Sidderingen : hoe mensen omgaan met terroristische aanslagen

De vele kanten van terrorisme (zoals jihadisme, radicalisering, terugkeerders, contra-strategieënterrorisme aanpak) krijgen almaar meer serieuze belangstelling. Dat geldt ook - vooral sedert 9/11 - voor de gevolgen van terroristische aanslagen op de samenleving. Daarbij wordt natuurlijk gekeken naar de coping van individuele mensen en een thema als PTSS, maar ook naar de economische en maatschappelijke gevolgen. Hoe lang duurt het alvorens de economie zich weer enigszins heeft hersteld? Hoe veerkrachtig is een samenleving na de aanslag? Leiden aanslagen op de langere termijn ook tot aanpassing van gedrag? Aan de hand van het recente boek van de Franse socioloog Gérôme Truc gaat Menno van Duin op deze vragen in.

Na aanslagen in New York, Madrid en Londen is steeds gebleken dat er na een zekere tijd (een klein jaar, soms wat langer) weer een behoorlijk financieel-economisch herstel plaatsheeft1. Iets vergelijkbaars komt ook naar voren uit psychologisch onderzoek. Tot op zeker hoogte zijn de effecten van een aanslag wel vergelijkbaar met die van een andere acute ramp of crisis. Mensen leven verder en blijken redelijk veerkrachtig. Vaak is de aanwezigheid van bronnen (geld, familie, mensen om op terug te vallen) een belangrijke factor is bij dit herstel. Maar dat blijkt niet te gelden voor situaties waarin er sprake is van continu terrorisme (Israel tijdens de Intifada’s, of Noord-Ierland 1970-1990). De veerkracht is dan minder en juist de herhaling en de permanente dreiging leidt dikwijls tot grote persoonlijke en maatschappelijke ontwrichting.

Nieuwe bronnen
 
Gérôme Truc is nog niet zo lang geleden in Frankrijk gepromoveerd. Delen van dat proefschrift heeft hij aangevuld tot een boeiende studie: Sidérations. Une sociologie des attentats. Misschien is dat het best te vertalen als Totale verbijstering/met stomheid geslagen: een sociologie van aanslagen. In dit boek staan de aanslagen van in de VS (2001), Madrid (2004) en Londen (2005) centraal. Daarnaast behandelt hij de aanslag op Charlie Hebdo in Parijs (2015). Het boek verscheen ten tijde van de tweede serie aanslagen in Parijs (eind 2015), dus die zijn niet meer meegenomen. Het boek is opgebouwd uit twee delen: Ce qui nous arrive (wat ons overkomt) en Ce qui nous touche (wat ons beroerd).
Belangrijke bronnen voor deze studie zijn ettelijke tienduizenden briefjes en blogs en reacties die mensen schreven en achterlieten op de plaats van de aanslagen. Alleen al voor de aanslagen in Madrid zijn er zo’n 60.000 briefjes neergelegd op het treinstation Atocha en enkele andere plaatsen. De meeste van deze berichten zijn geschreven door ‘gewone’ burgers die meestal zelf niet rechtstreeks betrokken waren bij de aanslag. Uit deze individuele notities en brieven blijken veel collectieve observaties te halen. Brieven en citaten ondersteunen door het gehele boek heen de gedachten en stellingen van de schrijver.

