Het maatschappelijk draagvlak voor Nederlands militair optreden in historisch perspectief

Militair ingrijpen vereist een fundamentele politieke overeenstemming Het moet ‘goed’ zijn; het doel moet dit ultieme middel rechtvaardigen. Algemene steun voor militair ingrijpen kan alleen verkregen worden als de media dat in grote meerderheid steunen, in berichtgeving en vooral ook in commentaar.

Het militaire optreden van Nederlandse militairen moet daarbij onderscheiden worden van ‘Nederlands militair optreden' Nederlandse militairen hebben wel regelmatig deelgenomen aan multinationale operaties, in NATO en UNO verband, maar Nederland heeft in de afgelopen eeuw maar zelden op eigen houtje geopereerd.

De Nederlandse krijgsmacht heeft in die eeuw in feite alleen autonoom geopereerd in de later als ‘tachtigungc oorlog' beschreven meidagen van 1940, in de destijds als ‘herstel van orde en rust' omschreven zogenaamde ‘politionele acties' in het voormalige Nederlands-Indie tussen 1945 en 1949. en bij de pogingen Nieuw-Guinea voor het Koninkrijk te behouden, rond 1960.

De mei-oorlog in 1940 valt eigenlijk buiten de criteria. Nederland trad niet op’ maar werd aangevallen en verdedigde zich zo goed mogelijk. Anders ligt dat in Indonesië en later Nieuw-Guinea Beide operatics waren vanaf het begin omstreden. Dat werd echter vertekend door een uit alle oorlogen bekend proces: kritiek wordt al snel geklassificeerd als hei ondermijnen van het moreel van 'onze jongens', en dat leidt al even snel tot een soort zelfcensuur van de media. Oorlogvoering - dat wil zeggen 'gewapend ingrijpen' - verdeelt en polariseert: wie niet voor ons is. is tegen ons. De beschuldiging van 'landverraad' ligt snel klaar voor wie kritiek heeft. Het heeft jaren geduurd voordat die emotionele verteke-ning in de discussie over de juistheid of beier, de rechtvaardiging van dit militaire ingrijpen naar de achtergrond werd verschoven. Maar toen was het allang een discussie geworden tussen historici en politieke analisten, en was de publieke opinie er niet meer in geïnteresseerd. In het publieke oordeel over militaire operaties verandert door die discussie waarschijnlijk weinig of niets meer. Als het oordeel een keer gevormd is, blijft het staan, ook al blijkt later dat het was gebaseerd op onvolledige, impressionistische. sterk gekleurde, onverifieerbare en zelfs apert onjuiste berichtgeving in de media.

Een typerend voorbeeld is de Britse berichtgeving in de Eerste Wereldoorlog, dat een beeld schilderde van heldhaftige en zelfs succesvolle strijd. Befaamd zijn de verhalen van de Britse oorlogscorrespondent Philip Gibbs, dte pas na de oorlog erachter kwam dat hij en zijn collega’s consequent verkeerd waren voorgelicht: waren belazerd, is de meest correcte term. De echte correcties kwamen pas decennia later, en duren voort tot op de dag van vandaag (zie bijvoorbeeld Niall Ferguson, The Pity of War, 1998). Ondertussen is de beeldvorming blijven hangen: het was een heldhaftige maar moeizame strijd die uiteindelijk toch tot de overwinning leidde Eind goed, al goed.

Bij de beoordeling in de publieke opinie moet een onderscheid worden gemaakt tussen de politieke en de militaire dimensie. Je kunt het oneens zijn met de politiek die tot het militaire ingrijpen heeft geleid, en desondanks achter de militairen staan die uitgezonden worden om het uit te voeren. Dat maakt het moeilijk iets zinnigs te zeggen over de 'aandacht voor' en beoordeling van' het Nederlandse militaire ingrijpen, want alles wordt meestal op een hoop gegooid: men is ervoor, of men is ertegen. Met het standaard onderzoek naar de publieke opinie, dat werkt met voor-gestructureerde vragen en multiple-choice antwoorden, schiet je daarbij ook niet veel op. Het zogenaamde social desirability’ antwoord (dat is het antwoord dat maatschappelijk het meest wenselijk wordt geacht) dreigt bovendien in dit geval de werkelijkheid nog meer te vertekenen.

