Een collectieve autobiografie in een moderne jas: persoonlijke verhalen van 'kinderen van “foute” ouders’ op het web
In 2008 is Cogis gestart met het project Het Open Archief, met als hart een website met verhalen van zogenoemde ‘kinderen van “foute” ouders’, kinderen van mensen die tijdens de bezetting collaboreerden, lid waren van de NSB of geboren zijn uit een relatie tussen een Nederlandse vrouw en een Duitse militair. Op deze website worden zij uitgenodigd hun jeugdherinneringen of familiegeschiedenis - desgewenst anoniem of onder pseudoniem - te vertellen. Doel van de website (www.hetopenarchief.nl) is deze ‘kinderen’ een podium te bieden om hun verhaal te vertellen. Daarnaast kunnen met behulp van het Open Archief lacunes in de Nederlandse oorlogsdocumentatie worden opgevuld.
Meer dan een verhalenbewaarplaats
Zoals we met de naam willen benadrukken -een Open Archief - heeft onze verhalensite een interactief karakter. Iedereen die daartoe behoefte voelt kan thuis, geheel in zijn eigen omgeving en zonder tussenkomst van iemand anders, zijn of haar verhaal als ‘kind van “foute” ouders’ publiceren op de website. Door in te loggen en een emailadres op te geven (dat alleen zichtbaar hoeft te zijn voor de webmaster) kan iemand door het volgen van een vrij gemakkelijk stappenplan en een vaste opmaak tekst, foto’s en andere afbeeldingen toevoegen. Vervolgens bestaat er de mogelijkheid, en dat is een keuze van de auteur van een verhaal, om reacties op een verhaal te ontvangen. Op deze manier ontstaat een virtuele community van mensen met eenzelfde achtergrond, met deels dezelfde ervaringen en vaak allen op zoek naar meer informatie over de eigen jeugdjaren of het verleden van hun ouders.
De website fungeert niet alleen als een podium van mensen die graag, of op aanraden van een hulpverlener, hun jeugdherinneringen en de gevolgen daarvan onder woorden willen brengen. Het Open Archief is uiteraard een plek waar verhalen verzameld en toegankelijk gemaakt worden, maar ook een website waar veel verschillende soorten informatie met betrekking tot de thematiek van ‘fout’ zijn tijdens de bezetting te vinden is. Zo is er een uitgebreid historisch kader te vinden dat als kapstok kan dienen om (jeugd)herinneringen te ordenen. Naast de feitelijke historische gebeurtenissen is er tevens een overzicht te vinden van de geschiedschrijving en publicaties tot nu toe. Verder vinden bezoekers van het Open Archief praktische informatie over verschillende (hulpverlenende) instanties zoals Werkgroep Herkenning, het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie of het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (waar dossiers van veroordeelde Nederlanders ter inzage zijn voor familie).
Ook worden ze op de hoogte gehouden van relevante lezingen, tentoonstellingen, boekpublicaties of schrijfcursussen. Als men op zoek is naar bepaalde informatie en deze niet vindt op de website, bestaat er de mogelijkheid een oproep te plaatsen.
Thema's van de verhalen
De thema’s die aan de orde komen in de ongeveer 200 verhalen die inmiddels gepubliceerd zijn, zijn deels afhankelijk van de leeftijd van de auteur. Globaal zijn er drie leeftijdsgroepen ‘kinderen van “foute” ouders’. De eerste groep bestaat uit ‘kinderen’ die ruim voor de bezetting geboren zijn en de bezetting in volle bewustzijn hebben meegemaakt. Zij zijn bijvoorbeeld lid geweest van de Nationale Jeugdstorm of hebben duidelijke herinneringen aan hun vlucht -waarbij ze te maken kregen met oorlogsgeweld - naar Duitsland tijdens Dolle Dinsdag (5 september 1944) of aan het verblijf in een kindertehuis. De tweede groep bestaat uit de kinderen die in de oorlog geboren zijn en weinig tot geen herinneringen aan de bezetting hebben maar in hun jonge jaren wel van alles hebben meegemaakt. Dit zijn onder andere kinderen geboren uit een (liefdes)relatie tussen hun moeder en een Duitse militair. De laatste groep bestaat uit kinderen die van de oorlog niets hebben meegemaakt maar veelal zijn opgegroeid in een gezin met een geheim, een verborgen geschiedenis en een absoluut zwijgen. Zij weten dat er ‘iets’ is, waarvan de scheve familieverhoudingen een gevolg zijn, maar komen hier vaak pas achter bij het overlijden van hun ouders.
