Nakomelingen van daders en slachtoffers van de holocaust : Een dialoog

Samenvatting

De holocaust geeft zijn erfenis nog altijd door: hij oefent nog steeds een buitengewoon diepgaand effect uit op de overlevenden - en op de tweede, derde en vierde generatie nakomelingen. Dit feit is inmiddels uitgebreid gedocumenteerd in vakliteratuur, romans, films en musea. Wat echter nog nauwelijks in de literatuur is beschreven en geanalyseerd zijn pogingen om de nakomelingen van daders en van slachtoffers bij elkaar te brengen met het doel een dialoog aan te gaan en een zekere mate van verzoening tot stand te brengen in het hier en nu en met het oog op de toekomst. Dit artikel beschrijft een tweede gespreksronde tussen Duitse en Israëlische GGZ-werkers. allen nakomelingen van overlevenden en/of betrokken bij de behandeling van nakomelingen van overlevenden. De samenkomst werd gehouden tijdens het congres van de International Family Therapy Association in oktober 1995 in Guadalajara, Mexico. Onder de deelnemers waren ook enkele Mexicaanse collega’s, die de erfenis van de holocaust van hun ouders hadden meegekregen, en een aantal anderen uit Zweden en de Verenigde Staten. De gesprekken over hun herinneringen en diepgewortelde gevoelens waren verhit, emotioneel en diepgaand. Alle deelnemers gaven aan dat zij er zeer tegen hadden opgezien om te komen en ook nog tijdens de bijeenkomst angst hadden gevoeld, maar dat zij tijdens de sessie enige opluchting hadden gevoeld en enig begrip hadden gekregen voor ‘de ander’. Zij verzochten dringend om de dialoog, waarmee in 1994 tijdens een congres in Boedapest een begin was gemaakt, voort te zetten.

 

Inleiding

Meteen al toen ik de holocaust-periode (op veilige afstand) beleefde doordat ik erover hoorde en las, en later toen ik slachtoffers die overleefd hadden zowel in alledaagse contacten als in beroepssituaties tegenkwam, werd ik getroffen door de gruwelijkheid en de onmenselijkheid van de tragedie die zij persoonlijk hadden meegemaakt en door de erfenis daarvan die was overgedragen op hun kinderen en kleinkinderen. Toen heb ik gezworen alles te doen wat in mijn vermogen lag om me te voegen bij het koor dat plechtig beloofde: 'Dat nooit meer'. Dit betekende dat ik veel meer moest doen dan alleen proberen de pijn van de overlevenden en hun intimi, die ik in behandeling had of bij mijn cursussen ontmoette, te verlichten.

In het afgelopen anderhalve decennium dat ik werkgroepen leidde in Duitsland ben ik me ervan bewust geworden dat de gevolgen ook verschrikkelijk zijn geweest, hoewel op een iets andere manier, voor de nazaten van de daders. Om die reden koos ik voor een bredere invalshoek door te proberen de erfgenamen van de holocaust, aan weerszijden, met elkaar in contact te brengen en te laten samenwerken om de wonden te laten helen en gezamenlijk verantwoordelijkheid te dragen teneinde herhaling van zulke volkerenmoorden te voorkomen. Dit artikel getuigt van deze poging om deze missie te vervullen en probeert haar in een grotere sociaal-historische context te plaatsen.

 

Recent onderzoek

Sereny, een therapeute uit Duitsland, schreef dat de volwassen kinderen van nazi-functionarissen en collaborateurs in individuele therapie erkennen dat ze nog altijd worden achtervolgd door de gruweldaden die hun (groot)ouders hebben begaan ter meerdere glorie van het Derde Rijk.1 Haar getuigenis over de macht die de erfenis van deze helse nachtmerrie nog altijd uitoefent, werd voor een deel gevoed door haar aanwezigheid bij een groepsbijeenkomst van de zonen en dochters van Hitler en zijn companen, die 45 jaar na de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog werd gehouden. Daar ontdekte zij dat een aantal nakomelingen van mening was dat alle tragedies die hun waren overkomen moesten worden beschouwd als een straf van God voor de zonden die hun vaders hadden begaan. Anderen huldigden de opvatting dat ze geen kinderen moesten krijgen opdat ze de rampspoed niet door zouden geven. Velen van hen groeiden op met een kille, afstandelijke moeder en voelden zich geïsoleerd; er waren zo veel familiegeheimen waar ze geen toegang toe hadden, zo veel leugens waar ze tussendoor moesten laveren. Enkelen hadden een vader die later wegens oorlogsmisdaden terechtgesteld was. Ze hadden het gevoel dat vergelding terecht was en dat ze zichzelf daarom moesten kwellen en straffen.

Sommigen hadden een gespleten voorstelling van hun vader, ooms en grootvaders - allereerst als de liefhebbende, edelmoedige en belangrijke mannen die ze persoonlijk hadden gekend en die in hun herinnering voortleefden, en in de tweede plaats, en dat waren ze pas later te weten gekomen, als de monsters die massamoord hadden begaan of als medicus een aandeel hadden gehad in experimentele euthanasie. Dit gespleten beeld en de andere thema’s waar Sereny licht op werpt, kwamen duidelijk naar voren in een onverwachte, ontroerende sessie die ik in 1989 had in Mönchengladbach met een nakomeling van een nazi-familie. die vroeg: ‘Als ik de zoon ben van een massamoordenaar, wat ben ik dan?' en wiens zuster hem smeekte: ‘Waarom herinner je je niet de fantastische vader die ons heeft grootgebracht?’2 Elk van beiden stond open voor een ander aspect van het leven en de persoonlijkheid van hun vader; geen van beiden had van hem een geïntegreerde voorstelling.

