Opkomst en teloorgang van Bastiaans: knap proefschrift behoeft breder perspectief
Cogiscope vroeg Ruud Jongedijk te reageren op het proefschrift van Bram Enning De oorlog van Bastiaans: de LSD behandeling van het kampsyndroom. Jongedijk dingt niet af op Ennings beschrijving en analyse van de verdiensten en erfenis van Bastiaans, maar vindt sommige conclusies te subjectief en weet een aantal invalshoeken te noemen die ontbreken in het proefschrift.
Op de cover staat een niet al te flatteuze foto van een oudere gezette man. Hij kijkt wat stuurs van achter een grote bril en zit enigszins onderuit gezakt in een stoel. Bepaald geen krijgshaftige houding van een groot leider of van een charismatisch boegbeeld. Wordt hier reeds een teloorgang, aangekondigd? Het proefschrift van Bram Enning, De oorlog van Bastiaans, zou wellicht beter de titel ‘de opkomst en teloorgang van Bastiaans’ hebben kunnen dragen, met nadruk op ‘teloorgang’. Wellicht dat hij met de coverfoto al de kern van het boek heeft willen samenvatten. In de media is die kern goed over gekomen: het boek, de handelseditie van het proefschrift, kreeg veel aandacht en dan vooral omdat ‘een groot psychiater’ overtuigend werd ‘ontmaskerd’. Jammer, dat dat beeld zo dominant als boodschap wordt uitgedragen. Komt dat door de lezer? Door de auteur? Of door andere factoren? Jan Bastiaans (1917-1997), de psychiater die landelijk bij een breed publiek zeer grote bekendheid verwierf met het KZ-syndroom en de LSD-behandeling daarvan, is het onderwerp van het boek van Enning. In twaalf hoofdstukken en in ruim 300 pagina's beschrijft Enning het professionele leven van Bastiaans. Het is een soort biografie geworden, fraai uitgewerkt met behulp van veel research, en vlot en goed geschreven.
Ik schrijf ‘soort’ biografie, omdat alleen Bastiaans' professionele leven wordt beschreven. Over zijn privé leven en eventuele andere activi- [tekst ontbreekt; zie pdf voor gehele tekst]
In dit hoofdstuk stuurt Enning al naar zijn conclusie, ofwel naar Bastiaans’ rol ten dienste van de verzetsgetroffenen. Zo meent hij dat het proefschrift vooral succesvol was ‘door het feit dat hij (Bastiaans - RJ) een oplossing bood voor de problemen van de medisch adviseurs van de Stichting 1940-1945’.
Het derde hoofdstuk gaat over ‘de methode Bastiaans’. Belangrijkste onderdeel vormt hier de omstreden LSD-methode. Op onorthodoxe wijze deed Bastiaans hier, weliswaar op basis van zijn psychoanalytische achtergrond, aan ‘exposure behandeling’ met behulp van chemische middelen. De methode was al veel ouder, maar Bastiaans gaf er zijn eigen kleur aan. Enning wijst terecht op de grote gevaren van de behandelmethode. Daarnaast was er geen evidentie voor de methode en bekommerde Bastiaans zich daar ook niet om. Dit laatste was in die tijd geen reden om een behandelmethode niet toe te passen; weinig psychologische behandelingen waren destijds evidence-based.
Toch zou Bastiaans meer werk hebben moeten maken van onderzoek naar zijn methode, zeker omdat het een risicovolle behandeling betrof. Enning beschrijft dat Bastiaans uiteindelijk toch enige resultaten liet zien. Hoe de metingen verliepen was onduidelijk, dus qua resultaten was het onderzoek van geen waarde. Er zouden van de 36 patiënten 23 patiënten zijn verbeterd, 11 lieten geen verbetering zien en twee waren achteruit gegaan. Enning geeft hier een negatieve interpretatie aan. Zo schrijft hij: ‘hij liet zien dat zelfs bij hem niet alle behandelingen een succes waren’. Het lijkt mij ten eerste geen al te slecht resultaat, ook naar huidige maatstaven. Daarnaast liet Bastiaans hier zien, dat van zijn behandelmethode nu ook weer geen onrealistische verwachtingen dienden te worden gekoesterd. Ook hier lijkt Enning te subjectief te interpreteren en een enigszins negatief gekleurd beeld te geven. Enning loopt hiermee vooruit naar de door hem beschreven dubieuzere houding die Bastiaans later zou ontwikkelen: die van de almachtige behandelaar van het grote leed van de oorlogsgetroffenen.
