorbeeld de volgende onderwerpen:
■ begroting
■ datum en plaats
■ programma
■ uitnodigen getroffenen
■ uitnodigen sprekers
■ uitnodigen vrijwilligers voor ontvangst getroffenen
■ catering
■ routebeschrijving
■ bedankbrieven aan sprekers en meewerkende vrijwilligers.
Eenmaal per jaar (later misschien per vijf of tien jaar) kan de lotgenotenbijeenkomst misschien gecombineerd worden met de herdenking.
Niet alles kan in een lotgenotengroep opgelost worden!
Kenmerken van lotgenotencontact van rampgetroffenen zijn:
■ de groep is gemakkelijk toegankelijk in tegenstelling tot veel professionele instellingen
■ de relatie is gelijkwaardig, niet een van cliënt en deskundige
■ deelname is vrijwillig
■ men is getroffen door dezelfde ramp
■ de nadruk ligt op ervaringskennis
■ de groep kan de tekorten aan sociale steun in de omgeving van de getroffenen aanvullen
■ de mogelijkheid bestaat om elkaar te ontmoeten buiten de bijeenkomsten.
Rampgetroffenen noemen de volgende effecten van deelnemen aan een lotgenotengroep:
■ (h)erkenning, merken dat je niet de enige bent
■ je rustiger voelen, je kunnen uiten
■ zien van nieuwe perspectieven: j e optrekken aan een ander
■ voorbeeldwerking
■ sociale contacten
■ informatie-uitwisseling.
Herdenking is iets wat vanaf de start van de zelforganisatie waarschijnlijk al speelt.
Vooral na grote rampen vraagt het organiseren van een herdenking veel voorbereiding.
Een zelforganisatie kan bij de organisatie van de herdenking een belangrijke rol (willen) spelen. Als dat het geval is, begin dan ruim van te voren (organisatie kost veel tijd).
Herdenkingsbijeenkomst en herdenkingstocht
Herdenken kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door een herdenkingsbijeenkomst en/of met een herdenkingstocht naar het herdenkingsmonument.
Luister goed naar de behoeften van de achterban: hoe willen zij de herdenking vormgeven zodat de herdenkingsdienst ook echt betekenisvol voor de getroffenen kan zijn.
Draaiboek
Voor de herdenkingsbijeenkomst of de herdenkingstocht is het, net zoals voor de lotgenotenbijeenkomst, praktisch om een draaiboek te maken.
In het draaiboek voor de herdenkingsbijeenkomst of -tocht komen bijvoorbeeld de volgende onderwerpen:
■ begroting
■ datum en plaats
■ programma
■ organisatiepartners (gemeenten, geestelijk verzorgers en religieuze instellingen)?
■ tijdig contact met de partners
■ zijn er vergunningen nodig? Regel deze tijdig
■ bloemen, geluidsapparatuur en dergelijke
■ uitnodigen sprekers
■ uitnodigen assisterende vrijwilligers
■ routebeschrijving
■ bedankbrieven aan sprekers
■ bedankbrieven aan meewerkende vrijwilligers.
Herdenkingsmonument
Veelal komt er (in de loop van de tijd) een herdenkingsmonument.
Een monument
■ waarmee de ramp en de overledenen respectvol herdacht kunnen worden
■ waar nabestaanden en andere betrokkenen kunnen herdenken en rouwen
■ waardoor ‘de wereld’ voor eens en altijd deze gebeurtenis in het gezamenlijke geheugen kan griffen zodat de herinnering aan de ramp levend blijft.
Een zelforganisatie kan bij (de ontwikkeling van) het monument een belangrijke rol (willen) spelen. De keuze voor een bepaald monument blijkt een gevoelige en tevens persoonlijke zaak.
Het blijkt vaak moeilijk een vorm en plek te vinden die iedereen passend vindt.
De gemeente of de zelforganisatie kan bijvoorbeeld een kunstenaar of landschapsarchitect de opdracht geven tot het ontwikkelen van het herdenkingsmonument.
Soms ontwikkelt iets, zoals een boom bij de vliegramp in de Bijlmermeer, zich spontaan tot een monument. Dan weer wordt de aanzet gegeven vanuit de groep getroffenen zelf.
Aandachtspunten ten aanzien van het herdenkingsmonument zijn:
■ wie geeft opdracht tot het monument?
■ wie betaalt het monument?
■ wie heeft het ‘intellectuele eigendom’ van het monument?
■ zijn er in de toekomst aanpassingen aan het ontwerp mogelijk?
■ wie gaat het monument beheren en onderhouden?
Zie ook onder ‘Herdenken’ op bladzijde 17.
Werkgroep Fondsenwerving
Als er binnen de zelforganisatie geen of weinig deskundigheid is op het gebied van fondsenwerving, zoek dan eens contact met het Instituut voor sponsoring en fondsenwerving (www.isf.nl) om te overleggen over mogelijkheden voor het volgen van een training ‘fondsenwerving’.
Inkomstenbronnen van de zelforganisatie kunnen zijn:
■ eigen acties van de organisatie
■ (lokale) overheid
■ bedrijven
■ banken
■ donateurs
■ acties van anderen
■ Stichting Nationaal Rampenfonds
■ Stichting Fonds PGO
■ giften
■ contributie.
Een zelforganisatie kan geld inzamelen bijvoorbeeld door:
■ brieven te sturen naar bedrijven en/of particulieren met een verzoek om sponsoring of om een (jaarlijkse) bijdrage (zie ook bij ‘Donateurs’ hierna)
■ een vergoeding te vragen voor de inzet van een bestuurslid (bijvoorbeeld voor een presentatie of een zitting in een forum)
■ het uitbrengen en verkopen van een CD, DVD en/of boek
■ het organiseren van een tentoonstelling of muzikaal optreden, sportbenefietwedstrijden enzovoort
■ deelname aan goede doelen loterijen (zie ook ‘Nuttige links’ op bladzijde 49).
Stichting Nationaal Rampenfonds
De Stichting Nationaal Rampenfonds (NRF) heeft tot doel te voorzien in materiële behoeften van particulieren die getroffen zijn door gebeurtenissen die door het bestuur van de NRF als ‘nationale ramp’ worden omschreven.
Aan het NRF nemen diverse organisaties deel bijvoorbeeld het Nederlandse Rode Kruis en de Protestantse Kerk in Nederland.
Subsidies en bijdragen kunnen van de overheid komen (rijk, provincie, gemeente).
Behalve voor financiële ondersteuning kan de organisatie de gemeente of het ministerie bijvoorbeeld ook benaderen voor het uitlenen van professionele ondersteuning (administratieve kracht, secretariële ondersteuning, webbouwer enzovoort).
Bedrijven
Benader bedrijven die op de een of andere manier betrokken zijn bij of verbondenheid voelen met de ramp. Betrokken bij is bijvoorbeeld de vliegmaatschappij bij een vliegramp. Verbondenheid met een grootschalige uitbraak van Legionella heeft bijvoorbeeld een waterleidingbedrijf.
Probeer (zo dicht mogelijk) bij de top van een bedrijf binnen te komen. Kies voor deze inzet mensen binnen de zelforganisatie die zakelijk/professioneel zijn en goed van de tongriem gesneden.
De geschiedenis leert, hoe groter de ramp hoe makkelijker het is om bij de top van bedrijven binnen te komen.
Geef banken een sponsorgevoel of spreek ze hierop aan als de zelforganisatie een bijdrage van hen wil. Ook maatschappelijke betrokkenheid kan een reden zijn voor banken om te willen bijdragen.
De organisatie kan leden, maar ook buitenstaanders, vragen donateur te worden of lid te worden van Vrienden van de zelforganisatie’. Als de organisatie hiervoor kiest, is het goed (eventueel in overleg met de werkgroep Communicatie) informatiepakketten samen te stellen die toegezonden kunnen worden aan de aspirant donateurs/vrienden. Zie ook ‘Nuttige links’ op bladzijde 49.
In een dergelijk informatiepakket kan bijvoorbeeld zitten:
■ een bedankbrief voor het feit dat de ontvanger donateur/vriend wil worden
■ uitleg wat er met het donatiegeld wordt gedaan, wat al bereikt is, of waaraan nu gewerkt wordt
■ een mogelijkheid om te kiezen voor automatische incasso (dat bespaart de organisatie
werk)
■ informatie over de ramp
■ informatie over de doelen van de zelforganisatie
■ de vraag of de donateur de (elektronische) nieuwsbrief wil ontvangen (zo ja, dan a.u.b. emailadres doorgeven)
■ verzoek of zij anderen donateur kunnen maken.
Acties van anderen kunnen heel divers zijn en zeer afhankelijk van de omvang van de ramp en het type ramp.
Voorbeelden:
■ een (live) TV inzamelingsactie
■ een benefit (voetbal) wedstrijd
■ TV spotjes met het landelijke gironummer
■ schoolkinderen en/of sportverenigingen die geld inzamelen.
Stichting Fonds PGO
Deze Stichting verstrekt onder andere subsidies aan landelijk werkzame patiëntenorganisaties en gehandicaptenorganisaties. Dit is echter behoorlijk specifiek. Niet iedere organisatie van rampgetroffenen zal van dit fonds gebruik kunnen maken. Zie ‘Nuttige links’ op bladzijde 49.
Giften
Bij grote rampen zal hoogstwaarschijnlijk een landelijk gironummer geopend worden.
Bij minder grote rampen kan de organisatie ook zelf een giro/bankrekeningnummer openen.
Contributie
Het is om twee redenen niet aan te bevelen om leden voor hun lidmaatschap te laten betalen en wel omdat
■ leden contributie ervaren als belastend (leden hebben al de ramp in hun leven en nu moeten ze daar ook nog voor betalen)
■ dan misschien minder mensen lid worden waardoor de organisatie minder slagkracht heeft (hoe meer leden een organisatie heeft hoe meer de organisatie in de melk te brokkelen heeft).
Wees ervan bewust dat de zelforganisatie verantwoording moet kunnen afleggen over de manier waarop de gelden zijn verkregen en besteed. Het is dus van belang vanaf de start van de organisatie een goede financiële administratie te voeren.
