Over angst en gruwelijke dingen: de macht van eenzame wolven

Hans Magnus Enzensberger kenmerkt in Politik und Verbrechen (1964) de Russische terrorist Boris Savinkov en zijn kameraden als ‘de schone zielen van de terreur’ en ‘de dromers van het absolute’. Savinkov was het eerste kwart van de twintigste eeuw vermoedelijk een van de bekendste terroristen in Oost-Europa. ‘Eén dergelijke dromer,’ besluit Enzensberger, ‘een onbekende in de massa, is voldoende om alle machthebbers op deze aarde angst aan te jagen.’ Anders Behring Breivik demonstreerde op schokkende wijze de macht van de eenling.

 

Theater van de angst

Sinds het midden van de jaren zestig is veel onschuld verloren gegaan. In haar studie Theater van de Angst (2010) heeft Beatrice de Graaf dat proces beschreven. Bovendien maakt zij duidelijk - de theatermetafoor is allerminst toevallig hoezeer terroristische actie, het bestrijden én het veroordelen ervan in the spotlights staan. Ze beschrijft processen tegen verdachten van terrorisme als ‘very visible and theatrical means of demonstrating concepts and narratives of (in) justice’. Wie de ‘most compelling performative strategy’ hanteert, wint de strijd om de ziel van zijn publiek (De Graaf, 2011).

Dat geldt voor de rechter, de getuige, de expert, de minister, de journalist, de mensen die gefaald hebben, heldendaden verrichtten, of gruwelen meemaakten, maar ook voor de terrorist. Interessant aan het performative perspective is dat het alle spelers en hun tekst, inclusief de toeschouwers en recensies van hun optredens (om even in de metafoor te blijven) - ten behoeve van de analyse - op één lijn zet. Zodoende krijgt de fanatieke overtuiging van de terrorist weer meer accent dan jarenlang het geval is geweest. Lang stond de aanslag centraal, hoe het gegaan was, de techniek van de gruwel.

 

Schone ziel, helder hoofd?

In de tijd van Savinkov bestond er een zeker wegen in de manier waarop er over zijn daden en die van zijn kameraden werd geschreven. Het publiek zag terroristen niet als irrationele gekken. Integendeel, in de ogen van velen waren het mensen die kozen voor een bepaalde manier van strijden, in de morele overtuiging dat ze ten goede handelden, op een door specifieke omstandigheden te billijken of zelfs te wettigen manier. Savinkov en de zijnen vonden dat zelf ook en namen alle gelegenheid te baat om hun ‘ethiek’ over het voetlicht te brengen (Moors, 1993).

Wie vanuit ditzelfde gezichtspunt naar de zaak Anders Breivik kijkt, die herkent direct dat talen naar normaliteit. In zijn houding en verklaringen klonk als een continuo het ‘met mij is niets mis’ onder de barokke begrijpeloosheid van de aanslagen. Onmiddellijk nadat hij die had gepleegd, werd hij door tal van commentatoren voor gek verklaard. De mensen die hij in zijn nabijheid had gesitueerd, zoals Geert Wilders, lieten niet na de waanzin te onderstrepen. Tijdens het psychiatrisch onderzoek gebeurde dat opnieuw - ten onrechte zoals later bleek in een tweede onderzoek. Ruim 220 uur ondervraging door de politie leverde geen enkel bewijs voor krankzinnigheid van welke soort dan ook. De rechter oordeelde op 24 augustus 2012 dat Breivik volledig toerekeningsvatbaar is (en was geweest) - tot diens glimlachend genoegen. Vanwaar die grijns? Omdat hij, in zijn eigen ogen en die van zijn volgers, uit een diep gevoelde morele overtuiging had gehandeld. En in zijn veroordeling tot 21 jaar gevangenisstraf, zo moet hij dat hebben ervaren, zat de erkenning van zijn ‘schone ziel’.