Bar On interviewde in Duitsland 49 kinderen van daders, die zich vrijwillig via krantenadvertenties hadden aangemeld om deel te nemen aan het project. Zijn boek bevat het relaas van 13 nakomelingen van daders.' Zijn bevindingen vertonen zeer veel gelijkenis met die van Sichrovsky4 die 14 zonen en dochters interviewde van zowel Oostenrijkse als Duitse nazi's die van oorlogsmisdaden waren beschuldigd. Sichrovsky constateerde dat schuld het dominante thema was en zowel de niet-erkende schuld van de ouders omvatte als de schuldenloze medeplichtigheid van hun kinderen, die zich weliswaar door liefde met hen verbonden voelden maar ook in martelende tweestrijd verkeerden omdat zij de handelwijze van hun ouders zelf sterk afkeurden. Hij stelde vast dat bij veel kinderen de liefde en de loyaliteit als gevolg van de familieband overheersten en sterker bleken dan politieke en morele idealen. Zij bleken niet in staat hun ouders te verstoten en zichzelf los te scheuren; de enorme ambivalentie woekerde dan ook voort en veroorzaakte blijvende emotionele onrust en psychische schade. Sichrovsky sprak met veel gekwelde zielen die geen innerlijke rust hadden kunnen vinden. Van begin tot eind geeft hij blijk van de overtuiging dat het onvermogen om de verantwoordelijkheid van de ouders onder ogen te zien en te erkennen rampzalig is.

Sichrovsky en Bar On kwamen beiden tot de conclusie dat de nakomelingen die ze interviewden geen besmette, onmenselijke creaturen waren maar individuen die in psychische nood verkeerden en snakten naar hulp. Na voltooiing van de interviews nam Bar On het initiatief tot een bijeenkomst van deze groep slachtoffers, die elkaar voor het eerst in 1988 in Duitsland ontmoetten (zie noot 1); hij was van mening dat deze nakomelingen hun stilzwijgen, hun onbegrepen herinneringen en hun isolement moesten doorbreken door met elkaar te praten over de erfenis van het verleden. Voor velen bleven de gedachten en handelingen van hun ouders met betrekking tot de holocaust een goed bewaard geheim en zij hadden grote behoefte om meer te weten te komen. Na televisieprogramma's op CBS en BBC, waarin enkele nazaten publiekelijk hun verhaal vertelden, achtte Bar On de tijd rijp om nakomelingen van beide partijen samen te brengen. Dit werd in het begin van de jaren negentig gerealiseerd met een groep overlevenden die in Amerika woonden, en een groep Duitsers.5 Het schijnt dat sommigen sindsdien contact met elkaar hebben gehouden, ieder op zijn of haar manier op zoek naar vertroosting en genezing.

Van recenter datum zijn de interviews door Weissmark e.a. van 10 kinderen van nazi’s en 10 kinderen van overlevenden van de concentratiekampen met het doel overeenkomsten en verschillen vast te stellen tussen beide groepen nakomelingen uit respectievelijk Duitsland en de Verenigde Staten.6 Ze gebruikten bij alle respondenten dezelfde interviewvragen en dezelfde procedure. De antwoorden van de twee groepen geven blijk van overeenkomstige voorstellingen van en associaties met het verleden, die als een rode draad door hun leven lopen. Uit deze thema's blijkt een preoccupatie met informatie, zingeving, pogingen tot genoegdoening en het gevoel dat jou persoonlijk onrecht wordt gedaan.

De deelnemers aan het onderzoek van Weissmark e.a. werden ook met elkaar in contact gebracht in het kader van de zogenaamde ‘ontmoeting van kinderen van overlevenden en kinderen van nazi’s'. De onderzoekers kwamen tot de conclusie dat de rapportage van de deelnemers overeenstemde met wat uit andere publicaties bekend was: 'Of de geboden compensatie als toereikend wordt ervaren is afhankelijk van het compenserend gedrag van de dader.’ Bovendien: al willen daders hun slachtoffers schadeloos stellen, ze gaan contact met hen uit de weg (noot 6, p. 330). Alle respondenten meenden dat iedere poging tot genoegdoening tenminste iets van hun pijn zou verlichten. Het is interessant dat een van de aanbevelingen overeenkomt met een van de uitgangspunten van de dialooggroep, namelijk dat gezamenlijke groepspsychotherapie voor nakomelingen van slachtoffers én daders een van de manieren is om de gevolgen van de holocaust en de occupaties van beide categorieën met het begane onrecht te behandelen. Weissmark e.a. stellen dat deze groepstherapie de voorwaarden zou kunnen scheppen waaronder door gedepolariseerde interactie naar overeenkomsten en verschillen kan worden gezocht. Wat de overerving van de gevolgen van de holocaust betreft, vonden zij net als andere onderzoekers verbindingslijnen tussen het trauma van de ouders en diverse psychische symptomen bij hun kinderen.

In 1975 startte Danieli het ‘groepsproject voor overlevenden van de holocaust en hun kinderen’ in New York7 en dit project heeft veel bijval gekregen. De typologie van vier categorieën die zij opstelde blijft van belang voor iedereen die te maken heeft met onderzoek naar en behandeling van overlevenden van de holocaust:

- slachtoffergezinnen;

- vechtersgezinnen;

- verdoofde gezinnen;

- gezinnen van hen ‘die zijn geslaagd’ (noot 7, p. 299-304).

 

Ondanks de verschillende categorieën ontdekte ze een drietal kernthema's dat bij alle deelnemers voorkwam:

1. ze hebben bewust of onbewust de holocaust-ervaringen van hun ouders in hun leven als geheel opgenomen;

2. zij vragen zich af wat het betekent jood te zijn in de tijd na de holocaust;

3. hun stambomen zijn vol van te vroege dood en verlies, waardoor overlevenden met families van geringe omvang de normale cyclus van leeftijd en generaties doorlopen; rouw over alle verliezen was een praktische onmogelijkheid gebleken.

 

Danieli heeft diverse behandelingsmethoden toegepast op de deelnemers aan het project opdat ze zich niet alleen beter zouden voelen maar ook werkelijk beter werden. Ze gelooft dat haar pogingen om de deelnemers weer een besef van continuïteit te geven, het gevoel op hun plaats te zijn en wortelgeschoten te hebben en integratie te bereiken door bewustwording, de beste weg is om te herstellen en verlost te worden van alle overgebleven traumata.7enS Danieli heeft zich in haar werk niet gewaagd aan de nakomelingen van daders.