Spreekbuis van oorlogsgetroffenen
De volgende hoofdstukken gaan over het concept ‘KZ-syndroom’ en het maken van de film Begrijpt u nu waarom ik huil. Heel overtuigend beschrijft Enning hoe de patiëntengroepen vanuit het verzet en de kampen toenemend druk begonnen uit te oefenen op de politiek, maar ook op Bastiaans.
Bastiaans wordt beschreven als toenemend actief in het promoten van ‘zijn’ KZ-syndroom, het unieke daarvan, het lijden van de oorlogsgetroffenen en de uitzonderlijke en noodzakelijke behandeling: de LSD-therapie. Enning typeert hem als een soort handelsreiziger, die met zijn film en zijn behandelmethode door het land trekt. Helder en indringend laat hij zien hoe een - voor een psychiater gevaarlijke - collusie ontstaat tussen de groep oorlogsgetroffenen en Bastiaans. Dit beleefde zijn hoogtepunt ten tijde van de heftig oplopende landelijke rel rond de eventuele vrijlating van de Drie van Breda. De rol van Bastiaans werd toenemend prominent in de landelijke media en politiek. Bastiaans wordt door Enning zeker vanaf deze periode in zijn carrière beschreven als ‘spreekbuis van oorlogsslachtoffers’. De psychiatrische rapportages worden immers meegenomen bij de beoordeling van de aanvragen van uitkeringen en pensioenen. Bastiaans als dolgedraaide belangenbehartiger. Maar van wie? Van de getroffenen, of van zichzelf? Helaas worden weinig verklaringen gegeven voor de fuik waarin Bastiaans gaandeweg is gezwommen. Bij lezing van het boek werd mijn nieuwsgierigheid in toenemende mate opgewekt naar de persoon Bastiaans: wat bezielde hem, waar kwam zijn strijd vandaan?
We kennen allemaal het charismatische, narcistische leidertype. We lezen dagelijks over hen in de kranten. Bijna blind gaan ze door op een weg die al lang voorspeld risicovol en zelfs onverantwoord is. Wanneer de auteur niet wilde psychologiseren over Bastiaans (wat ik een te verdedigen, maar wat onbevredigend standpunt vind), dan zouden toch in ieder geval vele historische en maatschappelijke parallellen (moeten) kunnen worden getrokken, met andere publieke figuren, van topmanagers tot politieke leiders. Hierdoor zou Bastiaans minder uniek en meer begrijpelijk worden neergezet. Ook wordt niet verder uitgewerkt, hoe Bastiaans’ neiging om tot op hoge leeftijd door te gaan, feitelijk tot het bittere einde, verklaarbaar is. Hoe werkt dat bij een man die zo lang zo prominent op het toneel van de maatschappelijke en politieke aandacht heeft gestaan. Enning beschrijft dit vrij eendimensionaal als ‘Met het toegeven aan zijn onweerstaanbare drang tot behandelen, stelde hij zijn eigen belang boven dat van zijn patiënten’.