Elke terrorist heeft zijn publiek. Wat Breivik op de bühne bijzonder maakt (net als Savinkov destijds) is dat hij welbeschouwd brede weerklank vindt voor zijn opvattingen. Het centrale thema in Breiviks huisvlijtige manifest, dat het multiculturalisme niet alleen de weekmaker is van de West-Europese nationale identiteit maar ook de aanjager van het islamitisch extremisme, staat niet ver af (zoals Arun Kundnani (2009; 2012) onderstreept) van hoe regeringsleiders en vooraanstaande politici in Nederland, België, Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië, of Denemarken zich (in één adem) hebben uitgelaten over het failliet van de multiculturele samenleving én de dreiging van het islamitische radicalisme. Nogal mainstream dus, dat ideeëngoed.

 

Ontwrichtend fanatisme

Het fanatisme van terroristen is onderwerp van onderzoek in de epische studie van Bob de Graaff (2012). Hoewel Savinkov en Breivik er niet in figureren, zou hij hen waarschijnlijk allebei als vertellers van een seculiere apocalyptische ideologie hebben getypeerd. De Graaff noemt hen ‘boekenwurmen en buitenstaanders’, dikwijls buitengesloten ook, martelaars die geleden hebben van censuur, vervolging of gevangenschap. Ze etaleren met urgentie een ‘knip-en-plak-geloof, dat een wonderlijke aantrekkingskracht heeft op mensen die zich niet ‘in de groep’ wanen, maar wel ‘van de groep’ (Hopkins & Kahani-Hopkins, 2009). Een compromisloos antagonisme tussen wij en zij. Ze zien zichzelf als voorhoede, met de waarheid in pacht, of dat nu is omdat God die hen influistert, of omdat ze de geschiedenis van de toekomst kennen. En die had maar één uitkomst, een lotsbeschikking die alleen de fanatici zelf konden helpen realiseren met ‘een huiveringwekkende morele boekhouding’ tot gevolg. Hun fanatisme gaat over lijken en is, zo formuleert De Graaff: ‘altijd determinisme en voluntarisme tegelijk’.

Savinkov en Breivik beschouwen de maatschappij als ziek: verstoord in haar natuurlijke balans. De terrorist is de historische rechter. ‘Ik ben een van de volkswrekers’, herinnert Savinkov zich uit de toespraak van een van zijn kameraden die terecht stond voor een succesvolle aanslag: ‘Ons scheiden hopen lijken, honderdduizenden vernietigde mensenlevens en een hele zee van bloed en tranen, die zich in stromen van ontzetting en woede over het gehele land heeft uitgestort. Jullie hebben het volk de oorlog verklaard, wij hebben de uitdaging aangenomen’ (Savinkov, 1985: 134).

Voor regeringen die een ziek en onderdrukkend systeem in stand houden, hebben Savinkov en Breivik geen goed woord over. In hun ogen is ‘de staat’ een piramide die uit verschillende bestuurlijke en ambtelijke lagen van verantwoordelijkheid bestaat. Aanslagen moeten gericht zijn op ontwrichting, het organiseren van wanorde in die lagen, want de onaantastbaarheid van democratie en rechtsstaat is schijn die gezien moet worden. De slachtoffers die hierbij vallen, zijn onderdeel van dat systeem. Het betreuren van slachtoffers - omdat het mensen zijn - kan zo samengaan met het koel berekenend slachtofferen van mensen. Zolang het maar gezien wordt. Want zonder publiek geen voorbeeld.

 

Wrekende helden, eenzame wolven

Qua zelfbeeld lijken Savinkov en Breivik misschien nog het meest op de superhero's in co-mics: wrekende helden op een persoonlijke missie tegen het kwade. In de manier waarop zij hierover schrijven en spreken, druipt het van krachtig religieus gevoel, offerbereidheid, morele rechtvaardiging én wederopstanding. De zui-verheidsmetaforen tuimelen over elkaar, zodra Savinkov met zijn mémoires of Breivik met zijn manifest de bühne zoekt. In het verhaal van ascetische voorbereiding op de daad, de zelfveron-achtzaming, de harde praktijk, de voortdurende spanning tussen verstand en gevoel (de ‘vrouwelijke trek’ van de terrorist, aldus Savinkov (1985)) maar ook in de verheerlijking van broederschap en het verzengende, reine vuur.

