Psychische nood bij holocaust-overlevenden en hun kinderen in Israël, veertig jaar later
Inleiding
Israel viert dit jaar zijn veertigjarig bestaan en ik ben ervan overtuigd dat deze gelegenheid niet onopgemerkt zal blijven in Nederland, mijn land van herkomst. Als Israëlisch staatsburger (sinds bijna veertig jaar) voel ik mij zeer vereerd te zijn uitgenodigd om bij deze feestelijke gelegenheid de Israëlische psychiatrie te vertegenwoordigen. Professor Bastiaans is een toonaangevende persoonlijkheid in de naoorlogse Europese psychiatrie; hij is dat altijd geweest en hij zal dat ook blijven. Mij heeft het leven van talloze slachtoffers van extreme onderdrukking gerehabiliteerd en gereorganiseerd Zijn psychotherapeutische inzichten zijn overal ter wereld bekend en zijn zowel voor therapeuten als voor patiënten een lichtend voorbeeld. Op een bepaalde manier beschouw ik mij als zijn discipel
Wij hebben elkaar voor het eerst ontmoet in 1970 tijdens een Internationaal Psychosomatisch Congres in Jeruzalem. Hij die gelegenheid vertelde professor Bastiaans zijn Israëlische toehoorders, waaronder ook ik mij bevond, over zijn behandeling van concentratiekamp-slachtoffers met behulp van LSD. Dat maakte grote indruk op mij en daarom heb ik zijn uitnodiging, in 1971, om voor een periode van drie maanden naar Leiden te komen aanvaard. Sinds die tijd heb ik een
1 Prof.dr. Dasberg is ‘Elie Wiesel Professor voor de studie van de psychosociale gevolgen van de holocaust’. Bar llan Universiteit. Ramai-C.an. Israel en directeur vjn hel Latner Instituut voor Psychotherapie-Research' ie Jeruzalem (geaffilieerd met de Hebreeuwse Universiteit te Jeruzalem)
groot deel van mijn klinische activiteiten gericht op de behandeling van posttraumatische stoornissen.
'Ver weg en toch dichtbij’ is het thema van dit symposium. Ik neem aan dal dit betrekking heeft op de wreedheden van de Tweede Wereldoorlog en op zijn slachtoffers. Men moet hierbij echter niet vergeten dat er ook op dit moment op veel plaatsen in de wereld vervolgingen plaatsvinden, die vele slachtoffers eisen.
Volgens onlangs gepubliceerde statistieken (Harff en Gurr 1988) zijn sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog op het slagveld van officieel geregistreerde oorlogen drieëneenhalf miljoen mensen omgekomen. Ten gevolge van andere rampen kwamen nog eens drieëneenhalf miljoen mensen om, en tengevolge van nieuwe politieke en volkerenmoorden zeveneneenhalf miljoen. En wie weet hoeveel miljoenen slachtoffers nu nog in leven zijn die lijden onder de late fysieke, psychische en sociale gevolgen van deze nieuwe wreedheden? Men kan hier slechts naar gissen.
Ik heb besloten om hier vandaag als jood en als Israëli te spreken over de joodse holocaust in Europa en over de late klinische gevolgen van de holocaust, vooral in Israel. Ik neem echter aan dat hetgeen ik hierover te zeggen heb ook van toepassing is op vele situaties elders in de wereld.
Kr zijn mensen die de holocaust als een historisch onderwerp beschouwen, dat men ergens in de jaren 1039 tot 1945 kan plaatsen Dat vindt men blijkbaar lang geleden: ver weg dus.
Vertaald in termen van tijd zou het thema van dit symposium als volgt luiden: ‘Lang geleden, en toch altijd aanwezig, hier en nu'. En men zou er in de vorm van een vraag aan toe kunnen voegen: Hoe ziet de toekomst eruit? Zal de holocaust ook over een groot aantal jaren nog altijd bij ons zijn? Deze vraag geelt reden tot ongerustheid, maar hei is een vraag die zowel gesteld als beantwoord moet worden, vooral door psychotherapeuten, door docenten van komende generaties psychotherapeuten en door beleidsmensen die verantwoordelijk zijn voor de voorzieningen op liet gebied van de volksgezondheid. Maar vormen de late gevolgen van de holocaust wel een groot probleem voor de volksgezondheid? Ook nog in onze tijd?
