Onmacht en schaamte bespreekbaar maken : Commissaris Stefan van Zanten over het doorbreken van de machocultuur bij de politie

Stefan van Zanten stapte na een vijftienjarige loopbaan bij Defensie, waarbij hij in 1992 als waarnemer uitgezonden werd naar het voormalig Joegoslavië, in 1993 over naar de politie. Daar vervulde hij diverse functies. sinds juni 2011 is hij kwartiermaker bij het politie instituut professionele Weerbaarheid i.o. en ten Lohuis sprak met hem.

 

Het is tekenend dat de ruimte die Van Zanten voor dit interview heeft gekozen niet zijn kantoor is, maar het ruime atrium van de Politieacademie in Apeldoorn waar politiemensen in opleiding en hun meerderen en tutoren elkaar treffen, even pauzeren of wat vakliteratuur doornemen. De sfeer is er prettig en open. ‘Wel even anders dan je zou verwachten bij een instelling met een duidelijke machocultuur’, merkt Van Zanten zelf grinnikend op. Toch is het juist deze machocultuur waar het om gaat in zijn werk als kwartiermaker van het nieuwe politieprogramma ‘professionele weerbaarheid’. Een van zijn doelstellingen is de harde cultuur die bij de politie heerst, te doorbreken en om te buigen naar een klimaat waarin gevoelens van angst, schaamte of schuld en van kwetsbaarheid uitgesproken kunnen worden.

 

Dat juist hij deze taak heeft, is allesbehalve toeval, al is hij er niet minder dankbaar om. ‘Heel bijzonder dat ik deze kans van de organisatie heb gekregen en zo iets kan doen met mijn eigen ervaringen’, zegt hij bescheiden. Want die vormen een meerwaarde bij zijn missie. Immers, als gevolg van de etnische zuiveringen en andere gewelddadigheden waarvan hij als militair tijdens zijn uitzending naar Bosnië getuige was, kreeg hij ruim tien jaar later last van een posttraumatisch stresssyndroom. Maar die ervaringen in het voormalig Joegoslavië staan niet alleen: ook in zijn latere werk bij de politie maakte hij incidenten mee die op den duur zijn mentale veerkracht ondermijnden en hem hulp deden zoeken bij Stichting Centrum ’45. Van Zanten weet dus als geen ander wat het betekent om beroepshalve bloot te staan aan geweldsincidenten, om onder druk te moeten presteren, en wat de schade is van het al te manhaftig zwijgen over psychosociale problemen. Aan deze praktijkervaring koppelt hij bovendien theoretisch onderzoek. Eind vorig jaar rondde hij zijn Master’s politieleiderschap af met een onderzoek naar militaire veteranen die bij de politie werkzaam zijn. Deze politieveteranen bleken weinig begrip te krijgen voor wat ze tijdens hun uitzending hadden meegemaakt, en extra last te hebben van de heersende machocultuur. Des te meer reden voor Van Zanten om praktijk en theorie in dienst te stellen van zijn (aspirant-)collega’s en samen met anderen het programma ‘professionele weerbaarheid’ op te zetten, onder verantwoordelijkheid van de korpsleiding Nationale Politie i.o.

 

De politiemens: last man standing

Van Zanten beschrijft hoe politiemensen tegenwoordig ‘aan de frontlinie van de maatschappij’ opereren. Hij noemt de incidenten, rellen, vandalisme en onbeschoft gedrag, en herinnert onder andere aan de rellen bij Hoek van Holland. Politiemensen zien zich geplaatst tegenover een overmacht waartegen ze nauwelijks opgewassen zijn. Toch zijn zij degenen die als enigen overblijven om de kastanjes uit het vuur te halen, om de rust te herstellen of hulp te bieden. ‘Vandaar dat we wel over de politiemens spreken als de last man standing bij een incident’. Maar niet alleen in netelige situaties staat hij alleen. Van Zanten geeft het voorbeeld van de politieman die op een nachtelijk uur een zorgweige-raar aantreft. ‘Je wil hulp bieden, maar dat blijkt onmogelijk. Opvangmogelijkheden zijn op zo’n tijdstip gesloten, hulpverleners zijn niet meer te bereiken. Dan ben jij de laatste die iets met zo iemand moet. Uiteindelijk zet je hem bij gebrek aan beter dan maar in een politiecel. Maar je weet dat dit niet de juiste oplossing is.’ Maar politiemensen missen niet alleen de middelen om hun werk goed uit te voeren; ze ontberen vaak ook de ondersteuning van leidinggevenden, die volgens Van Zanten gaandeweg het contact met de politiemensen op straat zijn kwijtgeraakt. Al met al niet zo vreemd als een gevoel van frustratie deze politiemensen bekruipt: ze voelen zich machteloos, zien zich geplaatst in een organisatie en een samenleving waarmee volgens hen iets grondig mis is.