 

Een confrontatie en een dialoog

De tweede zitting van een speciaal geformeerde dialooggroep, die bestond uit nakomelingen van holocaust-slachtoffers en -daders en die allen werkzaam zijn in de geestelijke gezondheidszorg, vond plaats binnen de context van het zevende congres van de International Family Therapy Association in 1995 te Guadalajara, Mexico (de eerste ronde werd gehouden in 1994 en wordt besproken in Kaslow, 1995; zie noot 9). De afspraak was van tevoren gemaakt en de zitting zou worden bijgewoond door acht a tien Israëli’s en een overeenkomstig aantal Duitsers. Net als bij de eerste bijeenkomst werd elk van beide groepen voor een deel georganiseerd door een secretaris die de deelnemers inlichtte over het doel van deze dialoog-in-uitvoering. We wilden dat zo veel mogelijk van de oorspronkelijke deelnemers weer mee zouden doen, opdat het vertrouwen met de jaren zou kunnen groeien doordat de deelnemers elkaar in de loop van de tijd beter zouden leren kennen en de uitwisseling daardoor meer resultaat zou opleveren: een beter begrip, een verhoogd bewustzijn, wellicht enige professionele samenwerking en bovenal genezing van de diepe wonden en kloven tussen de beide groepen nakomelingen en al diegenen met wie zij in hun omgeving te maken hadden.

 

Groepssamenstelling en 'regels'

De groep was samengesteld uit zes Duitsers en zes Israëli’s. Flet voorgaande jaar in Boedapest namen op eigen verzoek ook Hongaarse therapeuten aan de groep deel die zelf overlevenden van de holocaust waren en/of overlevenden behandelden. Velen van hen waren pas sinds kort op de hoogte van hun eigen, lang verborgen joodse afkomst. Ze waren actief uit op zingeving die aansloot bij hun zich ontwikkelende, nieuwe identiteitsbesef.1’ Iets dergelijks gebeurde in Guadalajara: acht Mexicanen uit verafgelegen delen van het land, die ik al eerder had ontmoet, meldden zich in de toegewezen ruimte, hoewel bekend was gemaakt dat deelname alleen op uitnodiging mogelijk was. (Deze eis leek een essentiële voorwaarde om de deelnemers ertoe te brengen ten overstaan van een kamer vol relatief onbekende mensen, van wie ook nog eens een deel als natuurlijke antagonist werd ervaren, hoogstpersoonlijke geheimen prijs te geven.) Allemaal wilden ze graag blijven en gaven ze aan persoonlijk iets te hebben meegemaakt dat verband hield met de holocaust-tragedie. Bovendien verschenen er twee vrouwelijke therapeuten uit de Verenigde Staten en een echtpaar uit Zweden, ook allen nakomelingen. De vaste kern van de groep kwam overeen dat ze mochten blijven, zij het op voorwaarde dat ze een actieve rol zouden spelen in de groep.

Een van de basisregels die in 1994 was afgesproken en die werd geprolongeerd, was dat iedere aanwezige een actieve deelnemer zou zijn. Passief toezien was niet toegestaan, want dit zou geen theaterproductie worden of een door deskundigen voorbereide presentatie. We waren van mening dat toeschouwers de bereidheid van de deelnemers om onze queeste voort te zetten zou ondermijnen - voor sommigen naar de onbekende ‘ander’, sommigen naar begrip van het onbegrijpelijke10, anderen naar vergeving en weer anderen naar genezing van de wonden. Om die reden werd iemand die slechts toeschouwer wilde zijn, niet toegelaten. Omdat de overige IFTA-leden zo veel belangstelling hadden getoond, werd een plenaire zitting gedurende een dagdeel gepland die zou worden gewijd aan dit onderwerp; deze werd gehouden voorafgaande aan de bijeenkomst van de dialooggroep, stond open voor iedereen en trok een publiek van ongeveer 600 toehoorders.

Omdat overeengekomen was dat de groep moest worden beperkt tot 24 deelnemers - deze limiet was nodig omdat een grotere groep onwerkbaar zou zijn en de kans teniet zou doen dat iedere deelnemer de gelegenheid zou krijgen om zich uit te spreken en te delen in gevoelens, persoonlijke visies en reacties -werd iedereen die na aanvangstijd verscheen niet meer toegelaten. zowel vanwege het aantal als vanwege de snel stijgende emotionele intensiteit, een proces dat niet mocht worden onderbroken. Voor veel deelnemers was de toon al gezet met de voorafgaande plenaire sessie, die als titel had: ‘De erfenis van de holocaust: mythe en werkelijkheid zoals die naar voren komen in de therapie.’ Ongelukkig genoeg voelde een aantal van de joodse en de Duitse congresgangers, die zich hadden voorgenomen aanwezig te zijn bij de dialoog-werkgroep, zich emotioneel zo uitgeput door de hartverscheurende plenaire zitting, die nog eens aantoonde welke verwoesting de holocaust heeft aangericht en hoe enorm de vernietiging is van families en gemeenschappen, die nog altijd doorwerkt, dat zij niet bij de dialoog konden verschijnen. De sprekers hadden het algemeen en specifiek gehad over genocide en de verschrikkingen van de nog altijd op grote schaal voortgaande ‘etnische zuiveringen’ in verschillende delen van de wereld en als hun mening gegeven dat wij als betrokken gezins-en GGZ-werkers niet zwijgend en werkeloos langs de kant konden blijven toekijken, maar wegen moesten zien te vinden om te interveniëren, toekomstige holocausten en genocides te voorkomen (zie noot 10) en een bijdrage te leveren tot het verzachten van het reusachtige lijden en de schennis die worden aangericht. Enkelen van de aanwezigen, die de hel van de jaren veertig en/of de jaren negentig aan den lijve hadden ondervonden, gaven ontroerende getuigenissen van hun pijnlijke persoonlijke ervaringen en de verreikende gevolgen van die kwellingen. Het was niet verwonderlijk dat sommigen het gevoel kregen dat zij deze dag niet nog meer konden verdragen.

