Nederlandse gevangenen in de Duitse concentratiekampen

Op een studiedag voor het team-Eindhoven van de Stichting 1940-1945 verzorgde de heer A.J. van der Leeuw een bijdrage over het Duitse concentratiekampsysteem en over de Nederlanders die in deze kampen gevangen zaten; wie kwam waar terecht en waarom?

Mijn grootmoeder is geboren in 1863. Ik noem haar omdat zij de eerste was van wie ik iets hoorde over concentratiekampen. Want misschien weet u het, dat woord is afkomstig uit de Boerenoorlog, uit de imperialistische oorlog die de Britten voerden tegen de Boeren in Zuid-Afrika. Met die Boeren voelden wij ons toen rond 1900 als Nederlanders ongelooflijk solidair. Dat is voor ons op het ogenblik een bijna onvoorstelbare toestand: drie generaties verder zijn onze gevoelens over Zuid-Afrika totaal veranderd. In die Boerenoorlog was de toestand op een gegeven ogenblik zo dat de Afrikaners alleen nog maar een guerrilla konden voeren: kleine commando’s probeerden de Britse troepen nog zo veel mogelijk afbreuk te doen nadat de hoofdmacht grotendeels uit het veld gedreven was, en die commando’s van de Boeren vonden steun op de verspreide boerderijen. Daar wilden de Britten een eind aan maken en zij concentreerden de vrouwen en kinderen van die boerderijen in concentrationcamps, daar komt de naam vandaan. Mijn grootmoeder kende ook het liedje ’Arme vrouw en kinderen klommen bij het draad op van de honger’, dat was een zeer populair lied in die tijd in Nederland, dat zij ook vijfentwintig jaar later, toen ik een kleine jongen was, nog regelmatig zong. Dus niet alleen het woord maar ook het idee datje in het concentratiekamp nagenoeg verhongert, en dat daar mensen van honger en ziekten sterven, is allemaal uit die tijd afkomstig.

De naam concentratiekampen is in 1933/34 overgenomen door de nazi’s voor de kampen waar zij hun gearresteerde tegenstanders concentreerden. Het ging hun daarbij niet om praktische oorlogsdoeleinden zoals destijds in Zuid-Afrika, maar om bestrijding van hen die geacht werden de vijanden van Duitsland en van het nationaal-socialisme te zijn. Er is over die concentratiekampen zo verschrikkelijk veel te zeggen dat het eigenlijk een belachelijke onderneming is om te proberen om daar in drie kwartier zelfs maar de hoofdzaken van te noemen. Dat kan niet. Wie daar een meer diepgaande studie van wil maken, wil ik verwijzen naar de delen acht en tien-B van de grote serie van prof. dr. L. de Jong. Ik zal mij nu beperken tot twee onderwerpen die van belang zijn voor uw werk bij de Stichting 1940-1945. U ont-

moet in uw werk voornamelijk mensen die eerst in een gevangenis in Nederland, daarna in Amersfoort ofVught hebben gezeten en die vervolgens naar een van de grote concentratiekampen in Duitsland, vooral Buchenwald, Natzweiler, Neuengamme, Dachau, Sachsenhausen, zijn gegaan en van daaruit over allerlei andere kampen, meestal kleine zogenaamde Aussenkommandos, zijn verspreid. Ik wil dus twee onderwerpen bespreken. In de eerste plaats zal ik een korte beschrijving geven van het systeem en in de tweede plaats wil ik de voornaamste groepen gevangenen nagaan die uit Nederland naar de kampen in Duitsland zijn gegaan; daarbij stip ik ook de kampen die er in Nederland zijn geweest even aan.