Door een aantal citaten aan te halen en in een bredere context te plaatsen wil ik verschillende onderwerpen en thema’s uit de verhalen op het Open Archief aansnijden. Een thema dat veelvuldig in de verhalen voorkomt is uitsluiting. Kinderen van NSB’ers of andere collaborateurs werden niet alleen door leeftijdgenoten maar ook door volwassenen gepest, genegeerd en getreiterd. In onderstaand citaat vertelt een meisje over haar schooltijd:
‘Vanaf dat moment [terugkeer naar geboortedorp na de bezetting] begonnen de pesterijen, achterna gezeten en in elkaar geslagen worden hoorden tot de wekelijks terugkerende rituelen. Ik herinner me dat ik alleen op het schoolplein sta, de andere kinderen haken allemaal in en ze dansen langs me heen en ze schelden me uit voor NSB'er. Ik begreep niet wat die letters betekenden maar voelde wel de dreiging en de eenzaamheid.'
Ook in het volgende citaat verhaalt een Nederlandse tiener met een Duitse vader over de uitsluiting binnen zijn familie vanwege zijn lidmaatschap van de Hitlerjugend, een Duitse jeugdbeweging geschoeid op de ideeën van de Duitse NSDAP van Hitler die ook in Nederland van de grond kwam.
‘De “Hitlerjugend” was voor ons zoiets als de padvinders. We moesten wel marcheren en Duitse “kampfieder” zingen. Het ergste vond ik dat toen mijn andere oom, de tweede broer van mijn moeder, een keer zei tegen mij: “als ik je op straat zie in dat apenpakje (Hitlerjugend) dan ken ik je niet.” Als ik hem tegen kwam stak hij de straat over. Vroeger speelden wij altijd met hem.'
De meeste herinneringen aan de Jeugdstorm en in een enkel geval aan de Hitlerjugend van de betrokkenen zijn toch in eerste instantie - zoals ook in dit fragment - een omschrijving van de bijeenkomsten als een gezellig samenzijn met leeftijdsgenoten onder elkaar, spellen spelen, sportwedstrijden of vliegtuigen van hout bouwen. Ideologische of politieke ideeën komt bij hen - als ze zich daar überhaupt nog iets van kunnen herinneren - op een tweede plaats.
De jongen die zojuist werd aangehaald en lid was van de Hitlerjugend, ging tijdens de bezetting ook naar Hitlers eliteschool voor jongens in Valkenburg1. Deze leerlingen waren voorbestemd om de voorhoede van het Derde Rijk te worden. Zowel de toelatingseisen als het regime waren streng.
‘Het examen was erg strikt, vooral in sport en “Mutproben”. Van de 3 meter duikplank afspringen, boxen tegen een jongen die veel groter was dan jezelf om te kijken of je wel goed genoeg was. Natuurlijk ook examen in dezelfde vakken als op de “Oberschule”. Ook moesten we nakend voor een doctor komen, die bepaalde of je er wel Germaans uit zag. Ik ben blond met blauwe ogen en tamelijk slank, dus dat ging wel. Na een paar dagen weer naar huis, een week of twee later kreeg ik bericht dat ik aangenomen was.'