Samenvatting hoofdstuk ‘Interne organisatie’
De zelforganisatie kan bestaan uitsluitend uit vrijwilligers of uit vrijwilligers en betaalde krachten.
Het is praktisch wanneer de organisatie een vaste plek heeft waar mensen hen kunnen bereiken. Het is nog beter wanneer deze vaste plek ook een kantoortje, een vergaderingruimte en archiefruimte heeft. Om een organisatie goed te laten draaien zijn naast het normale kantoormateriaal telefoons, computer(s) en internet nodig.
Het is belangrijk om vanaf de start van de organisatie een databestand op te bouwen met daarin alle informatie per lid/getroffene.
De organisatie kan naast een bestuur bijvoorbeeld ook werkgroepen hebben die deeltaken voor hun rekening nemen zoals communicatie, lotgenotengroepen, herdenking en fondsenwerving.
Het is aan te raden om voor grotere lotgenotenbijeenkomsten en herdenkingen een draaiboek te maken. Er zijn vele manieren om fondsen voor de organisatie te werven.
De 'draaiende' zelforganisatie
In dit hoofdstuk staan we stil bij de organisatie die de opstartfase voorbij is en dus al langer draait. We kijken in dit hoofdstuk naar aspecten die kenmerkend zijn voor deze fase maar ook naar de aspecten die in de opstartfase ook al speelden en nu in een andere vorm terugkomen.
In de tijd verschuiven de behoeften van de leden van de organisatie en daarmee ook de doelen en de toegevoegde waarde van de organisatie. Zo kan er bijvoorbeeld in de eerste fase na de oprichting de aandacht meer richting herdenking gaan en in een latere fase kan er meer aandacht zijn voor het regelen van een schadeloosstelling.
De toegevoegde waarde van een zelforganisatie lijkt af te nemen naarmate de tijd verstrijkt; lotgenotencontact en herdenkingsactiviteiten blijven veelal als belangrijkste doelen over.
De toegevoegde waarde van een organisatie op de middellange termijn kan zijn:
■ geeft antwoord op allerhande vragen
■ lost problemen op
■ kan een rol spelen bij de schadeloosstelling
■ is aanspreekpunt voor instanties en spreekbuis voor de achterban
■ kan een informerende rol naar instanties hebben
■ biedt lotgenotencontact
■ biedt getroffenen de mogelijkheid om op een georganiseerde manier bij elkaar te komen
■ organiseert bezinningsdagen (bidden & praten)
■ organiseert informatie-/themadagen (met deskundigen)
■ organiseert herdenkingen.
De toegevoegde waarde van een organisatie op de lange termijn kan zijn:
■ lotgenotencontact
■ genoegdoening
■ herdenking
■ het gezicht van de getroffenen zijn
■ wederopbouw.
Het draaiend houden van een organisatie staat en valt met de inzet van veel mensen.
Die inzet wordt vaak niet alleen gepleegd door het bestuur maar ook door andere hardwerkende vrijwilligers/leden.
Onderstaande tips zijn zeer vanzelfsprekend maar worden in de waan van de dag soms vergeten.
Waardeer elkaar in woord en gebaar en luister naar elkaar
organiseer regelmatig bijeenkomsten voor de vrijwilligers: al is het maar een
(wekelijkse, maandelijkse) koffieochtend waarop zij ervaringen met elkaar kunnen delen
ga niet alleen met het bestuur naar bepaalde gebeurtenissen, maar nodig ook andere vrijwilligers hiervoor uit
denk ook aan ieders thuisfront: het thuisfront draagt ook zijn steentje bij door
de vrijwilliger in staat te stellen vrijwilliger te zijn
organiseer (jaarlijks) een uitje voor vrijwilligers en hun partners.
Verschillende groepen
Vooral als de organisatie ook ‘opkomen voor een gemeenschappelijk belang’ als doel heeft, is het van belang de eenheid tussen de verschillende groepen (getroffenen, nabestaanden en anderen) te bewaren.
Want hoe groter de gezamenlijke groep getroffenen is, die de organisatie vertegenwoordigt hoe groter bijvoorbeeld het effect van de eventuele aansprakelijkstelling bij schadeloosstelling of hoe groter het effect van de geëiste wederopbouw kan zijn.
De ervaring leert dat bij de start van een organisatie sprake is van grote saamhorigheid tussen de verschillende groepen: allen voelen immers pijn door dezelfde ramp.
Later kunnen belangentegenstellingen en leedrangorde aan de oppervlakte komen waardoor spanningen en gevaar voor opsplitsing groter worden.
Ook kan binnen de organisatie in de tijd een andere vorm van tweedeling ontstaan:
■ de ene groep wil zich losmaken van de ramp en wil doorgaan met het leven
■ de andere groep blijft nog sterk gericht op de gevolgen van de ramp in haar leven.
Zie ook bij ‘Spanningen binnen de zelforganisatie’ op bladzijde 18.
Gevaar van afsplitsing
Doelen
Rampgetroffenen kunnen via een zelforganisatie uiteenlopende doelen willen bereiken.
Doelen die bij een startende organisatie saamhorigheid kunnen bewerkstelligen, kunnen in een latere fase leiden tot afsplitsing. Wanneer bij de oprichting van de organisatie de doelen duidelijk benoemd worden, beperkt of voorkomt dat de belangentegenstellingen in een latere fase.
Het helpt ook om voor de verschillende doelen (taken) verschillende werkgroepen in te richten (communicatie, lotgenotencontact, herdenking en fondsenwerving).
Zie ook bij ‘Doelen’ op bladzijde 24 en bij Werkgroepen’ op bladzijde 34.
Ook kunnen de verschillende groepen binnen een organisatie in een latere fase verschillende belangen voorstaan. Overlevenden van de ramp en nabestaanden van getroffenen hebben hun eigen ervaringen en perspectief en kunnen bijvoorbeeld een andere kijk op de financiële afwikkeling hebben.
Leedrangorde
In het proces van aanpassen en herstel na een ingrijpende gebeurtenis, speelt soms ook de neiging om de eigen situatie te vergelijken met die van anderen. Wie is meer, minder of het ergst getroffen? Welke ramp is minder erg, erger of het ergst? Dit kan enerzijds leiden tot een onderschatting van het eigen leed (‘zij is veel meer door de ramp getroffen dan ik’). Anderzijds kan het leed van anderen worden onderschat (‘hij is niet echt gewond geraakt bij de ramp, ik wel’ of ‘haar kind is overleden, maar die van mij heeft levenslang met zijn verwondingen’).
Dit leidt tot een leedrangorde. Men zegt hiermee eigenlijk dat het ene slachtoffer het andere niet is. En dat daardoor de één, die bijvoorbeeld als lichter getroffen wordt gezien, minder aandacht, geld, hulp, steun en dergelijke, moet krijgen dan de ander die zwaarder getroffen zou zijn. Dit moet worden vermeden.
Als het groepsbelang vooropstaat, kan dat betekenen dat niet altijd het maximale voor iedere getroffene afzonderlijk bereikt wordt. Als een bestuur zich hiervan bewust is en dit ook regelmatig uitspreekt naar de achterban kan dit problemen helpen voorkomen of beperken.
Deskundigheid
Schroom niet deskundigen in te huren.
Denk bij deskundigheid niet alleen aan deskundigen voor technische aspecten, communicatie of juridische vraagstukken maar ook en met name in deze fase, aan deskundigen die adviezen kunnen geven op het gebied van bijvoorbeeld verwerking.
Bel Impact voor mogelijke namen (020) 566 21 02.
Media
Als de organisatie al wat langer draait, kan het misschien van nut zijn om niet alleen de media te woord te staan wanneer de media contact opnemen, maar juist zelf het initiatief richting de pers te nemen en op die manier de pers te ‘gebruiken’ om aandacht voor de zaak van de organisatie te vragen.
Zorg ervoor dat informatie eerst naar de achterban gaat en pas dan naar de media!
Onderstaande tips kunnen mogelijk helpen in deze andere houding richting de media
Leg een adressenbestand aan van de belangrijkste media. Maak een onderscheid tussen kranten en tijdschriften enerzijds en radio en televisie anderzijds. Binnen de twede groep kunt u weer een onderscheid maken tussen publieke en commerciële zenders
laat de boodschap die de organisatie wil overbrengen de keuze van tv- en radiozenders bepalen. Wil de organisatie met haar boodschap bijvoorbeeld een beroep doen op (de emoties van) het grote Nederlands publiek? Dan kan de organisatie aan SBS of RTL denken. Of wil de organisatie een ander niveau bereiken: beleidsmakers, ambtenaren en/of politici? Dan heeft de organisatie meer aan het NOS journaal of een serieus actualiteitenprogramma
probeer een mediumgerichte aanpak na te streven: SBS6 vraagt een andere toon en
andere aanpak dan het NOS journaal
probeer met de pers een relatie op te bouwen (kort lijntje)
schakel zelf journalisten/relaties in. Misschien kent iemand binnen de organisatie een journalist bij een lokaal of regionaal medium. Probeer hem voor de zaak van de zelforganisatie te interesseren. Als een journalist geraakt wordt, kan het zijn dat hij bereid is te helpen bij het overbrengen van de boodschap van de organisatie
stuur een persbericht uit als de organisatie iets wereldkundig wilt maken.
Zie Bijlage VII op bladzijde 62 voor tips voor het opstellen van een persbericht
in het begin krijgt de organisatie veel (misschien wel teveel) aandacht van de media. Dat herhaalt zich bij de herdenking van de ramp.
Als de organisatie (bij een herdenking) publiciteit wil (een boodschap wil uitdragen), is het
a. zinvol om een geloofwaardige boodschap uit te dragen en
b. om al maanden voor dat eerste jaar te bedenken: hoe doen we dat?
voorkom dat de organisatie in de media alleen maar in de zielige hoek terecht komt. Het is hard om te zeggen: maar de slachtofferrol werkt in de media alleen maar in de eerste tijd. Als je dat drie keer gedaan hebt, dan weten de mensen het wel. Dan is er allang weer een andere gebeurtenis die de aandacht opeist.