Een typisch joods antwoord zou zijn: hoe durf je zo’n vraag te stellen? Was de holocaust niet het grootste trauma in de geschiedenis van ons volk? Hoe durf je zelfs maar in twijfel te trekken dat de late psychische gevolgen nog wijdverbreid zijn? Het is pas veertig jaar geleden Als jood zou ik door zo'n wedervraag tol zwijgen zijn gebracht. Maar als clinicus heb ik deugdelijk bewijsmateriaal nodig. Waar kan men dit bewijsmateriaal vinden?
Bij het bestuderen van de literatuur trof ik in de conclusies van een uitgebreid overzicht dat onlangs in Nederland is uitgekomen (Schudel en Pepplinkhuizen 1987) het volgende aan: huidige stresssituaties, naoorlogs** spanningen en vooroorlogse predisposities interacteren met oorlogstraumata, en wel op zo'n manier dat men in veel gevallen onmogelijk de feitelijke oorzaak van de huidige klinische problemen vast kan stellen (p. 186). Volgens deze Nederlandse auteurs is dit een kwestie van subjectieve interpretaties van clinicus en patient (p. 187). Als ik deze onwetenschappelijke conclusies laat voor wat ze zijn en me nu wend tot de psychotherapeuten, dan zullen deze zeggen: Wij behandelen patiënten, en iedere patiënt levert ons het onweerlegbare bewijs dat de holocaust in deze tijd nog altijd aanwezig is en de oorzaak is van vermindering van creativiteit, van heel veel lijden, van allerlei symptomen en ook van invaliditeit. Objectieve waarnemers zullen echter geen genoegen nemen met een generalisatie op grond van individuele gevalsbeschrijvingen. Psychotherapeuten zullen daartegenover zeggen: Wij beschikken over het soort kennis dat gebaseerd is op een intieme relatie met onze patiënten Door hun en onze eigen directe emotionele ervaring en innerlijke overtuiging en inzicht hebben wij deze kennis verkregen. Echter, waarnemers die bij het ministerie van volksgezondheid met objectieve bewijzen moeten komen, zullen het pleidooi van psychotherapeuten niet accepteren.
De wereld van de hulpverlening is niet de enige plaats waar dit soort emotionele discussies plaatsheeft. Zij maken deel uit van een fundamentele ambivalentie in de relatie met holocaust-overlevenden die kenmerkend is voor de maatschappij als geheel (Dasberg 1987).
Ik wil ook een paar woorden wijden aan de ambivalentie die in Israel heerst. Van de hand van Dina Porat. een Israëlische historica, is in
l986 een boek verschenen met de titel An entangled leadership'. Zij beschrijft daarin hel gedrag van de leiders van de joodse gemeenschap in Palestina in de jaren 1940-1945. Voordat Rommel bij El-Alamein werd verslagen, hielden deze leiders rekening met de mogelijkheid dat hun gemeenschap in Palestina uitgeroeid zou worden. Na 1942 werden zij geconfronteerd niet het feit dat de joodse bevolking in Europa inderdaad werd uitgeroeid; Europa dat toen nog de voedingsbodem van de joodse cultuur was. De leiders bleken volslagen machteloos, zowel op politiek als op psychologisch niveau, toen zij met deze holocaust geconfronteerd weerden. Op een aantal uitzonderingen na overheerste in Palestina in die jaren een gevoel van machteloosheid en hulpeloosheid. Dit had de gebruikelijke verdedigingsmechanismen van schuldgevoel, ontkenning, verdringing van dc werkelijkheid en verkeerde beoordelingen lot gevolg.
De verhalen van de paar overlevenden die in de jaren 1942, 1943 cn 1944 Palestina bereikten werden niet geloofd.