‘De eerste dag was voor mij een nachtmerrie. We aten middageten in de “Speisezaal”, 10 jongens per tafel met een instructeur. We kregen aardappelen, groenten en vlees. Zoals thuis begon ik mijn aardappelen en jus door mekaar te prakken. Ik moest meteen opstaan, naar voren in de eetzaal gaan staan en bij elke hap die ik nam uitroepen “Ich bin ein Schwein”. Iedereen weet wel wat dat betekent. Ik heb nooit meer mijn aardappelen geprakt.'
De meerderheid van de ‘kinderen’ die hun verhaal hebben verteld zijn echter nooit lid geweest van een nationaal-socialistische jeugdbeweging of naar een Duitse school gegaan. Veelal was het hun vader die - naar eigen zeggen vanwege een hoop op betere economische omstandigheden en wens of een soort weemoed naar het sociale en nationale Nederland - lid werd van de Nationaal Socialistische Beweging.
Een veel voorkomend onderwerp in de verhalen is Dolle Dinsdag, 5 september 1944. De Geallieerde troepen vonden hun weg steeds meer naar het Noorden, bevrijdden België en de verwachting was dat Nederland ook in afzienbare tijd bevrijd zou zijn. Het zuiden van het land werd ook daadwerkelijk nog voor 1945 ontzet.
‘Mijn vader vond het te gevaarlijk voor ons omdat er bij ons thuis ruiten werden ingegooid. Wij konden niet meer naar een school vanwege de pesterijen. De kinderen kregen een briefje mee dat ze niet naast dat moffenjong mochten zitten.
Ik weet nog heel goed dat mijn moeder thuis de sleutel omdraaide en tegen mij zei: "Als we hier maar weer terugkomen". (...) Onze hond, Wally, moesten we achterlaten, een Chow Chow van een jaar. Hij werd ondergebracht bij een “bevriende” melkboer.'
Op Dolle Dinsdag vluchtten vele NSB’ers naar Duitsland. Moeders met hun kinderen werden in veewagens naar de Lüneburger Heide getransporteerd. De mannen moesten achterblijven in Nederland om de bezettingsmacht te ondersteunen. De treinen waarmee de vrouwen en kinderen werden vervoerd werd regelmatig door de Geallieerden beschoten.
‘We gingen naar een boerderij in de omgeving van Hamburg. Daar woonde een vriend van mijn vader en bij hem zouden we veilig zijn. Onderweg moesten we een paar keer stoppen wegens beschietingen van de trein. Mijn vader had ons geleerd wat je moest doen in zo'n geval. Eerst zo snel mogelijk uit de trein en het talud af naar beneden. Ongeveer 10 meter van de trein af in dekking. Dan, na de eerste beschietingen, weer als de bliksem terug en tegen de wielen van de trein aan gaan liggen. Het was namelijk de gewoonte van aanvallende vliegers om eerst op de trein te schieten en dan de vluchtende mensen beneden te bestoken. Dus daarom vlug weer naar boven en tegen de wielen aan.'
Op het Open Archief staan ook verhalen van jongemannen en tienerjongens die vrijwillig - in de verwachting een goede opleiding te krijgen of met vuur het bolsjewisme wilden bestrijden - in dienst kwamen van het Duitse leger. Er waren er ook die bij aankomst in Duitsland na Dolle Dinsdag door de Duitse autoriteiten werden geselecteerd en onvrijwillig opgeleid werden tot Oostfrontsoldaat. Er zijn verschillende beeldende en indringende fragmenten van herinneringen en ervaringen van jongens die al dan niet vrijwillig zijn terechtgekomen bij een Duitse militaire opleiding of aan het Oostfront. Bijna alle gaan over de barre omstandigheden, de ontgoocheling, de angst en het verlangen naar huis. Het volgende citaat is van een 16-jarige jongen die na Dolle Dinsdag bij de Duitse troepen terechtkwam.