Het is een onthutsend en indrukwekkend feit dat in 1995, vijftig jaren na de holocaust en het officiële einde van de Tweede Wereldoorlog, een plenaire zitting over holocaust en genocide nog altijd een tamelijk zeldzaam verschijnsel is op een internationaal forum van GGZ-werkers en dat deze herinneringen en uiteenzettingen nog altijd zulke krachtige emoties oproepen.

 

De dialoog: proces en inhoud

Allereerst heette ik iedereen welkom en besprak de doelstellingen van de dialooggroep. Ik vertelde de aanwezigen dat ik me ervan bewust was dat samenkomen met dit doel waarschijnlijk enige pijn en angst veroorzaakte en dat ieders bereidheid om zich over te geven aan dit riskante avontuur zeer op prijs werd gesteld. Ik gaf verder aan dat we met de groep een zo veilig mogelijk klimaat wilden creëren voor ieders onthullingen, bespiegelingen en verkenningen, en de openheid van de discussies zo min mogelijk wilden beknotten. Van begin tot eind probeerden we de sfeer veilig te houden en wederzijds vertrouwen te kweken, zonder onze ogen te sluiten voor het wantrouwen en de vrees die elk van beide partijen waarschijnlijk voor de andere koesterde. Het feit dat meer dan een derde van de groep aanwezig was geweest bij de dialoog van het vorige jaar en bereid was opnieuw te komen maakte het makkelijker de nieuwkomers voor te houden dat kwetsbaarheid veiligheid niet uitsluit en dat de ervaring waardevol en de moeite van een vervolg waard was gebleken. Na de inleidende opmerkingen werden de deelnemers uitgenodigd zichzelf een voor een voor te stellen. Ze werden verzocht hun naam, en het land waar ze vandaan kwamen te noemen en hun voorgeschiedenis met betrekking tot de holocaust te vertellen. [Bar On (zie noot 5) bespreekt de manier waarop een dergelijke ontmoeting kan worden geopend.]

 

De Duitse verhalen

Twee van de Duitsers, die een jaar eerder ook aanwezig waren geweest, maakten duidelijk dat ze eigenlijk niet naar Guadalajara hadden willen komen omdat het voor hen zo ver weg en zo duur was, maar dat ze zich niet konden voorstellen hoe ze deze zitting konden overslaan. Het was veel te belangrijk voor hen om aanwezig te zijn en ze hadden zich dan ook veel opofferingen getroost om de onderneming financieel mogelijk te maken. Een van hen, een jonge mannelijke psychiater, vertelde op nogal emotionele toon hoezeer het hem in verwarring bracht dat hij de schuld kreeg van de daden van zijn grootvaders en hoe boos het hem maakte dat van hem werd verwacht de schuld te dragen voor gedragingen en gebeurtenissen die zich hadden voorgedaan voordat hij was geboren (zie noot 4). Het jaar tevoren had hij verteld dat hij was gekomen om van zijn eigen landgenoten te vernemen of de holocaust werkelijk had plaatsgevonden - hij was immers langdurig blootgesteld aan de retoriek van de ontkenning. Toen ontkennen voor hem niet langer aan de orde was. had hij een pijnlijke periode doorgemaakt waarin hij probeerde in het reine te komen met de bevestiging van de onmenselijke Duitse wreedheden en te komen tot een acceptabele identiteit voor zichzelf als Duitser. Hij voelde zich verward en vernederd, en wilde iets bijdragen tot het rechtzetten van de tragische situatie, maar had geen idee waaruit die bijdrage kon bestaan.

Een gezinstherapeute die in 1994 hard gehuild had toen zij zichzelf introduceerde en de weerzinwekkende misdaden van haar voorouders erkende, was dit keer wat rustiger. Ze was blijven worstelen met de betekenis van de Duitse erfenis voor haar persoonlijk, voor haar gezin en meer in het algemeen voor haar landgenoten, en meende dat herstelbetalingen dan wel de officiële weg mochten zijn om iets goed te maken, maar dat er veel meer moest worden gedaan. Voor haar was deelname aan een dialoog als deze essentieel om persoonlijk haar verontschuldigingen te maken en te proberen de betrekkingen tussen Duitsers en joden te verbeteren, vooral als zij zich inzetten voor de gezondmaking van gezinnen, met inbegrip van die van henzelf. Ook de supervisie door een joodse psycholoog was voor haar belangrijk op haar zoektocht naar vergeving en vrede.

Een ander, ouder lid van het Duitse contingent, dat dit jaar voor het eerst meedeed in de groep, was in Noorwegen geboren maar woonde en werkte al vele jaren in Duitsland. Hij bekende dat hij haat koesterde tegen de nazi’s ondanks het feit dat een van zijn naaste bloedverwanten vrijwillig aan hun kant had gevochten. Maar Duitsland was nu eenmaal zijn geadopteerde vaderland en het was hem er goed gegaan: zijn vrouw en zijn dochtertje waren Duits. Hij sprak er met grote nadruk zijn verontwaardiging over uit dat zijn vrouw en kind. met alle andere leden van de jongere generaties, met schuld en verantwoordelijkheid werden opgezadeld voor misdaden die decennia voordat zij werden geboren waren gepleegd. Hij stond duidelijk niet alleen in zijn ambivalentie over dit onderwerp: de andere Duitsers lieten hun instemming blijken met zijn standpunt en dit lijkt ook door veel anderen in de wereld te worden gedeeld. Ook zijn vrouw, die eveneens (voor de eerste keer) deelnam aan de bijeenkomst, en de twee eerdergenoemde Duitsers, die het vorige jaar al aanwezig waren geweest en die voor enige continuïteit zorgden, leken in de war of zelfs verlamd door het raadsel welke schuld hen nog restte en wat hun persoonlijke bijdrage nu moest inhouden.

