Kwestie van lange adem : Kan huiselijk geweld en kindermishandeling echt stoppen?

In 13 Veilig Thuis-regio’s heeft het Verwey-Jonker Instituut anderhalf jaar lang gezinnen met kinderen gevolgd waar partnergeweld of kindermishandeling speelt. Dit gebeurde vanaf het moment van melding bij Veilig Thuis. Het Verwey-Jonker Instituut voerde het onderzoek uitin opdracht van Augeo Foundation, het ministerie vanVWS, deG4-gemeentenAmsterdam, DenHaag, Rotterdam en Utrecht en negen andere Veilig Thuis-regio’s: Flevoland, Gooi en Vechtstreek, Groningen, Kennemerland, Noord-Brabant Midden, Brabant Nordoost, Twente, IJsselland en Zaanstreek-Waterland. Tijdens het onderzoek vullen gezinnen (ouders en kinderen) gedurende anderhalf jaar drie keer vragenlijsten in. Dit rapport gaat over de 576 gezinnen die aan alle drie metingen hebben deelgenomen (633 ouders en 978 kinderen). Om inzicht te krijgen in dewerkzame elementen van de geboden hulp, zijn er met 74 gezinnen diepte-interviews gehouden.

 

Complexe multiproblematiek van gezinnen bij melding

Een eerste belangrijke conclusie van het onderzoek is dat gezinnen die gemeld worden bij Veilig Thuis te maken hebben met zowel veelvuldig of ernstige vormen van kindermishandeling of partnergeweld, als complexe problematiek in de gezinnen. De meeste kinderen (91%) hebben te maken met mishandeling, verwaarlozing of geweld tussen hun ouders. Er is veel geweld (gemiddeld zo’n 74 incidenten op jaarbasis)tussen (ex)partners onderling.In bijna alle gezinnen (90%)komtpartnergeweld voor: het kan gaan om fysiek geweld (slaan, schoppen, krabben, bijten, verwondingen), psychisch geweld (vernederen, uitschelden, dreigementen uiten) en seksueel geweld. Het geweld tegen vrouwen is frequenter en ernstiger dan het geweld tegen mannen. Partnergeweld gaat vaak samen met geweld tegen kinderen. Bij de meeste gezinnen was sprake van zowel partnergeweld als direct geweld tegen kinderen (57%). Daarnaast kampen de meeste gezinnen met verschillende problemen die mogelijk een gevolg zijn van het geweld, zoals traumaklachten bij ouders (16%) en kinderen (32%), hechtingsproblematiek (36%), emotionele onveiligheid bij de kinderen (46%) en probleemgedrag van jongeren (27%), zoals spijbelen of plegen van delicten. Het onderzoek maakt duidelijk dat de verschillende probleemcategorieën niet los van elkaar bekeken moeten worden. In het merendeel van de gezinnen is sprake van een opeenstapeling van problemen. Daarnaast is er maar een zeer kleine groep van gezinnen (3,4%) waar geen sprake is van zowel ernstige problemen als geweld.

 

Duidelijk afname van zowel partnergeweld als kindermishandeling

In een periode van anderhalf jaar is het geweld in de gezinnen enorm afgenomenendaarmee verbetert de samenhangende problematiek zoals de emotionele onveiligheid ende traumaklachtenvankinderenenouders.Het percentage gezinnen waar het geweld gestopt is bij de derde meting, is 29%. Het percentage gezinnenwaar nog sprake is van frequent of ernstig partnergeweld neemt af van twee derde naar een derde. Kindermishandeling (inclusief (mogelijk) getuige van partnergeweld) neemt ook af van 91%bij de eerste meting naar 66% op de derde meting. Daarnaastis het aantal incidenten kindermishandeling en partnergeweld duidelijk afgenomen. Er is een samenhang tussen de afname van kindermishandeling en partnergeweld in de gezinnen en het welzijn van de kinderen en de ouders. Met name in de  gezinnen waar het geweld helemaal is gestopt, is het welzijn van ouders en kinderen toegenomen tot bijna het niveau van de algemene Nederlandse bevolking. 