Savinkov en Breivik bereidden zich alleen voor op hun aanslagen. Slechts een zeer beperkte kring van getrouwen weet bijna niets (en in het geval van Breivik valt dat zelfs te betwijfelen; in het manifest benadrukt hij althans dat het succes van een aanslag en het aantal mensen dat bij de voorbereiding is betrokken omgekeerd evenredig zijn). Het zijn lone operators of lone wolfs zoals ze vaker worden genoemd (COT/TTSRL, 2007; Kushner, 2003): terroristen die zich wel in bepaalde netwerken kunnen bewegen, daar inspiratie uit halen, maar niet ‘onder bevel’ of in enig hiërarchisch verband staan bij de uitvoering van hun daden. Dat maakt hen zeker geen ongeleide projectielen.

 

Wat valt er te leren van daders?

Meer dan een eeuw zit er tussen Savinkov en Breivik. Ze hebben andere gruwelen op hun geweten. Maar hun daderschap is wezenlijk vergelijkbaar in aard, taakopvatting, focus, zelfbeeld en manier van werken. Wat betekent dat?

In elk geval dat het moeilijk zal blijven om terroristen te vangen. Dat is een open deur, maar er zit toch vaak een ondertoon van ‘yes, we can’ in de beleidsdocumenten en de onderzoeksliteratuur over lone wolfs. Per slot van rekening hebben we het over mensen die zich effectief kunnen afschermen en muren van stilzwijgen optrekken (Bunt, 2007), waardoor ze niet of nauwelijks te controleren zijn, maar tevens niet of nauwelijks herkenbaar zijn als politiek activist of terrorist. Achteraf ja, als copycats en onderzoekers in de rij staan.

 

Naar een brede benadering

Daarom pleiten inlichtingendiensten voor een brede benadering. Die brede benadering accentueert het radicaliseringsproces: niemand wordt out of the blue een terrorist. Dus zou een scherp oog (maar wiens oog?) voor radicaliseringsten-densen en de risico’s die daaruit voortkomen, ongeacht hun aard en achtergrond, de insteek moeten zijn. Zo zou beter inzicht kunnen ontstaan in overeenkomsten en verschillen in processen van radicaliseren, met realistische voorspellers als resultaat (Bakker & De Graaf, 2010). Een vergelijkbare redenering geldt voor de sociale omgeving van potentiële activisten en extremisten, aldus Alex Shone (2010). Als gebeurtenissen, situaties, dagelijkse contacten en narratieven die kunnen wijzen op doorslaand activisme in beeld zijn, dan is het misschien mogelijk om lone wolfs bijtijds op het spoor te komen. Dit gebeurt natuurlijk al, ook in Savinkovs tijd was dat het geval. De kwestie is dat we ons niet kunnen veroorloven om het niet te doen. Maar eerlijkheidshalve moet er dan wel bij gezegd worden, dat Savinkov en Breivik, net als vrijwel alle lone wolfs van de afgelopen decennia, voordat zij hun aanslagen pleegden al bekenden waren van politie en veiligheidsdiensten.

De meest kansrijke (zeker niet de makkelijkste) propositie is vermoedelijk de lange termijn investering in het beïnvloeden en ondersteunen van frontlijnprofessionals en vooral gezagsdragers op lokaal én landelijk niveau bij het omgaan met maatschappelijke onrust, polarisatie en radicalisering. Dat werkt een paar verschillende kanten op.

 

Terughoudend met aandacht

Enerzijds gaat het over de manier waarop gezagsdragers op televisie of radio aandacht besteden aan extremisme of terrorisme. Een zekere mate van exposure is onvermijdelijk, maar uitgangspunt moet terughoudendheid zijn, balanced portrayal, gecombineerd met gevoel voor spiking (Woods, 2007). Als er iets gebeurt, duurt dat meestal heel kort. Mensen zijn er ook maar kortstondig gevoelig voor, laat onderzoek zien. Nieuwsmedia en vertegenwoordigers van de overheid blijven echter een gebeurtenis doorgaans langer primen en in negatieve termen fra-men. Zodoende dragen ze zelf veeleer bij aan de publieke perceptie van het risico dat een trigger event met zich mee kan brengen, dan dat de gebeurtenis op zichzelf die werking heeft (Béland, 2007).