De discussie over 1945-1949, Indonesië, illustreert hoe de discussie uiteen valt in een politieke en een militaire dimensie De eerste discussie is de politieke discussie, en er bestond aanvankelijk weinig twijfel over de noodzaak van militair ingrijpen. Die discussie eindigt in feite met de overdracht van de soevereiniteit (Lingadjatii), overigens nadat gebleken is dat een militaire oplossing onhaalbaar is. Dat hadden de Britten trouwens al eerder en vrij snel begrepen. De Fransen hielden het echter nog lang vol in Indo-China (Dien Bien Phu) en Noord-Alrika (de Algerijnse oorlog). De Amerikanen zouden pas in Vietnam leren dat militair ingrijpen met altijd de oplossing is.

De tweede discussie, over het gedrag van de militairen, begint bijna twintig jaar later, wanneer een oorlogsveteraan (Hueting) in het openbaar bekent dat hij, en met hem vele anderen, in Nederlands-lndie dingen hebben gedaan waarvan hij, zacht gezegd, nu spijt heeft. Die discussie laait snel op. Het wordt een algemene publieke discussie, waarschijnlijk omdat het nieuwe medium, televisie, een snelle en directe discussie mogelijk maakt. Het gaat uiteindelijk om niets anders dan oorlogsmisdaden. De mededeling dat onze jongens' daar in de Oost geplunderd, verkracht, platgebrand en gemoord hebben, is voor de publieke opinie onaanvaardbaar. Tot een serieuze discussie komt het echter niet. Het laatste woord wordt niet gesproken. Niemand wordt voor oorlogsmisdaden aangeklaagd. De regering laat een onderzoek instellen, dat zoals gebruikelijk, niets oplevert. Terwijl de honden blaffen trekt de karavaan verder: die discussie is tien jaar later al praktisch vergeten

Maar er schijnt wel iets van te zijn blijven hangen Het gaat hier om een bewustwordingsproces: oorlog is iets heel anders dan we dachten dal het was. Beeldvorming speelt een belangrijke rol. Het overheersende beeld van oorlogvoering is een beeld van heldhaftigheid, moed, beleid, standvastigheid - allemaal morele deugden - gecombineerd met bekwaamheid in het hanteren van wapens. Oorlog is in die beeldvorming een duel, waaraan weliswaar meer dan twee personen deelnemen, maar dat toch uitgevochten wordt met inachtneming van regels. Voetbal is als oorlog: het gaat erom te winnen, maar wel met inachtneming van de regels

Dat beeld is langzaam maar zeker ondermijnd Of beter: het wordt gecorrigeerd Er zijn geen regels. Alles mag. Erger nog: alles moet. Als het maar leidt tot de overwinning. Daarna dicteert de overwinnaar het vredesverdrag. En herschrijft de geschiedenis. Zo nodig in morele termen: het doel heiligde de middelen

Zo wordt massamoord in de eerste helft van de vorige eeuw een algemeen aanvaarde strategie Er wordt koortsachtig gezocht naar steeds effectiever massavernietigingsmiddelen. Die komen er dan ook en worden nu beschreven worden als ABC wapens (atomair, biologisch, chemisch). Tegelijk worden er overal en door iedereen ‘oorlogsmisdaden' begaan. Door de Duitsers, onder andere, in Lidice en Oradour. Door de Russen, en niet alleen in Katyn. Door de Fransen in Algerije. Door de Amenkanen in Vietnam (My Lai). Door de Japanners vooral in China en Mandsjoerije, en uiteindelijk heel Zuid-Oost Azië. Door de Bntten overal

- zij beheerden immers een Empire -; en door de Nederlanders tenslotte, in Nederlands-lndië. Dat Nederlandse militairen zich daar schuldig maakten aan oorlogsmisdaden is daarom ook niet zo opmerkelijk. Het zou opmerkelijk zijn geweest als ze dat niet hadden gedaan.

In de tweede helft van deze eeuw werd dat allemaal maar al te duidelijk. De beoordeling van hel Nederlandse militaire optreden vak om die reden waarschijnlijk thans ook kritischer, of beter, realistischer uit. Meten kun je dat niet. Maar er valt iets af te lezen uit de nogal massale steun in de publieke opinie voor een militaire interventie in het voormalige Joegoslavië - namelijk, om het moorden daar te beëindigen - terwijl de officiële politieke opinionleaders daar jarenlang duidelijk tegen waren. Ik interpreteer dat als steun voor een militair ingrijpen dat beoogt moorden te beëindigen. Dat is iets totaal anders dan oorlog, d.w.z. een militair ingrijpen om een conflict te 'winnen' Voor de militair die uiteindelijk de klos is en die uitgezonden wordt naar Eritrea, Cyprus of Macedonië vereist dat een totaal andere mentale instelling. Hij gaat met om te doden (‘buiten gevecht te stellen' is de klassieke formulering). Hij gaat om doden te voorkomen; en hi| kan zich daarin gesteund weten door een massale publieke opinie.

