Lunettenlaan 600 : het toen en nu van kamp Vught

Toen kamp Vught door VWS werd aangewezen als een van de vier instellingen voor nationale herdenking en bewustwording, greep de betreffende Stichting de kans om opnieuw te doordenken op welke wijze een historisch beladen plaats als kamp Vught tot spreken kon worden gebracht, als getuige van hetgeen daar is gebeurd, als verteller van het 'hele' verhaal. Het terrein werd opnieuw ingericht. Om het toenemende aantal bezoekers goed te kunnen ontvangen en voldoende ruimte te hebben voor exposities, kwam een nieuw publieksgebouw tot stand. Zo ontstond in 2002 een krachtig geheel van 'hedendaags' en 'historisch', op basis van authenticiteit.

 

De weg er naar toe is lang en recht en vreemd. De bestemming: Nationaal Monument Kamp Vught. Grote percelen, veel degelijk hekwerk, ingangen met slagbomen en wachthuisjes. Veel groen, soms bosachtig, soms streng in het gelid en temidden daarvan even strenge grote gebouwen. Kazernes, links en rechts van de weg. Dan links, iets verder van de weg af een vriendelijk intermezzo, het Molukse woonoord Lunetten. Verderop, tussen de bomen veel gedateerd militair materieel, brugdelen en andere minder herkenbare stalen legerobjecten: het geniemuseum. De strengheid van het landschap blijft. Grimmig is inmiddels een beter woord, vooral door de lange hoge betonnen muur om de Extra Beveiligde Penitentiaire Inrichting Nieuw Vosseveld.

In de verte lijkt de weg een flinke zwiep omhoog te gaan maken, alsof er een stevige helling nadert, maar al spoedig blijkt nu dat ‘de helling’ gevormd wordt door de voorgevel van Nationaal Monument Kamp Vught. Hier eindigt de Lunettenlaan, en wel onverbiddelijk. Zowel de muur van de gevangenis als de gevel van het monument vormen een hermetische afgrenzing van hetgeen zich daar achter bevindt. Maar verschillen zijn er wél: het lompe beton van Nieuw Vosseveld in vuile pasteltinten, met in de hoek de kolossale gevangenispoort. Haaks daarop het koele, gedistingeerd grijze vooraanzicht van het Herinnerings-centrum Nationaal Monument Kamp Vught. Rechts een brede glazen entree met daarboven een meters overhangende dikke betonnen luifel in geel. Links hoog in de gevel een groot raam.

Draai je je om op het terras vóór de entree en kijkje de Lunettenlaan af, dan krijg je een idee over de grootte van het voormalige concentratiekamp Vught: alles wat zich van hieruit gezien rechts van de weg bevindt, het gevangeniscomplex, het terrein van het geniemuseum, de Brede-rodelcazerne, het Molukse woonoord, ligt op het kampterrein. Het huidige monument omvat een bescheiden puntje in het uiterste noordoosten van het oorspronkelijke terrein.

Van hieruit links, in de bossen, ligt op een van de lunetten het fusillademonument, dat ook deel uitmaakt van het Nationale Monument Kamp Vught.

 

Naar binnen

Als de enorme luifel naar beneden kon scharnieren dan zou de glazen entree daarmee grondig worden afgesloten. Terugkeer onmogelijk. De hal is breed en diep. Recht tegenover de entree een glaswand met uitzicht op geboomte. Verder een brede balie, rechts een koffiekamer. Links een hoge donkere gang. Betreed je die, dan valt er licht op een vitrinemeubeltje waarin een soort scheurkalender ligt. De datum die voorligt is die van vandaag, maar dan in 1943 of ’44. Een korte tekst, een gedeelte uit een destij ds verzonden brief, uit een dagboek of een ander persoonlijk document. Ondertussen is boven mijn hoofd een filmpje gestart met beelden van hoe het leven tijdens de bezetting buiten het kamp verder ging, ik zie beelden van een Elfstedentocht, notabene.

Christel Tij enk, medewerker educatie van het Herinne-ringscentrum, ontvangt een groep schoolkinderen. De Mas is komen fietsen. Ze hebben een ‘kampweek’ in de buurt. Rode konen. Tien zijn ze, erg jong voor wat ze nu gaan zien en horen. Ik loop met de groep mee de donkere gang in. De deur aan het einde gaat open. Mijn blik, ieders blik, wordt direct naar rechts getrokken waar een hoge glaswand een geweldige bak daglicht naar binnen werpt. Maar dat niet alleen: door het raam zien we wat door het gebouw werd afgeschermd. Haaks een dubbele, metershoge omheining van prikkeldraad met een gracht ertussen. Daarachter, op gezette afstanden, hoge houten wachttorens. Het klassieke beeld van een concentratiekamp.