 

Toch nog steeds helft van de gezinnen waar het geweld voortduurt

Tegelijkertijd moeten we constateren datin meer dan de helft van de gezinnen nog steeds sprake is van ernstig of veelvuldig geweld (jaarlijks meer dan 22 incidenten variërend van schelden, slaan, duwen, verwonden). Het voortduren van de kindermishandeling en partnergeweld heeft gevolgen op de korte maar ook voor de langere termijn voor kinderen.Als het gaat om geweld in gezinnen zijn ouders voor de kinderen zowel een bron van veiligheid als de bron van angst, waardoor een onveilige hechting ontstaat. Terwijl een veilige hechting juist een bescherming tegen stress is. Door het geweld in het gezin voelen kinderen zich emotioneel onveilig en gaan ze overlevingsgedrag vertonen zoals vermijdend gedrag (vluchten), of juist boos worden (aanvallen) of stil zijn, niet bewegen (bevriezen). Deze reactiepatronen zijn nuttig en effectief als er direct gevaar dreigt, maar niet op de langere termijn. Als het gevaar langdurig aanwezig is, treedt er geen gewenning op, integendeel er treedt steeds sneller een stressreactie op. Kinderen worden steeds gevoeliger en reageren al op de geringste spanning van of tussen ouders. Als dit lang duurt, leidt dit tot chronische of toxische stress. De chronische stress veroorzaakt een structurele verandering in de waarneming, in het lichaam (stofwisseling), in het vormen van netwerken in de hersenen (geheugen en reactiepatronen) van hetjonge kind. Hierdoor ontstaat een negatieve spiraal: door continu in stress te verkeren komen kinderen in de overlevingsmodus (vluchten, aanvallen of bevriezen), waardoor er weinig ruimte is om voor nieuwe informatie of om vaardigheden aan te leren om de problemen op te lossen. Hiermee ontstaat een vicieuze cirkel, normale belangrijke momenten zoals het maken van een toets of een duw van een kind in de klas, worden als stressvol ervaren en het kind schiet hierdoor in een stressreactie, waardoor het kind het probleem niet kan oplossen, de zogeheten stress-trauma cirkel.

 

Gezinnen die te maken hebben met huiselijk geweld zijn allemaal verschillend

 

Geweld in gezinnen verschilt, niet alleen de ernst en frequentie van het geweld, maar ook of sprake is van controle over de ander, en de context waarin het geweld plaatsvindt. Geweld dat uit onmacht of frustratie voortkomt, vraagt om een andere aanpak dan geweld dat bedoeld is om te controleren ofte manipuleren. Er zijn duidelijke genderverschillen als het gaat om geweld in relaties; vrouwen ervaren meer en ernstiger geweld dan mannen, en de controle over hun leven door hun partner is veel groter. Dit beïnvloedt de impact van het geweld: er is meer sprake van angst en continue spanning. Naast geweld zijn andere onderliggende factoren, zoals schulden, uit de hand gelopen opvoedsituaties en psychiatrische problematiek van een van de ouders, belangrijk om te onderscheiden in het zoeken naar de gewenste aanpak. Deze verschillende soorten van geweld hebben ook andere gevolgen voor de kinderen. Zo leidt partnergeweld tot meer emotionele onveiligheid en op de langere duur tot traumaklachten bij kinderen. Verwaarlozing door bijvoorbeeld psychiatrische problematiek van de ouder daarentegen leidttot meer hechtingsproblematiek. Betere screening en analyse van het soort geweld en de problematiek in het gezin is nodig om gericht maatwerk te bieden aan het gezin.

 

Wat werkt er voor wie?

 

Ouders enkinderen zijnover het algemeentevredenmet de hulp die zij geboden krijgen. Vooral de persoonlijke band met de hulpverlener is bepalend voor de tevredenheid, het gevoel respectvol bejegend te worden, serieus genomen worden en dat er naar hen geluisterd wordt zijn belangrijke elementen. Uit de diepte-interviews en de vragenlijsten komt een aantal werkzame elementen en knelpunten naar voren in de aanpak en hulp die deze gezinnen ontvangen. 