De consequenties van oorlogvoering

De vraag die ik moet beantwoorden betreft de ‘aandacht voor en de ‘beoordeling van' het Nederlandse militaire ingrijpen. Maar wat het antwoord ook is: het krijgt pas betekenis als het wordt vergeleken met de ervaringen in andere landen. Veel verschil lijkt er niet te zijn. Ook elders is er een fundamentele loyaliteit ten aanzien van het eigen leger Maar het is wel een goedkoop soort loyaliteit, en opmerkelijk is hoe snel die loyaliteit soms is omgeslagen in vijandigheid en verachting. De manier waarop Duitse militairen na de Eerste Wereldoorlog werden ontvangen bij terugkeer van het front is daarvan een schrijnend voorbeeld. Misschien nog navranter - want ook beter bekend - is hoe hel thuisfront omgaat met de Amerikaanse militairen die in Vietnam hebben gevochten. In beide gevallen gaat hel om een verloren oorlog. Pogingen die geschiedenis te herschrijven, zoals in Rambo-achtige films uil de Holly-wood-productielijn, konden daaraan mets veranderen. De reactie was in beide gevallen - Duitsland na 1918, Amerika na 1970 - vooral afwijzend. Men wil er niet aan herinnerd worden. Het was een zwarte bladzijde in de geschiedenis. De veteranen horen er daarna met meer bij. Ze werden

- en worden - vaak letterlijk aan hun lot overgelaten. Er was geen maatschappelijke waardering meer voor de militairen die hun leven hadden geriskeerd, en die als ze het hadden overleefd, maar al te vaak geestelijk of lichamelijk verminkt terugkwamen.

Verminkt: lichamelijk, en ook geestelijk. Oorlog voeren is allang iets heel anders dan een soort duel, waarin beide partijen ongeveer gelijke wapens en gelijke kansen hebben, waaraan ze zich houden aan regels, waarin ze kunnen aanvallen en verdedigen, en waarin de uitslag bepaald wordt door strategie, organisatie, moed. en bekwaamheid in het hanteren van wapens. Oorlogvoeren: de werkelijkheid die in dat werkwoord wordt beschreven is in vrij korte tijd volkomen veranderd Het woord oorlogvoeren heeft een dubbele betekenis gekregen. Voor de een verwijst het naar glorierijke strijd, waarin roem en eer te behalen valt. en die je kunt winnen. Voor de ander verwijst het naar een slaughterhouse’, dat is de titel van Vonnegut’s klassieke beschrijving van het bombardement op Dresden: een slachthuis, een abattoir, waarin zoveel mensen zo snel mogelijk moeien worden afgemaakt. Je vecht; of je wordt geslacht: in beide gevallen wordt het ‘oorlog’ genoemd

Verder blijft in vrijwel alle analyses van oorlog onderbelicht wat de consequenties van oorlogvoering zijn voor degenen die in de moderne oorlogvoering de slagers zijn, die de massamoord begaan en dat ook beseffen, en die later als helden worden gedecoreerd als de oorlog is ‘gewonnen’. Want gewoonlijk gaat het in alle analyses in de eerste plaats om de slachtoffers en niet om de daders Maar ook de daders, dat zijn de officiële winnaars van het gevecht en in de moderne oorlog degenen die trekkers overhalen of op knoppen drukken, komen er niet ongeschonden uil. Ook al hebben ze geen schrammetje opgelopen: psychisch is er iets veranderd. Ze hebben gemoord, en ze beseffen dat maar al te goed. Het vermoorden van andere mensen is met alleen officieel verboden bij wet en religie: het is tegennatuurlijk. En dat zal hen tot hun dood blijven achtervolgen Als de oorlog voorbij is moeten ze ermee leren leven en dat blijkt buitengewoon moeilijk. Het verklaart de extreem hoge cijfers over drank en drugsgebruik, echtscheidingen en criminaliteit onder Amerikaanse Vietnam-veteranen, waarover ondertussen het nodige bekend is geworden Maar de ernstigste consequentie is natuurlijk dat deze voormalige militairen terugkeren met de ervaring dat geweldgebruik. doden en moorden, een officieel aanvaarde oplossing is voor een probleem. Zo kon het gebeuren dat een in de Golfoorlog gedecoreerde militair in Oklahoma een regeringsgebouw opblaast, een aanslag die overigens aanvankelijk werd toegeschreven aan duistere islamistische terroristen Maar het is een Amerikaanse onderofficier die zo meer dan 140 mensen ombrengt. Timothy McVeigh is een slachtoffer van de oorlog die hij hielp voeren Hij leerde daar dat geweldgebruik een effectief middel is en hij gebruikte het zoals dat in alle voorgaande oorlogen gebruikelijk was geworden: ‘undiscrimated’, zonder onderscheid te maken tussen burgers en militairen, tussen combatants' en ‘noncombatants' Hij deed, met andere woorden, wat alle oorlogvoerende staten in de vorige eeuw hebben gedaan als strategisch noodzakelijk, en daarom legitiem en zelfs moreel en ethisch aanvaardbaar: massamoord plegen op burgers. Voor Timothy McVeigh goldt dat overigens niet als verzachtende omstandigheid. Hij werd ter dood veroordeeld en kreeg in juni 2001 een dodelijke injectie.