Na 1945 beschuldigde men de overlevenden ervan dat zij zich als vee naar de slachtbank hadden laten leiden. Dc heroïsche opstand in Warschau was de enige gebeurtenis waarover men in die eerste naoorlogse jaren wilde horen.
Toen brak in 1947 dc volgende oorlog uit. waarbij het ging om de overleving van het jodendom, de Onafhankelijkheidsoorlog van Israël. En deze werd gewonnen.
Sindsdien heeft Israël herhaaldelijk oorlog moeten voeren cn arriveerden er steeds weer nieuwe groepen immigranten die zich in het land vestigden. Holocaust-overlevenden bleven echter nog jarenlang ontkenning en zelfs psychologische afwijzing ci varen.
Overigens is het ook zo dat men in de Israëlische samenleving een veelheid van holocaust-thema's aantreft. Yad-Vashem, monumenten, gedenkdagen, processen tegen nazi's, openbare debatten cn vakgroepen voor geschiedenis en maatschappelijk werk die cursussen op het gebied van de holocaust aanbieden, zijn daar voorbeelden van. l och stellen psychotherapeuten die in Israël geboren zijn en daar ook hun opleiding hebben gehad, zich zeer terughoudend op ten opzichte van traumatische holocaust-ervaringen van hun cliënten (Robinson en Dasberg 1988).
Psychotherapeuten maken immers deel uit van de samenleving cn vertonen dezelfde ambivalenties die de samenleving kenmerken. Bastiaans - in vele lezingen in Nederland - en Yael Danieli in de VS (1980) hebben de moeilijkheden waar psychotherapeuten mee te maken krijgen bij dc behandeling van omvangrijke traumata, op heldere wijze uiteengezet.
We hebben naar mijn mening, naast meer en beter onderricht en supervisie, tevens behoefte aan een overzicht dat laat zien hoe groot de hoeveelheid late klinische gevolgen van de holocaust is. Ook psychotherapeuten die menen dat zij over een speciaal soort kennis beschikken die niemand anders heeft, kunnen hun voordeel doen met de bevindingen die epidemiologische onderzoeken opleveren.
Op feilen, aantallen, berekeningen van symptomen en tellingen van anonieme patiënten die bij onderzoeken zijn betrokken, zal ik later in deze inleiding ingaan. Wanneer men deze optelsom van menselijk lij den bekeken heeft, komt men misschien in de verleiding ook mij van dehumaniserende activiteiten te beschuldigen. Ik wil daarom beginnen mei een individuele gevalsbeschrijving, een klinisch probleem dat wij dagelijks in ons werk tegenkomen. Dit onderstreept wellicht de noodzaak om tot objectieve epidemiologische bevindingen te komen met betrekking tot het risico voor de geestelijke gezondheid na veertig jaar.
Een gevalsbeschrijving
Meneer Levi, 76 jaar, en mevrouw Levi. 78 jaar, kwamen bij mij voor een dringende consultatie. Zij wonen reeds 33 jaar in Israël, hebben drie getrouwde kinderen, kleinkinderen en een eigen huis, dat zij door hard werken hebben kunnen kopen. Mevrouw Levi is onlangs op straal verdwaald Zij is daardoor in paniek geraakt en komt sindsdien haar huis niet meer uit, is teruggetrokken en depressief en denkt dat zij aan geheugenverlies lijdt.
Meneer Levi moet haar verzorgen en beschermen en daardoor raakt hij steeds meer zijn vrijheid kwijt. Hij was altijd een zeer vitale man met veel sociale contacten. Hij is boos op zijn vrouw en voelt zich daar vervolgens schuldig over. De geringste inspanning overdag maakt dat hij 's nachts niet slaapt. Hij heeft last van angstdromen waarin de nazi’s hem achtervolgen.