 

Versterken van weerbaarheid

Anderzijds gaat het om het versterken van de weerbaarheid, meer precies de coping mecha-nisms van mensen, want die bepalen in sterke mate hoe zij de veiligheid en leefbaarheid van hun omgeving percipiëren. Daar is een reeks van handvatten voor, zowel op het gebied van communicatie als maatschappelijke ondersteuning (voor een overzicht: Eysink Smeets, Moors & Baetens, 2011). In de kern gaat het vooral over interventies die bijdragen aan minder wij-zij denken en meer onderlinge verbondenheid en betrokkenheid op de directe leefomgeving van mensen. Dat versterkt het vertrouwen in een gemeenschappelijke daadkracht in een straat of buurt. Des te meer scherpte in de verhoudingen binnen een buurt (wij-zij), des te ernstiger men maatschappelijke onrust en polarisatie ervaart.

 

Risico's doen geen pijn

De brede benadering kenmerkt zich door risico-anticipatie. Risico’s beperken is een verstandig streven, maar in essentie een mission impossible. Per slot van rekening heeft onveiligheid meer te maken met angst dan met risico. Mensen schatten risico’s op grond van beeldvorming die ‘de logica van het gevoel’ volgt. Daar ergens huist ook de angst. Angst is wat pijn doet, schrijft Joanna Bourke in haar boek Fear, en is van elk mens alleen - ‘the most irreducible “real” of an individual’s history.’

 

Literatuur

Bakker, E. & De Graaf, B. (2010). Lone wolfs: how to prevent this phenomenon? IccT research paper. Béland, D. (2007). Insecurity and politics: A frame-work. The Canadian Journal of Sociology, 32:3. Bourke, J. (2005). Fear. A cultural history. Londen: Virago and Emeryville.

Bunt, H. van de (2007). muren van stilzwijgen. In Bunt, H. van de, Spierenburg, P. & Swaaningen,

R. van, Drie perspectieven op sociale controle. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.

CoT/TTSRL (2007). Lone-Wolf Terrorism,

Transnational Terrorism Security and the Rule of Law. TTSRL research paper.

Enzensberger, H.M. (1964). Politik und Verbrechen.

essays. Frankfurt a/M: Suhrkamp. eysink Smeets, M., moors, H. & Baetens, T. (2011). Schaken op verschillende borden. Evidence-based strategieën voor communicatie over overlast en verloedering, maatschappelijke onrust, polarisatie en radicalisering. Een onderzoek naar de (on)mogelijk-heden. IVA: Tilburg. graaf, B. de (2010). Theater van de angst. De strijd tegen terrorisme in Nederland, Duitsland, Italië en Amerika. Amsterdam: Boom. graaf, B. de (2011).Terrorists on trial: a peformative per-spective. ICCT research paper.

Graaff, B. de (2012). Op weg naar Armageddon. De evolutie van fanatisme. Amsterdam: Boom.

Hopkins, N. & Kahani-Hopkins, V. (2009).

Reconceptualizing 'extremism’ and 'moderation’: From categories of analysis to categories of prac-tice in the construction of collective identity. In British Journal of Social Psychology, 48.

Kundnani, A. (2009). Spooked: how not to prevent violent extremism. Londen: Institute of Race Relations.

Kundnani, A. (2012). Blind Spot? Security Narratives and Far-Right Violence in Europe. ICCT research paper.

Kushner, H.W. (2003). Encyclopedia of Terrorism, Thousand Oaks: Sage, pp. 144-145.

Moors, H. (1993). De slijtage van de toekomst. Over een schoolstrijd in het Russische terrorisme. In: Skript. Historisch tijdschrift, 15:4, pp. 349-358.

Savinkov, B. (1985). Erinnerungen eines Terroristen [H.M. Enzensberger red.]. Nördlingen: Eichborn verlag Ag.

Shone, A. (2010). Countering lone wolf terrorism: sustai-ning the CONTEST vision. Henry Jackson Society research paper.

Woods, J. (2007). What we talk about when we talk about terrorism: Elite press coverage of terrorism risk from 1997 to 2005. The Harvard International Journal of Press / Politics, 12.

 

Hans Moors is hoofd van de afdeling Veiligheid & Criminaliteit, Welzijn & Zorg van IVA Beleidsonderzoek en advies (Tilburg University).

 

Referentie: 
Hans Moors | 2012