De organisatie blijft geloofwaardiger wanneer zij (natuurlijk niet wegpoetst wat er is gebeurd) maar vanuit een zeker zelfbewustzijn, rug recht, de boodschap weet uit te zenden op grond van argumenten, feiten, overwegingen en niet alleen op grond van emotie
in de loop der tijd zal de aandacht van de media verslappen of wegvallen. Vanaf dat moment kan de organisatie nog zoveel mogelijk haar boodschap, visie, vragen en
twijfels via de eigen website en nieuwsbrief uitdragen
houdt niet alleen de lijnen naar de buitenwereld open maar vooral ook naar de achterban. Die wordt in de loop der jaren steeds belangrijker, want uiteindelijk moet je het met elkaar doen. Misschien is de steun die mensen onderling aan elkaar geven, het begrip dat ze binnen dezelfde groepering aan elkaar kunnen bieden van veel groter belang dan de erkenning die een zelforganisatie misschien ontleent aan een artikel in de krant
de pers is van groot belang voor getroffenen maar uiteindelijk is het onderlinge lotgenotencontact het allerbelangrijkste.
Zie ook ‘Media’ op bladzijde 31 voor algemene tips bij het omgaan met de media.
Zie ook ‘Nuttige links’ op bladzijde 49.
Samenvatting hoofdstuk ‘De draaiende zelforganisatie’
In de tijd verschuiven de behoeften van de leden van de organisatie en daarmee ook de doelen en de toegevoegde waarde van de organisatie.
In het algemeen is het zo dat de toegevoegde waarde van een zelforganisatie afneemt naarmate de tijd verstrijkt.
Het draaiend houden van een organisatie staat en valt met de inzet van veel mensen.
Vooral als de organisatie ook opkomt voor een gemeenschappelijk belang, is het belangrijk de eenheid tussen de verschillende groepen (getroffenen, nabestaanden en anderen) te bewaren. Belangentegenstellingen kunnen tot afsplitsingen leiden.
Het helpt om bij de oprichting van de organisatie de doelen duidelijk te benoemen om in een latere fase de belangentegenstellingen te beperken. Het helpt ook om voor de verschillende doelen (taken) verschillende werkgroepen in te richten.
Verschillende groepen binnen een organisatie kunnen in een latere fase verschillende belangen voorstaan. Overlevenden van de ramp en nabestaanden van getroffenen hebben hun eigen ervaringen en perspectief en kunnen bijvoorbeeld een andere kijk op de financiële afwikkeling hebben.
In het proces van aanpassen en herstel ontstaat soms de neiging om de eigen situatie te vergelijken met die van anderen. Welke ramp is minder erg, erger of het ergst? Wie is meer of minder of het ergst getroffen. Dit leidt tot leedrangorde, hetgeen vermeden moet worden.
Als het groepsbelang vooropstaat, kan dat betekenen dat niet altijd het maximale voor iedere getroffene afzonderlijk bereikt wordt. Als een bestuur zich hiervan bewust is en dit ook regelmatig uitspreekt naar de achterban kan dit problemen helpen voorkomen of beperken.
Als de organisatie al wat langer draait, kan het misschien van nut zijn om niet alleen de media te woord te staan wanneer de media contact opnemen, maar juist zelf het initiatief richting de pers te nemen en op die manier de pers te ‘gebruiken’ om aandacht voor de zaak van de organisatie te vragen.
De zelforganisatie heft zich op
De ervaring leert dat zelforganisaties na rampen vele jaren blijven bestaan. Slechts een enkele heeft zich inmiddels opgeheven in Nederland. Voor dit voortbestaan zijn diverse oorzaken aan te wijzen zoals:
■ de doelstellingen zijn nog niet bereikt of zijn nogal vaag waardoor niet duidelijk is of ze zijn bereikt
■ de behoefte aan lotgenotencontact is nog sterk bij een grote of kleine groep betrokkenen
■ er lopen nog rechtszaken of procedures van getroffenen waarbij de organisatie een rol speelt
■ de organisatie ziet zich als aanspreekpunt voor als er (weer) behoefte is aan contact, bijvoorbeeld bij toekomstige rampen
■ de organisatie wil beschikbaar blijven voor mogelijke problemen die zich op lichamelijk en geestelijk vlak nog bij getroffenen kunnen voordoen
■ de organisatie van de herdenkingsdienst ligt in handen van de zelforganisatie.
Men wil of durft niet met deze taak te stoppen
■ opheffen voelt als ontrouw naar de omgekomen dierbaren en de betrokkenen toe
■ men weet niet hoe de organisatie opgeheven kan worden
■ het bestuur heeft geen afspraken gemaakt over opheffing/er staat niets in de statuten over opheffen waardoor het moeilijk is dit ter sprake te brengen en/of uit te voeren.
Een organisatie kan, als de doelen bereikt zijn zich opheffen.
Men kan ook besluiten van een belangenvereniging over te gaan in
■ uitsluitend een lotgenotengroep
■ een slapende organisatie.
Een slapende organisatie heeft als voordeel dat zij beschikbaar blijft:
■ als aanspreekpunt voor als er (weer) behoefte is aan contact, bijvoorbeeld bij toekomstige rampen
■ als brug naar instanties voor het geval er bijvoorbeeld nieuwe feiten boven water komen over de toedracht van de ramp
■ als aanspreekpunt voor als getroffenen na verloop van tijd in een nieuwe fase in hun leven komen die nieuwe problemen met zich meebrengen. Dit geldt vooral in geval van jonge getroffenen
■ voor het organiseren van herdenkingen.
Toch is het goed - maar het vraagt ook enige durf - om de organisatie op te heffen als de doelen zijn bereikt, er geen behoefte meer aan de organisatie is, of wanneer er onvoldoende mankracht is om door te gaan.
Dit opheffen kan stilletjes plaats vinden, of met enige rituelen omkleed een meer publieke vorm krijgen. Zo kan bijvoorbeeld ter afsluiting een congres georganiseerd of boekwerk uitgegeven worden waarmee opgedane kennis en ervaring naar buiten wordt gebracht.
Op welke manier dan ook, de afsluiting en opheffing biedt aan alle getroffenen ook weer de mogelijkheid een nieuwe stap in hun leven te zetten!
Wees trots op wat er bereikt is!
Contact en samenwerking met overheden en instanties
Behalve dat een organisatie taken richting de rampgetroffenen heeft, heeft het ook een brugfunctie tussen achterban en overheden en instanties.
Voorbeelden van overheden en instanties waarmee (een delegatie van) het bestuur aan tafel kan zitten zijn:
■ gemeente
■ ministerie
■ informatie- en Adviescentrum (IAC)
■ maatschappelijk werk
■ zorgverzekeraar
■ wooncorporatie
■ instelling voor Geestelijke Gezondheidszorg.
De instanties waarmee een zelforganisatie contact heeft zijn sterk afhankelijk van een aantal factoren:
■ het doel/de doelen van de organisatie
■ het moment van oprichting van de organisatie
■ de fase waarin de organisatie zich bevindt.
Onbekend maakt onbemind
Tips in het contact met instanties
Als het contact tussen de rampveroorzakende instantie en de zelforganisatie in het begin te moeilijk (emotioneel) is maak dan gebruik van een 'bemiddelaar' probeer van het begin af aan bij de betrokken instanties aan tafel te komen zowel op beleidsniveau (bij bestuurders aan tafel) als op uitvoeringsniveau (bij de mensen die zorgen voor de invulling van meer praktische zaken) kom goed voorbereid 'aan tafel' kom helder en serieus over
wees open en eerlijk en werk niet met een verborgen agenda probeer niet geleid te worden door emoties, blijf zakelijk benader de ander als mens (haal niet op hoge toon uw recht) probeer een open lijn met een vaste contactpersoon bij elke instantie te creëren. Een contactpersoon met een goed netwerk is zeer waardevol leer instanties desnoods het belang van een van de eerste der menselijke behoeften: met aandacht luisteren
verbeter de samenwerking met instanties door het geven van workshops en bijvoorbeeld door het uitnodigen en informeren van gemeenteraadsleden/ kamerleden.
het Centrum voor Gezondheidsonderzoek bij Rampen (CGOR). www.donateursvereniging.nl
de Donateurvereniging was van eind 2003 tot eind 2006 een onafhankelijke en objectieve wegwijzer in de goede doelen wereld. Alle verzamelde informatie over goede doelen en hun activiteiten staat op deze site.
de Stichting Fonds PGO verstrekt onder andere subsidies aan landelijk werkzame patiëntenorganisaties en gehandicaptenorganisaties.
website voor/over Geestelijke Gezondheidszorg.
het Juridisch Loket is een onafhankelijke organisatie waar iedere burger terecht kan voor gratis Juridisch advies.
website van Impact het landelijk kennis & adviescentrum voor psychosociale hulp na rampen. www.isf.nl
het Instituut voor sponsoring en fondsenwerving heeft als doelstelling het stimuleren van sponsoring en fondsenwerving als maatschappelijk erkende financieringsvorm en het bijdragen aan de professionalisering van sponsoring en fondsenwerving.
website van de Vereniging van Letselschade Advocaten. Deze website biedt meer informatie over letselschade en advocaten die zich hierin hebben gespecialiseerd.
website met algemene informatie over wat een notaris kan betekenen. www.onderzoeksraad.nl
de Onderzoeksraad voor Veiligheid is een bij wet ingesteld zelfstandig bestuursorgaan, dat onafhankelijk, integraal onderzoek doet naar oorzaken en mogelijke gevolgen van rampen, zware ongevallen en incidenten op een breed werkgebied.
het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is het onderzoeksinstituut van de overheid op het gebied van volksgezondheid en milieu.