De concentratiekampen in Duitsland vormden vanaf het begin een belangrijk onderdeel van het nationaal-socialistische systeem. Hitler kwam in januari 1933 aan de macht, in februari waren er al concentratiekampen. Eerst de zogenaamde wilde concentratiekampen, die overal werden geïmproviseerd, in Berlijn, in Hamburg, in München, en waar vijanden van het regime, in de eerste plaats politieke vijanden, werden opgesloten, mishandeld en vernederd, alle elementen die je later in het systeem van de kampen tegenkomt. Er waren toen ook wel joden bij, maar er was nog geen sprake van een speciale actie tegen joden. Die wilde kampen hebben in het algemeen niet lang bestaan. Ze zijn vervangen door meer systematisch opgezette kampen. Dachau is het kamp waar het concentratiekampsysteem ontwikkeld is, onder leiding van Eicke, merkwaardig genoeg bijgenaamd Pappa Eicke, want het was zo’n brave baas, die de jonge SS’ers daar de goede weg wees. In Dachau is het systeem ontwikkeld met de gestreepte kleren, de kaalgeschoren hoofden, de kampdiscipli-ne, de appèls, het werk en ook de vernedering en de straffen. Daarnaast waren er in die eerste tijd kampen hier niet zo ver vandaan, in de Duitse veenstreek, achter Coevorden bij Meppen en Esterwegen. U kunt daar nog kerkhoven tegenkomen waar een aantal, niet zo veel, van de slachtoffers van die kampen liggen, Moorsoldaten zoals zij zich noemden.

Na Dachau kwamen dan al spoedig de grote kampen die u allemaal kent: Buchenwald, Sachsenhausen, wat later Neuengamme, en nog weer later Gross Rosen en Auschwitz. Auschwitz I met die stenen barakken, u kent de foto’s, is een oude Oostenrijkse kazerne. Daarnaast is in 1941-1942 het ontzagwekkend grote kamp Auschwitz II, Birkenau gebouwd met al die houten barakken waarvan nu alleen nog wat schoorstenen en fundamenten over zijn. De oude kazernes staan er nog altijd, daar is nu het museum in gevestigd. Zo ontstond dus een heel netwerk van concentratiekampen.

Maar hoewel ze al voor de oorlog een, ik zou haast zeggen onmisbaar deel van het nationaal-socialistische systeem vormden, was het aantal gevangenen toch nog zeer beperkt. Bij het begin van de oorlog zaten er niet meer dan ongeveer 20.000 gevangenen in concentratiekampen. Dat is op zichzelf genoeg om duidelijk te maken met wat voor systeem je te maken had. Bovendien waren

er ook al heel veel gevangenen door de concentratiekampen heen gegaan en weer vrijgelaten. Denkt u vooral aan de vele joden die na de Kristallnacht, in november 1938, in de concentratiekampen terecht zijn gekomen, dat waren er enige tienduizenden. Die zijn voor het grootste deel in 1939 weer vrijgelaten en behoorden niet meer tot die kampbevolking van 20.000 gevangenen bij het begin van de oorlog. In de loop van de oorlogsjaren hebben de kampen zich ontwikkeld tot een ongelooflijk grote organisatie, waarvoor alleen al een honderd tot tweehonderdduizend mensen nodig waren om de organisatie gaande te houden en waar tenslotte maximaal ongeveer 800.000 mensen gevangen hebben gezeten. Die ontwikkeling heeft zich voltrokken tussen 1940 en 1945, met het accent op de latere jaren. In 1943 waren er tegen de

200.000    gevangenen en in de jaren 1943-1944-1945 zijn het er

750.000    a 800.000 geworden. Midden in de oorlog is dus nog een geweldige inspanning geleverd om al die vijanden van Duitsland achter het draad te krijgen en dat waren toen grotendeels vijanden uit de bezette gebieden. Het waren Fransen, Belgen, Italianen, Tsjechen, Joegoslaven, Polen, Russen, Nederlanders, met een getalsmatig groot accent op de Oosteuropese en Zuideuropese bevolking.

Nog even terug naar het systeem. In het eerste begin heerste er volstrekte willekeur, toen bijvoorbeeld de SA van Hamburg haar selectie vijanden van het nationaal-socialisme in een of ander gebouw in die stad ging opsluiten. Maar in de loop van 1933 is dat alles tot een bureaucratisch stelsel uitgewerkt. Na de Rijksdagbrand, februari 1933, werd de zogenaamde Verordnung zum Schütz von Volk und Staat afgekondigd, een korte Verordnung, nauwelijks één bladzijde in het Reichsgesetzblatt, waarin met drie of vier artikelen alle burgerlijke vrijheden werden opgeheven. Daarbij werd ook de mogelijkheid geschapen om mensen administratief gevangen te zetten, en dat kreeg de naam die u zonder twijfel kent: Schutzhaft. De Haft om het Duitse Rijk in bescherming te nemen tegen het gevaar dat de te arresteren persoon opleverde. Die Schutzhaft is in latere jaren helemaal gesystematiseerd. Hoofd van de Sicherheitspolizei was - tot hij in 1942 werd doodgeschoten - Reinhard Heydrich. Diens bureau, gevestigd in Berlijn, heette sinds 1939 het Reichssicherheitshaup-tamt. Een onderdeel van dat RSHA was het Schutzhaftreferat, wij zouden zeggen de afdeling voor Schutzhaft. Op dat Schutzhaftreferat waren alle gevangenen geregistreerd over wie de Schutzhaft, om een mooie Duitse term te gebruiken, ’verhangt’ was, zo heette dat. Dat ging als volgt, ik geef u het voorbeeld van Nederland. Wij hebben dat op het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie helemaal uitgezocht bij de voorbereiding van de strafprocessen in München tegen de Duitsers die verantwoordelijk waren voor de deportatie van de Nederlandse joden en in Berlijn tegen de medewerkers van het Schutzhaftreferat. Ik ben daarvoor ook meerdere malen naar Berlijn geweest en heb van al die documenten kennis genomen. Als er dus in Nederland, ik neem nu maar het joodse voorbeeld, een jood werd opgepakt in 1942,