Ook de oprichting van Centrum ’45 komt in dit hoofdstuk aan bod en de rol die Bastiaans daarin vervulde. Deze rol was, zo beschrijft Enning, conflictueus. Gaandeweg kwam hij meer buitenspel te staan. ‘Hij had zich ontpopt als een manipulatieve en opportunistische tegenstander’. Bastiaans zette zijn strijd voort, tot op hoge leeftijd en begon te verliezen. Lastig, voor een man die qua carrière eerst professioneel en later vooral maatschappelijk en publiek altijd grote stappen vooruit kon maken. Hoe heeft hij dit kunnen verdragen? Hierover wordt niet veel gerept. Doorgaan en ontkennen lijken me zijn mechanismen te zijn geweest om de krenkingen en teloorgang op te kunnen vangen.
Tragiek
Op indrukwekkende wijze wordt de verdere tragische neergang van Bastiaans beschreven. Hoe zijn rol bij de oprichting en start van Centrum ’45 steeds kleiner werd, hoe zijn patiëntendossiers die gebruikt zouden worden voor onderzoek naar de LSD-methode schokkend ontoereikend waren, hoe hij met verlaat pensioen werd gestuurd, hoe de medische randvoorwaarden voor zijn behandeling door een groep anesthesiologen zeer sterk werd bekritiseerd, hoe hij verder ging met LSD-behandeling in hotelkamers en hoe er een aantal near accidents ontstond. Hoe ging Bastiaans daar mee om? Doorgaan en ontkennen. Een gevaarlijke overlevingsstrategie. Hij realiseerde zich onvoldoende dat hij steeds verder tot de orde werd geroepen, dat hij diende te stoppen, dat zijn tijd was geweest en dat zijn behandeling risicovol en niet meer toelaatbaar werd geacht. Tot hem dit met harde hand te kennen werd gegeven. Veel te laat. Dat beschrijft Enning heel overtuigend. Niemand die hem hier tegen kon beschermen. Dat is mijns inziens een belangrijk aspect van de tragiek van Bastiaans en een oorzaak van zijn jammerlijke ondergang.
Al met al is Enning's boek heel interessant. Hij heeft zeer veel gegevens vergaard, uitstekend speurwerk verricht vanuit diverse bronnen en hij heeft hier een goed en prettig leesbaar boek over geschreven. Ik heb het boek ademloos uitgelezen. Het geeft een goede weergave van de opkomst en neergang van Bastiaans; het politieke en maatschappelijke krachtenspel en de rol van ernstig schokkende gebeurtenissen hierbinnen.
Breder perspectief
Maar ik miste een aantal zaken in het boek, namelijk de invalshoeken die de mechanismen die optraden in een wat breder perspectief zouden plaatsen. Nu wordt erg toegeschreven naar de lobby vanuit het slachtofferschap, vooral in verband met oorlogsgetroffenen en financiële genoegdoening. Daar is niets mis mee, maar mijnsinziens kan hier meer over worden gezegd. Dat zou het proefschrift vollediger hebben gemaakt. Immers, waar en wanneer ontspoorde Bastiaans, en vooral, hoe kan dit worden verklaard?
Vanuit historisch perspectief zou kunnen worden gezegd, dat anders dan in recentere decennia, hoogleraren psychiatrie in die tijd niet werden beoordeeld op hun empirisch wetenschappelijke status, maar op hun klinische vaardigheden, op hun bekendheid als uitgesproken boegbeeld en op hun charisma. Denk bijvoorbeeld aan een andere bekende hoogleraar psychiatrie, P.C. Kuiper. Bastiaans werd echter gaandeweg een anachronisme. Doordat hij en zijn methode befaamd bleven, en hij vanuit diverse gremia gestimuleerd werd zijn ‘goede werk’ voort te zetten, was er bij hem geen enkele prikkel om de koers bij te stellen.
Een ander invalshoek, al eerder genoemd, is die van de narcistische, charismatische leider. Hoe zag Bastiaans persoonlijkheid er uit? Het blijft onduidelijk. Hij werd publiekelijk op een welhaast keizerlijk voetstuk geplaatst, zo blijkt uit enkele citaten in het boek. ‘Zo een man publiekelijk attaqueren ..., dat doe je niet. Mag je niet!’, ‘... dat het afzeggen van een afspraak zoiets zou zijn als om de Messias op te bellen en hem te zeggen dat hij zijn Komst maar even moest uitstellen’ en 'Hij is ijdel, een pietsie paranoïde, oneerlijk ....’. Het perspectief van de narcistische leider zou veel meer kunnen worden uitgewerkt. Een dergelijke invalshoek is immers in de historische, politieke, maar ook in de management literatuur veel beschreven en zou veel toevoegen aan het boek.
