IN DE SPREEKKAMER. To find a good book to live in: Ben Hilliger, meer dan een kwart eeuw maatschappelijk werker bij Pelita

Welke gezichten gaan er schuil achter de hardwerkende behandelaren van psychotrauma, wat zijn hun drijfveren, waarom kozen ze voor het vak en waar zijn ze door beïnvloed?

Rianne Heijmans interviewt Ben Hilliger (1954, Madiun, Java)

27 jaar maatschappelijk werker bij Stichting Pelita.

 

De TomTom heeft me verschillende rondjes om Buurthuis de Rondweg laten maken voordat ik korte metten maak met het ding en het uitzet. Ik koers op eigen inzicht naar de plek waar ik Ben Hilliger zal spreken. Vijf minuten later vind ik hem in de deuropening van het Buurthuis waar het bureau van Pelita in Eindhoven is gehuisvest. Ik ben hem per ongeluk voorbijgesneld op weg naar de hoofdingang. Hij roept me. Als ik me omdraai, zie ik een sympathieke, robuuste Indische man die met een uitnodigend gebaar naar de openstaande deur wijst, die ik over het hoofd heb gezien. Aan de Nijntje-kapstok bij het damestoilet hangt een kinderjasje van misschien wel dezelfde maat als van de kleine Ben Hilliger toen hij in 1958 op vierjarige leeftijd met de boot uit indonesië aankwam in Rotterdam. Hij, toen nog de jongste, zijn vier zussen en twee broers en zijn moeder. Zijn vader komt een half jaar later, omdat hij zijn werkzaamheden op de suikeronderneming nog moet overdragen. in Nederland krijgt hij nog twee zusjes.

het is dit jongetje dat op zijn 26e constateert dat hij scheef is gegroeid en zijn indische achtergrond en wortels nauwelijks kent. Een collega weet hem meer over indië te vertellen, dan hij zelf kan. Ben stapt naar zijn ouders om te vragen of ze hem Maleis willen leren. Welgeteld leert hij één zin: ‘ik ben in indonesië geboren’. Een begin is gemaakt. Hij raakt met zijn ouders aan de praat over hun verleden en daarmee ook over hun oorlogsverleden. ‘Als een olifant ben ik door de porseleinkast gegaan. ik lag in een scheiding en ik moest mijn afkomst leren kennen. Mijn ouders begrepen dat ik het moest weten, dat ik niet louter nieuwsgierig was. Elke keer als ik thuis kwam, begonnen ze te vertellen. Dat was soms veel, maar gelukkig spraken ze ook steeds meer met mijn broers en zussen hierover.’

Hij hoort van zijn beide grootvaders. Die van vaders zijde heeft een Duitse achtergrond en wordt in 1940 door de Nederlanders opgepakt en geïnterneerd in india. De andere wordt later, tijdens de Bersiap, samen met zijn zoon en andere mannen en jongens, door jonge fanatieke revolutionairen (Pemuda’s) onthoofd. Hilligers vader wordt in aanvang ook opgepakt door het Nederlandse gezag, maar na drie maanden weer vrijgelaten. Hij werkt voor de Staatsspoorwegen en wordt verdacht van sabotageactiviteiten. Na

verhoor door de Kempetai belandt hij in een Jappenkamp. Zijn moeder blijft buiten het kamp, maar wordt in de Bersiaptijd geïnterneerd. (Brr, dit soort feiten benemen me altijd even de adem).

in de jaren vijftig wordt het klimaat voor (indische) Nederlanders steeds ongunstiger. Nederlandse bedrijven worden genationaliseerd. Op 5 december 1957 (geboekstaafd als Zwarte sinterklaas) verklaart de regering de Nederlanders in indonesië staatsgevaarlijk. Het gezin Hilliger ziet zich in 1958 genoodzaakt naar Nederland te vertrekken.