omdat hij de ster niet had gedragen of omdat hij op een bank in het park had gezeten, wat hij niet mocht, of omdat hij ’s morgens in plaats van ’s middags na drieën groente had gekocht, want om dergelijke delicten ging het dan vaak, dan werd hij in de gevangenis gesloten. Er werd een zeer kort proces verbaal, een Proto-koll opgemaakt, dat ging naar het Judenreferat bij de Befehlsha-ber der Sicherheitspolizei in Den Haag op het Plein. Daar werd het even bekeken en als de zaak administratief in orde werd bevonden, werd het doorgegeven aan het Schutzhaftreferat. Er zat dus ook in Den Haag een Schutzhaftreferat. Die afdeling stuurde per telex een Schutzhaftantrag naar het grote Schutzhaftreferat van het RSHA in Berlijn. Daar werd bekeken of het formeel allemaal in orde was en dan werd er een nummer gegeven. Dat nummer ging per telex terug naar Den Haag en op grond van dat verstrekte nummer kon daar een Schutzhaftbefehl worden uitgeschreven. De Jong heeft een Schutzhaftbefehl afgedrukt bij p. 16 van deel 8. Dat gaat over een Nederlandse vrouw, Huberdina Witte geboren Verhagen, die wordt ingesloten omdat zij ’durch ihr Verhalten den Bestand und die Sicherheit des Volkes und Staates gefahrdet dadurch, das Sie Juden bei arischen Fami-lien untergebracht und dafür gesorgt hat daB diese monatlich Lebensmittelkarten erhielten’. Daarvoor werd haar dus de maatregel van Schutzhaft opgelegd en wij moeten aannemen dat zij bestemd was om hetzij in Vught te blijven, waar zij zat, hetzij eventueel ook naar Ravensbrück overgebracht te worden, het vrouwenconcentratiekamp. Maar zij is, zoals De Jong er bij vermeldt, in Vught overleden. Voor al die honderdduizenden gevangenen is er in beginsel een Schutzhaftbefehl geweest. Zo zat het administratief in elkaar. De Schutzhaft kon voor onbeperkte duur of voor een bepaalde tijd worden opgelegd. Voor actieve politieke tegenstanders en verzetslieden gold meestal het eerste. Maar wie zonder lid te zijn van een organisatie joodse onderduikers had geherbergd, kwam er met zes of negen maanden in Vught af.

U weet dat er daarnaast ook Nederlanders, met name verzetsdeel-nemers, zijn veroordeeld door militaire of civiele rechtbanken. Zij kwamen na veroordeling tot vrijheidsstraffen in Duitse strafinrichtingen terecht. In Duitsland had je toen een verschil tussen gevangenis en tuchthuis, tuchthuis was in beginsel zwaarder. Maar daarnaast verdween een groot aantal verzetsdeelnemers zonder proces; maar na het opleggen van Schutzhaft naar concentratiekampen. Gedeeltelijk werd de keuze tussen proces en Schutzhaft bepaald door wat er bewezen was. Kijkt u bijvoorbeeld eens naar het bekende Geuzenproces, de verzetsgroep die vooral in de buurt van Vlaardingen, Maassluis, Rotterdam en Schiedam opereerde en die eind 1940 vrijwel volledig is opgerold, ruim 200 arrestanten. Daarvan zijn een aantal mensen ter dood veroordeeld, 16 van de 18 doden uit het gedicht van Jan Campert waren Geuzen. Van de andere Geuzen, meer dan 150, was alleen te bewijzen dat ze lid van de groep waren geweest, aan echte acties waren ze nog niet toegekomen. Die heeft men, zoals de technische term luidt, ’abgetrennt’, en zij werden naar concentratiekampen gestuurd met een Schutzhaftbefehl. De Geuzen zijn via

