FILM: documentaire 'Buitenkampers - Boekan Main, boekan main'

Documentaire: Buitenkampers - Boekan Main, boekan main

Regie: Hetty Naaijkens-Retel Helmich, Nederland, 2013, 88 min.

Première: Nederlands Filmfestival 2013

 

Zoveel als er inmiddels geschreven en gezegd is over Nederlanders in Jappenkampen, zo weinig is er tot dusver bekend over het leven van zogenaamde ‘buitenkampers’: de naar schatting tweehonderdduizend Indo’s met gemengd bloed, die in een vijandige omgeving moesten zien te overleven tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië. Een lacune die nu is ingevuld door de film Buitenkampers - Boekan main, boekan main, die in première ging op het Nederlands Filmfestival en die sinds 4 oktober in de Nederlandse filmhuizen draait.

 

Filmmaakster Hetty Naaijkens-Retel Helmich, die zelf Indische wortels heeft, selecteerde voor Buitenkampers een achttal Indische Nederlanders die destijds tussen de 4 en 14 jaar oud waren. Gelardeerd met historische filmbeelden uit die tijd, vertellen zij hun persoonlijke verhalen, terwijl historicus en ‘getuige-deskundige’ Herman Bussemaker voor de historische context zorgt. Bussemaker (78), groeide op in Nederlands-Indië en maakte de gebeurtenissen van dichtbij mee. Hij schreef onder meer een belangwekkend boek over de Bersiap-tijd (Bersiap! Opstand in het paradijs). Buitenkampers bestrijkt een ruimere periode dan alleen de Bersiap-tijd. De film begint in 1942 met de bombardementen door Japanse vliegtuigen, gevolgd door de intocht van de Japanners en de internering van Nederlandse militairen en burgers in kampen. De Japanisering van het onderwijs komt aan de orde, evenals de razzia’s van de kempeitai, de gevreesde Japanse militaire politie. Daarna volgt de omwenteling, de capitulatie van Japan, de Bersiap-tijd en tenslotte de exodus naar Nederland. Opvallend is dat de politionele acties volledig buiten schot blijven, maar dat is ook niet de invalshoek van de film.

 

Indo’s

 

Het lot van de Indo’s - ooit een scheldnaam tegenwoordig eerder een geuzennaam - ligt Naaijkens-Retel Helmich duidelijk na aan het hart.

 

In 2009 maakte zij haar filmdebuut met Contractpensions - Djangan Loepah. Een film over de circa 300.000 Indische Nederlanders die vanuit Indonesië, al dan niet gedwongen naar Nederland emigreerden en daar niet echt met open armen werden ontvangen in de ‘contractpensions’ waar ze werden ondergebracht. Er werd heel wat afgeklaagd in deze film: over het verplichte assimileren, het slechte (Nederlandse) eten, de verkeerde kleding en de soms beroerde leefomstandigheden.

 

Maar het staat niet in verhouding tot de zaken die in Buitenkampers aan de orde komen. Al zijn er wel parallellen, zoals het verplichte assimileren (Aziatisering) tijdens de Japanse bezetting (1942-1945), de discriminatie en de beroerde leefomstandigheden van de Indische Nederlanders. Zij kwamen tussen de wal en het schip terecht. Leefden veelal in gebroken gezinnen, met een vader of een moeder in het kamp en de rest van de familie daarbuiten, en hoorden met hun gespleten identiteit nergens meer bij. Niet bij de Nederlanders in het kamp en niet bij de inlanders in de kampong. Herman Bussemaker vertelt in de film dat de Indo’s door de Javanen als ‘verraders’ werden gezien.

 

De Japanners wilden een ‘Aziatisering’ van Nederlands-Indië en dwongen de Indo’s een keuze te maken. ‘Maar ik had een bruin vel met een oranje hart’, zo zegt een van de geïnterviewde vrouwen heel treffend in de film. En het Nederlandse tintje blijkt ook uit het stille verzet tegen de Japanners, zoals de oranje ‘Afrikaantjes’ in de tuinen van de Indo’s of het lied Zonnetje gaat van ons scheiden, dat een verzetslied werd. Naaijkens-Retel Helmich gebruikt het lied ook heel toepasselijk bij historische beelden van de atoombom, die het begin inluidde van de capitulatie op 15 augustus 1945.

 

De vreugde om de Japanse nederlaag sloeg bij de Indo’s al gauw om in ontzetting toen twee dagen later Soekarno en Hatta in hun ‘Proklamasi’ Indonesië onafhankelijk verklaarden en de Indo’s opeens, net als de Nederlanders, een ‘vijand van Indonesië’ waren. Uit oude propaganda-filmpjes van toen blijkt de haat van de pemoeda’s, de jonge Indonesische vrijheidsstrijders, die tegen het eind van 1945 jacht begonnen te maken op de Indo’s. Het zijn de meest schrijnende verhalen uit de film, waarin de emoties regelmatig de overhand krijgen als er wordt teruggeblikt op de moordpartijen, de martelingen en de vermissingen. Kinderen die zomaar verdwijnen, een buurvrouw die in stukken wordt gehakt, vrouwen die worden verkracht of vermoord. Gruwelijke verhalen.

 

Af en toe gebruikt Naaijkens in de film bewust een rustpunt, meestal een beeld uit de natuur, om weer even op adem te komen van de gruwelen.

 

Die betreffen vooral de Bersiap-periode, maar minstens zo schrijnend zijn de verhalen over de misère van de ‘buitenkampers’ tijdens de Japanse bezetting. Terwijl wij in Nederland de Hongerwinter beleefden, hadden in Nederlands-Indië ook de ‘buitenkampers’ kramp in hun maag van de honger en waren zij er, naar eigen zegen, in een aantal gevallen zelfs slechter aan toe dan de mensen in de kampen.

 

In die zin is Buitenkampers een eyeopener. Naaijkens-Retel Helmich heeft een stuk geschiedenis blootgelegd dat tot dusver nog nauwelijks aandacht heeft gekregen. Zij heeft het verborgen leed zichtbaar gemaakt aan de hand van de getuigenissen van de kinderen van toen, die nu allemaal dik in de zeventig zijn, maar voor wie het traumatische verleden nog steeds niet is afgerond en verwerkt.

 

Henk Maurits, freelance filmjournalist

Referentie: 
Henk Maurits | 2013