Meneer Levi komt uit een arm joods gezin in Polen. Op 21-jarige leeftijd is hij uil Polen weggetrokken en heeft zich in een provinciestadje in Nederland gevestigd, waar hij een kleermakerszaak begon. In 1935, torn hij zowel in sociaal als in financieel opzicht succes had, ging hij naar Polen en kwam terug met een echtgenote. Ze kregen twee kinderen en vormden een gelukkig gezin. In 1940 vielen de Duitsers Nederland binnen. In 1942 kregen de Levi’s het bevel zich naar het station te begeven om op transport naar Westerbork te worden gesteld en vandaar naar Polen.
Mevrouw Levi wilde niet terug naar Polen en kreeg onderweg naar het station een hysterische aanval. Zij werd naar de psychiatrische inrichting in hun woonplaats gebracht, waar de artsen haar enkele dagen konden beschermen.
Omdat meneer Levi veel geld had. kon hij met behulp daarvan tijdens het oponthoud een uitweg organiseren voor zichzelf en zijn gezin. Zij kwamen echter, zoals weldra blijken zou. in handen van een verrader terecht. Zij sloegen op de vlucht, waren bijna al hun geld kwijt, en zwierven door bezet Nederland, van het ene dorp naar het andere, zich onder meer in hooibergen schuilhoudend. Bij sommige gezinnen vonden zij enkele dagen onderdak, bij andere enkele weken. Omdat alleen hij Nederlands sprak, moest meneer Levi daarbij ook voor zijn vrouw, die volkomen afhankelijk van hem was, het woord voeren. Na verloop van zeventien maanden werden zij van elkaar gescheiden en moesten op verschillende adressen onderduiken. Mevrouw Levi was bang dat zij haar kinderen zou verliezen, en in de zes maanden dat zij alleen ondergedoken zat stond zij vreselijke angsten uit en leed hevig onder alle spanningen.
Na de bevrijding werden zij herenigd. De familieleden in Polen evenals de joden in hun woonplaats waren omgekomen. In 1952 vertrokken zij naar Israel, waar zij de daaropvolgende 35 jaar een succesvol leven leidden, totdat mevrouw Levi verdwaalde en de huidige situatie ontstond Een situatie die heel sterk aan het verleden doet denken De diagnose met betrekking tot mevrouw Levi was: depressie in de vorm van 'pseudo-dementie'; er was geen aanwijzing voor leitelijke dementie. De diagnose met betrekking tot haar man was: ‘reactivering van posttraumatische stressstoornis’ na veertig jaar. Hij vertoonde alle verschijnselen en symptomen die kenmerkend zijn voor een dergelijke stoornis. Daarbij had hij ook weer last van maagpijn. Na de oorlog had hij een gedeeltelijke maagverwijdering ondergaan wegens een bloedende maagzweer.
Ik heb hen naar de plaatselijke maatschappelijk werkster verwezen. Deze heeft alle voorzieningen en interventies getroffen die bij een der-gelijke psychogeriatrische crisis nodig zijn. Zij weigerde echter aandacht te besteden aan de spanningen, herinneringen en onderdrukte agressie die met het verleden van het echtpaar verband hielden. Zij negeerde het schuldgevoel dat meneer Levi kwelde en kon niet uit de voelen met het oude, nu weer tot leven geroepen holocaust- en ver-volgingstrauma. Zij beweerde dat het niet goed voor hen was dat oude wonden geopend werden en ik kon haar niet van het tegendeel overtuigen. Had zij gelijk of ongelijk? Hoe het ook zij, in ieder geval besloot ik het echtpaar voor een tweede gesprek uil te nodigen. Ditmaal kwam meneer Levi alleen In totaal heb ik hem vier keer gezien. Voor het eerst in zijn leven kreeg hij de kans over zijn ervaringen in de oorlog ie vertellen in het bijzijn van een begripvolle deskundige die hem alle ruimte gal. Hij was daar dankbaar voor en ervoer een gevoel van opluchting. Het vroegtijdig stopzetten van deze korte, te korte therapie was pijnlijk. Tijdens zijn laatste bezoek vertelde hij dat hij zich plotseling realiseerde dal toen hij mij voor hel eerst bezocht, samen met zijn vrouw, hij een oude en reeds lang vergeten angst en hulpeloosheid had ervaren: dezelfde gevoelens die hij in een ver verleden ervaren had wanneer hij onbekende hulpverleners ontmoette in onbekende kamers. Hij hield deze hulpverleners dan nauwlettend in het oog, nam hun aarzeling waar en hoopte er het beste van. Ook verborg hij steeds zijn gevoel van hulpeloosheid om zijn potentiële hulpverleners niet te ontmoedigen.