Amersfoort in 1941 naar Buchenwald gezonden en vandaar in allerlei andere kampen terechtgekomen. Sommigen van hen hebben in vier jaar concentratiekamp, de ronde gemaakt van Buchenwald naar Majdanek, ergens achter in Polen, van Majdanek geëvacueerd naar Auschwitz, een half jaar Auschwitz en dan weer met een evacuatietransport naar Mauthausen en in een van de buitencommando’s bevrijd.

Van de Schutzhaftbefehle en de centrale registratie bij het RSHA in Berlijn waren de meeste mensen in de kampen zich nauwelijks bewust. U zult zo nu en dan van mensen horen ’Ja ik heb ook een keer een vonnis moeten tekenen’. Dat was dan het Schutz-haftbefehl, want je moest voor ontvangst van je Schutzhaftbefehl tekenen. Dat herinneren veel gevangenen zich zonder dat zij zich bewust waren wat het nu precies was, ze noemen het meestal een vonnis. Maar dat speelde zich dan ook naast de werkelijkheid van de kampen af. De werkelijkheid van de kampen, dat was de vernedering, de voortdurende dagelijkse terreur. Terreur overigens in gradaties, want dat is nog iets waar ik uw aandacht voor wil vragen, voor de merkwaardige verschillen.

Vught was in het eerste half jaar van 1943 slecht, voor sommigen zelfs verschrikkelijk, er werd honger geleden, er werd veel geslagen, er zijn nogal wat mensen gestorven, zij het voornamelijk aan epidemische ziekten, en vooral ook kleine kinderen. Uiteraard joodse kleine kinderen, want andere kleine kinderen kwamen toen niet in het concentratiekamp. Vught was na de zomer van 1943, nadat de corrupte commandant Chmielewski was verwijderd, een bijna ideaal kamp. Maar zelfs in zo’n bijna ideaal kamp kan er dan zoiets gebeuren als wat u allen waarschijnlijk wel kent onder de naam Bunkerdrama. De vrouwen die door de willekeur van een of andere SS’er met veertig of zelfs zeventig tegelijk in één cel zijn gesloten, waardoor er in de nacht een aantal doden viel. Vele van de overlevenden dragen van die nacht voor het leven de sporen mee.

Als vergelijking het concentratiekamp Auschwitz dat in 1942 wel ongeveer het ergste was dat je je kunt voorstellen. Ook daar waren in 1943 nog weer wat andere ontwikkelingen. Nu spreek ik niet over de, ik zou haast zeggen, doodsindustrie, de transporten die dagelijks aankwamen en waarvan alle ouderen en kinderen en vrouwen met kinderen bij aankomst werden vergast. Ik spreek over de gevangenen die in het kamp Auschwitz waren en die een nummer op hun arm droegen. U heeft waarschijnlijk wel eens een van hen ontmoet. De gemiddelde levensduur van een joodse gevangene in Auschwitz in 1942, toen de eerste transporten uit Westerbork daar aankwamen, was zes weken. Dat wil dus zeggen, in die zes weken vond plaats wat in Hitlers eigen termen Vemichtung durch Arbeit heette. Het is duidelijk dat zoiets alleen mogelijk was, bij verschrikkelijke kamptoestanden, waarbij zowel het eten als de tewerkstelling als de behandeling door de bewaking en de Funktionhaftlinge (Kapo’s) maximaal slecht waren.