Jammer is het ontbreken van het perspectief van de schokkende gebeurtenissen, trauma en posttraumatische stressstoornis. Bij iedere grote schokkende gebeurtenis, zeker wanneer er groepen getroffenen bij betrokken zijn, treedt er veelal een specifieke maatschappelijke groepsdynamiek op. Hierover is bijvoorbeeld uitgebreid geschreven in het geval van de Bijlmerramp. Zucht naar erkenning en genoegdoening, maatschappelijke onrust en verontwaardiging bij grote groepen getroffenen spelen bij traumatische gebeurtenissen vaak een rol. Dit ligt deels in de aard van het begrip ‘trauma’. Snelle en duidelijke erkenning lijkt hier een belangrijke opgave van overheden. Hier vallen parallellen te trekken met de oorlogsgetroffenen in de periode na 1945. Wellicht vulde Bastiaans hierin een ‘maatschappelijke leemte’.
En wat te denken van de parallel met het concept PTSS. Rond PTSS zijn dezelfde vragen gesteld als rond het KZ-syndroom. Critici menen dat PTSS is geïntroduceerd in 1980 om de Vietnam-veteranen genoegdoening en erkenning te geven; bij deze Vietnam-veteranen speelden financiële motieven en toegang tot specifieke behandelmogelijkheden ook een rol. En ook was een collectief maatschappelijk en politiek schuldgevoel over deze verschrikkelijke oorlog in de Verenigde Staten een belangrijke aspect. Sommigen menen zelfs dat PTSS als diagnose niet zou moeten bestaan. Bastiaans (en de kritiek op hem) is dus niet uniek en mogelijk is de dynamiek rond Bastiaans wel een universeler verschijnsel bij traumaproblema-tiek dan Enning in zijn boek doet overkomen. Tevens is de laatste jaren op inhoudelijk gebied het nodige geschreven over de symptomen binnen het PTSS concept. Binnen beschrijvingen zoals Disorders of Extreme Stress en posttraumatische persoonlijkheidsverandering zijn traumasympto-men geïntroduceerd die Bastiaans beschreef in zijn KZ-syndroom. Ook nu nog blijft het zoeken naar het specifieke van traumasymptomatologie. Etiologische discussies vinden nog steeds plaats en begrippen als uitgestelde PTSS roepen elke keer weer vragen op over de relatie tussen trauma en posttraumatische symptomen.
Het boek van Enning had meer aan kracht gewonnen, wanneer een aantal zaken in een breder perspectief zouden zijn geplaatst. Zo meent Enning dat de invloed van Bastiaans nog steeds voortduurt. Hij refereert aan het begrip ‘trauma-cultuur’, waarbij ‘groepen PTSS-slachtoffers’ zich verenigen in hun status als slachtoffer. Zo deze ’cultuur’ en ‘deze groepen’ al bestaan, overschat de auteur op dit punt zijn onderwerp en wordt zijn finale conclusie niet door wetenschappelijke feiten ondersteunt, maar door een statement.
Dit laat onverlet, dat het boek een belangwekkend werk is. Enning heeft een intense periode van onze naoorlogse historie knap beschreven vanuit zeer uitgebreid bronnenonderzoek. En, zoals de vele reacties in de diverse media hebben aangetoond, is hiervoor na al die jaren terecht nog veel belangstelling.
RUUD JONGEDIJK is psychiater en als manager verbonden aan Stichting Centrum '45.
In: Cogiscope = ISSN 1871-1065 | 5 | 2 | 8-11