Slachtofferhulp Nederland biedt praktische en Juridische adviezen en emotionele steun.
www.slachtofferhulp.nl/documents/pdf/Praten_m.pdf
Praten met de media, een uitgave van Slachtofferhulp Nederland.
www. stichtingkeurmerkletselschade. nl/regelementen 1 ,php?id= 10
Door middel van het keurmerk is het gemakkelijker een goede keuze te maken uit de diverse rechtshulpverleners zoals letselschadeadvocaten en letselschade-experts. In de folder van Stichting Keurmerk Letselschade staat voorlichting voor slachtoffers. Hierin wordt het keurmerk en de keurmerknormen toegelicht en wordt uitleg gegeven over de kosten van rechtshulp in letselzaken.
www.uitvaartinformatiehulplijn.nl
voor alle vragen rondom overlijden. Ook voor adressen van organisaties en instellingen. www.verliesverwerken.nl/
de Landelijke Stichting Rouwbegeleiding (LSR) is een centraal punt voor informatie, publicaties en voorlichting over rouw. Op verzoek wordt doorverwezen naar diverse vormen van rouwzorg.
deze Stichting wil onder meer startende zelfhulpgroepen en -organisaties facilitaire ondersteuning bieden, hen stimuleren en helpen bij het vasthouden/overdragen van kennis en hen ondersteunen bij het oplossen van inhoudelijke/organisatorische vraagstukken.
Algemeen Maatschappelijk Werk
‘Google’ op ‘Algemeen Maatschappelijk Werk' en uw regio wanneer u informatie wilt over deze instanties in uw omgeving.
Raad van Advies Impact
voorzitter prof. dr. B.P.R. Gersons prof. dr. R.J. Kleber.
C.M.A. Dekkers MPM M.J.J. Hoejenbos, MD, MPH dr. ir. E. Lebret
jhr. drs. J. van Lidth de Jeude drs. W.J. Martens drs. C.J.A.M. de Roos M. de Ruiter
prof. dr. P.M. Valkenburg drs. A. van der Wurff
Begeleidingscommissie
drs. J.M.G. Lanphen drs. M.W. Rooze MBA
Klankbordgroep
voorzitter drs. M.W. Rooze MBA drs. R. Sardemann prof. drs. E. van Thijn prof. dr. mr. F. W. Winkel
■ Mevrouw T.B.M Beekman-van der Velden, oud bestuurslid Stichting Herculesramp 1996
■ De heer A.W.J. Binken, voorzitter Belangenvereniging Slachtoffers Nieuwjaarsbrand Volendam
■ De heer S. Bosman, secretaris Belangenvereniging Slachtoffers Vuurwerkramp Enschede
■ Mevrouw I. Davelaar, bestuurslid Stichting Nabij, Bijlmerramp
■ Mevrouw S. Doesburg, secretaris Stichting Kleurrijk 7 juni, Zanderij vliegramp
■ De heer W. Ederveen, voorzitter Stichting Herculesramp 1996
■ Mevrouw W. Ederveen, Stichting Herculesramp 1996
■ De heer J. Groenewoud, voorzitter Stichting Nabestaanden Slachtoffers Tenerife
■ De heer C. ten Hove, voormalig bestuurslid Anthony Ruys Stichting, Faro vliegramp
■ De heer P. J. Janbroers, voorzitter Anthony Ruys Stichting, Faro vliegramp
■ Mevrouw G. Kass, vicevoorzitter en 2e secretaris Stichting Veteranenziekte
■ Mevrouw D. Klanke-Heil, oud bestuurslid Lotgenoten Bijlmervliegramp, voormalig Regionaal Hulpverlener
■ Mevrouw. M.E.L. Kogeldans, voorzitter Stichting Kleurrijk 7 juni, Zanderij vliegramp
■ De heer E.J.M. Kok, secretaris Stichting Nabestaanden Nieuwjaarsramp Volendam
■ De heer W. Kossink, voormalig bestuurslid Stichting Herculesramp 1996
■ Mevrouw H.Nelson, bestuurslid Stichting Kleurrijk 7 juni, Zanderij vliegramp, oud secretaris Landelijk Meldpunt Vliegramp Zanderij/geestelijk verzorger
■ De heer M. Noordzij, penningmeester Stichting Nabestaanden Slachtoffers Tenerife
■ De heer L. Oosting, oud-voorzitter van de Ondernemersvereniging Gedupeerde Ondernemers Vuurwerkramp Enschede
■ Ds. O.J. Ruff, voorzitter Stichting Nabij, Bijlmerramp
■ De heer J.J.M. Sombroek, bestuurlid Stichting Nabestaanden Nieuwjaarsramp Volendam
■ Mevrouw H. Spreij, penningmeester Lotgenoten Bijlmervliegramp
■ Mr, E.J.M. Tuijp, voorzitter Stichting Slachtoffers Nieuwjaarsbrand Volendam
■ De heer A. Vasse, oud voorzitter Belangenvereniging Slachtoffers Vuurwerkramp Enschede
■ De heer C.G.J. Veerman, oud bestuurslid Stichting Slachtoffers Nieuwjaarsbrand Volendam
■ De heer J. Veerman, bestuurlid Stichting Nabestaanden Nieuwjaarsramp Volendam
■ De heer W.J.F.M. van Beek, burgemeester van Edam - Volendam na de brand
■ De heer C. G. van den Berg, projectmanager Stichting B.C.E. Calamiteiten en Projecten
■ De heer Th.C. Dohmen, voormalig adjunct directeur IAC Enschede
■ De heer N. Hoffer, journalist en le secretaris Stichting Veteranenziekte
■ Mevrouw M.C. Jansen of Lorkeers, vestigingsmanager Juridisch Loket Enschede, directeur Bureau Rechtshulp ten tijde van de vuurwerkramp in Enschede
■ De heer J. Klein, directeur Stedelijk Wonen in Enschede
■ Mevrouw P. Kras, voormalig bureaumanager Centrum voor Re-integratie en Nazorg ‘Het Anker’
■ Mevrouw E. Koning, voormalig teamleider Slachtofferhulp Zaanstreek/Waterland
■ Mevrouw J. Massop, projectleider ‘Volendam’ bij zorgverzekeraar PWZ Achmea en zorgkantoor Zaanstreek Waterland (nu: Achmea Zorg)
■ Drs. A. Pemberton, senior researcher International Victimology Institute, Tilburg University
■ De heer P.G. Rutgers, directeur Woningcorporatie Domijn Enschede
■ Mevrouw drs. A.G.M. Schilder, huisarts te Volendam
■ Ds. E.J. Veldman, geestelijk verzorger, pastoraat na ramp (nu overgegaan in Huis van Verhalen Enschede)
■ De heer E. Vonkerman, uitvaarverzorger bij Monuta regio Enschede
■ De heer G.J. Wubs, directeur Maatschappelijke Dienstverlening Zaanstreek/Waterland
Bcradra, D.B., De Goede M.P.M. & A.G.E. van der Meer-Middelburg (1997). Open interviewen.
Basisboek. Praktische handleiding voor het voorbereiden en afnemen van open interviews. Stenfert Kroese/Educatieve partners. Houten.
Baars, M„ Dekker, E. & C. Huisman (2007). De grote almanak voor informatie en advies. Stichting Stimulansz, Utrecht. 33e editie.
Belangenvereniging Slachtoffers Vuurwerkramp Enschede (2006). Slotdocument BSVE. Gepresenteerd bij de slotbijeenkomst van de BSVE op 28 februari 2006 te Enschede.
Bout, J. van den & Kleber, R. (1994). Omgaan met verlies en geweld. Een leidraad voorrouw en traumaverwerking. Kosmos-Z&K Uitgevers. Utrecht/Antwerpen.
Bruntink, R.(1997). De risico's van gedeelde smart. Psy 8 mei.
Fijen L. (2006). De ouders van Volendam. Over leven na de dood van je kind. Ten Have. Kampen.
Geelen, K. (2007). Lotgenotencontact en zelfhulp na traumatisering. In: Trauma: diagnostiek en behandeling. P.G.H. Aarts en W.D. Visser (red.). Bohn Stafleu Van Loghum. Houten.
Gersons, B.P.R., Carlier, I. & J. IJzermans. (2000). In de spiegel der emoties. Onvoorziene langetermijngevolgen van de Bijlmervliegramp. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid. 55 (10): 876-888.
Gersons, B.P.R., Huijsman-Rubingh, R.R.R. & M. Olff (2004). De psychosociale zorg na de vuurwerkramp in Enschede; lessen van de Bijlmervliegramp. Nederlands Tijdschrift voor de Geneeskunde, 148 (29): 1426-1430.
Gezondheidsraad (2006). Gevolgen van rampen voor de gezondheid op middellange en lange termijn. Den Haag.
Meerdink, J. (1996). Lotgenotencontact werkt! Eindrapport van het project Lotgenotencontact. Nederlandse Patiënten/Consumenten Federatie. Utrecht.
Nuijen, N. (2006). Nieuwjaarsbrand Volendam 2001. Lessen voorlater. Ca[t]s huis voor communicatie bv. Ulvenhout.
Wassink J.(2007). Aan een half woord genoeg. Jolanda Wassink kan verhaal kwijt bij lotgenoten. IZZine, augustus.
Wielen H. van der (1998). Informatie over groepsopvang. Lotgenoten na een verkeersongeluk. Slachtofferhulp Nederland. Utrecht.
Winkel, F.W. (2006). Support is missing many vulnerable victims. Tilburg Research Magazine. Victim Empowerment. 4 (1): 30-33.
Winkel, F.W. (2006). Peer Support Groups; evaluating the mere contact/ mere sharing model and some impairment hypotheses. Victimology: international Perspectives. 2 (1): 101-114.
http://home.hetnet.nl/~stichtingnba/Nieuw/VriJwilligerscentrale/index.htm
www.verliesverwerken.nl/rouw/rouwproces.php
Handreiking voor overheden en instanties
In de gesprekken met (oud)bestuursleden van organisaties van rampgetroffenen komen ook veel adviezen boven waarmee overheden en instanties hun voordeel kunnen doen.
De Handreiking is in eerste instantie bedoeld voor organisaties van rampgetroffenen maar zal ook als naslagwerk te vinden zijn bij overheden en instanties die zich met hulp aan rampgetroffenen bezighouden. Dat is de reden dat hieronder in het kort deze adviezen voor overheden en instanties volgen.