De ambiguïteit die zij zeiden te ervaren over hun eigen rol in het omvattende existentiële dilemma leek te worden vergroot wanneer naar hun mening geen enkel lid van hun familie nazi was geweest of had deelgenomen aan de holocaust. Allemaal leken zij behoefte te hebben aan een steuntje in de rug teneinde om te kunnen gaan met joodse collega’s en zich door hen geaccepteerd te voelen, en als vele anderen uit hun vaderland waren zij wanhopig op zoek naar een manier om trots te kunnen zijn op hun identiteit als Duitser. Meestal demonstreerden zij een merkwaardige mengeling van openheid, angst om te worden aangevallen, een defensieve opstelling en het verlangen om zich in te zetten voor vergeving en genezing. De emotionele pijn die zij voelden en lieten zien was intens en leek bijna tastbaar. Ze smeekten als het ware of we hen wilden vertellen wat zij menselijk gesproken konden doen om de verschrikkingen van de holocaust-catastrofe goed te maken.

 

De Israëlische verhalen

Een Israëlische vrouw, halverwege de vijftig, was nieuw in de groep. Toen ze zichzelf introduceerde, onthulde ze dat bijna al haar familieleden waren vermoord in de gaskamers van concentratiekampen, dat ze als een van de weinigen de kampen had overleefd en later had gekozen voor ‘aliyah’ naar Israël. Terwijl ze beefde en overduidelijk moeite deed haar stem onder controle te houden gooide ze eruit: ‘Sindsdien heb ik nooit meer oog in oog gestaan met een Duitser. Ik weet niet of ik het aankan met hen in dezelfde kamer te zijn, en toch kon ik mezelf er niet van weerhouden hier vandaag naartoe te gaan. Toen ik hoorde van deze bijeenkomst moest ik met eigen ogen zien hoe het zou zijn.’ De groep luisterde stil naar de waterval van haar vol woede vertelde herinneringen. Velen sloegen hun ogen neer, wendden hun blik af en deden duidelijk moeite om zich voor haar ellende af te sluiten. Maar iedereen hoorde en respecteerde haar smart. Toen ze zich realiseerde dat de Duitsers haar hadden gehoord en dat sommigen gehuiverd hadden omdat ze de waarheid van haar woorden inzagen en toch niet waren weggegaan, begon haar woede af te nemen. Met empathie voor de allesoverheersende behoefte om haar hart te luchten in een directe confrontatie met de nakomelingen van degenen die haar familie hadden uitgemoord, sprak ik haar zacht toe, zoals ik ook begrip had gevraagd voor het extreme verdriet en de schaamte van de Duitsers. Ze leek opgelucht en gaf aan dat ze dacht in staat te zijn om te blijven en dat dit vanzelfsprekend een keerpunt voor haar betekende op haar reis naar genezing van het al zo lang voortwoekerende trauma.

Sommige andere Israëli’s waren al verder gevorderd op de weg naar verwerking van het verdriet en hadden al enige toenadering gezocht: ze hadden het naoorlogse Duitsland bezocht en pelgrimages gemaakt naar de concentratiekampen waar hun familieleden waren omgekomen en/of naar de steden in Duitsland, Oostenrijk, Polen, Tjecho-Slowakije enzovoort, waar hun voorouders ooit hadden gewoond.

Een van de Israëlische vrouwen, in Israël geboren uit ouders die de oorlog hadden overleefd, had na de oorlog in Duitsland gewoond en gewerkt. Ze vertelde over haar reacties in de dagelijkse omgang met Duitsers en over haar therapieën met hen. Ze had zich vaak afgevraagd welk verleden hun families hadden in de periode voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog en welke antisemitische gedachten er wellicht door hun hoofd gingen. Doordat veel van haar familieleden in de concentratiekampen waren vermoord, had ze zich nogal ongemakkelijk gevoeld in Duitsland, en zich het hoofd gepijnigd en zich schuldig gevoeld over het feit dat ze in dat land woonde en werkte, een bijdrage leverde aan zijn economie en soms profiteerde van de voordelen van zijn wederopstanding.

Vermoeid als zij waren doordat zij overvoerd werden met verhalen en herinneringen over de holocaust en de vele schermutselingen en oorlogen met de Arabische buurlanden beu, overheerste en overheerst bij de Israëliërs het verlangen naar vrede en rust, naar de mogelijkheid om te leven in een wereld vrij van antisemitisme en van de behoefte van al te velen om de schuld van al hun nationale of religieuze problemen af te wentelen op de joden. Ze leken unaniem van mening dat ze (we) niet konden en moesten vergeten of vergeven; maar wel dat we moesten proberen om enige verzoening tot stand te brengen, en vandaag en morgen te bouwen aan een betere wereld waarin vooroordelen een kleinere rol spelen en samenwerking een grotere.

 

Een Zweedse nakomeling en zijn niet-joodse vrouw

Een echtpaar uit Zweden dat bij aankomst bijna smeekte of ze mochten deelnemen, voegde nog een andere dimensie en thema toe aan de dialoog. De man was joods en zijn familie had enkele leden verloren tijdens de Hitler-periode. Zijn ouders wantrouwden niet-joden en waren ontzet toen hij trouwde met een niet-joodse vrouw, een 'sjikse’11, want zij was in hun ogen een vertegenwoordigster van de vijand. Ze hadden het gevoel dat hun zoon hen had verraden en dezelfde fout had gemaakt die veel Duitse en Oostenrijkse joden een aantal decennia eerder hadden gemaakt door gemengd te trouwen, te assimileren en hun joodse identiteit te laten verwateren, allemaal in de veronderstelling dat hen dit in grote delen van de maatschappij meer geaccepteerd zou maken - wat uiteindelijk natuurlijk niet het geval bleek te zijn. Zijn ouders hadden zijn huwelijk met deze vrouw afgekeurd vanwege haar godsdienst en waren lange tijd niet in haar als individu geïnteresseerd. Het ergerde haar om als indringer en buitenstaander te worden behandeld; haar man voelde zich verscheurd, want hij hield van zijn vrouw en van zijn ouders, en wilde geen van beiden verliezen. Hij had het etnocentrisme van zijn ouders zwaar onderschat en was verbijsterd over hun onwrikbare houding tegenover zijn gemengde huwelijk.