Maar waar het hier om gaat, is dat McVeigh waarschijnlijk nooit gedaan zou hebben gedaan wat hij deed als hij niet betrokken was geweest bij de Golfoorlog. En dat veel Vietnam- (en ook Golfoorlog-) veteranen zonder hun oorlogservaringen, niet terecht zouden zijn gekomen in dat uit-zichtsloze circuit van drank, drugs en en criminaliteit.

Een laatste opmerking. Het grootste militaire trauma in de Nederlandse geschiedenis is zonder enige twijfel de massamoord in Srebrenica in 1995, die een bataljon Nederlandse militairen had moeten voorkomen of verhinderen. Dat deden ze met. Ze probeerden het zelfs met eens. Het is mij nog steeds niet duidelijk hoe dit Nederlandse militaire optreden, of juister, het mei-optreden, wordt beoordeeld. De oordelen lopen ver uiteen. Aan de ene kant staat de opvatting dat Dutchbat zich had moeten doodvechten, in de traditie van Van Speyk. Aan de andere kant staat de ondertussen in Nederland bijna algemeen gehuldigde opvatting dat Dutchbat gedaan heeft wat het kon en dat elk militair verzet zou hebben geleid tot de vernietiging van Dutchbat, zonder dat de massamoord op circa 7000 mannen uit Srebrenica zou zijn voorkomen. De bondgenoten in de NAVO en de UNO kunnen niet openlijk kritisch zijn, al is het alleen maar omdat ze allemaal boter op hun helm hebben: het Srebrenica drama is vooral een drama op het hogere niveau van de politieke en militaire besluitvorming, en reken maar dat dat terdege wordt beseft, van Sarajevo tot Zagreb, van Geneve, Parijs, en Den Haag tot New York. Binnen Nederland is de verwarring gebleven. De roep om een parlementaire enquête is min of meer gesmoord in een onderzoeksopdracht aan het NIOD, hel Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. dal de publicatie van het emdrappon nu al meerdere keren heeft moeten uitstellen Maar wat het NIOD ook zal rapporteren: hel zal niet het laatste woord zijn, laat staan dat het zal leiden lot een consensus in de beoordeling van dit Nederlandse militaire optreden.

De conclusie uit het voorgaande is dat de beoordeling en waardering van militaire interventies, in Nederland en in andere landen, kennelijk weinig ie maken heefi met de vraag of het vrede en veiligheid helpt waarborgen, of dat het in diensl is van het nationale belang. Dat is nogal begrijpelijk want niemand weet precies wat hoe dat werkt. Daarom wordt de beoordeling - en waardering - ingekleurd door de goede bedoelingen en de verhoopte uitkomsten. Dat betekent in de praktijk dat het voornamelijk wordt bepaald door wat de dienstdoende politici als rechtvaardigingen proclameren Een debat daarover is vervolgens moeilijk te voeren: in tijd van nood is eenheid noodzakelijk. En daarna is het moeilijk zo niet onmogelijk er nog op terug le komen. De correcties op de beeldvorming zijn pas mogelijk als het voor de praktische politiek te laat is, omdat hel dan niemand meer echt interesseert.

Oorlogen lijken zinloos geworden

Een hoofdstuk apart tenslotte, lijkt de maatschappelijk waardering van de afschaffing van de dienstplicht en de ombouw naar een beroepsleger. Maar is het dat ook?