 

Schuld en schaamte

‘De politie bestaat in de eerste plaats uit gedreven mensen die willen helpen. Maar deze twijfelen er steeds meer aan of ze hun werk wel goed doen, vragen zich af of ze niet meer hadden kunnen of moeten doen in bepaalde situaties. Ze schamen zich of voelen zich schuldig dat ze niet meer hebben gedaan.’ En er spelen schuld- en schaamtegevoelens over angst: de angst naar een incident te moeten dat extreem gewelddadig kan worden of uit de hand lopen. Van Zanten herinnert zich een voorval waarbij een team opzettelijk de verkeerde weg nam na een melding van zo’n incident. ‘Ze gingen drie keer linksom in plaats van meteen rechts in de hoop dat een collega-team eerder bij de on-heilsplaats zou zijn: uit angst.’ Hij ziet al deze gevoelens van schuld en schaamte als één, als onlosmakelijk met elkaar verbonden. ‘Ze gaan samen’, zegt hij, ‘zoals erkenning en waardering samengaan. Maar van dat laatste merken politiemensen in de samenleving maar weinig. Dat alles ondermijnt je mentale weerbaarheid.’ Al hebben steeds meer politiemensen last van gevoelens van schuld en schaamte, toch blijft het erg moeilijk om er met collega’s, leidinggevenden of zelfs het thuisfront over te praten. De harde machocultuur staat dat nog steeds niet toe, weet Van Zanten ook uit eigen ervaring. Gedeeltelijk is deze machocultuur een uitvloeisel van het type persoonlijkheid dat mensen eigen is die kiezen voor een loopbaan bij de politie. Van nature zijn zij mensen met een no-nonsense instelling, die kunnen doorpakken, van wanten weten. ‘En die heb je natuurlijk nodig voor politiewerk’, beaamt Van Zanten. ‘Maar het leidt ook tot een houding van “met ons is niets aan de hand” die het aankaarten van problemen of het vragen van hulp in de weg staat.’ Vervolgens zet hij uiteen hoe het uit schaamte verzwijgen van problemen of gevoelens van onmacht kan leiden tot psychische onbalans. ‘Als er niet genoeg tijd is om te herstellen na een incident en je emoties op een rij te zetten of uit te spreken, komt je mentale veerkracht enorm onder druk te staan. En verminderde veerkracht leidt op termijn tot verminderde professionele weerbaarheid, en uiteindelijk tot psychosociale problemen en ziekteverzuim. Dan is professionele hulp geboden.’

 

Intrinsiek mensen motiveren om de machocultuur doorbreken

Hulp bieden binnen de eigen organisatie is onderdeel van het eerder genoemde programma ‘professionele weerbaarheid’. Eén logische zorg-keten moet de bestaande maar versnipperde vormen van zorg en bedrijfsopvang bijeenbrengen. Nu al kunnen politiemensen na een ingrijpend incident professionele nazorg krijgen op locatie De Basis in Doorn. Van Zanten vertelt hoe een heel, bij een incident betrokken team gedurende één dag wordt uitgenodigd voor een ‘mentale re-set’: een gezamenlijke bespreking door de eigen bedrijfsopvangers zonder ‘gepsycho-peuter’. De eerste ervaringen zijn positief. Volgens hem is een aantal ziekmeldingen uit angst of onvrede er al mee voorkomen.