‘Op een morgen moesten we om 5 uur al opstaan en aantreden. We werden naar een uithoek van de kazerne geleid, waar we met de hele compagnie van jongens in de leeftijd 16-18 jaar om een grote kuil werden opgesteld. Even later werd een jongen van onze leeftijd in een wit doodshemd aan een paal -midden in de kuil - vastgebonden en voor het vuurpeloton geplaatst. Het bleek een deserteur en had nog enkele feiten op zijn geweten. Hij werd, waarschijnlijk als afschrikbeeld, voor onze ogen doodgeschoten. De kazernecommandant had hem ter dood veroordeeld en had daar ter plaatse zelf het vonnis voorgelezen. Begrijpelijk dat door ons niet meer aan vluchten werd gedacht.'
De bevrijding van geheel Nederland in mei 1945 betekende voor (vermeende) collaborateurs en hun kinderen geen bevrijding. NSB’ers die met Dolle Dinsdag waren gebleven werden opgepakt en geïnterneerd. Er was geen regeling getroffen voor de kinderen die onverzorgd achterbleven en zij waren afhankelijk van de welwillendheid van verdere familie. De NSB-vrouwen en hun kinderen die eerder waren gevlucht, werden vanuit Duitsland de grens overgezet en ook geïnterneerd in kampen, in bijvoorbeeld Groningen en Drenthe.
‘Tijdens de bevrijdingsdagen van 1945 werd ik samen met mijn moeder van huis gehaald. Wij moesten het hele dorp doorlopen en omdat ik vier was en niet zo snel kon lopen werd er een geweer op mijn rug gezet en gezegd: “Doorlopen anders schiet ik je dood”. Ik heb enkele nachten met moeder in een schuur in een hoek in het stro geslapen zonder dekens en kussens. (...) Ik denk dat ik, op het moment dat ik het geweer op mijn rug kreeg, mijn emoties volstrekt op slot heb gezet en aan het overleven ben geslagen.'
Het volgende citaat is een herinnering van een jong meisje dat een bezoek brengt aan haar vader in de gevangenis.
‘Na het naar binnen gaan van de gevangenis, door de kleine dikke deur, stond je in een piepkleine entree met mannen met grote sleutelbossen. Je kon merken dat je niet echt welkom was, want er werden alleen woorden gesnauwd. Nadat allerlei tussendeuren van slot en weer op slot werden gedraaid met rinkelende sleutels, kwam je op een binnenplaats met een grasveld, waar mannen rondjes liepen. Na de binnenplaats kwam je bij een barak en als wij binnen kwamen stond papa daar ons op te wachten. Ik had duidelijke instructies van mijn tante gekregen dat ik blij tegen hem op moest springen. Dan tilde papa mij omhoog en dan moest ik een pakje shag vanuit mijn jaszak in zijn binnenzak duwen. Het lukte altijd, maar ik wist dat ik iets deed wat niet mocht en dat vond ik naar.'
De jongere kinderen van geïnterneerde ouders, die niet konden worden opgevangen door familie, kwamen terecht in een kindertehuis van Bureau Bijzondere Jeugdzorg. De ervaringen van deze kinderen zijn verschillend.2 De oudere kinderen, die bijvoorbeeld lid waren geweest van de Jeugdstorm of in vreemde krijgsdienst waren getreden moesten volgens de Nederlandse regering worden heropgevoed tot vaderlandslievende burgers. Over het algemeen zijn de ervaringen van deze zogenoemde jeugdige politieke delinquenten niet positief.
‘Ook moesten we naar de gereformeerde kerk. Wij moesten achter in de kerk zitten en de dominee zei dat wij de erfzonde hadden, dus ook voor de misdaden begaan door de nazi's. De gehele gemeenschap keek om naar ons. Ja! Ja! Daar zaten dus, de zondaars en allemaal van rond de tien jaar. Ik begreep ook niet wat die vent bedoelde met misdaden en nazi's.'