Adviezen zowel voor overheden als voor instanties
■ Wees in de communicatie zo helder, duidelijk en concreet mogelijk
■ de overheid/instantie moet zich bewust zijn van de impact van haar woorden.
Wat de overheid/instantie belooft, moet zij ook doen en wel zo snel mogelijk (niet zomaar iets toezeggen en niet of te laat nakomen)
■ getroffenen moeten gehoord worden (niet alleen de hoge heren)
■ vermijd bureaucratie
■ erkenning van het werk van bestuursleden en vrijwilligers is van belang. Zet hen op de een of andere manier af en toe in het zonnetje.
Adviezen specifiek voor overheden
■ Er moet na een ramp een continu en constant aanspreekpunt bij de overheid zijn
■ de overheid moet vanaf het begin heel open en eerlijk zijn in de informatievoorziening over een ramp: zo voorkom je onnodig leed bij getroffenen
■ laat de overheid een databank ontwikkelen waar antwoorden op alle vragen rondom rampen te vinden zijn
■ laat financiën na een ramp geen onderwerp van gesprek hoeven zijn door vroegtijdige uitkering en goede nazorg door de overheid
■ het is belangrijk om de hulpverlening na een ramp niet te snel af te bouwen
■ bij het opzetten van een organisatie van rampgetroffenen kan veel fout gaan. Het zou handig zijn als er een soort ervaringsdesk zou zijn van drie tot vijf mensen die gebeld kunnen worden voor vragen
■ er zou bij de overheid een vaststaand budget moeten zijn voor het opzetten van een organisatie van rampgetroffenen
■ de overheid kan ook leren van organisaties van rampgetroffenen
■ zie en behandel ervaringsdeskundigen als deskundigen
■ Informatie- en Adviescentra (IAC’s) en andere instanties functioneren beter door met individuele aandacht aan oplossingen voor alle getroffenen te werken en niet door te proberen getroffenen in een regeling te persen.
Samen slimmer, samen sterker!
Bijlage I Stichting (karakteristieken)
Stichtingen zijn vanouds her voor allerlei goede doelen opgericht. Sinds het begin van de vorige eeuw wordt de stichtingsvorm ook voor andere dan goede doelen gebruikt, met name op het gebied van het maatschappelijk welzijn.
In Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is in een reeks artikelen het stichtingenrecht geregeld.
De stichting onderscheidt zich van de vereniging doordat de wet verbiedt dat de stichting leden heeft.
Doel
Voor zo ver de stichting ten doel heeft uitkeringen te doen, zijn deze uitkeringen beperkt tot het ideële, sociale terrein. Met name het ‘sociale terrein’ is een zeer ruim begrip, waaraan in overleg met de (kandidaat-)notaris een goede omschrijving moet worden gegeven.
Het doel van de stichting mag niet zijn het doen van uitkeringen aan haar oprichters of bestuurders. Het betalen aan oprichters of bestuurders van door hen gemaakte onkosten of het vergoeden van ter beschikking gestelde tijd (mits reëel) is wèl toegestaan.
Oprichting
De stichting kan uitsluitend worden opgericht bij notariële akte of bij testament. De stichting is een rechtspersoon, dat wil zeggen de stichting is volledig rechtsbevoegd en heeft rechten en verplichtingen.
Statuten
Een stichting heeft verplicht statuten.
In de oprichtingsakte moeten de statuten van de stichting worden opgenomen waarbij in ieder geval moet zijn geregeld:
■ de naam van de stichting met het woord stichting als deel van de naam
■ de gemeente in Nederland waar zij gevestigd is
■ het doel van de stichting
■ de wij ze van benoeming en ontslag van bestuurders
■ de bestemming van het batig saldo (overschot) van de stichting in geval de stichting wordt ontbonden.
De oprichtingsakte moet in het Nederlands worden opgesteld.
In de statuten worden vaak de verplichtingen en bevoegdheden van het bestuur opgenomen en de wij ze waarop bestuursleden worden benoemd en ontslagen. Wijziging van de statuten moet steeds, na een besluit hierover van het stichtingsbestuur, in een nieuwe notariële akte worden vastgelegd.
Interne organisatie De stichting heeft een bestuur.
Het bestuur bestuurt en vertegenwoordigt de stichting. Tenzij de statuten anders bepalen
■ wijst het bestuur zelf uit zijn midden een voorzitter, secretaris en penningmeester aan
■ is het bestuur geen rekening en verantwoording aan anderen schuldig.
In de statuten kan de mogelijkheid zijn geopend dat de stichting registergoederen (on- en/of roerende goederen die bi] het kadaster staan ingeschreven) in eigendom heeft.
Het openbaar ministerie en de rechtbank zijn bevoegd in bijzondere gevallen het stichtingsbestuur te controleren en zelfs tot ontslag van stichtingsbestuurders over te gaan.
Bestuurdersaansprakelij kheid Bi] de beoordeling van mogelijke aansprakelijkheid van bestuurders tegenover de stichting staat de wettelijke regel centraal dat iedere bestuurder zijn bestuurstaak behoorlijk moet vervullen.
Uitgangspunt van de wet is een gezamenlijke aansprakelijkheid van het bestuur.
In geval van faillissement van de stichting kan de
faillissementscurator [ex]bestuurders aansprakelijk stellen. Stichtingsbestuurders zijn zeker aansprakelijk tegenover anderen als de stichting niet is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
Ook kan een bestuurder tegenover anderen persoonlijk aansprakelijk zijn voor het plegen van een onrechtmatige daad, een wanprestatie of wegens misleiding. Maar dan moet de bestuurder wel vooraf geweten hebben dat de stichting niet in staat was de door hem aangegane verplichtingen na te komen.
De overige bestuursleden kunnen ook worden aangesproken als er sprake is van een gezamenlijk bestuursbesluit.
Inschrijving
Alle stichtingen moeten worden ingeschreven bij de Kamer van Koophandel waaronder de plaats van vestiging van de stichting valt.
Ook moet daar een notarieel afschrift van de statuten ter inzage worden gelegd en moeten in het register de namen en de verdere gegevens van bestuurders worden ingeschreven en van diegenen die volgens de statuten bevoegd zijn de stichting te vertegenwoordigen.
De inschrijving in het handelsregister moet actueel zijn. Dus in het geval van een bestuurswisseling moet u dit opgeven aan de Kamer van Koophandel.
Geldmiddelen
De stichting moest bezittingen hebben (bijvoorbeeld een banksaldo, pand, woonhuis of grond) om een speciaal maatschappelijk of ideëel doel te realiseren.
De officier van justitie kan ontbinding door de rechter wegens onvoldoende vermogen verzoeken.
Het is voorgeschreven hoe de stichting aan de geldmiddelen komt (denk daarbij aan donaties, subsidies, legaten, schenkingen en dergelijke). Raadpleeg in geval van schenkingen of legaten een (kandidaat-)notaris in verband met eventuele schenkings- en successierechten.
Statutenwijziging
In de statuten van de stichting staat of het bestuur kan besluiten tot statutenwij ziging.
Soms kennen de statuten die mogelijkheid niet.
Is een statutenwijziging toch noodzakelijk dan kan de rechtbank op verzoek van de oprichter, het bestuur of het openbaar ministerie de statuten wijzigen. De rechter zal hiertoe overgaan wanneer, als de statuten niet gewijzigd worden, dit leidt tot gevolgen die bij de oprichting redelijkerwijze niet gewild zijn.
Ontbinding/opheffing van een stichting
Er is een aantal redenen om een stichting te ontbinden:
■ het bestuur besluit de stichting te ontbinden
■ het vermogen van de stichting is onvoldoende en een belanghebbende of het openbaar ministerie verzoekt de rechtbank om de stichting te ontbinden
■ het doel van de stichting kan niet meer bereikt worden en wijziging van het doel komt niet meer in aanmerking.
Bij ontbinding van de stichting moet het nog aanwezige vermogen worden verrekend en een eventueel resterend batig saldo (overschot) moet overeenkomstig de statuten worden uitgekeerd.
De bewaarder (vereffenaar of een van de laatste bestuurders) moet gedurende zeven jaar de boeken en bescheiden van de stichting bewaren. Diens naam moet, met de liquidatie van de stichting, worden ingeschreven in het handelsregister.
[bron: www.notaris.nl]
Wijzigingen voorbehouden.
Voor vragen: raadpleeg de (kandidaat-)notaris!
Doel
Volgens de wet mag een vereniging niet als doel hebben winst maken ter verdeling onder de leden. Overigens is het voor verenigingen allerminst verboden om winst te maken en fondsen te vormen, maar die moeten dan wel ten goede komen aan het gemeenschappelijke doel.
Oprichting
Er zijn twee mogelijkheden voor de totstandkoming van een vereniging:
■ oprichting door een mondelinge afspraak of bij onderhandse akte, dat wil dus zeggen: niet bij notariële akte
■ oprichting bij notariële akte.
De keuze die de oprichters (het moeten er altijd minstens twee zijn) doen - wel of niet via de notaris - heeft voor de vereniging uiteenlopende rechtsgevolgen.
Rechtsbevoegdheid volledig of beperkt De vereniging is een rechtspersoon, dat wil zeggen de vereniging is rechtsbevoegd en heeft rechten en verplichtingen.
De huidige wetgeving maakt wel een onderscheid tussen:
■ verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid (verenigingen, waarvan de statuten in een notariële akte zijn opgenomen)
■ verenigingen met beperkte rechtsbevoegdheid (verenigingen, waarvan de statuten niet in een notariële akte zijn opgenomen).
Volledige rechtsbevoegdheid
De vereniging met volledige rechtsbevoegdheid kan dezelfde rechten hebben en verplichtingen aangaan als iedere (volwassen) burger.
Een dergelijke vereniging kan dus registergoederen (on- en/of roerende goederen die bij het kadaster staan ingeschreven) verkrijgen en op naam hebben, geldleningen aangaan en zelfs erfgenaam zijn. Subsidieverlenende instanties eisen vaak dat de te subsidiëren vereniging volledig rechtsbevoegd is.