Aan onze linkerhand is een expositieruimte, maar die heeft geen schijn van kans. Eerst naar buiten.

 

KL Herzogenbusch

Daar ligt een maquette van het voormalige Konzentra-tionslager Herzogenbusch. We staan rondom de oorspronkelijke ingang van het kamp en Christel vertelt over de mensen die hier naar toe werden gebracht, te voet vanaf station Vught en hoe ze werden ontvangen. Ze beschrijft hoe mensen in korte tijd van hun eigenheid werden beroofd. Bagage afgepakt, kleren weg, hoofdhaar afgeschoren. Dan de uitdeling van de kampkleren, muts en klompen, een plaatje met een nummer en een driehoekig lapj e stof van een bepaalde kleur die aangaf tot welke categorie gevangenen je hoorde. Één stel kleren, jasje en broek, kregen ze, voor zomer en winter. Met een beetje mazzel lukte het om, door onderling te ruilen, redelijk passende kleren te bemachtigen. Datzelfde gold voor de klompen. Die hadden een bijzondere vorm: een scherpe punt ter hoogte van de wreef. Hard lopen zou niet lukken. Het naziregime had duidelijk al veel nuttige ervaring opgedaan die hier werd toegepast.

Achter de maquette staat een nagebouwde barak, eigenlijk een halve, bedoeld voor 240 gevangenen. Betonnen vloeren. Een van de leerlingen mag met een veel te grote klomp even rondlopen. Moeizaam, en wat een herrie! Vermenigvuldig dat eens met maximaal 240 maal twee. In de eetzaal werd twee keer daags gegeten: koolsoep of aardappelsoep. David Koker schrijft de volgende dialoog: ‘Ik kijk uit naar vrijdag.’ ‘Hoezo vrijdag?’ ‘Nou, dan krijgen we koolsoep.’ Kamphumor. De barak heeft verschillende ruimtes: de eetzaal, met één stookplaats, was- en toiletruimte, slaapzaal. In de slaapzaal stapelbedden met strozakken, boven, midden, onder. De kinderen denken na over de prettigste plaats om te slapen. Aan het stof en de permanent neerdwarrelende strodeeltjes denkt niemand direct. Laat staan aan de hinder van een bovenbuurman met buikloop.

In de was- en toiletruimtes wordt het volstrekte verlies van privacy nog scherper duidelijk. Een rij toiletpotten naast elkaar moeten we ons voorstellen: zomaar bloot naast elkaar gaan zitten. Een ook nog eens veel te weinig toiletten voor zoveel mensen. De permanente smerigheid, de stank. En dan de omkering: juist daar was nog enige privacy te vinden. Dit was de enige plaats in het kamp waar bewakers niet kwamen. Hier hadden de gevangenen in dat opzicht even rust. In de wasruimte met langwerpige granieten bakken, waar net een kwart van de barakbewoners zich tegelijkertijd kon wassen, kun je je voorstellen hoeveel stress en chagrijn dat in de vroege ochtend zal hebben gegeven, gezien de korte beschikbare tijd.

 

Kindermonument en crematorium

Met de groep gaan we de barak weer uit. We lopen nu naar het einde van het terrein. Daar staat het kindermonument, het gedenkteken voor de joodse kinderen voor wie Vught een Durchgangslager was. Volgens de kampcommandant was het kamp eigenlijk niet geschikt om kinderen te ‘huisvesten’. Er moest gewerkt worden. Kinderen vroegen teveel zorg en waren te vaak ziek. In juni 1943 werden ze via Westerbork naar Sobibor gebracht en daar vermoord. Het monument bestaat uit acht metalen panelen waarin de namen van de kinderen en hun leeftijd zijn uitgefreesd. De kinderen zien de namen, de leeftijden, hun leeftijden, soms ouder, vaak ook veel jonger. ‘Hier heb ik iemand van tien dagen!’ ‘Deze heet net als jij!’ De groep is geschokt, ik ook. Op de sokkel van het monument liggen naast de speelgoedjes die de kunstenaar aanbracht, veel speeltjes en knuffels die daar door bezoekers zijn achtergelaten. En veel steentjes: het joodse symbool van gedenken. Met moeite verlaat de groep het monument, sommigen blijven nog wat plakken. Het fascineert, misschien vraagt het ook meer tijd om er iets van te bevatten. We lopen nu naar het enige originele gebouw op het terrein, het crematorium van het kamp. Gevangenen die overleden of ter dood waren gebracht, werden hier gecremeerd. Er is een sectieruimte met een granieten tafel. Het was voorschrift om op elke overledene sectie te verrichten om de doodsoorzaak vast te stellen. Verderop enkele ovens en een mobiele oliegestookte oven die op het buitenterrein werd ingezet als er veel doden waren. Die waren er vooral in het begin, toen de meeste voorzieningen, zoals een ziekenboeg, nog moesten komen en zelfs veilig drinkwater ontbrak. Ook aan het einde van de periode dat het kamp bestond, stierven velen. Dat waren de ter dood veroordeelde politieke gevangenen die in de gevangenis op het kampterrein verbleven in afwachting van de executie. In de maanden augustus en september 1944 werden ze in hoog tempo gefusilleerd, met het oog op de spoedige ontruiming van het kamp vanwege de naderende geallieerde legers.