Dit familiedrama vertoonde gelijkenis met dat van veel joden die na de Tweede Wereldoorlog met niet-joodse Duitsers waren getrouwd. Deze mensen hadden zich de haat die hun ouders voelden niet eigen gemaakt, ook als ze wel wisten dat deze in het verleden gerechtvaardigd was geweest. Zij gaven er de voorkeur aan het verleden het verleden te laten en voelden zich vrij om om te gaan en te trouwen met wie zij wilden. Ze begrepen niet waarom de generatie van hun ouders het noodzakelijk vond om alle Duitsers aan te klagen omdat deze de holocaust actief of passief mogelijk hadden gemaakt. Ze konden zich ook niet vinden in het idee van hun ouders dat de andere niet-joden collaborateurs waren als ze niets hadden gedaan om hun eigen regeringen ertoe te bewegen een einde te maken aan de massamoorden. Met andere woorden: deze niet-joden waren medeschuldig.

De Zweedse man verhaalde hoe de afwijzing van zijn vrouw door zijn ouders hem had verward, want hij had haar niet gekozen om zijn ouders te kwetsen of te straffen maar omdat hij van haar hield. Zij was op haar beurt nooit geconfronteerd met de verbijstering en de haat van degenen die hadden geleden onder onbeteugeld antisemitisme, en kon daarom de halsstarrige houding van zijn ouders niet begrijpen, vooral niet omdat haar man zijn ouders altijd als vriendelijk, welgemanierd en liefdevol had voorgesteld. De vrouw onthulde dat de verhalen die ze vandaag van de joodse groepsleden had gehoord (zij waren aan het woord geweest voordat het Zweedse paar aan de beurt was gekomen) haar diep hadden geraakt en haar een inzicht had verschaft in de geestesgesteldheid van haar schoonouders dat haar tot dan toe altijd was onthouden. Het was de eerste keer dat zij en haar man hun dilemma met anderen bespraken en zij voelden zich wijzer en van een zware last bevrijd. In de loop van hun relaas vertelden ze dat gedurende de laatste paar jaar de schoonmoeder was overleden en de schoonvader invalide was geworden. Omdat haar echtgenoot enig kind was en niet de mogelijkheid had vrij van zijn werk te nemen om voor zijn vader te zorgen, was zij gedwongen die zorg op zich te nemen. Haar schoonvader was haar daarvoor niet dan met tegenzin dankbaar; zij was daarentegen sommige van zijn aardige eigenschappen geleidelijk gaan waarderen. Ze sprak de hoop uit dat ze nu in staat zou zijn zich met meer warmte aan hem te wijden, omdat ze nu iets meer begreep van de kwelling die hij had moeten doormaken en de schuld die haar (ten onrechte) was toebedeeld.

 

De Mexicaanse verhalen

De Mexicaanse deelnemers waren over het geheel genomen tamelijk verlegen en terughoudend. Zij hadden niet eerder meegemaakt dat ze over de holocaust konden praten als een aspect van hun persoonlijke geschiedenis. Ze maakten duidelijk dat de gedachte daaraan angstaanjagend, maar tegelijkertijd fascinerend was. Intuïtief voelden ze aan dat het uitspreken en bespreekbaar maken van hun vragen, angsten en onzekerheden hun opgekropte emoties zou kunnen verlichten en hun begrip enigszins zou kunnen verhelderen. Anderzijds hadden ze ook enige angst voor de gevolgen en voor de straf die stond op het overtreden van de uitgesproken of onuitgesproken familienorm dat er over deze tragische slachting van miljoenen joden, onder wie de eigen bloedverwanten, niet gesproken mocht worden.

Veel nadruk werd gelegd op het eeuwig knagende schuldgevoel over de welvaart die zij hadden verworven. Degenen die financieel succes hadden, meenden dat hun ouders het moeilijk hadden met hun luxe leventje dat schril afstak tegen de achtergrond van de ouders, die economisch en emotioneel armoedig was en vol van crises. In plaats van te zien dat hun ouders trots op hen waren en gelukkig met hetgeen zij hadden bereikt, zei een innerlijke stem hun dat ze geen recht hadden op zo’n bevredigend en ‘gemakkelijk' leventje. Ze voelden de erfenis van de holocaust altijd als een zwarte schaduw over hun leven hangen12 enia en hadden geen idee hoe ze die moesten afschudden. We lieten hun weten dat we allemaal konden invoelen hoe zwaar zo’n boodschap woog en hoe diep die in het eigen innerlijk kon zijn geworteld, en vroegen ons af hoe ze minder kwetsbaar zouden kunnen worden voor hun benauwende gewicht, dat wil zeggen: hoe ze konden proberen die ontvankelijkheid voor signalen zo te veranderen dat ze zich ervoor konden afsluiten.

We bespraken hoe ze konden proberen de buitengewone gevoeligheid te verminderen die zij hadden voor de behoeften en verwachtingen van hun ouders en die tijdens hun jeugd vaak pure noodzaak was geweest om met hun ouders te kunnen samenleven, maar die hen op volwassen leeftijd alleen nog maar leek te verlammen. Toen mij werd gevraagd wat zij konden doen om hun situatie te veranderen, opperde ik dat ze hun ouders moesten verzekeren van hun liefde en loyaliteit, en van hun oprecht verdriet over de gruwelijkheden die hun ouders in het verleden hadden meegemaakt, maar dat ze hun tevens moesten zeggen dat ze nu ook nog andere behoeften hadden, zoals leven in de tegenwoordige tijd, genieten van wat die te bieden heeft en met voorzichtig optimisme plannen maken voor de toekomst.