Beperkte rechtsbevoegdheid
De vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid is met name in twee opzichten in haar rechten beperkt:
■ een dergelijke vereniging kan geen registergoederen (bijvoorbeeld een eigen gebouw) verkrijgen en ook geen erfgenaam zijn; zij mag wel legaten aanvaarden (geld of goederen van iemand die worden nagelaten aan iemand buiten de kring van erfgenamen om)
■ de bestuurders van een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid zijn in het algemeen, naast de vereniging, persoonlijk voor schulden aansprakelijk (soms zelfs tot na hun aftreden als bestuurders).
Statuten
Bi] de oprichting van een vereniging vormen de statuten het belangrijkste stuk; het is als het ware de grondwet van de vereniging.
Vaak wordt daarnaast een huishoudelijk reglement opgesteld, waarin uitvoeringsbepalingen en/of aanvullingen staan van de regels in de statuten.
Bijvoorbeeld:
■ de wij ze van aanvragen van het lidmaatschap
■ de wij ze van contributiebetaling
■ de besluitvorming binnen het bestuur
■ het gebruik van het clubhuis.
Als de vereniging bij notariële akte wordt opgericht dan moeten in ieder geval de volgende punten in de statuten worden opgenomen:
■ de naam van de vereniging en de gemeente in Nederland waar zij gevestigd is
■ het doel van de vereniging
■ de verplichtingen die de leden hebben tegenover de vereniging of de wijze waarop deze verplichtingen kunnen worden opgelegd
■ de wij ze van bij eenroeping van de algemene vergadering
■ de wij ze van benoeming en ontslag van bestuurders
■ de bestemming van het batig saldo (overschot) van de vereniging in geval van ontbinding van de vereniging.
De oprichtingsakte moet in het Nederlands worden opgesteld. Het verdient aanbeveling de statuten zo volledig mogelijk te maken. Waar de statuten geen uitsluitsel geven, is de wet van toepassing. Als er sprake is van wijziging van de statuten, dan moet de algemene ledenvergadering daartoe een uitdrukkelijk besluit nemen. Als de statuten zijn vastgelegd in een notariële akte, dan moet de notaris vervolgens de wijziging in een nieuwe notariële akte vastleggen.
Interne organisatie
Het verenigingenrecht regelt zaken die betrekking hebben op
■ de interne organisatie van de vereniging
■ de verslaglegging
■ de financiële verantwoording tegenover leden en derden.
Alle leden tezamen vormen de algemene vergadering, die binnen de vereniging belangrijke bevoegdheden heeft. Ieder lid heeft daarin tenminste één stem.
De algemene vergadering benoemt het bestuur, dat uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester kiest (tenzij de statuten anders bepalen).
Het bestuur is belast met het besturen van de vereniging en vertegenwoordigt deze tegenover derden.
In de (notarieel vastgelegde) statuten kan de mogelijkheid voor de vereniging zijn geopend tot aan- en verkoop van registergoederen (on- en/of roerende goederen die bij het kadaster staan ingeschreven) en tot andere financiële transacties.
Het bestuur is bij wet verplicht binnen zes maanden na afloop van het boekjaar en tenminste eenmaal per jaar een algemene vergadering uit te schrijven. Het bestuur moet dan een jaarverslag uitbrengen en rekening en verantwoording afleggen over het gevoerde beleid.
De wet schrijft verder nog voor dat een termijn van tenminste zeven dagen in acht genomen moet worden voor het bijeenroepen van een algemene vergadering waarin hetzij een statutenwijziging, hetzij de ontbinding van de vereniging op de agenda staat.
De vereniging is wettelijk verplicht een boekhouding te voeren en moet binnen de gestelde termijn een balans en een staat van baten en lasten kunnen overleggen.
De penningmeester, die binnen het bestuur voor deze zaken de eerste verantwoordelijkheid draagt, wordt in de regel gecontroleerd door een kascommissie uit het ledenbestand.
Bestuurdersaansprake lijkheid Bi] de beoordeling van mogelijke aansprakelijkheid van bestuurders tegenover de vereniging staat de wettelijke regel centraal dat iedere bestuurder zijn bestuurstaak behoorlijk moet vervullen.
Uitgangspunt van de wet is een gezamenlijke aansprakelijkheid van het bestuur, als onbehoorlijk besturen schade voor de vereniging veroorzaakt en het bestuur daarover een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Ieder jaar moet de ledenvergadering het jaarverslag en het gevoerde beleid goedkeuren. Daarna geldt die gezamenlijke aansprakelijkheid van het bestuur niet meer. In geval van faillissement van de vereniging kan de faillissementscurator (ex)bestuurders aansprakelijk stellen.
Ook kan een bestuurder tegenover derden (niet leden) persoonlijk aansprakelijk zijn voor het plegen van een onrechtmatige daad, een wanprestatie of wegens misleiding. Maar dan moet de bestuurder wel vooraf geweten hebben dat de vereniging niet in staat was de door hem aangegane verplichtingen na te komen.
De overige bestuursleden kunnen ook worden aangesproken als er sprake is van een gezamenlijk bestuursbesluit.
Een duidelijk verschil op dit punt tussen de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid en die met beperkte rechtsbevoegdheid is, dat bij een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid de bestuurders die de ‘beperkte’ vereniging binden (bijvoorbeeld bij aanschaf van verenigingsartikelen) hoofdelijk (per persoon) aansprakelijk zijn voor de schulden van die vereniging.
Inschrijving
Alle verenigingen die bij notariële akte zijn opgericht en dus volledige rechtsbevoegdheid bezitten, moeten worden ingeschreven bij de Kamer van Koophandel waaronder de plaats van vestiging van de vereniging valt.
Ook moet daar een notarieel afschrift van de statuten ter inzage worden gelegd en dienen in het register de persoonlijke gegevens van de bestuurders te worden ingeschreven en van diegenen die volgens de statuten bevoegd zijn de vereniging te vertegenwoordigen.
De inschrijving moet actueel zijn. Dus in het geval van een bestuurswisseling moet u dit opgeven aan de Kamer van Koophandel.
Door inschrijving bij de Kamer van Koophandel zorgt het bestuur van een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid ervoor dat de bestuurders niet hoofdelijk (per persoon) aansprakelijk zijn.
De verenigingen met beperkte rechtsbevoegdheid (dus waarvan de statuten niet in een notariële akte zijn vastgelegd) kunnen bij de Kamer van Koophandel worden ingeschreven. Dit beperkt enigszins de hoofdelijke aansprakelijkheid van de bestuurders voor aangegane verbintenissen (uiteraard naast de daardoor gebonden vereniging).
Wil een schuldeiser de bestuurder van een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid aansprakelijk stellen, dan moet hij aantonen dat de vereniging de afspraken niet kan nakomen (zie ook onder bestuurdersaansprakelijkheid).
Geldmiddelen
De contributies van de leden vormen meestal de voornaamste bron van inkomsten.
Maar er zijn ook andere mogelijkheden: donaties, subsidies, legaten, schenkingen en dergelijke.
Het is verstandig om in geval van schenkingen of legaten een (kandidaat-)notaris te raadplegen, in verband met eventuele schenkings- en successierechten. De niet bij notariële akte opgerichte vereniging kan, zoals eerder is vermeld, geen erfgenaam zijn.
Niet elke vereniging komt voor subsidie in aanmerking. De eisen waaraan een vereniging moet voldoen om subsidie te krijgen, kunnen verschillen van gemeente tot gemeente en van provincie tot provincie.
Ontbinding / opheffing van een vereniging Er zijn drie voor de hand liggende redenen voor de ontbinding van een vereniging:
■ de algemene vergadering besluit de vereniging op te heffen
■ er zijn geen leden meer om de vereniging in stand te houden
■ de vereniging blijkt niet in staat aan haar geldelijke verplichtingen te voldoen.
Bi] ontbinding van een vereniging is de laatste daad van de algemene ledenvergadering de aanwijzing van een lid, dat de boeken en bescheiden van de vereniging gedurende zeven jaar moet bewaren. De naam van deze ‘bewaarder’ moet worden ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
Is er bij de beëindiging van een vereniging nog geld in kas, dan komt dat de leden ten goede, tenzij de statuten daarvoor een andere bestemming aangeven.
[bron: www.notaris.nl]
Wijzigingen voorbehouden.
Voor vragen: raadpleeg de (kandidaat-)notaris!
