Scope: Ditmaal over twee films die hem opvielen op het IDFA, het Internationale Documentaire Filmfestival Amsterdam.
Henk Maurits, freelance filmjournalist, belicht in deze rubriek periodiek over belangwekkende films en documentaires.
Ditmaal over twee films die hem opvielen op het IDFA, het Internationale Documentaire Filmfestival Amsterdam.
Documentaire: Vooral niet opvallen. Nederlanders in Buchenwald
Regie: Emiel Bakker, Nederland 2008, 54 MIN.
Première: 23 november tijdens IDFA 2008
Documentaire: Pizza in Auschwitz
Regie: Moshe Zimerman, Israël 2008, 55 MIN.
Première: 21 november tijdens IDFA 2008.
In de zomer van 2000 interviewde filmmaker Emiel Bakker achtendertig leden van de Vereniging van Oud-Buchenwalders over hun ervaringen in Buchenwald. Het leidde tot een imposante filmserie van 38 portretten, in lengte variërend van 40 tot 140 minuten. Bij elkaar 60 uur ‘oral history’ over het kamp waar 3300 Nederlanders hebben vastgezeten. Politieke gevangenen, joden, Sinti, Roma en mensen uit het verzet.
Het is uitzonderlijk dat van één concentratiekamp zoveel slachtoffers op systematische wijze zijn geïnterviewd. De verschillende verhalen van de overlevenden vullen elkaar aan en werpen een persoonlijk licht op de uiteenlopende gebeurtenissen in Buchenwald.
Het NIOD heeft alle interviews inmiddels uitvoerig geanalyseerd en beschreven en ze ook online toegankelijk gemaakt via een speciale website www.buchenwald.nl.
De 38 interviews zijn in samenhang met de schriftelijke historische archieven en collecties een zeer bruikbare en waardevolle historische bron voorwetenschappelijk onderzoek. Maar voor een breed publiek, dat wil weten hoe het er in Buchenwald aan toe ging, is het doorspitten van 60 uur materiaal natuurlijk een mer a boire.
Vandaar dat filmmaker Emiel Bakker al een tijdje rondliep met de gedachte om de bijzondere verhalen van de oud-Buchenwalders in te dikken tot een toegankelijke televisiedocumentaire van een uur. In 2007 startte hij met het monnikenwerk om 60 uur terug te brengen tot 60 minuten en hij is daar op wonderbaarlijke wijze in geslaagd.
Uit een selectie van 28 interviews monteerde hij een caleidoscopisch portret van het leven in Buchenwald: van de aankomst met de trein in het begin van de oorlog tot het vertrek te voet op 10 april 1945, een dag voor het kamp werd bevrijd door de Amerikanen.
Vooral niet opvallen. Nederlanders in Buchenwald werd de Nederlandse titel (Engelse titel Melt into the background) van de documentaire die op 23 november in première ging op het IDFA en die naar verwachting in 2009 op de Nederlandse televisie te zien is. Maar voor Emiel Bakker is het verhaal hiermee nog niet klaar. Want inmiddels broedt hij op een tweede deel, waarin wordt ingegaan op zaken als de bevrijding uit Buchenwald, de rol van het Rode Kruis, de ontvangst in Nederland na de oorlog en in het algemeen de gevolgen van de oorlog voor de oud-Buchenwalders. De twee delen samen zouden dan in 2009 in een dubbelcassette op dvd beschikbaar moeten komen voor het algemene publiek.
Het is te hopen dat dat ook daadwerkelijk gaat lukken, want Bakker heeft met die 38 interviews uit 2000 natuurlijk een ongeëvenaarde bron aan materiaal tot zijn beschikking, die qua omvang doet denken aan Shoah van Claude Lanzmann, die in 1985 de survi-vors van de Holocaust urenlang aan het woord liet in zijn film, maar dan zonder een millimeter archiefmateriaal. Het verschil met Shoah is dat Bakker in Vooral niet opvallen juist heel veel archiefmateriaal een plek heeft gegeven in zijn film. De bekende beelden die de Amerikanen op 11 april 1945 maakten van uitgemergelde gevangenen in Buchenwald, maar ook minder bekende foto’s en filmbeelden van executies, martelingen, luchtopnamen van het kamp en het bombardement op de CustloffWerke, de naast het kamp gelegen wapenfabriek in augustus 1944. Maar de rode draad van Vooral niet opvallen, wordt gevormd door de verhalen van de ex-Buchenwalders. Zij vertellen, elkaar aanvullend, over de treinreis, het kamp dat ze iets ten noorden van Weimar aantroffen, het scheren en ontluizen, de quarantaine en de omstandigheden in het Hollander Block (Block4g), waar mogelijk geïllustreerd met bijpassende foto’s en filmbeelden. In plat Amsterdams en bekakt Bloemendaals wordt het verhaal verteld van leven en overleven,
van ‘vooral niet opvallen’, wegduiken in de massa, je als een grijze muis gedragen om in leven te blijven. Maar in de steengroeve, waar het zware werk moest worden verricht kon je niet wegduiken, dus vielen daar relatief veel doden. En als je de steengroeve al overleefde waren er nog de urenlange appèls, of sadistische kapo’s die gevangenen moedwillig de dood indreven. De geïnterviewden schieten vol als de doden ter sprake komen, maar er zijn ook mooie herinneringen. Aan bijvoorbeeld de prachtige
muziek uit de zigeunerbarak, of het samenzijn als het werk gedaan was.