Na de eerste opvang komt het gezin terecht in Oss. ‘in die tijd werden indische mensen gespreid gehuisvest. Per straat een indisch gezin’, vertelt Hilliger. Dat was niet altijd gemakkelijk. Hij kan zich herinneren dat hij als kind weleens zomaar uitgescholden werd en er waren ook weleens ruzies met de buren. in de klas is hij vaak de enige kleurling. Op de lagere school heeft hij nog een indische vriend, daarna niet meer. Zijn witte vrienden en bekenden komen allemaal over de vloer. Hij heeft nog steeds contact met zijn vrienden uit die tijd.

 

Hulpverlening Indische oorlogsgetroffenen

Hilliger kiest na de Pedagogische Academie voor nog een opleiding, de sociale Academie. Geïnspireerd door de verhalen van een zwager die bij de reclassering werkt, besluit hij hulpverlener te worden. Hij leert over allerlei therapie-vormen, maar is ook gebonden aan de tijdsgeest waarin de hulpverlening sterk politiseert. Veel aandacht gaat onder andere naar de Braziliaanse onderwijshervormer Paolo Freire met zijn visie op onderdrukking, armoede en de Derde Wereld. Aanvankelijk ziet het er niet naar uit dat Hilliger iets met zijn indische afkomst zal gaan doen. Hij solliciteert op een functie als reclasseringsme-dewerker, maar komt eerst terecht bij de dak- en thuislozen en vervolgens bij een opvangcentrum voor vrouwen in crisissituaties.

Dan beginnen de jaren tachtig. De immateri-ele kant van de hulpverlening aan de indische oorlogsgetroffenen komt op gang. Synchroon daaraan loopt Hilligers eigen emancipatie- en bewustwordingsproces. Hij is al in zijn indische verleden gedoken. Zijn neus staat naar ‘het indische’. voor het eerst valt zijn oog op een vacature bij Pelita. Hij solliciteert en wordt in 1984 een van de vijf maatschappelijk werkers. Het accent van de hulp ligt dan nog vooral op het maken van rapportages ter ondersteuning bij de aanvraagprocedure voor een tegemoetkoming in het kader van de wetten voor oorlogsgetroffenen. De rapporteurs signaleren en verwijzen, maar behandelen niet. Geleidelijk komt bij Pelita een professionaliseringsproces op gang waardoor de maatschappelijk werkers uit hun dubbele positie worden gehaald; waar ze voorheen nog veel rapporteerden, gaan ze allengs steeds meer behandelen.

‘Mensen, die getraumatiseerd zijn door oorlog of structureel geweld, ervaren hun leven niet meer als continuïteit’, legt Hilliger me uit. ‘Er is een leven vóór de traumatische periode en een leven erna.’ Verdringing speelt hierin een rol. De traumatische ervaringen zijn onverwerkt. Dat eist ook intrapsychisch haar tol. Het zelfbeeld en gevoel van eigenwaarde kunnen gebrekkig ontwikkeld zijn.

op een vel papier maakt hij een tekening van twee rechte horizontale lijnen met daar tussenin een open grillige ronde. ‘De ronding is het gebied waarin oorlogsgetroffenen verdwaald zijn geraakt. Je zou op een poëtische manier kunnen zeggen dat het verhaal niet meer rijmt.’ de hulpverlener gidst de hulpvrager als het ware door zijn verhaal. ‘Pelita is bekend met de collectieve verhalen van de doelgroep. Dat is de kaart. We proberen iemand te helpen door de problemen en klachten te koppelen aan gebeurtenissen uit het verleden. Deze methodiek van koppelen en actualiseren zorgt ervoor dat de hulpvrager zijn leven weer als een continuïteit ervaart, dat verdrongen gebeurtenissen een plek krijgen en problemen rondom bijvoorbeeld zelfomlijning en zelfwaardering verminderen.’

Hilliger vindt dit proces van zoeken naar continuïteit wel te vergelijken met de hartekreet van de Amerikaanse zangeres Melanie in haar songtekst: ‘Look what they’ve done to my song, ma’ waarin ze zingt: ‘i wish i could find a good book to live in’. Hilliger geeft een voorbeeld van een man die zijn gitaar weer oppakte, die hij sinds zijn jeugd niet meer had aangeraakt, en ging spelen tijdens indische bijeenkomsten. Deze man vond als het ware weer ‘a good book to live in’.