Kinderen die geboren werden uit een relatie van een Nederlandse vrouw met een Duitse militair kenden na de bevrijding heel andere problemen. Velen van hen wisten in eerste instantie niet eens dat zij een voortvloeisel waren van een, vaak verboden, en buitenechtelijke relatie met ‘vijand’.
‘Maar ik mocht geen vragen stellen. Ik was echt bang voor die sfeer die dan ontstond. Waarvan ik wist dat ik 'm als het ware teweeg bracht. Ik was eigenlijk een beetje het taboe.'
Uiteindelijk begint vroeg of laat een zoektocht naar de identiteit van de vader.
‘Er bleek alleen een pakketje foto's met de baby te zijn meegenomen dat pas veel later door mij gevonden werd. Foto's van mijn moeder met verschillende Duitse soldaten, foto's van diverse militairen, familiekiekjes van het gezin van mijn grootouders (overtuigde NSB'ers aan het begin van de oorlog) en - nogal belastend voor een kind - een aantal foto's van geëxecuteerde opgehangen Russische partizanen. Waren die laatste ooit door mijn verwekker opgestuurd als illustratie van waar hij mee bezig was, als een soort vakantiefoto's ...?’
Voor kinderen van Duitse militairen wordt hun heimelijke afkomst weggestopt, er mag niet naar gevraagd of over gesproken worden. Ook voor kinderen van collaborateurs die van de bezetting niets (bewust) hebben meegekregen, is het familieverleden een geheim of een item waarover nooit gesproken wordt. In het volgende citaat komt een kleindochter aan het woord over het zwijgen in haar familie.
‘Ik kan mij niet herinneren dat mijn ouders hebben gezegd dat ik over de achtergrond van mijn opa en oma, hun lid zijn van ..., niet mag praten met andere mensen. Ik deed het gewoon niet. Ik drukte het weg, ver naar de achtergrond van mijn bewustzijn. Iets slechts, iets waar ik geen weg mee wist, iets waarover je nergens iets kon lezen, iets waar je met niemand over kon praten, wat dan???? dan zou er iets verschrikkelijks gebeuren ... een zwart gat zonder enig baken als een tijdbom aanwezig in mijn bewustzijn. Gesloten en controlerend werd ik, om HET er onder te houden, niemand mag te dichtbij komen, want dan... '
Het laatste thema dat ik graag wil aansnijden is het loyaliteitsconflict waarmee ‘kinderen van “foute” ouders’ - van welke generatie ze ook zijn - worstelen. Zij leven met de vraag: hoe moet ik mijn ouders beoordelen? Wat ze van de buitenwereld te horen krijgen - vooral als kind - over ‘foute’ Nederlands strookt niet met hun eigen ervaringen.
‘Hoe ik zelf voelde en dacht over mijn vader was gedeeltelijk onbekend, zelfs nog tijdens het schrijven van mijn boek. Met name de haat die ik voelde naar mijn vader toe was een onbenoemd gevoel. Ik wist dat ik hem liefhad. Ik wist ook dat dat eigenlijk niet mocht, want van een SS-er mag je natuurlijk niet houden. Toch heb ik daar wel naar geleefd.
Problemen waarmee 'kinderen van "foute" ouders' nu nog kampen
Naast het hierboven aangehaalde loyaliteitscon-flict - waar de doelgroep ook op oudere leeftijd nog mee kampt - hebben veel ‘kinderen van “foute” ouders’ last van onder andere een (extreem) wantrouwen jegens een ander. Ze krijgen snel het gevoel buitengesloten te worden, gaan gebukt onder grote schaamte en schuldgevoelens, alsmede angst voor de buitenwereld, depressies en de behoefte de keuze van hun ouders goed te willen maken door (maatschappelijk gezien) veel van zichzelf te vragen.