U hebt zeker ook gehoord van de wijze waarop de Nederlandse joden van de razzia van februari 1941 in het kamp Mauthausen

stelselmatig zijn omgebracht. Er zijn dus kampen geweest waarin het, althans voor een tijdje, betrekkelijk goed leven was, en er waren kampen waarin de levenskans bijzonder beperkt was. Vrij algemeen kan men zeggen dat in 1943/44 de toestanden in de kampen iets beter werden dan in 1941/42. Dat lag eraan, dat de Duitsers oog kregen voor de waarde van de arbeidskracht van hun gevangenen toen het op de slagvelden slecht ging en de Duitse arbeiders voor de Wehrmacht moesten worden opgeroepen. Eind 1944 en in 1945 gingen de kamptoestanden weer sterk achteruit en stierven tallozen bij de evacuatietransporten. Ik zei u al, de grote aantallen gevangenen zijn pas van na 1943. Van die grote aantallen is ongeveer tweederde in de kampen omgekomen. In totaal wordt er geschat dat er tussen 1933 en 1945 ruim IV2 miljoen concentratiekampgevangenen geweest zijn, en dat daarvan tegen een miljoen in de kampen zijn omgekomen. De anderen hebben het overleefd, hetzij doordat zij in 1944 of 1945 bevrijd zijn, hetzij doordat ze tussentijds zijn ontslagen uit de kampen.

Nu kunnen we over de verschrikkingen van het bestaan in de concentratiekampen lang praten, maar ik denk dat we niet moeten proberen om dat nu hier in enige volledigheid voor u op te roepen. U kunt beter daarover wat lezen, bijvoorbeeld wat De Jong heeft geschreven over een dag in het concentratiekamp, een van de paragrafen van deel 8, of herinneringen van concentratiekampgevangenen, die in voldoende mate zijn uitgegeven. Maar ik herinner u alleen maar even aan de medische experimenten in de kampen, aan executies in de kampen, aan het vernietigen van oude en zieke gevangenen, wat niet alleen in Auschwitz plaatsvond maar bijvoorbeeld ook in Dachau. Als je in Dachau op Invalidentransport ging in 1942, dan betekende dat dat je werd vervoerd naar Schloss Hartheim in Oostenrijk, een van de plaatsen waar in 1941 geoefend was in het vergassen van mensen, en dat je daar door gasverstikking om het leven werd gebracht. Over al die dingen zullen we nu verder maar niet spreken want het is te veel, te veel om op te noemen, te veel om in een uurtje in je op te nemen.

Vandaar dat ik nu graag nog wat anders met u wil bespreken, namelijk hoe het zit met de kampen waarheen de mensen zijn gestuurd met wie u te maken hebt. Om dat duidelijk te maken moet ik eerst nog iets anders vertellen. Ik heb u gezegd dat tussen 1943 en 1945 die geweldige groei van het aantal gevangenen heeft plaatsgevonden. Er zijn toen enkele nieuwe concentratiekampen bijgekomen, maar de meeste bestonden al voor 1940. Kampen als Gross Rosen, Auschwitz, Stutthoff bij de Poolse noordkust, Natzweiler in de Vogezen, zijn erbij gekomen in 1940-1941 maar daarna is er nauwelijks meer uitbreiding aan het systeem gegeven. De enige twee concentratiekampen die in latere tijden er nog bij zijn gekomen, die namen kent u natuurlijk ook wel, dat zijn Dora/Nordhausen en Bergen Belsen. Dat laatste was eerst een Austauschlager für Juden, voor bepaalde joden die men eventueel wilde ruilen tegen geïnterneerde Duitsers in het buitenland, maar

daarnaast werd het in 1944 ook een echt concentratiekamp, twee kampen naast elkaar. Maar nu zult u vragen: waar werden al die gevangenen ondergebracht als er niet meer kampen bij kwamen? Daarvoor werden sinds 1943, voor een klein deel al eerder, vele honderden Aussenkommandos gevormd. Dat zijn dus buitencommando’s van concentratiekampen, vaak bij een industrie waar de gevangenen moesten werken, soms ook bij een werkproject van de SS zelf of bij de bouw van versterkingen, bij een steen- of kalkgroeve, bij een houtbedrijf, noem maar op. Daar werden dus een paar honderd gevangenen in een geïmproviseerd kamp ondergebracht met een eigen SS-leiding, maar administratief en hiërarchisch afhankelijk van een van de grote kampen. Elk van de grote kampen, maar vooral Dachau en Neuengamme, had tientallen van die Arbeitskommandos onder zich. En daar werden dus al die honderdduizenden ondergebracht voor wie in 1943 plaats moest worden gezocht.