 

Het programma werkt niet alleen aan een betere opleiding van politiemensen maar ook aan bewustwording en bespreekbaarheid van thema’s als weerbaarheid en mentale veerkracht. Het vierjarig programma dat nu vanuit de korpsleiding Nationale Politie op alle niveaus aan zowel aspirant-politiemensen als leidinggevenden wordt aangeboden, kent drie verschillende aan-dachtspijlers. Ten eerste komt de fysieke kant van het politievak aan bod waarbij niet alleen betere trainingen worden gegeven, maar er ook nadrukkelijk verband gelegd wordt tussen fysieke en mentale weerbaarheid. Die mentale weerbaarheid komt vervolgens als tweede pijler aan bod, en ten slotte - op de derde plaats - morele weerbaarheid. Bij het thema ‘mentale weerbaarheid’ leren studenten en leidinggevenden hoe psychische veerkracht en weerbaarheid met elkaar in verbinding staan, en hoe belangrijk het is over zaken als kwetsbaarheid te spreken. Ze leren open te staan voor psychosociale problemen en die te (h)erkennen, ook voor hun thuisfront. Daarbij worden ook verschillende ‘culturen’ bij de politie tegen het licht gehouden. Met dit programma hoopt Van Zanten (aspirant-)po-litiemensen bewust te maken van de noodzaak opener te zijn over gevoelens als schaamte en schuld, over frustraties en boosheid, om aldus ook de machocultuur te doorbreken. ‘Dat laatste kan je niet van bovenaf opleggen, maar je kan alle politiemensen wel intrinsiek motiveren tot gedragsverandering’, stelt hij. Bovendien, voegt hij daar aan toe, kan de professionele balans rond de machocultuur alleen terugkomen als eigenschappen als moed, heldendom en trots ook juist de kant laten zien van de complexiteit van het politievak met daarbij behorende angsten, falen, bescheidenheid en dergelijke.

 

De tijd is rijp voor verandering

Van Zantens geloof in het programma wordt ook ingegeven door de timing ervan. ‘Dit jaar kwam een aantal dingen bij elkaar. De Tweede Kamer stelde de Kunduz-missie aan de orde, waarmee de zorg voor uitgezonden politiemensen weer op de agenda kwam te staan, de politie wordt één nationaal politiekorps en het rapport over de weerbaarheid van politiemensen kwam met verontrustende cijfers over psychische problemen, ziekteverzuim en hoge ziektekosten. In dat licht bezien komt het landelijk verster-kingsprogramma ‘professionele weerbaarheid’ precies op het juiste moment: de tijd is rijp voor nieuwe inzichten, voor verandering, ook op het gebied van (macho)cultuur en de bespreekbaarheid van onmacht en schaamte.’

 

Tegen het eind van het gesprek zegt Van Zanten dat ook hij aanvankelijk gevoelens van schaamte kende toen hij hulp zocht voor zijn eigen problemen. Na een minuscule pauze vertelt hij vervolgens over de terugval die hij sindsdien heeft gehad, om daar meteen een positieve wending aan te geven. ‘Zo’n tweede confrontatie is waardevol omdat het alle inzichten die je zelf hebt aangekweekt, consolideert.’ En met dat versterkte inzicht kan deze ervaringsdeskundige nog beter zijn (aanstaande) collega’s overreden ook hun problemen en angsten met elkaar te delen.

 

Richtlijn psychosociale ondersteuning geüniformeerden. Hans te Brake (eindredactie), Amsterdam: Impact, 2010. ISBN 9789078273073; 158 pagina’s.

De richtlijn is opgesteld om de geüniformeerde hulpverlener optimale psychosociale ondersteuning te garanderen. Onder geüniformeerde wordt verstaan: een geüniformeerde van wie het de taak is hulp te verlenen bij incidenten en calamiteiten vanuit een georganiseerd, professioneel verband (zoals politie, brandweer, reddingswerkers en defensie- en ambulancepersoneel). De huidige inzichten uit wetenschappelijk onderzoek op dit gebied zijn in de richtlijn beschreven, evenals praktijkvoorbeelden als basis voor aanbevelingen. De Richtlijn is te bestellen bij Stichting Impact, 020-6601901

 

www.politieacademie.nl

www.pdcentrum.nl, landelijk verwijsadres voor politiemedewerkers met ptss

 

ELI TEN LOHUIS is schrijfster en vertaalster.

 

Referentie: 
Eli ten Lohuis | 2011