Bijlage III Verschillen vereniging/ stichting kort samengevat
|
Vereniging beperkte rechtsbevoegdheid |
Vereniging volledige rechtsbevoegdheid |
Stichting |
Oprichting |
Naar keuze bij onderhandse akte of mondelinge afspraak |
Notariële akte |
Notariële akte |
Doel |
Niet in strijd met openbare orde, goede zeden of de wet. Verbod op verdeling van winst onder leden |
Niet in strijd met openbare orde, goede zeden of de wet. Verbod op verdeling van winst onder leden |
Niet in strijd met openbare orde, goede zeden of de wet. Verbod op uitkering aan oprichters of bestuurders |
Inschrijving Kamer van Koophandel |
Aan te bevelen, maar niet verplicht |
Verplicht |
Verplicht |
Aansprakelijkheid |
Bestuurders wel hoofde lijk (per persoon) aansprakelijk naast de vereniging. Na inschrijving bij de Kamer van Koophandel is aansprakelijkheid beperkt |
Bestuurders niet hoofdel ijk (per persoon) aansprakelijk |
Bestuurders niet hoofde lijk (per persoon) aansprakelijk |
Statuten |
Wette lijke bepalingen zijn van toepassing, voor zover daarvan niet overeenkomstig de wet is af ge weken |
Naam & vestigingsplaats Doel Verplichtingen leden Wijze bijeen roepen algemene vergadering Wijze benoeming & ontslag bestuurders Bestemming batig saldo (overschot) in geval van ontbinding |
Doel Wijze benoeming & ontslag bestuurders Bestemming batig saldo (overschot) in geval van ontbinding |
Leden |
Ja |
Ja |
Nee, verboden |
Interne organisatie |
Algemene ledenvergadering en bestuur verplicht. Eventueel andere organen |
Algemene ledenvergadering en bestuur verplicht. Eventueel andere organen |
Bestuur verplicht. Eventueel andere organen |
Bevoegdheden |
Beperkte rechtsbevoegdheid; kan geen registergoederen in eigendom verkrijgen en geen erfgenaam zijn |
Volledige rechtsbevoegdheid. Als dit in de statuten geregeld is, kan zij registergoederen in eigendom verkrijgen |
Volledige rechtsbevoegdheid. Als dit in de statuten geregeld is, kan zij registergoederen in eigendom verkrijgen |
Statutenwijziging |
Indien er statuten zijn: door besluit algemene vergadering |
Door besluit algemene ledenvergadering |
Alleen indien statuten dit moge lijk maken door besluit van het bestuur of door besluit van de Rechtbank |
Ontbinding en opheffing |
Door besluit van de algemene vergadering Bij intreden van een bepaalde in de statuten vast ge legde gebeurtenis Bij faillietverklaring Als er geen leden meer zijn Door de rechter |
Door besluit van de algemene vergadering Als er geen leden meer zijn Als de vereniging (bij faillissement) niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen |
Door besluit van het bestuur Op vordering van het Openbaar Ministerie Door de rechter |
Vermogen na ontbinding |
Vermogen moet zoveel mogelijk overeenkomstig de statuten worden verrekend |
Vermogen moet zoveel moge lijk overeenkomstig de statuten worden verrekend |
Vermogen moet zoveel mogelijk overeenkomstig de statuten worden verrekend |
Belastingen |
Zal meestal geen onderneming drijven. Valt dan niet onder de vennootschapsbelasting, omzetbelasting en meestal ook geen andere fiscale regelingen |
Kan wel een onderneming drijven. Eventueel ven nootsch apsbe lasting, omzetbelasting en afdracht sociale premies |
Kan wel een onderneming drijven. E ve ntuee 1 vennootschapsbel asti ng, omzetbelasting en afdracht sociale premies |
Erven / legaten / schenkingen |
Kan niet erven, maar wel schenkingen en legaten ontvangen |
Kan wel erven, daarnaast ook legaten en schenkingen ontvangen. Instellingen als bedoeld in artikel 6.33 letter b Wet IB 2001 zijn in beginsel geheel vrijgesteld van successie- en schenkingsrecht |
Kan wel erven, daarnaast ook legaten en schenkingen ontvangen. Instellingen als bedoeld in artikel 6.33 letter b Wet IB 2001 zijn in beginsel geheel vrijgesteld van successie- en schenkingsrecht |
[bron: www.notaris.nl]
Wij zigingen voorbehouden.
Voor vragen: raadpleeg de (kandidaat-)notaris!
Bijlage IV Bestuurlijke aansprakelijkheid
Officiële verenigingen en stichtingen Verenigingen of stichtingen die hun statuten bij de notaris laten opstellen en vervolgens ingeschreven worden in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (zie bijlagen I en II over de karakteristieken van een Vereniging en een Stichting) zijn organisaties met volledige rechtsbevoegdheid. Alle risico dragende investeringen moeten door het bestuur democratisch en met een meerderheid van stemmen goedgekeurd worden en deze afspraken moeten goed genotuleerd worden. Bij verenigingen moet het voorstel ook in een algemene ledenvergadering ter stemming worden aangeboden.
Mocht het eventueel toch fout gaan, dan is wel de vereniging of stichting verantwoordelijk maar niet de bestuurders. Bestuurders van verenigingen en stichtingen die hun statuten bij de notaris laten opstellen en bij de KvK ingeschreven zijn hoeven zich dus niet te verzekeren tegen bestuurlijke aansprakelijkheid.
Informele vereniging
Indien de vereniging niet is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en/of geen statuten heeft, dan is sprake van een zogenaamde ‘informele’ vereniging. Bestuursleden zijn dan altijd aansprakelijk met hun privé vermogen bij aanspraken door derden!
In dat geval is het zinvol een bestuurdersaansprakelijkheids-verzekering af te sluiten.
Een dergelijke verzekering dekt aanspraken van derden wanneer deze in hun vermogen zijn aangetast.
Voorbeeld: een voorzitter van een informele vereniging krijgt het idee om een nieuwe eigen ruimte voor de organisatie te laten bouwen. Hij maakt afspraken met een bouwbedrijf, die vervolgens een bouwtekening, een maquette en een offerte maakt. Met deze gegevens gaat de voorzitter vervolgens naar zijn bestuur en vraagt hen in te stemmen met zijn plannen. Het bestuur is het niet met de plannen eens en ook de leden willen niet met het plan akkoord gaan.
Het bouwbedrijf heeft voor al zijn werk en de misgelopen inkomsten een schadepost van € 100.000,--. Deze kosten worden verhaald op het privé bezit van de voorzitter.
Voor de wet maakt het niet uit of een bestuurslid een vrijwilliger is of niet.
Een bestuurslid verplicht zich tot het leveren van een inspanningsverplichting en handelt naar eer en geweten. Onwetendheid is geen grond om vrijgesteld te worden van bestuurlijke aansprakelijkheid.
[bron: http://home.hetnet.nl/~stichtingriba/Nieuw/ Vrijwilligerscentrale/index.htm]
Bijlage V Statuten (voorbeeld)
Heden, [datum], verschenen voor mij, [naam notaris], notaris gevestigd te [piaafe]
[naam], wonende te [plaats], [sfraaf],
De comparanten verklaarden bij deze akte een stichting in het leven te roepen en daarvoor de volgende statuten vast te stellen:
___Naam, Zetel en Duur
___Artikel 1
1. De stichting draagt de naam: [naam stichting].
2. Zij heeft haar zetel in de gemeente [piaafe].
3. De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.
___Doel
___Artikel 2
1, De stichting heeft ten doel:
[doel]
2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:
[hoe bereikt de stichting haar doel]
___Vermogen
___Artikel 3
1, Het vermogen van de stichting zal worden gevormd door: [bijvoorbeeld subsidies, donaties of schenkingen].
___Bestuur
___Artikel 4
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit tenminste [aantal] leden en wordt voor de eerste maal bij deze akte benoemd. Het aantal leden wordt - met inachtneming van het in de vorige zin bepaalde - door het bestuur met algemene stemmen vastgesteld.
2. Het bestuur (met uitzondering van het eerste bestuur, waarvan de leden in functie worden benoemd) kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. De functies van secretaris en penningmeester kunnen ook door één persoon worden vervuld.
3. Bij het ontstaan van een (of meer) vacature(s) in het bestuur, zullen de overblijvende bestuursleden met algemene stemmen (of zal het enige overblijvende bestuurslid) binnen twee maanden na het ontstaan van de vacature(s) daarin voorzien door de benoeming van een (of meer) opvolger(s).
4. Mocht(en) in het bestuur om welke reden dan ook één of meer leden ontbreken, dan vormen de overblijvende bestuursleden, of vormt het enige overblijvende bestuurslid niettemin een wettig bestuur, behoudens het bepaalde in artikel 11.
5. De leden van het bestuur genieten geen beloning voor hun werkzaamheden. Zij hebben wel recht op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte kosten.
___Bestuursvergaderingen en bestuursbesluiten
___Artikel 5
1. De bestuursvergaderingen worden gehouden in de gemeente [plaats].
2. Ieder kalenderjaar wordt tenminste één vergadering gehouden.
3. Vergaderingen zullen voorts telkenmale worden gehouden, wanneer de voorzitter dit wenselijk acht of indien één van de andere bestuursleden daartoe schriftelijk en onder nauwkeurige opgave van de te behandelen punten aan de voorzitter het verzoek richt. Indien de voorzitter aan een dergelijk verzoek geen gevolg geeft in dier voege, dat de vergadering kan worden gehouden binnen drie weken na het verzoek, is de verzoeker bevoegd zelf een vergadering
bijeen te roepen met inachtneming van de vereiste formaliteiten.
4. De oproeping tot de vergadering geschiedt - behoudens het in lid 3 bepaalde - door de voorzitter, tenminste zeven dagen tevoren, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend, door middel van aangetekende oproepingsbrieven.
5. De oproepingsbrieven vermelden, behalve plaats en tijdstip van de vergadering, de te behandelen onderwerpen.
6. Zolang in een bestuursvergadering alle in functie zijnde bestuursleden aanwezig zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de door de statuten gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen niet in acht genomen.
7. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het bestuur; bij diens afwezigheid wijst de vergadering zelf haar voorzitter aan.
8. Van het verhandelde in de vergaderingen worden notulen gehouden door de secretaris of door één van de andere aanwezigen, door de voorzitter daartoe aangezocht. De notulen worden vastgesteld en getekend door degenen, die in de vergadering als voorzitter en secretaris hebben gelungeerd.
9. Het bestuur kan ter vergadering alleen dan geldige besluiten nemen indien de meerderheid van zijn in functie zijnde leden ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is.
Een bestuurslid kan zich ter vergadering door een medebestuurslid laten vertegenwoordigen op overlegging van een schriftelijke, ter beoordeling van de voorzitter van de vergadering voldoende, volmacht. Een bestuurslid kan daarbij slechts voor één medebestuurslid als gevolmachtigde optreden.
10 Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits alle bestuursleden in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk, telegrafisch of per email hun mening te uiten. Van een aldus genomen besluit wordt onder bijvoeging van de ingekomen antwoorden door de secretaris een relaas opgemaakt, dat na medeondertekening door de voorzitter bij de notulen wordt gevoegd.
11 Ieder bestuurslid heeft het recht tot het uitbrengen van één stem.
Voor zover deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven worden alle bestuursbesluiten genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
12 Alle stemmingen ter vergadering geschieden mondeling, tenzij de voorzitter een schriftelijke stemming gewenst acht of één van de stemgerechtigden dit voor de stemming verlangt.
Schriftelijke stemming geschiedt bij ongetekende, gesloten briefjes.