Wat ons overkomt

Truc probeert in het eerste deel van zijn boek de lezer ervan te overtuigen dat de aanslagen in New York, Madrid, Londen en Parijs vele overeenkomsten kennen, maar op de keper beschouwd ook behoorlijk van elkaar verschillen. Er bestaan bovendien sterk uiteenlopende beelden van die aanslagen. Zo is 9/11 voor de Europeanen vooral de aanslag op het WTC. De andere twee aanslagen van die dag (Pentagon en vliegtuig) blijken vrijwel vergeten. In Europa wordt 9/11 geschetst als een ‘apocalyps’, een aanval op de westerse waarden als een soort einde der tijden. In de VS zijn die twee andere aanslagen wel onderdeel van het collectief geheugen. Vanaf de eerste dag zijn associaties gelegd met Pearl Harbor (1941), toen Amerika ook bij verrassing toen door Japan werd aangevallen – en de oorlog werd verklaard. De soldaten verschenen in het straatbeeld. In 12 uur tijd werd op CNN 234 keer gesproken over ‘war’ en iedereen schaarde zich achter de president. In Europa werd vooral uiting gegeven aan het feit dat wij allen Amerikanen en vaker nog allen New Yorkers zijn. Een aanval op die stad was niet alleen een aanval op de VS maar op de (vrije westerse) wereld.
De aanslag in Madrid werd voor Europa een soort 9/11. Volgens de meeste Spanjaarden het gevolg van Spanjes partisanship met de VS in de oorlog tegen Irak. Dat gold eveneens voor Londen: ‘attacks waiting to happen’. Londen en Madrid waren met IRA en ETA ook veel meer ‘gewend’ aan aanslagen. Een ander opvallend verschil tussen Madrid en Londen enerzijds en 9/11 anderzijds was dat de media in Europa de bloedigheid van de aanslagen volop in beeld brachten. In de VS gebeurde dat nauwelijks. Daar werd bijvoorbeeld de foto iconisch van de brandweermensen die een vlag rechtop zetten – een collectieve herinnering aan de zeer bekende foto uit 1945 waarop Amerikaanse soldaten als overwinnaars van Japan na een hevige strijd de vlag planten op het eiland Iwo Jima.

Wat ons beroerd

Na terroristische aanslagen zien wij steeds een enorme solidariteit in de samenleving, aldus Truc. Mensen willen uiting geven aan hun verontwaardiging, hun verdriet. Dat doen zij door spontaan met anderen erover te praten en naar buiten te gaan. Vaak worden door organisaties die voor solidariteit staan (een politieke partij, de vakbeweging) bijeenkomsten en manifestaties georganiseerd. In het land zelf, maar ook in bevriende landen. In Berlijn kwamen 200.000 mensen bijeen na 9/11. Waarom nemen mensen zo massaal deel aan bijeenkomsten, terwijl hun aanwezigheid feitelijk is als een druppel in de oceaan. Dit wordt wel de Olson-paradox genoemd. Mensen weten dat het effect gering is, maar dat weerhoudt ze niet erbij te (willen) zijn. Achteraf geeft dat deze mensen namelijk een goed gevoel dat ze lang vasthouden en dat troost.
Aanslagen versterken het nationale gevoel. Na 9/11 gingen in de VS miljoenen vlaggen over de toonbank. Hiermee geeft men uiting aan de gevoelde solidariteit. Even stil staan bij de slachtoffers – een fenomeen dat zich na verschillende aanslagen manifesteerde – is iets van de laatste jaren. De mate van binding met een land of gebeurtenis speelt daarbij een sterke rol. Het is opvallend dat in het Westen veelvuldig is stilgestaan bij aanslagen in Westerse landen. Maar niet bij aanslagen in bijvoorbeeld India, Turkije, of Egypte. Dit leidt soms tot frustratie. Na aanslagen in Turkije vroegen Turkse organisaties aan Nederlandse autoriteiten bijvoorbeeld waarom er niet gevlagd werd op openbare gebouwen, zoals dat na de aanslag in Parijs op Charlie Hebdo wel was gebeurd.
Trucs analyse van de vele duizenden berichten levert interessante bevindingen op. Een deel van de brieven lijkt op een condoleance (‘wij denken aan jullie’). Een fors deel is echter een oproep tot een betere wereld, met nadruk op belangrijke waarden als vrijheid, democratie, veiligheid. Deze waarden variëren trouwens ook bij de aanslagen. Na New York, Madrid en Londen werden bijvoorbeeld vaak vrede en veiligheid genoemd, terwijl het bij Charlie Hebdo vooral ging over de vrijheid van meningsuiting. Bij eerdere aanslagen speelde dat thema geen enkele rol.
De meeste briefjes zijn anoniem. Soms staat er alleen een voornaam op. Vaak zijn ze ondertekend met ‘een wereldburger’, een ‘Madrileen’. Dikwijls wordt in berichtjes een koppeling gelegd met de gebeurtenis (‘ik heb ook in Madrid gewoond’; ‘ik zat op dat moment ook in een trein’; ‘mijn moeder kende goed iemand die is omgekomen’). Mensen voelen zich betrokken bij de gebeurtenis. Uit de analyses van Truc komt naar voren hoe mensen vanuit verschillende rollen hun briefje schrijven. Van de bijna 60.000 briefjes na de aanslagen in Madrid komt in tien procent Madrid voor. Ook woorden als treinreiziger en Londen komen (relatief) veel voor. Europa komt daarentegen maar 45 keer voor: kennelijk voelt nauwelijks iemand zich Europeaan na een aanslag. De beleving ligt dichterbij.
Telkens weer blijken mensen gezichten te willen zien na zo’n drama. Aylan was het gezicht van de verdronken vluchtelingen in de Middellandse Zee. In de VS waren de twee verdwenen torens het gezicht van de aanslagen. Wel kwam er na afloop een (veel verkocht) boek uit met een aantal foto’s en verhalen over slachtoffers van 9/11. Opvallend genoeg waren dat allemaal heldenverhalen, over (voorheen) succesvolle en gelukkige mensen.