Veiligheid in het gezin is de verantwoordelijkheid van iedereen. De aandacht en de focus op veiligheid in het gezin is een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle aanpak. Ouders, vooral moeders, en kinderen benadrukken dat het (h)erkennen van het geweld een belangrijke voorwaarde is dat het geweld ook daadwerkelijk stopt. Naast hulp is ook bescherming nodig, niet alleen van de kinderen, maar ook van de vrouwen die slachtoffer zijn van ernstig, langdurig en controlerend geweld. De hulpverlening dient gendersensitief te zijn door oog te hebben voor de verschillen tussen vrouwen en mannen, moeders en vaders in het proces om het geweld binnen gezinnen te stoppen. De inschatting van de veiligheid van vrouwen die slachtoffer zijn van ernstig geweld, wordt door professionals niet goed op waarde geschat, zodat zij niet de bescherming krijgen die nodig is. Het vraagt van de professionals een zeer actieve houding om het geweld en de impact ervan bespreekbaar te maken. De geconstateerde afname van geweld is op zich een goede zaak, maar het is onvoldoende. Het systematisch benoemen en monitoren van de geweldsproblematiek in deze gezinnen is nodig om te zorgen dat het geweld daadwerkelijk stopt. De resultaten van het onderzoek laten ook zien dat het geweld sterker afneemt of stoptin die gezinnen, die hulp of ondersteuning hebben ontvangen van instellingen die gespecialiseerd zijn in de aanpak van huiselijk geweld, zoals Veilig Thuis, de vrouwenopvang en de MDA++ aanpak. Veel gezinnen krijgen echter hulp op het lokaal niveau. Als er geen sprake is van acuut gevaar en het een eerste melding bij Veilig Thuis betreft, worden deze gezinnen automatisch doorgezet naar het lokale niveau. Het is de bedoeling dat op lokaal niveau de veiligheidsplannen worden gemaakt met de gezinnen en hun sociale context. In de praktijk wordt veel handelingsverlegenheid geconstateerd op het lokale niveau. Professionals weten niet hoe ze het thema van huiselijk geweld en kindermishandeling kunnen en moeten bespreken en hoe concrete afspraken rond de veiligheid moetenworden gemaakt. Uit het onderzoek komt naar voren dat reguliere instellingen, zodra er een veiligheidsprobleem is, een melding doen bij Veilig Thuis en verwachten dat Veilig Thuis de veiligheid aanpakt. Dit staat ver af van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de veiligheid. Training en ondersteuning van de professionals op het lokale niveau om deze problematiek te kunnen en durven te bepreken, is noodzakelijk om te zorgen dat de veiligheid geborgd wordt.

 

De complexe problematiek van deze gezinnen vraagt om een integrale systemische aanpak, waarbij de casusregie is belegd bij één partij.

In de gezinnen die gemeldworden bijVeiligThuis gaat het veelal om ernstige en veelvuldige incidenten van kindermishandeling en partnergeweld. Daarnaast spelen allerlei problemen zoals armoede,werkloosheid, alcoholgebruik, opvoedstress,traumaklachten bij ouders en bij kinderen traumaklachten, hechtingsproblematiek of emotionele onveiligheid. Dit vraagt om een integrale aanpak, waarbij oog is voor de samenhang tussen de diverse vormen van kindermishandeling en huiselijk geweld, de aanwezige risicofactoren en de problematiek bij de verschillende gezinsleden. Het betekent dat de afstemming tussen de verschillende betrokken professionals goed geregeld moet zijn. Gemeenten kunnen via hun regiovisie en uitvoering van hun beleid die samenhang stimuleren. Dit houdt in dat de professionals met elkaar processen, werkwijze en expertise afstemmen om tot een gezamenlijk plan voor (en met) het gezin te komen voor de problemen die op de verschillende leefgebieden spelen voor de betrokken gezinsleden (dader en slachtoffer; ouders en kinderen). In de praktijk is het voor de professionals niet altijd duidelijk wie de regie heeft, en dit geldt zeker voor de ouders. Zij hebben veelal met meerdere hulpverleners te maken waarbij niet duidelijk is wie waarvoor verantwoordelijk is. Een casusregievoerder per gezin is nodig om helderheid te verschaffen naar de leden van het gezin.

 

Zorgvuldige screening van de problematiek zodat de juiste hulp geboden wordt.

De resultaten maken duidelijk dat kindermishandeling en partnergeweld in gezinnen niet overal hetzelfde is. Zorgvuldige screening van zowel de ernst en aard van het geweld als de context waarbinnen het geweld plaatsvindt is nodig, evenals aandacht voor de verschillen in de problematiek en de onderliggende risicofactoren in het gezin.