13 Blanco stemmen worden beschouwd als niet te zijn uitgebracht.
14 In alle geschillen omtrent stemmingen, niet bij de statuten voorzien, beslist de voorzitter.
___Bestuursbevoegdheid en vertegenwoordiging
___Artikel 6
1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.
2. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen.
3. Het bestuur is niet bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.
___Vertegenwoordiging
___Artikel 7
De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door het bestuur, vertegenwoordigingsbevoegdheid komt mede toe aan de voorzitter en de secretaris tezamen of de voorzitter en de penningmeester tezamen.
___Einde bestuurslidmaatschap
___Artikel 8
Het bestuurslidmaatschap eindigt: door overlijden van een bestuurslid, bij verlies van het vrije beheer over zijn vermogen, bij schriftelijke ontslagneming (bedanken), alsmede bij ontslag op grond van artikel 298 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
___Boekjaar en jaarstukken
___Artikel 9
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Per het einde van ieder boekjaar worden de boeken van de stichting afgesloten. Daaruit worden door de penningmeester een balans en een staat van baten en lasten over het geëindigde boekjaar opgemaakt, welke jaarstukken, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan het bestuur worden aangeboden.
3. De jaarstukken worden door de vergadering van deelnemers vastgesteld.
___Reglement
___Artikel 10
1. Het bestuur is bevoegd een reglement vast te stellen, waarin die onderwerpen worden geregeld, welke niet in deze statuten zijn vervat.
2. Het reglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.
3. Het bestuur is te allen tij de bevoegd het reglement te wijzigen of op te heffen.
4. Op de vaststelling, wijziging en opheffing van het reglement is het bepaalde in artikel 11 lid 1 van toepassing.
___Statutenwij ziging
___Artikel 11
1. Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen. Het besluit daartoe moet worden genomen met algemene stemmen in een vergadering, waarin alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, zonder dat in het bestuur enige vacature bestaat.
2. De wij ziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen.
3. De leden van het bestuur zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging, alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het Handelsregister beheerd door de Kamer van Koophandel en Fabrieken, binnen welker gebied de stichting haar zetel heeft.
___Ontbinding en vereffening
___Artikel 12
1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Op het daartoe te nemen besluit is het bepaalde in artikel 11 lid 1 van toepassing.
2. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.
3. De vereffening geschiedt door het bestuur.
4. De vereffenaars dragen er zorg voor, dat van de ontbinding van de stichting inschrijving geschiedt in het handelsregister, bedoeld in artikel 11 lid 3.
5. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.
6. Een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting wordt zoveel mogelijk besteed overeenkomstig het doel van de stichting.
7. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedurende dertig jaren berusten onder de jongste vereffenaar.
___Slotbepalingen
___Artikel 13
In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.
Tenslotte verklaarden de comparanten, ter uitvoering van het bepaalde in artikel 4 leden 1 en 2, dat voor de eerste maal tot bestuurders van de stichting worden benoemd:
1. [naam], wonende te \plaats], [straat], als voorzitter;
2. [naam], wonende te \plaats], [straat], als secretaris;
3. [naam], wonende te [plaats], [straat], als penningmeester;
4. [naam], wonende te [plaats], [straat], als lid;
5. [naam], wonende te [plaats], [straat], als lid;
De comparanten zijn mij, notaris, bekend______________
________WAARVAN AKTE in minuut is verleden te [plaats]
op de datum in het hoofd dezer akte vermeld.
Na zakelijke opgave van de inhoud van deze akte aan de verschenen personen, hebben deze eenparig verklaard van de inhoud van de akte te hebben kennis genomen en op volledige voorlezing daarvan geen prijs te stellen.
Vervolgens is deze akte onmiddellijk na beperkte voorlezing door de comparanten en mij, notaris, ondertekend.
[bron: www.kansenatlas.nl]
Bijlage VI Voorbeeld getroffene dossier
Naam |
|
|||
Adres |
|
|||
Postcode & woonplaats |
|
|||
Telefoon |
Thuis |
Werk |
Mobiel |
|
Emailadres |
Thuis |
Werk |
||
(Gezins) situatie |
|
|||
Informatie die met de ramp te maken heeft |
|
|||
Kan/wil wel/niet een bijdrage leveren aan de organisatie |
Rol in bestuur Nu/later Ja/nee Zo ja welke |
Rol in werkgroep Nu/later Ja/nee Zo ja welke |
Incidenteel inzetbaar Nu/later Ja/nee Zo ja waarvoor |
Bezoekt bijeenkomsten Ja/nee Zo ja welke Lotgenotengroep ALV |
Informatie die voor de organisatie van belang kan zijn |
Kermis & vaardigheden |
Netwerk |
Diversen |
|
Opmerkingen |
|
Wat is een persbericht?
Een persbericht is een bericht dat u bijvoorbeeld naar een krant stuurt in de hoop dat de redactie de informatie uit het bericht zal plaatsen. Een krant is niet verplicht uw persbericht te plaatsen, het is een gunst!
Een persbericht moet dus eerst de aandacht van de redacteur of Journalist trekken.
Er moet een redacteur of Journalist zijn dit de informatie in het bericht dusdanig interessant/belangrijk vindt dat hij het in de krant wil plaatsen, pas dan bereikt uw bericht de lezers.
De boodschap in een persbericht moet helder, duidelijk en niet te lang zijn. Het is geen ingezonden artikel dat uitgebreid op alle achtergronden ingaat.
Indeling persbericht
1. Zet altijd het woord PERSBERICHT boven de tekst.
2. Zet een datum op het persbericht.
3. Zorg voor een wervende, uitdagende kop die de lezer pakt. De kop bevat GEEN afkortingen en overbodige lidwoorden. De beste kop is vaak de kortste!
4. Lead: dit is de eerste alinea van het persbericht waarin in twee of drie zinnen het nieuwsfeit wordt beschreven. De lead geeft antwoord op de vragen wie, wat, waar, wanneer en (eventueel) hoe. Als het absoluut noodzakelijk is, kunnen ook nog een paar woorden besteed worden aan het ‘waarom’, maar wees daar spaarzaam mee, dat kan ook later in de tekst. In de lead vooral geen uitweiding, niet ingaan op onderdelen of details. De lead moet de lezer dwingen verder te lezen, maar het belangrijkste nieuws moet er al in staan. Een lead is altijd vet getypt.
5. Daarna volgt de rest van de informatie, in volgorde van belangrijkheid, onderverdeeld in stukjes tekst.
Deze stukjes tekst kunnen voorzien worden van een tussenkop (ook vet getypt) maar dat is niet altijd nodig. Beperk het gebruik van tussenkoppen tot maximaal drie of vier. Zorg ervoor dat ook de tussenkop de inhoud dekt. De belangrijkste informatie wordt het eerst genoemd zodat het bericht ‘oprolbaar' is. Met andere woorden: het bericht moet intact blijven als er onderaan alinea's komen te vervallen.
6. Als het belangrijk is dat de lezer van de krant ergens terecht kan met vragen of ergens een publicatie kan bestellen, zet dan een naam en telefoonnummer met dagen en uren van bereikbaarheid in het persbericht.
Als het alleen van belang is dat de redacteur ergens terecht kan met vragen, vermeld dan naam, nummer en bereikbaarheid na het einde van het persbericht (zie onder 8).
7. Sluit altijd af met EINDE PERSBERICHT.
8. Na het einde van het persbericht volgt nog ‘noot voor de redactie'. Geef daarin aan bij wie Journalisten informatie kunnen vragen, op welke dagen en tijden deze persoon bereikbaar is en het telefoonnummer. Geef ook aan welke en hoeveel bijlagen met het persbericht zijn meegestuurd.
Schrijlstijl
1. Schrijf kort en krachtig. Richtlijnen zijn:
- een zin heeft gemiddeld twaalf woorden,
- een alinea niet meer dan honderd woorden en
- het hele persbericht beslaat uit maximaal één A4-tJe.
- wissel korte en lange zinnen af.
2. Schrijf in eenvoudige taal zodat iedereen het persbericht kan begrijpen.
3. Vermijd woorden als tamelijk, meestal, vrij veel, nogal en enigszins.
4. Wees zo concreet mogelijk, benoem wat u bedoelt.
5. Schrijf in de tegenwoordige tijd.
6. Probeer neutraal te schrijven.
Altijd doen
1. Vraag uzelf af of het persbericht echt nieuws bevat en voor wie het nieuws is.
2. Laat het persbericht door iemand (binnen de organisatie) controleren op begrijpelijkheid en schrijfstijl voor u het verstuurt.
3. Verzend het persbericht als het even kan voor 11.00 uur. Dan hebt u de grootste kans, dat het gebruikt wordt.
4. Zorg dat de contactpersonen die in het persbericht staan genoemd 24 uur bereikbaar zijn op de dag van verzending en (minstens) twee dagen daarna.
Nooit doen
1. Opbellen om te vragen of het persbericht is aangekomen en wanneer het geplaatst wordt: dit wekt irritatie op bij de ontvanger.
2. Van een persbericht een reclameboodschap maken.
3. Een begeleidende brief of tekst meesturen: “hierbij ontvangt u... wilt u plaatsen....”. Een dergelijk briefje verdwijnt direct in de prullenbak.
4. Verzend het persbericht liever niet op vrijdag of de dag voor een feestdag.
5. Vraag nooit om een bewijsexemplaar van plaatsing.
ISBN 978-90-78273-03-5 NUR 740
Impact
Landelijk kennis & adviescentrum psychosociale zorg na rampen
Meibergdreef 5 1105 AZ Amsterdam T 020 566 2102
Opdrachtgever
Impact
Financiering
Stichting Achmea Slachtoffer en Samenleving
Projectleider
mw. drs. M.W. Rooze MBA
Dagelijkse projectleiding
mw. drs. J.C.M. Netten
Projectmedewerker
mw. I. Cancrinus
Auteurs
mw. I. Cancrinus
mw. drs. J.C.M. Netten
Design
Burobraak, Arjan Braaksma, Samuel Pernicha
Druk
Giethoorn ten Brink
Uitgiftedatum
mei 2008
Uitgever
Impact
ISBN 978-90-78273-03-5 NUR 740
33