Als de mensen met wie u te maken hebt in Duitse concentratiekampen hebben gezeten is er een kans van ongeveer 80% dat zij behoren tot de grootste groepen die Nederland in de richting van de Duitse concentratiekampen hebben verlaten. In de eerste plaats moet ik dan noemen de groep die begin september 1944 uit het kamp Vught werd geëvacueerd. U weet: begin september 1944, de geallieerden hebben zonder tegenstand te ondervinden in enkele dagen heel België bevrijd en staan bij het Albertkanaal. De Duitsers raken in paniek, Dolle Dinsdag 5 september 1944, ze vluchten en het concentratiekamp Vught wordt geëvacueerd. Er worden treinen aangevoerd en daarmee worden de ongeveer 600 vrouwelijke gevangenen naar het vrouwenconcentratiekamp Ra-vensbrück gebracht en ongeveer 2.600 mannelijke gevangenen naar het concentratiekamp Sachsenhausen. Van die ruim 3.000 gevangenen heeft vermoedelijk iets meer dan de helft de negen maanden die nog moesten volgen overleefd. Zij vormen de grootste groep overlevende concentratiekampgevangenen. Daarnaast zijn er uit het kamp Amersfoort in dezelfde tijd, dat wil dus zeggen tussen september en de bevrijding, het laatst nog in maart 1945, grote transporten naar Neuengamme gegaan. Neuengamme is een concentratiekamp dat ligt in de stad Hamburg. Het had zeer veel buitencommando’s en ook daarheen zijn, voor het eerst in september, daarna in oktober en tenslotte nog begin 1945, aanzienlijke transporten gegaan, in totaal tegen de 3.000 gevangenen. Maar u zult ze zelden tegenkomen, in de eerste plaats om een harde reden: slechts 10 tot 15% van die mensen heeft het verblijf in Neuengamme en zijn Kommandos overleefd. De sterfte onder die transporten is dus véél hoger dan onder de van Vught naar Ravensbrück en Sachsenhausen gebrachte gevangenen. Grotendeels was dat een gevolg van de bijzonder slechte omstandigheden in de buitencommando’s van Neuengamme en in het hoofdkamp. Bovendien is er met name uit de transporten van begin 1945 in Neuengamme een vrij groot aantal gevangenen geëxecuteerd.

Er is nog een tweede reden waarom verzetsrapporteurs zelden mensen uit deze groep tegenkomen. In tegenstelling tot de uit

Vught geëvacueerden, die voor een groot deel wegens deelneming aan het verzet waren gepakt, behoorden de uit Amersfoort naar Neuengamme gezonden gevangenen - met name het transport van begin september 1944 - tot een andere nog veel grotere groep, namelijk tot de gearresteerde onderduikers en de niet naar hun werk in Duitsland teruggekeerde ’contractbrekers’. Daarvan werden er in de laatste oorlogsjaren meer dan 10.000 in Amersfoort opgesloten en daarna volgens een speciale richtlijn (Erlass) van Himmler naar strafkampen in Duitsland gestuurd voor een verblijf dat in beginsel drie tot zes maanden zou moeten duren maar vaak pas bij de bevrijding ophield. Die kampen werden in Himm-lers Erlass aangeduid als Arbeitserziehungslager (AEL). (Ze stonden overigens niet op een lijn met de door de Gestapo ingerichte terreurkampen van die naam. In die laatste werden ai vanaf 1940 zich ongedisciplineerd gedragende of gevluchte buitenlandse arbeiders in zes tot twaalf weken zo hardhandig mogelijk, vaak harder dan in concentratiekampen, aangepakt om zowel de slachtoffers zelf als de collega’s, die hen in beklagenswaardige toestand zagen terugkeren, zin voor de Duitse arbeidsorde bij te brengen.) Voor de genoemde gevangenen uit Amersfoort werden in 1944 bij enige tientallen over heel Duitsland verspreide bedrijven ’AEL’ geïmproviseerd, die wel onder toezicht van de Gestapo stonden, maar in feite meestal door de ’Werkschutz’ van het bedrijf en niet door SS of Polizei bewaakt werden. Dat neemt niet weg dat het leven in heel wat van die kampen zéér zwaar was. Tweemaal, in april en in september 1944, stonden in Amersfoort vele honderden gevangenen klaar om naar die geïmproviseerde kampen te worden gezonden, maar was men in Duitsland nog niet klaar om hen te ontvangen. Die groepen zijn toen in april naar Buchenwald en in september naar Neuengamme gezonden. WUV-rapporteurs ontmoeten regelmatig mensen uit deze grote groepen.