Deze onverwachte onthulling in de overdracht van zijn onderdrukte angsten had een heel goed begin kunnen zijn voor verdere psychotherapie voor dil bejaarde echtpaar. Ik moest het hier echter bij laten, aangezien ik in het kader van een consultatie geen verdere stappen kon ouder nemen.
De vraag dient zich nu aan, waarom wij in Israel naast de vele voorzieningen op maatschappelijk en sociaal gebied die er zijn. geen hulpverleners en adequate opleidingsinstituten hebben die in dit soort gevallen gespecialiseerd zijn. Waarom hebben wij geen beter opgeleide hulpverleners die oude traumata kunnen behandelen? Hoeveel van dit soort gevallen kunnen wij nog verwachten: mensen die in een crisissituatie terechtkomen waarin verlate, acute gevolgen van de vervolging m het verleden zich doen gelden? Zijn er hieromtrent betrouw bare berekeningen? We zijn hiermee op het punt beland waarop nieuwe onderzoeken naar epidemiologisch bewijsmateriaal uitgevoerd moeten worden.
Eerdere epidemiologische onderzoeken
Leo Eitinger (Eitinger en Stront 1963) heeft in de eerste jaren na de oorlog de frequentie en spreiding van late klinische gevolgen van vervolging bestudeerd. Bij de eerste groep van 228 Noorse ex-gevange-nen die hij achtereenvolgens onderzocht, komt hij tot een beschrijving van een cluster van de elf meest voorkomende psychische symptomen. In een later onderzoek beschrijft hij dertien van dergelijke symptomen. Hij stelde dat iemand die zes, zeven of acht van deze symptomen vertoonde, in meer of mindere mate aan het concentratie-kampsyndroom leed. Op grond van deze gegevens kon men tot vergelijkende onderzoeken bij verschillende bevolkingsgroepen komen.
Het vaststellen van het aantal symptomen is de basis van psychiatrische epidemiologie en van psychiatrische diagnostiek. De DSM-11I-diagnose PTSD is op hetzelfde principe van het tellen van symptomen gebaseerd.
Bastiaans is een van de belangrijkste Europese psychiaters die de psychodynamische dimensie hebben toegevoegd aan het inzicht in late klinische gevolgen bij ex-concentratickampbewoners. In een verslag (1957) naar aanleiding van een onderzoek in het begin van de jaren vijftig bij leden van het verzet in Nederland heeft hij de psychodyna-miek van de psychosomatische symptomen beschreven.
Hij heeft ook de vier stadia in de ontwikkeling van het KZ-syndroom tocgelicht, zich baserend op de vier fasen van Selves 'general adaptation Syndrome', dc zeven stadia van fixatie van agressie cn de psycho-dynamiek van de interactie tussen therapeut en client.