In de jaren zeventig boog een staatscommissie, de commissie Mommer-steeg, genoemd naar haar voorzitter, zich over de vraag ol de dienstplicht moest, of kon, worden afgeschaft. De meerderheidsconclusie was nee, dat moest niei. Het zou leiden tot een kloof tussen leger en samenleving. De dienstplicht maakte nu juisl dat het leger als deel van samenleving werd gevoeld, en bovendien waren het niet juist de beroepslegers die een staat in de staat vormden, met alle risicos, zoals staatsgrepen, die daaraan verbonden zijn?

Dat betekende uitstel, maar geen afstel. Er waren uiteindelijk zwaarwegende redenen om de dienstplicht toch af te schaffen En die redenen lagen voor een deel in het verlengde van de redenering die tot behoud ervan concludeerde. In feite was de diensttijd steeds korter geworden en tenslotte zo kort dat het geen bijdrage meer leverde aan de beoogde integratie van militair en samenleving. Daarnaast waren dienstplichtigen door die korte diensttijd alleen geschikt voor het vervullen van simpele taken en konden niet in aanmerking komen voor hogere rangen De beroepsmilitairen deelden daardoor altijd de lakens uit, reden waarom een staatsgreep even gemakkelijk kon worden gepleegd door een dienst-plichtigenleger als door een leger dat uitsluitend uit beroepsmilitairen bestond.

Tenslotte waren er de economische argumenten - de arbeidsmarkt - en de disenmmatie die het gevolg was van het simpele feit dat veel dienstplichtigen niet werden opgeroepen en dus een voorsprong kregen bij het vinden van een baan. Misschien was daarbij doorslaggevend dat moderne legers steeds meer hoger opgeleide militairen nodig hadden, en dat vereiste weer een langere opleiding en dus ook een langere diensttijd. Dat kon uitcindclijk alleen door het militair zijn te kwalificeren als een beroep, compleet met salarisschalen pensioenvoorzieningen en carrièreplanning, en daarmee de arbeidsmarkt op te gaan2. De idee dat een beroepsleger zou leiden tot een verwijdering van leger en samenleving bleek daarbij als snel een fictie. Als er geen oorlog is, is de militair formeel ook 24 uur per dag in dienst maar in de praktijk valt dat nogal mee. Het is in vredestijd een beroep zoals ieder ander.

Maar hei is de vraag hoe lang het zo blijft als hel nu is. Een krijgsmacht werd geacht de gewapende hand van de overheid te zijn, die in conflicten met een ander land eventueel de politieke argumenten kracht kon bijzetten; of later, die moest dienen om de vrede met andere landen te bewaren door afschrikking ('si vis pacem para bellum’). Die tijd lijkt voorbij. Oorlogen tussen staten zijn er nauwelijks meer. Zelfs de dreiging met oorlog is ongeloofwaardig geworden. De ‘transformatie van oorlog’ - de term is van Martin van Creveld en dateert van 1991 - blijkt nu. vooral na de anonieme aanslagen op New York en Washington, veel verder te zijn gegaan dan de afschaffing van de massalegers vol kanon* nenvoer, zoals de afschaffing van de dienstplicht ook omschreven kan worden. Niets is meer zoals het was: staten voeren geen oorlog, er worden zelfs geen oorlogen gepland door nationale staten3. Massade-structiemiddelen hebben wapens vervangen en vooral, veiligheid kan niet meer worden gegarandeerd door militaire macht. Zelfs het bezit van duizenden kernwapens helpt helemaal niets, zo weet iedereen sinds 11 september 2001

1

Prof dr Hylkc Tromp is polemoloog en cmcritu5 hoogleraar, voordien verbonden aan dc vakgroep bestuursrecht van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG).

2

Dc laatste jaren zijn er zelfs voorstellen gedaan voor het inhuren van allochtonen om vacante plaatsen in dc nationale krijgsmacht te vullen- Turkse divisies bv. zouden gemakkclijk een tekort aan mankracht kunnen opvullen, liet past in de trend tot internationalisering, maar hei illustreert hoe weinig is overgebleven van de idee van nationale saamhorigheid die uitgedrukt werd in een 'nationale' dienstplicht

3

De Brits-Amerikaanse aanval op Irak is dc uitzondering die dc regel bevestigt Hel is een klassiek voorbeeld van wat is beschreven als de law of the hammer' wie een schroevendraaier mist. gebruikt dan maar een hamer Effectief terrorisme is onvindbaar • Bin Laden is zelfs niet eens gevonden - en in plaats daarvan wordt er dus maar oorlog gevoerd.

Profdr. H.W. Tromp

Referentie: 
Prof dr. H.W. Tromp | 2003
In: Hulpverlening aan Nederlandse veteranen: over preventie, signalering en nazorg / Wim D. Visser