Bovendien kregen zij het advies hun ouders te vragen de geheimhouding waarin zij gevangen zaten te verbreken, hun verhaal te vertellen en op die manier de geïnternaliseerde verschrikkingen eruit te gooien. Iemand anders stelde voor dat zij er bij hun ouders op aandrongen hun pessimisme en hun somberheid te doorbreken en zich in plaats daarvan te koesteren in de gloed die de prestaties van hun kinderen uitstralen en daarin op alle mogelijke manieren te delen, in plaats van ze een schuldgevoel te blijven bezorgen omdat ze niet geleden hebben zoals zij. Over het algemeen dachten onze Mexicaanse collega’s dat dit moeilijk uitvoerbaar zou zijn, maar dat ze het wel moesten proberen en dat onze goedkeuring hun zo veel vrijheid gaf dat ze het er op zouden wagen. Andere deelnemers spoorden hen aan na te gaan of hun ouders niet in therapie zouden willen gaan, en zo ja, hen te helpen een therapeut te vinden die getraind was in en feeling had voor de behandeling van slachtoffers van de holocaust. En als de ouders openstonden voor die suggestie, dan zouden ze mischien, zo werd naar voren gebracht, op een tactvolle manier kunnen aanbieden de therapie te betalen als het honorarium voor hun ouders problemen op zou leveren. Toen de Mexicanen de balans opmaakten van de bijeenkomst bleek voor ieder van hen wel een of meer suggesties de moeite van het proberen waard, maar het belangrijkste was voor hen toch geweest dat ze de gelegenheid hadden gekregen om hun gevoelens van onzekerheid, angst, woede en hoop uit te spreken - zonder bang te hoeven zijn voor vergelding of afkeuring. Dat er naar hen geluisterd was, dat ze gewaardeerd werden en dat ze adviezen hadden gekregen vervulde hen en de andere aanwezigen met het gevoel dat ze tot deze kortstondige groep mochten behoren waarvan de leden elkaar hadden gevonden in hun hevige bekommernis om de misdaden van de holocaust en de langdurige gevolgen ervan. Ze herhaalden nog eens hun dankbaarheid voor de kans om hun ervaringen te delen met een veilige, niet-vijandige. niet-afweren-de groep van generatiegenoten, geleid door een empatische, meelevende deskundige.

 

Reacties van nakomelingen die in de Verenigde Staten woonden

De twee Amerikaans-joodse vrouwen die hadden gevraagd of ze de groep mochten bijwonen, zijn allebei bekende, zeer gerespecteerde clinici die actief waren en zijn bij nationale en internationale verenigingen van gezinstherapeuten en congressen voor gezinstherapie. Beiden hebben in hun carrière veel succes geboekt. Ze gaven aan hoezeer hun leven beïnvloed was door de erfenis van ingrijpende verliezen in hun familie als gevolg van de beestachtige slachting door de nazi’s. Ze hadden allebei geprobeerd hun leven op orde te krijgen en betrokken te blijven ondanks of juist vanwege de herinneringen. Ze hadden beiden een sterk identiteitsbesef en gevoel voor eigenwaarde ontwikkeld, ze leken de ervaringen van hun (voor)ouders geïntegreerd te hebben in hun eigen werkelijkheid en ze waren een stap verder gegaan zonder het pijnlijke verleden te vergeten. Allebei konden ze zich uitstekend verplaatsen in de andere deelnemers en ze waren zeer steunend. Ze leken er allebei wel bij te varen dat ze de kans hadden hun herinneringen te ventileren en anderen te accepteren en te begeleiden die nog niet zo ver gevorderd waren in hun hoogstpersoonlijke reis op weg naar genezing en integratie.

 

Discussie

De groep was zijn eigen reis begonnen en gaf blijk van zijn eigen unieke ontwikkelingsproces. Het delen van eikaars veelvoudige verliezen, schijnbaar ondragelijk verdriet en leed, schuld en schaamte en oorzaken van eenzaamheid en droefheid vraagt veel moed en is alleen te verwezenlijken in een omgeving waar men zich veilig kan voelen en waarin vertrouwen en hoop voorzichtig kunnen opbloeien. Uit de waarneembare reacties en de directe feedback tijdens en na de zittingen is wel gebleken dat dit in 1994 in Boedapest en in 1995 in Guadalajara werkelijk is gelukt. Op aandrang van de groepsleden zijn nieuwe bijeenkomsten gepland in 1997 in Israël en in 1998 in Duitsland. De ontmoetingsplaatsen, zo beladen met herinneringen, zullen ongetwijfeld alleen al het existentiële drama versterken dat zich voor alle deelnemers ontrolt. Allemaal voelden we de dringende noodzaak om deze dialoog voort te zetten, omdat we, als we onszelf genezen, beter in staat zullen zijn anderen te genezen en kunnen hopen deze grote tragedie door enige vorm van verzoening achter ons te laten, zodat we een sterke macht kunnen creëren om toekomstige genocides en holocausts te voorkomen.

Hoewel beide groepsbijeenkomsten niet meer dan 20 tot 24 deelnemers omvatten, gaven alle deelnemers aan dat de impact van deze multiculturele, internationale en multireligieuze groepssessies, die geheel toegespitst waren op de tragische holocaust en zijn nog altijd voortwoekerende gevolgen en uitlopers, de uitwerking op de individuele leden verre zou overstijgen. Degenen die in 1994 aanwezig waren geweest, hadden verteld dat ze in de daaropvolgende maanden alleen en samen met hun intimi op deze ervaring hadden teruggeblikt. Ze meenden dat de onthullingen van anderen en hun eigen proces van zelfreflectie hun nieuwe inzichten hadden verschaft in de uiteenlopende invalshoeken van waaruit de dilemma’s konden worden bezien, en hun kennis en hun capaciteiten om therapie te geven aan andere kinderen van holocaust-slachtoffers hadden vergroot. Sommigen dachten eraan in eigen land groepen te formeren voor kinderen van overlevenden en zich daarbij niet alleen te richten op hun problemen maar ook op de dilemma's zoals ze door hun tegenvoeters worden gezien.