Aan het eind van de jaren vijftig en in dc jaren zestig heeft de onder-zoeksaandacht zich verplaatst naar Amerika (Krystal 1968). waar de meerderheid van degenen die op Wiedergutmachung’ aanspraak konden maken, was gaan wonen. Daarop volgde een beschrijving van het zogenaamde 'overleverssyndroom', waartoe behalve de post-concen-tratiekampsymptomen ook schuldgevoel en chronische rouw gerekend werden. Men was van mening dat aan de manifestatie van het syndroom een latente fase voorafging. Men nam aan dat hiervoor een universele basis bestond: ook overlevenden uit Hirosjima en slachtoffers van dc slavernij zouden aan een vorm van dit ‘overleverssyndroom' lijden. Psychodynamisch en sociodynamisch inzicht in het syndroom nam toe, maar systematische tellingen van symptomen bij aselecte groepen van overlevenden vonden in deze periode niet plaats. Ook waren er geen controlegroepen beschikbaar. Men dacht dat alle overlevenden aan dezelfde verborgen psychodynamiek leden. Dit was indertijd een niet met bewijsmateriaal onderbouwde generalisatie, liet werk van Hillel Klein in Israel illustreert de volgende fase in het onderzoek naar post-hölocaust-psychopathologic. Hij was van mening dat men schuldgevoel en uitingen van chronische rouw bij mensen die omvangrijke traumata hebben ondergaan, moet zien als normatief gedrag. Men mag zelfs geen poging wagen hen met andere groepen uit de bevolking ie vergelijken. Gevoelens van schuld en voortdurende rouw geven een band tussen de slachtoffers en hun omgekomen familieleden en wijzen op het hebben van een taak die in de toekomst nog uitgevoerd moet worden, waardoor de continuïteit van hei totaal aan levenservaring van overlevenden wordt gewaarborgd Hillel Klein heeft onderzoek verricht naar niet gedecompenseerde overlevenden in de kibboets. Hij toonde aan dat het herintreden kort na de oorlog in een groep waarin men zich weel opgenomen, een gunstige invloed heeft op de situatie in latere jaren.
De volgende fase in het onderzoek naar late gevolgen van de holocaust betreft de tweede generatie. Er zijn veel casuistische, klinische en vergelijkende onderzoeken van kleine selecte steekproeven bij de tweede generatie overlevenden, met zeer controversiële resultaten. Ik kom hier dadelijk op terug.
De laatste tijd besteedt men bij het onderzoek naar late psychologische aspecten van de holocaust veel aandacht aan de traumatische betekenis van de holocaust voor degenen die hem niet aan den lijve hebben ondervonden, zoals de jongere generaties hulpverleners, andere ‘omstanders' en mensen die de holocaust bestuderen. Ik heb onderzocht hoe degenen die opgeleid worden tot maatschappelijk werker indirect contact, in afgezwakte vorm, met de holocaust verwerken. Ik dank hier zeer veel waardevolle inzichten aan, die ik kan gebruiken voor de therapie met overlevenden zelf. Dit zou een geschikt onderwerp voor een andere lezing zijn.
Na dit alles gezegd te hebben, moeten wij onze aandacht nu richten op de belangrijkste vraag, namelijk: hoe frequent komen klinische reacties bij overlevenden zelf nu na veertig jaar voor? Aangezien wij met beschikken over een bestand van de totale bevolkingsgroep van overlevenden met dit risico, moeten we de methode van vergelijkend onderzoek tussen overlevenden en geschikte controlegroepen hanteren.
Het hier volgende korte overzicht betreft alleen Israëlische dubbelblinde onderzoeken met controlegroepen. Bij deze onderzoeken is voornamelijk gebruik gemaakt van systematische symptoomtelling en van psychometrische metingen.
Shuval (1957) heeft vijfjaar na dc oorlog een onderzoek gedaan naar Europese vluchtelingen in Israëlische vluchtelingenkampen. In 1950 constateerde hij dal concentratiekampoverlevenden, hoewel zij anhe-donischer en pessimistischer waren dan andere Europese vluchtelingen, beter bestand waren tegen de dagelijkse spanningen van immigratie en aanpassing aan een andere cultuur. De andere Europese vluchtelingen waren optimistischer, maar reageerden boos, gespannen en steeds pessimistischer op iedere nieuwe spanning en teleurstelling. Shuval, socioloog, introduceerde een belangrijk sociologisch concept, namelijk: vluchtelingen die KZ-overlevenden waren, vertoonden het fenomeen ‘verharding’: zij waren somber maar hard. De anderen waren opgewekt maar lichtgeraakt, dat wil zeggen: bij tegenslagen decom-penseerden zij herhaaldelijk, terwijl dit bij KZ-overlevenden niet het geval was.
