NPM-2017 : Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen

Inleiding 

De derde Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van kinderen en jeugdigen (NPM-2017) is opgezet om een nieuwe schatting te doen van het aantal kinderen dat jaarlijks slachtoffer is van kindermishandeling en opnieuw in beeld te brengen welke kinderen en gezinnen een verhoogd risico op kindermishandeling hebben. Door vergelijking met gegevens uit de twee eerdere prevalentiestudies kunnen ook trends over de tijd in kaart worden gebracht. Verder wordt aandacht besteed aan kindermishandeling in de context van andere vormen van huiselijk geweld en van scheiding. 

 

Methode 

Uit verschillende beroepsgroepen (kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, gastouders, basisonderwijs, middelbaar onderwijs, consultatiebureaus, huisartsen, aandachtsfunctionarissen in ziekenhuizen, vrouwenopvang, Raad voor de Kinderbescherming) zijn professionals benaderd voor deelname aan de studie als informant. In totaal hebben 785 professionals deelgenomen aan de studie. Aan deze informanten is gevraagd een digitaal registratieformulier in te vullen voor elk kind met wie zij beroepsmatig te maken hadden en bij wie er tijdens de onderzoeksperiode (22 september – 22 december 2017) een vermoeden van mishandeling was. In dat formulier vulden zij informatie over de (vermoede) mishandeling in en gaven zij informatie over kenmerken van de kinderen en de gezinnen. Vervolgens werd de informatie over de mishandeling gecodeerd door speciaal voor dit onderzoek getrainde codeurs. Hierbij werd nagegaan of de vermoedens op basis van de definities van kindermishandeling die gelden voor de NPM beschouwd konden worden als één of meer typen kindermishandeling. Verder zijn de meldingen van kindermishandeling bij alle Veilig Thuis organisaties in Nederland geteld (excl. de gevallen die al door de informanten waren gemeld). Omdat Veilig Thuis werkt met verschillende categorieën die niet allemaal met zekerheid kindermishandeling weergeven, zijn twee tellingen gedaan, resulterend in een meer en minder conservatieve schatting.

 

Resultaten 

Op basis van het aantal kinderen over wie in 2017 vermoedens gerapporteerd werden die door de codeurs als kindermishandeling werden beoordeeld en de tellingen van de kinderen gemeld voor mishandeling bij Veilig Thuis (waarbij dubbelingen slechts één keer zijn meegeteld), ligt de schatting van het aantal mishandelde kinderen in 2017 tussen de 90.000 en 127.000, oftewel 26 tot 37 per 1000 kinderen in Nederland. Er is niet met zekerheid te zeggen wat de exacte prevalentie is; we hebben te maken met een betrouwbaarheidsinterval rondom de schatting op basis van de verzamelde gegevens. De schatting ligt niet significant lager of hoger dan de schattingen uit 2005 en 2010. In de meeste gevallen was of waren de pleger(s) een ouder. Bij 29% van alle kinderen die mishandeling hadden meegemaakt was er sprake van meer dan één vorm van mishandeling. 

Zoals ook het geval was in 2005 en 2010 bleek uit deze studie dat emotionele verwaarlozing het vaakst voorkwam. Het patroon van het voorkomen van de verschillende typen van mishandeling was verder gelijk over de tijd (2005 – 2010 – 2017). Net als in eerdere jaren vonden we dat lage opleiding, werkloosheid, nietNederlandse afkomst, eenoudergezin, stiefgezin, grote gezinnen (gezinnen met 4 of meer kinderen) en jonge leeftijd van het kind risicofactoren waren voor kindermishandeling. Lage opleiding betekende een vijf keer verhoogd risico op kindermishandeling, het risico in gezinnen met werkloze ouders was 3,6 keer verhoogd, in gezinnen met ouders van nietNederlandse afkomst was het risico 3,4 keer (eerste generatie) en bijna twee keer (tweede generatie) groter dan in andere gezinnen. 

Het risico op kindermishandeling in eenoudergezinnen was 2,3 keer groter dan in tweeoudergezinnen, dat in stiefgezinnen was 1,6 keer groter dan in anderen gezinnen en in gezinnen met 4 of meer kinderen was het risico 1,7 keer groter dan in andere gezinnen. Ten slotte was het risico voor kinderen van 0 tot 3 jaar 1,8 keer groter dan voor oudere kinderen. Deze risicofactoren mogen niet worden geïnterpreteerd als oorzaken voor kindermishandeling maar kunnen wel richting geven aan beleid. We hebben ook onderzocht hoe vaak kindermishandeling voorkomt in combinatie met andere vormen van huiselijk geweld. Bij bijna de helft van de mishandelde kinderen bleken ook andere vormen van huiselijk geweld in het gezin te spelen waarbij het in ruim de helft van die gevallen ging over geweld tussen ouders onderling. 

Verder vonden we dat verschillende vormen van huiselijk geweld (niet gericht op het kind) voorkomen in combinatie 4 met alle typen kindermishandeling (het minst met seksueel misbruik). Ook bleek dat voor de groep kinderen die te maken hebben met kindermishandeling en andere vormen van huiselijk geweld, dezelfde risicofactoren een rol spelen als bij kindermishandeling in het algemeen. In 60% van de gerapporteerde gezinnen was er sprake van gescheiden ouders of een op handen zijnde scheiding (al dan niet na getrouwd te zijn geweest). Met name bij emotionele mishandeling en emotionele verwaarlozing was vaak sprake van relatiebreuken. Dit was het minst het geval bij seksueel misbruik. 

 

Conclusie 

Er is nog geen daling te zien in de schatting van het aantal slachtoffers van kindermishandeling. De komende tijd zal dus geïnvesteerd moeten worden in goede signalering, preventie en interventie. De gevonden verdeling van de verschillende typen mishandeling, de risicofactoren en kenmerken van kinderen en gezinnen waar mishandeling voorkomt kunnen daarbij leidend zijn. De effecten van recent ingezet beleid zijn uiteraard nog niet zichtbaar. De komende jaren zou de effectiviteit daarvan duidelijk moeten worden. Helder is dat blijvend moet worden ingezet op het verminderen van het aantal slachtoffers.



Geachte bezoeker,

De informatie die u nu opvraagt, kan door psychotraumanet niet aan u worden getoond. Dit kan verschillende redenen hebben, waarvan (bescherming van het) auteursrecht de meeste voorkomende is. Wanneer het mogelijk is om u door te verwijzen naar de bron van deze informatie, dan ziet u hier onder een link naar die plek.

Als er geen link staat, kunt u contact opnemen met de bibliotheek, die u verder op weg kan helpen.

Met vriendelijke groet,
Het psychotraumanet-team.


Referentie: 
Lenneke Alink, Mariëlle Prevoo, Sheila van Berkel, Mariëlle Linting Mariska Klein Velderman, Fieke Pannebakker | 2018
104 pagina's | Leiden : Leiden University ; [Den Haag] : TNO Child Health
https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/rapporten/2019/02/05/nationale-prevalentiestudie-mishandeling-van-kinderen-en-jeugdigen/nationale-prevalentiestudie-mishandeling-van-kinderen-en-jeugdigen.pdf
In opdracht van Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)
Trefwoorden: 
kindermishandeling, prevalentie