De deelnemers meenden dat ze redelijk representatief waren voor hun vrienden en collega’s met een soortgelijke achtergrond, dat wil zeggen: de joodse leden die familieleden hadden die waren omgekomen in ghetto-opstanden of in concentratiekampen; de Duitse deelnemers die (groot)ouders hadden die lid waren geweest van de NSDAP of zelfs van de SS. Beide groepen hadden geleefd met geheimen, uitvluchten, schaamte, schuld en vele onbeantwoorde vragen. Velen waren verbaasd over deze overeenkomsten. De diepgewortelde pijn. de angst voor herhaling en het ongemakkelijke gevoel bij het samenzijn creëerde ook een groepsgeest op basis van een gedeelde tragedie.

Wellicht zullen we ons individueel of als groep in de loop van deze dialoogsessies aansluiten bij andere groepen met een vergelijkbare bestaansreden en doelstelling. We hebben deze mogelijkheid nog niet gerealiseerd en we kunnen de mogelijke politieke implicaties van onze activiteiten nog niet overzien, maar wat niet is, kan komen.

 

Vertaling: Max Lauteslager (psycholoog), Amsterdam

 

Oorspronkelijke titel: ‘A dialogue between descendants of Holocaust perpetrators and victims - session two'. In: hr J Psychiatry Relat Sci vol. 34 (1997) 1, 44-54.

 

Bijzondere dank gaat uit naar Helga Hammerschmidt uit München, die beide jaren aan de dialoog deelnam en die mij bezocht voordat ik aan dit artikel begon te schrijven en mij liet delen in haar herinneringen en interpretaties van wat er was voorgevallen. Haar inbreng en bevestiging waren buitengewoon nuttig.

 

Nawoord

In mei 1998 vond de vierde bijeenkomst van de holocaust-dialoog-groep plaats in Düsseldorf, Duitsland. Opnieuw was de groep tot de uiterste limiet (25 deelnemers) bezet, veel andere verzoeken tot deelname konden niet worden gehonoreerd. Er waren minder Israeli's dan gebruikelijk omdat veel Israeli's zich niet durfden te begeven op Duitse bodem. Er waren wel meer Duitsers dan gebruikelijk en zij waren bijzonder verdrietig, verontschuldigend en namen tegelijkertijd de schuld op zich van het gedrag van hun voorouders en andere landgenoten.

Wij allen werden geraakt door hun uitingen van verscheurdheid. Bijzonder opmerkelijk, en nieuw dit jaar, was de informatie van drie nieuwe deelnemers die groepen voor holocaustoverle-venden leiden in Argentinië, Engeland en Polen en hoe belangrijk het voor deze deelnemers was om verbonden te zijn met een doorlopende, meer internationale groep. Er waren nog twee Duitse deelnemers, van wie een een joodse achtergrond heeft en de ander afkomstig is uit een nazi-gezin, die gezamenlijk een groep voor overlevenden in Duitsland leiden.

 

De dialooggroep heeft definitief een eigen koers ingeslagen, met alle soorten uitwaaiingen in diverse landen. De volgende bijeenkomst zal worden gehouden in Akron, Ohio in april 1999 en valt samen met het congres van de International Family Therapy Association.

 

F.W.K.

 

Noten

 

1. Sereny, G.. 'Children of the Reich'. In: Vanity Fair (1990) juli. 77-81 en 127-123.

2. Kaslow, F.W., 'Treating holocaust survivors’. In: Contemporary Family Therapy (1990) 12,393-405.

3. Bar On, D., Legacy of silence. Encounters with children of the Third Reich. Cambridge Mass.: Harvard University Press. 1989.

4.Sichrosvky, P., Born guilty. Children fo Nazi families. New York: Basic. 1988.

5. Bar On, D.. ‘First encounters between children of survivors and children of perpetrators of the holocaust’. In: Journal of Humanistic Psychology (1993) 33, 6-14.

6. Weissmark. M.S.. D.A. Giacomo en I. Kuphal, ‘Psychosocial themes in the lives of children of survivors and Nazis’. In: Journal of Narrative and Life History (1993) 3. 319-335.

7. Daniely, Y., ‘The treatment and prevention of long term effects and intergenerational transmission of victimization: A lesson from holocaust survivors and their children'. In: C.R. Figley (ed.). Trauma and its wake. New York: Brunner/Mazel, 1985.

8. Lifton. R.J.. The broken connection. New York: Simon & Schuster, 1979.

9. Kaslow, F.W., ‘Descendants of holocaust victims and perpetrators. Legacies and dialogue'. In: Contemporary Family Therapy (1995) 17, 275-190.

10. Charny, I.W., How can we commit the unthinkable? Genocide: the human cancer. Boulder. Colorado: Westview, 1982.

11. Friedman. E.H., Generation to generation. Family process in church and synagoge. New York: Guilford, 1985.

12. Lang, M„ 'Family therapy with holocaust survivors and their families'. In: Generation: A Journal of Australian Jewish Life (1994) 4, 22-32.

13. Kaslow, F.W., ‘The long shadow of the holocaust’. In: Generation: A Journal of Australian Jewish Life (1994) 1, 38-41.

 

Dr. F.W. Kaslow, gezins- en relatietherapeute, is directeur van het Florida Couples and Family Institute in Palm Beach Gardens, V.S.

Referentie: 
Florence Kaslow | 1998
In: Icodo Info, ISSN 0168-9932 | [15] | 3/4 | 85-100
Oorspronkelijke titel: ‘A dialogue between descendants of Holocaust perpetrators and victims - session two'. In: hr J Psychiatry Relat Sci vol. 34 (1997) 1, 44-54.
Trefwoorden: 
communicatie, daders, levensverhalen, slachtoffers, Tweede generatie en derde generatie, Tweede Wereldoorlog (1939-1945), verzoening