 

Masoek Sadja's

Eén keer per maand is Hilliger aanwezig bij de Masoek Sadja’s in ’s Hertogenbosch of Breda.

Dit zijn inloopbijeenkomsten georganiseerd door Pelita en het vroegere Madjoe die goed bezocht worden. Denk aan ongeveer honderd mensen. Nu de alleroudste indische oorlogsgetroffenen hun bestuursfuncties hebben afgelegd, zijn de pas gepensioneerden in dit gat gesprongen. Hierdoor verandert de samenstelling vooral de leeftijdsopbouw van de bezoekers, maar de taken zijn hetzelfde gebleven. Een Masoek Sadja is nooit louter een feest met muziek, dans en hapjes. ook informatie bieden over een bepaald thema, bijvoorbeeld over wonen, en de vraagbaakfunctie ten behoeve van een aanvraag of een bezwaarprocedure blijven een belangrijk onderdeel. De aanwezigheid van een maatschappelijk werker is ook nog steeds zinvol.

Vanwege zijn werk woont Hilliger herdenkingen bij, zoals ook die van 15 augustus. Op die dag gaat hij niet naar Den Haag, maar naar een lokale herdenking in zijn woonplaats. Daar gaat hij alleen, zonder gezin, heen. Hij schermt zijn vier kinderen af voor de verhalen van zijn werk. Werk en privé houdt hij gescheiden. Wel heeft hij hen zijn eigen verhaal verteld en ook dat van zijn vrouw is bekend, wiens vader in kamp Vught heeft gezeten.

Zijn jongste dochter van vijftien heeft op school een aantal indische- en Molukse vriendinnen. Zij zegt dan: ‘ik ben indonesisch’. Dan legt hij uit dat dat toch anders zit. Ze is indisch. Aan percentages doet hij niet. Zoveel procent dit of dat. Dat vindt hij onzin. ‘Dit is jouw verhaal’, zegt hij hen. Zijn kinderen zetten zijn verhaal voort en zij moeten daar maar iets van brouwen. Binnen het gezin gaat het bijna nooit over de oorlog, alleen als het aan de orde is, omdat een van de kinderen bijvoorbeeld op school een project heeft over de oorlog. Hij doet aan fitness, liep onlangs met zijn vrouw het Pieterpad en was betrokken bij de herstructurering, sloop en renovatie van zijn woonwijk. Er blijkt genoeg leven naast zijn werk. Niettemin houdt hij nog steeds veertig uren per week van zijn vak. Het is een voorrecht om mensen bij te staan. Hun verhalen boeien hem. Hij mist soms de inspirerende tijd van voordrachten en lezingen door oude rotten zoals Cels, Van Blaaderen-Stok, Van Dantzig en Filet. Ook de samenwerking met Cels die hij die assisteerde bij groepsgesprekken in het Sinai centrum, staat hem bij als bijzonder en plezierig. Aan de post-hbo opleiding werken met gezinnen aan het iVABO te Amsterdam heeft hij zich verder geschoold in de contextuele benadering van Nagy. Hilliger ziet het als een voorrecht opgeleid te zijn door familietherapeut Van den Eerenbeemt. Decennia later vindt ‘zijn meisje’ dat hij eigenlijk heel geschikt zou zijn geweest om ‘carrière te maken’. Die ambitie heeft Hilliger echter nooit gehad. Dat is maar goed ook. Mijn indruk is dat de Hilliger die mij zo adequaat door zijn verhaal heeft gegidst in de afgelopen zevenentwintig jaren een broodnodige rots in de branding is geweest. Zijn rustige houding, vakkennis en indische achtergrond moeten een baken zijn geweest waardoor het opspelende oorlogsverleden van menig ontredderd mens tot rust kon komen.

 

Rianne Heijmans is oud-redactielid van Cogiscope.

 

Referentie: 
Rianne Heijmans | 2011