Mechanische en organische solidariteit

Truc hecht veel waarde aan het bekende onderscheid dat de Franse socioloog (en één van de grondleggers van de sociologie) Emile Durkheim maakte tussen mechanische en organische solidariteit. Vroeger domineerde de mechanische solidariteit. Er was – althans binnen de grote groep van ‘gewone mensen’ – sprake van gelijkheid in de maatschappij en weinig sociale differentiatie (arbeidsverdeling, specialisatie). In de loop van de 19de eeuw kwam er met de modernisering van de samenleving in Durkheims optiek veel meer organische solidariteit. De samenleving werd niet meer bij elkaar gehouden omdat ‘iedereen gelijk is’, maar veel meer organisch. Niet zozeer door onderdrukking maar vanuit functionaliteit (‘we hebben die ander nodig’).
Trucs observatie is dat na de aanslagen de mechanische solidariteit (die soms welhaast verdwenen leek in onze moderne samenleving) veel meer zichtbaar was dan verwacht. Natuurlijk was dat heel duidelijk bij specifieke groepen, zoals de brandweer over de gehele wereld (die honderden collega’s verloor op 9/11). Maar het is ook een breder fenomeen. Vormen van verbijstering werden vaak in ‘wij’-vorm tot uitdrukking gebracht. Wij zijn allemaal Amerikanen, wij – iedereen die leeft in de vrije wereld – zijn door deze aanslag geraakt. Een stap verder nog was ‘je suis Charlie’: wij allen waren persoonlijk slachtoffer geworden, omdat een fundamenteel recht van kunnen zeggen wat je wilt werd betwist. Wij zijn allen met stomheid geslagen. Logischerwijs staat tegenover wij of ik natuurlijk zij: de daders. Zo lang zij (de Islamitische daders) nog ‘van Mars’ kwamen ging dat nog. Maar toen zij gewoon uit ons midden bleken te komen (Parijs, Brussel) voelde dat steeds ongemakkelijker.
De komende tijd moet blijken hoe de Franse (en Parijse) samenleving omgaat met de meervoudige aanslagen en almaar manifeste dreiging. Zullen de Fransen (en vooral de inwoners van Parijs) goed te vergelijken zijn met de New Yorkers en de Madrilenen die na een zekere tijd hun leven weer ‘gewoon’ oppakten? Of zullen er ook duidelijke overeenkomsten zijn met diegenen die langdurig onder terreur geleefd hebben. Nieuw sociologisch onderzoek naar de reacties van Fransen na de aanslagen (in de lijn van Truc) zou mogelijk een bijdrage kunnen leveren aan het antwoord op deze vraag.

 

Referentie: 
Menno van Duin | 2016
In: Cogiscope : tijdschrift over gevolgen van schokkende gebeurtenissen, ISSN 1871-1065 | 13 | 4 | december | 14-17
https://oorlog.arq.org/sites/default/files/domain-50/documents/cogiscope_2016_no_4-50-14936325801745093422.pdf
Trefwoorden: 
coping, economie, maatschappij, Posttraumatic Stress Disorder (PTSD), Posttraumatische Stressstoornis (PTSS), PTSD (nl), PTSS, terrorisme, veerkracht