‘De consequentie van die ervaring is dat ik bijvoorbeeld niet in staat ben intieme relaties aan te gaan, daarom is mijn huwelijk ook op de klippen gelopen. Daarnaast heb ik wel zo hier en daar in mijn leven confrontaties gehad met het kind van NSB'ers zijn. Ik heb me heel erg schuldig gevoeld aan het vergassen van de joden. Ik heb serieus in mijn pubertijd gedacht dat ik ze allemaal vergast had.'
De meimaand is voor velen nog steeds een periode die zij liever zouden overslaan.
‘Iedere keer als het weer tegen de vierde mei loopt komt het allemaal extra naar boven. Honderden keren zei ik tegen mezelf dat mij totaal geen schuld treft, en dat is ook zo. Maar waarom voelt het dan toch als schuld en schaamte?'
Veel verhalenschrijvers hebben ooit psychologische hulp gezocht, met wisselend succes, bij professionele instellingen. Nu zijn ‘kinderen van “foute” ouders’ in overwegend alle hulpinstanties welkom, maar dat is lang niet altijd het geval geweest.
‘En dan is mijn vader dus dood, en al daarvoor, in 1966, ben in psycho-analyse gegaan. Omdat ik me onder de mensen niet veilig voel. Ik weet heel goed, al vanaf zijn gevangenschap, dat mijn vader een N.S.B.er is. Dat heb ik waarschijnlijk erg angstwekkend gevonden. Maar verder begreep ik er niets van. Hoe leg ik de verwarring uit, waarin ik ben opgegroeid, de onzekerheid waarmee ik als volwassene leefde.'
Het familieverleden zorgt er tevens vaak voor dat een goede verstandhouding met broers en zussen onder druk staat. De één wil graag met broers of zussen over hun jeugd praten of wil vragen stellen aan de oudere gezinsleden met meer of andere herinneringen. De ander wil echter niet meer praten over het verleden, heeft dit naar eigen zeggen verwerkt en wil er geen woorden meer aan vuil maken, wil alleen nog maar vooruit kijken. In veel gevallen worden elkaars standpunten niet begrepen.
Levensverhaaldeskundige Ernst Bohlmeijer stelt dat het opschrijven van herinneringen een positief effect kan hebben op het welzijn van de betrokkenen3. Zo beschrijft hij de verschillende functies van het herbeleven of opschrijven van het levensverhaal, waaronder die van het opschrijven van traumatische ervaringen als onderdeel van het totale levensverhaal. Dit vergroot de bewustwording dat het leven meer is dan alleen negatieve ervaringen. Door emoties en belevenissen om te zetten naar woord en taal ontstaat er bij de schrijver tevens meer begrip voor hetgeen hem of haar is overkomen.
Het Open Archief biedt geïnteresseerden die mogelijkheid en geeft ‘kinderen van “foute” ouders’ nu daadwerkelijk het gevoel gehoord te worden.
Bovendien leidt het open karakter van dit archief tot een groter begrip bij mensen die niet van deze thematiek op de hoogte zijn. De verhalen zijn - gezien verschillende reacties op de site -voor sommige bezoekers daadwerkelijk een eye-opener.
2 Voor meer informatie over de Reichsschule voor jongens in Valkenburg of voor meisjes in Heythuysen zie: Paul van der Steen, Keurkinderen. Hitlers elitescholen in Nederland (Amsterdam 2009).
3 Als u meer wilt weten over de omgang met ‘kinderen van “foute" ouders’ door de Nederlandse regering verwijs ik u naar Ismee Tames, Besmette jeugd. Kinderen van NSB’ers na de oorlog (Amsterdam 2009).
Ernst Bohlmeijer, ‘Herinneringen, levensverhalen en gezondheid; het wel en wee van reminiscentie’, in: Cogiscope vol. 2 (2006) 4, pp. 10-13.
CECIEL HUITEMA is projectsecretaris van het Open Archief.
Cogiscope : tijdschrift over gevolgen van oorlog en geweld, ISSN 1871-1065 | 6 | 1 | maart | 10-15