Chronologisch wordt het gemeenschappelijke verhaal verteld over leven en werken in het kamp, over overleven en overlijden, over het ‘dierlijke’ bestaan van mannen met kale koppen in uniforme ‘Nacht und Nebel’. In een kamp waar het ‘tuig van de richel’ de baas was, waar de dagelijkse soep niet veel soeps was en de dood voortdurend op de loer lag. Daadwerkelijk verzet was onmogelijk, maar in de Gustloff Werke werd door de dwangarbeiders naar hartenlust gesaboteerd. Hoe meer kromme geweerlopen, hoe beter.
Een aparte plek in de film is ingeruimd voor het precisiebombardement van de Engelsen op de Gustloff Werke in augustus 1944. Een bombardement dat tot grote paniek in het kamp leidde. Even waren gevangenen en bewakers allebei slachtoffer, maar elkaar helpen was er niet bij. Filmbeelden van de brandende Gustloff Werke tonen de ravage en de honderden doden die dit tot gevolg had. Weken lagen de lijken daarna opgestapeld bij het crematorium.
Tussen de gruwelijke beelden door bouwt Bakker af en toe een rustpunt in met actuele beelden van het Buchenwald van nu. Onwaarschijnlijk vredig in vergelijking met de zwart-wit beelden van het kamp uit de jaren veertig.
In de laatste fase van de oorlog stroomde het kamp vol met duizenden halfdode, uitgeputte gevangenen uit andere kampen, tot op 10 april 1945 ook Buchenwald zelf moest worden ontruimd en de doodsmarsen begonnen, waarbij velen alsnog het leven lieten. Hier stopt het verhaal van Vooral niet opvallen. Even zien we nog wat flitsen van de binnenkomst van de Amerikanen in het kamp, maar voor de bevrijding en de periode daarna is het wachten op deel 2. Dat hopelijk net zo boeiend, informatief en compact wordt als dit eerste deel over het leven en overleven van de Nederlanders in Buchenwald.
Van een heel andere orde dan Vooral niet opvallen is de Israëlische documentaire Pizza in Auschwitz van Moshe Zimmerman. Een nogal curieuze kampfilm, gemaakt als een road movie met in de hoofdrol een holocaustsurvivor die vooral wél wil opvallen. Danny Hanoch (74) is een geslaagde Israëlische zakenman, die naar eigen zeggen vijfkampen en drie doodsmarsen heeft overleefd. Als kind wel te verstaan want hij was 8 toen de oorlog uitbrak. Hij heeft zich voorgenomen zijn zoon Sagi (40) en dochter Miri (38) de kampen waar hij in de oorlog heeft gezeten te laten zien en wil ook per se nog eens een nacht doorbrengen in ‘zijn’ barak in Auschwitz-Birkenau. Met een cameraploeg vliegen ze vanuit Israël eerst naar Litouwen waar hij wat plaatsen uit zijn jeugd bezoekt, alvorens per busje verder te rijden naar Dachau, met als einddoel Auschwitz-Birkenau.
Hoewel de reis met een inner voice van commentaar wordt voorzien door dochter Miri, voert vader voortdurend het hoogste woord. Uit de houding en de woorden van Miri wordt tussen de regels door duidelijk dat hij dat al zijn hele leven doet. Maar ze zijn zijn kampverhalen een beetje zat en je voelt als kijker dat het schuurt en wringt tussen Danny en zijn kinderen. Veel ruimte krijgen ze ook niet van de dominante vader, die met grappen en grollen het verleden weglacht en er bijvoorbeeld zijn eigen ABC op na houdt: ‘de A van Auschwitz, de B van Birkenau, de D van Dachau en de H van Hitler.’ Het is slechts een klein staaltje van de zwarte humor waarmee Danny de kijker probeert te amuseren. Hij gedraagt zich als een filmheld, koketteert met de camera en is alom aanwezig. Voor zoon Sawi, een religieuze jood, is slechts een bijrol weggelegd. We komen nauwelijks iets aan de weet over hem en zijn relatie met zijn vader. Hetzelfde geldt voor dochter Miri, die als enige de confrontatie zoekt met haar vader, maar over wie we ook weinig te weten komen. En dat geldt eigenlijk ook voor het feitelijke kampverleden van Danny. Contextinformatie over zijn jeugd in de kampen krijg je als kijker niet en dat is een ernstig gemis in de film.
Wat we zien is de road movie van een joods gezin naar Auschwitz, waarbij vooral het buitenissige gedrag van de vader centraal staat. Dat komt aan de oppervlakte, wanneer na een kort bezoek aan Dachau, Danny met de cameraploeg het kantoor van het kamp Auschwitz-Birkenau binnenvalt en eist om er een nacht in een
barak te mogen slapen. De vrouw die hem vanachter haar bureau te woord staat, wil niet dat er zomaar gefilmd wordt en dat Danny, net als iedereen (‘tot meneer Spielberg aan toe’), eerst maar eens een officieel verzoek moet indienen. Daarop slaat Danny helemaal door. Hij eist als ex-gevan-gene respect, wil zijn zin hebben en rukt verontwaardigd de mouw van zijn arm omhoog om de tatoeage op zijn arm te tonen. Het is een genante vertoning, waarbij je ook als kijker onrustig op je stoel heen en weer schuift. En dat blijft zo tijdens het hele bezoek aan het kamp. Zo blijft Danny ruzie maken met de suppoosten die hem op de voet volgen, stelt twee argeloze jonge Duitse toeristen bijna verantwoordelijk voor zijn verleden en ligt even later ongegeneerd op een brits met een stuk pizza. Tot dochter Miri het recalcitrante gedoe van haar vader zat is en weg wil. ‘Ik heb geen zin meer in je Holocaust horror stories.’
De film Pizza in Auschwitz is mede geproduceerd door de VPRO en zal door deze omroep in de loop van 2009 worden uitgezonden. Een precieze uitzenddatum is nog niet bekend.
Cogiscope