De resultaten van het onderzoek over de geboden hulpverlening roepen de vraag op hoe gericht de hulp wordt ingezet. Een voorbeeld hiervan is dat in veel gezinnen sprake is van problematisch alcoholgebruik door de ouders, ook wordt veelvuldig de groep van ouders met een verstandelijke beperking genoemd, toch wordt er zeer weinig de verslavingszorg of MEE of een andere instelling gericht op ouders met een verstandelijke beperking, ingezet bij deze gezinnen. Een goede analyse en screening van welke problematiek er in het gezin speelt en welke hulp nodig en wenselijk is, is noodzakelijk. Een ander voorbeeld is dat er steeds meer aandacht komt voor de screening van mogelijke traumaklachten bij kinderen. Terecht, want ook deze studie laat zien dat veel kinderen last van traumaklachten hebben die anderhalf jaar na de melding nog steeds spelen. Naast aandacht voor de kinderen, is ook meer aandacht nodig voor de traumaklachten van de ouders. De helft van de ouders heeft zelf jeugdtrauma’s meegemaakt en één op de zes van de ouders in onze onderzoekspopulatie heeft zelftraumaklachten. Een van de uitkomsten is dat er een significante relatie is tussen de traumaklachten van ouders en kinderen (zie ook Lünnemann e.a., 2019). Dat betekent dat in het behandeltraject zowel aandacht moet zijn voor de traumaklachten van de kinderen als van de ouders. De ervaringen met EMDR of kortdurende traumabehandeling laten zien dat dit juist op korte termijn veel effecten kan opleveren.

 

Kind centraal: hulpverlening gericht op kinderen.

Duidelijk is dat de gevolgen van kindermishandeling waaronder het getuige zijn van partnergeweld, groot zijn. De lijst met gevolgen voor kinderen is onwaarschijnlijk lang. De gevolgen van geweld in gezinnen zijn zeer divers en daardoor moeilijk herleidbaar. Ondanks de sterke afname van het geweld, heeft nog steeds ruim de helft van de kinderen te maken met veelvuldig of ernstige vormen van kindermishandeling. Tegelijkertijd zien we dat bijna de helft van de kinderen geen hulp ontvangen. Dit lijkt zeer weinig gezien de gevolgen waar de kinderen mee kampen. Deze resultaten laten zien dat met name kinderen veelal een vergeten groep zijn als slachtoffer van huiselijk geweld. Ondanks dat er in allerlei richtlijnen en protocollen staat dat er met de kinderen gesproken moet worden, is ditin de praktijk nog niet vanzelfsprekend. De belangrijkste pleitbezorgers van het belang van het betrekken van kinderen, zijn kinderen zelf. Hun ervaringsverhalen uit onderzoek en praktijk wijzen keer op keer uit dat ze eerder, vaker en structureler betrokken willen worden bij het hele traject van signalering van problemen tot en met de (evaluatie van) de hulpverlening (Van Gemert, 2019).

 

Begeleiding is een kwestie van lange adem.

De uitkomsten van het onderzoek, hoe positief ook, laten zien hoe hardnekkig de kindermishandeling en partnergeweld zijn. Deze tweede cohortstudie laat zien dat partnergeweld en kindermishandeling geen geïsoleerde, eenmalige gebeurtenissen zijn, maar dat het veelal lang voortduurt.Geweld in gezinnen is moeilijk aan te pakken en verdwijnt niet vanzelf. Bij de aanpak van partnergeweld en kindermishandeling is het daarom van belang het langdurige karakter van de problematiek en het hoge risico op revictimisatie te onderkennen. Sinds kort heeft Veilig Thuis de radarfunctie, waarin zij het gezin langdurig monitoren op veiligheid. Een voorwaarde hiervoor is dat gezinnen na doorverwijzing naar het lokale veld niet uit het zicht verdwijnen van de hulpverlening. In het onderzoek krijgt één op de vijf gezinnen geen hulp na melding bij Veilig Thuis, terwijl er nog wel geweld speelt en allerlei andere problematiek. Kennelijk verdwijnt een groep gezinnen te snel uit beeld.

 

 

 

Referentie: 
Prof. dr. M.J. Steketee ; Drs. B. Tierolf ; Mr. dr. K.D. Lünnemann ; M.K.M. Lünnemann, MSc. | 2020
ISBN : 978-94-6409-038-3 | 187 pagina's | Utrecht : Verwey-Jonker Instituut
https://www.verwey-jonker.nl/publicatie/kwestie-van-lange-adem/
Trefwoorden: 
casuistiek, echtscheiding, emoties, epidemiologie, hechting, huiselijk geweld, hulpverlening, jongeren, kinderen, kindermishandeling, methodologie, mishandeling, Onderzoek, ouders, partnergeweld, psychotrauma (nl), risicofactoren