Vijfentwintig jaar na dc holocaust deden Antonovsky, Maoz et al. (1971) een onderzoek naar stress-verschijnselen in verband met de normale menopauze bij een grote groep vrouwen uit verschillende etnische groepen. Bij nader onderzoek van het verkregen maler iaal ontdekten zij dat dc vrouwen die een concentratiekamp hadden overleefd, minder gezond, minder aangepast en minder tevreden met hun leven waren dan de andere uit Europa geïmmigreerde vrouwen in de menopauze. Dit was een dubbelblind onderzoek: noch dc onderzochte vrouwen, noch de onderzoekers waren er bij aanvang van het onderzoek op bedacht dat de gegevens voor dit bepaalde doel gebruikt zouden worden.
Dertig jaar na de holocaust vonden Shanan en Shahar (1983) in een dubbelblind onderzoek naar het verouderingsproces, dat concentra-tiekampoverlevenden en ex-onderduikers in vergelijking met een controlegroep enerzijds meer cognitieve en intellectuele beschadigingen en amnesie vertoonden, maar anderzijds beter waren in actief omgaan met recente spanningen: hun aanpassingsvermogen week niet af van dc controlegroep. Zij gaven de volgende interpretatie aan hun resultaten: Cognitieve beperkingen, ontkenning en afstandelijkheid resulteren in een goede manier van omgaan met kwetsbare afweermechanismen. Wij zien hier opnieuw een voorbeeld van verharding'. Men blijft de prijs voor het overleven voortdurend betalen
Levav en Abramson (1984) en Carmel en Carel (1986) maakten in grootschalige dubbelblinde onderzoeken, respectievelijk dertig en veertig jaar na de holocaust, gebruik van indicatoren van geestelijke ongezondheid uit de Cornell Medical Index. Holocaust-overlevenden. vooral vrouwelijke, scoorden in beide onderzoeken hoger dan anderen.
Bejar. Dasberg et al. deden veertig jaar na de holocaust een onderzoek onder chronisch depressieve patiënten die opgenomen waren cn resistent waren gebleken tegen therapie. De holocaust-ovcrlevenden binnen deze groep bleken meer tekenen van openlijke en verborgen agressie te vertonen.
Verschillen naar leeftijd
Ex-Nederlanders in Israël kunnen aanspraak maken op materiele bijstand op grond van de Nederlandse Wet Uitkeringen Vervolgings-slachtoffers 1940-1945 (WUV). Elzas bestudeerde de deskundigenrapporten over 1.712 uitkeringsaanvragers en lelde de gemelde klachten (zie label I ). Hij vond, dat hoe lager dc leeftijd was tijdens de vervolging, des te meer psychische klachten werden gemeld Bij overlevenden. vooral mannen, die als kind ondergedoken waren geweest cn van wie beide ouders waren omgekomen, was het aantal klachten het hoogst.
Tabel r
Primaire psychische klachten bij 1.712 WUV-aanvragers in Israël, dertig tot veertig jaar na de holocaust
Op indringende wijze optredende gedachten over het kamp 65
Angsttoestand of angstaanvallen 219
Diverse neurotische klachten 270
Conflicten niet autoriteiten 20
Andere klachten 1 261
N Subjecten Percentage individuen met
PTSD na behandeling gedurende:
|
|||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De voornaamste conclusies uit dit materiaal zijn de volgende.
1. Late klinische gevolgen van de holocaust komen in Israel veel voor.
COHEN. M. An enquiry on needs lor psychosocial help to Dutch victims of World War
KEIESON. II. Sequential traumatization in children, (in German). Stuttgart: Ecrdmand
MASSIVE Psychic Trauma. Ed by II Krystal New York: International Universities Press, 1068
In: Veraf en dichtbij : de actualiteit van het traumatisch verleden : symposium bij het afscheid van prof.dr. J. Bastiaans / red.: J.N. Schreuder en A.J. de Ridder