Wij hebben nu nog niet gesproken over de Nederlanders die in de jaren vóór september 1944 naar concentratiekampen waren gezonden.

Ik noemde u al de ruim 150 Geuzen die in 1941 naar Buchenwald moesten vertrekken. Het aantal overlevenden van de tussen 1941 en 1944 op transport gestelde gevangenen bedraagt meer dan 1.000. Deels zijn zij oorspronkelijk naar Buchenwald gezonden, deels naar Sachsenhausen en deels naar Dachau, een enkele ook naar Auschwitz. Van deze gevangenen heeft minder dan de helft de kampen overleefd, maar toch aanzienlijk meer dan de 10 of 15% die ik u voor de Neuengamme-transporten noemde. Dan waren er nog de zogenaamde Nacht-und-Nebel-gevangenen, zij die in nacht en mist moesten verdwijnen. Ongeveer 160 Nederlanders van die categorie zijn gevoerd naar het kamp Natzweiler in de Vogezen, een van de afschuwelijkste kampen. Als u er een keer geweest bent dan zult u het nooit meer vergeten, het is een heel indrukwekkende plaats. Het is zo klein en zo overzichtelijk en het ligt op een tamelijk steile berghelling. Je begrijpt dat daar maar, laten we zeggen, maximaal 3 a 4.000 gevangenen verbleven, in tegenstelling tot de tienduizenden van Auschwitz-Birke-

nau. Dat waren dus gevangenen die bijzonder gevaarlijk werden geacht door de Duitsers en daarom in Natzweiler waren geconcentreerd. Ook zij zijn echter in september 1944 geëvacueerd, in het algemeen naar buitencommando’s van Dachau. In die buitencommando’s zijn veel van deze Nederlanders omgekomen, vandaar dat het aantal overlevenden van Natzweiler toch ook aanzienlijk beneden de 50% ligt.

Dat zijn de hoofdgroepen waarmee u te maken krijgt. Ik noemde de buitencommando’s, veel Nederlandse overlevenden van het transport van september 1944 uit Vught naar Sachsenhausen zijn terecht gekomen in Rathenow. Dat is een industrieplaatsje aan de Havel. Honderden Nederlandse gevangenen uit Vught kwamen daar terecht. Van die honderden hebben de meesten het overleefd, hoewel er ook een vrij groot aantal is gestorven. Dat is nu zo’n typisch buitencommando, gevestigd bij een industrie waar ze moesten werken en waar de toestanden wel slecht maar niet verschrikkelijk waren. Maar er waren ook andere, bijvoorbeeld sommige buitencommando’s van Dachau. Leest u de memoires van de oud-directeur van uitgeverij Elsevier Floris Bakels over de commando’s van Dachau waar hij is geweest. Dan zult u zien dat daar ook de verschrikkelijkste dingen konden gebeuren. Of denkt u aan de verklaringen afgelegd in het proces tegen Albert T. in Maastricht over dat buitencommando ergens op een heuvel in Beieren, waar de mensen als ratten stierven.

Nu nog even iets over de kampen in Nederland. In Nederland is maar één ’echt’ concentratiekamp geweest, dat wil dus zeggen een KZ-Lager onder de organisatie die in Duitsland die kampen beheerde. Die organisatie heette het SS-Wirtschaftsverwaltungs-hauptamt (WVHA), een andere SS-organisatie dus dan het Reichssicherheitshauptamt, waar alleen de administratie over de Schutzhaftlinge werd gevoerd. De administratie en de organisatie van de kampen berustte bij het SS-WVHA. Hoofd daarvan was een zekere Pohl, na de oorlog in Neurenberg ter dood veroordeeld en opgehangen. Onder zijn organisatie viel dus ook het begin 1943 opgerichte KL Herzogenbusch, wij zeggen Vught. Amersfoort was geen concentratiekamp, het was een Polizeiliches Durchgangslager, ook wel genoemd Erweitertes Polizeigefangnis. Dat betekent dat daar gevangenen van de Duitse politie terechtkwamen over wier definitief lot nog niet was beslist maar die men niet meer dagelijks nodig had. Gevangenen die men wel nog dagelijks nodig had in verband met onderzoek werden opgesloten of in de Duitse Polizeigefangnis, de cellenbarakken in Scheveningen, hetzij in een van de Nederlandse huizen van bewaring, vooral in Amsterdam maar ook in andere steden als Leeuwarden, Groningen, Almelo, Maastricht, noemt u maar op. Als het onderzoek was afgelopen, werd zo’n gevangene in vele gevallen, zeker in 1941-1942, overgebracht naar het Polizeiliches Durchgangslager in Amersfoort, in afwachting van zijn berechting of van een beslissing over de op te leggen Schutzhaft en het transport naar een van de concentratiekampen in Duitsland. Amers-foort was in 1941-1942 een werkelijk verschrikkelijk kamp. U kunt het zich nauwelijks erg genoeg voorstellen. In 1943-1944, toen er voornamelijk gearresteerde arbeidsinzet-weigeraars zaten, was het er beter. Ik wil niet zeggen dat het er best in uit te houden was, maar in elk geval was het toen lang niet zo erg. Ondanks de slechte toestanden in 1941-1942 zijn er in Amersfoort betrekkelijk weinig Nederlandse doden gevallen. Alles bij elkaar ruim 100. Dat komt doordat de mensen er maar zo kort bleven. Maar er zijn verklaringen, ik heb ze indertijd gelezen, van SS-officieren uit Buchenwald die zeiden dat de transporten uit Amersfoort de beroerdste waren die ze überhaupt binnen kregen, want de mensen die in die transporten zaten waren eigenlijk allemaal al in ernstige mate ondervoed en verzwakt. Dat waren ze niet gewend in Buchenwald. Daar kwamen in het algemeen veel gezondere mensen binnen. De toestand waarin de gevangenen uit Amersfoort in Buchenwald aankwamen heeft natuurlijk hun overlevingskansen daar bijzonder negatief beïnvloed.

Ik zei u al dat Vught een echt concentratiekamp was. Maar dat wil niet zeggen dat iedere gevangene die in Vught zat al een Schutzhaftbefehl had. Vanaf de zomer van 1943, toen de zaken wat werden gesystematiseerd in Vught, was het kamp verdeeld in het Schutzhaftlager, het Judendurchgangslager en het Polizei-liches Durchgangslager. Wanneer in de Vughtkartotheek iemand een nummer met een P heeft, betekent dat niet Politisch, zoals men vaak heeft gedacht, maar Polizeihaftling. Van de in september 1944 geëvacueerden was daardoor een groot deel nog niet in het bezit van een Schutzhaftbefehl. Er zijn zelfs gevangenen die uit Sachsenhausen zijn vrijgelaten omdat hun straftijd om was, of omdat men ze niet langer meer nodig had.

Over Schoorl behoeven we niet lang te praten, dat was de voorganger van Amersfoort, waar tot de zomer van 1941 enkele honderden Polizeihaftlinge hebben verbleven. Het kamp Ommen heeft drie perioden gekend. In 1941-1942 verbleven er door de Nederlandse justitie veroordeelde gevangenen, in 1943 zaten er net als in Amersfoort voornamelijk mensen die zich aan de arbeidsinzet hadden onttrokken, en in 1944-1945 allerlei verdachten van zeer verschillende soort en komaf. Ook Ommen was een zeer ongemakkelijk kamp. En het kamp Heerte in Duitsland, waarheen een groot aantal gevangenen uit Ommen voor ruim een halfjaar is getransporteerd, kan worden gelijkgesteld met een echt concentratiekamp. Er zijn daar enige honderden mensen omgekomen of doodgeslagen. Vandaar dat de overlevingsdjfers van Ommen, als je de mensen uit Heerte meetelt, van alle Nederlandse kampen verreweg de slechtste zijn. Dat zijn in hoofdzaak de kampen in Nederland waar u mee te maken zult krijgen, al zijn er nog wel meer geweest en heeft met name ook Vught zijn buitencommando’s gehad. Er was een industrie in ’s Hertogenbosch, er waren vliegvelden in Gilze Rijen en in Venlo waar gevangenen hebben gewerkt, en zo meer. Maar ik denk dat het niet nuttig of nodig is om daar nu nog uitvoerig over te spreken. Ik zou het hierbij willen laten.

1

Dr. A.J. van der Leeuw is historicus en voorzitter van de Raadskamer-WUV van de Pen-sioen- en Uitkeringsraad.

Referentie: 
A.J. van der Leeuw | 1991
In: Icodo Info , ISSN 0168-9932 | 8 | 1 | april | 19-28
Trefwoorden: 
concentratiekampen