Achter het crematorium werd de as van de gecremeer-den in kuilen gestort. Het is nu een soort graf voor alle mensen die in het kamp omkwamen. Een paar vierkante meter grint, afgebakend door een gemetselde rand baksteen. De Vriendenkring zorgde voor een plaquette en enkele zitplaatsen. We lopen nu terug naar het publieksgebouw. Het is wel genoeg geweest. Maar er komt nog meer.

 

Nog meer

In de patio van het gebouw staat een aantal grote houten kratten met daarin, rechtopstaand, een soort grafzerken. Grauwgrijs van kleur met hier en daar een mossige aanslag. Ik zie namen en plaatsnamen. Het zijn de panelen van het fusillademonument die in 1995 onherstelbaar werden beschadigd doordat iemand ze met teer besmeurde. Het fusillademonument is hersteld, maar de oorspronkelijke panelen staan hier, besmeurd, als gedenkteken. Voor de basisschoolgroep is de rondleiding nu bijna ten einde. We komen in een schemerige ruimte. In het midden een trechtervormig verlaagd plafond waar het (enige) daglicht doorheen valt op een groot rond zitmeubel, alsof er permanent plaats wordt vrijgehouden voor de mensen die hier niet meer zijn. Aan de wanden rijen bordjes met de namen van de mensen die in kamp Vught stierven, met hun geboorte- en overlijdensdatum, iedere dode een eigen bordje. Christel vertelt het verhaal van een van hen. Een zeventienjarige die samen met een vriend een Duitse soldaat aanviel om diens wapens te bemachtigen en die vervolgens aan het verzet te bezorgen. Dat liep niet goed af.

Dan volgt nog de reactiewand, een vele meters hoge witte muur met rijen metalen knijpertjes waar bezoekers een briefje met hun reactie op hetgeen ze hebben gezien kunnen achterlaten. Christel nodigt de groep uit om ook iets op zo’n papiertje te schrijven. Ik lees veel ‘dit mag nooit weer gebeuren’, ‘peace’, maar ook persoonlijker reacties als ‘het is nog erger geweest dan ik dacht’, ‘mijn mond valt er van open’, ‘diep triest die Hitler’.

Hier eindigt de rondleiding. Christel heeft hen vooral kennis laten maken met het dagelijkse leven in het kamp, hoe je van mens tot nummer werd gemaakt en toch verder moest. Oudere leerlingen krijgen meer te horen over de ‘staatsvijandigen’ en de ‘onmaatschappelijken’ die hier zaten. Ze verzamelen zelf informatie aan de hand van een speurtocht en horen het verhaal over een toenmalige gevangene uit hun eigen woonplaats. Leerlingen uit het voortgezet onderwijs doen onderzoek in de vaste tentoonstelling aan de hand van thema’s.

De groep vertrekt. Hoe verlaten ze dit terrein? Wat doen ze met de indrukken van de afgelopen uren? Is het een soort gruwelsprookje of is er ergens toch een lijntje naar hun eigen leven?

 

Hoe verder

Er zijn in het gebouw mogelijkheden om de afstand tussen toen en nu te overbruggen. In de ruimte voor tijdelijke exposities staat ‘de vredesfabriek’, waar je tegen een geluidsdecor van stampende en brommende machines bij allerlei objecten vragen leunt beantwoorden, keuzes kunt maken, kunt afwegen wanneer gewapend geweld gerechtvaardigd is, meningen en feiten kunt checken. Allemaal aspecten van al of niet democratisch samenleven. ‘Denk na’ is de boodschap.

Elders is de ‘actualiteitsgang’, een smalle café-achtige ruimte waar op de lange wand permanent filmbeelden worden getoond van een café met jonge mensen die druk met elkaar in de weer zijn en waar allerlei vooroordelen en vormen van onverdraagzaamheid langskomen, soms onbewust, soms als plagerij, soms vals of vijandig.

Het is knap gedaan, maar kunnen mensen zich voorstellen dat de keiharde realiteit van het nazi-regime, de door doodgewone mensen georganiseerde en uitgevoerde ontmenselijking van anderen, in het verlengde kan liggen van wat deze filmbeelden tonen?

Misschien helpt het als we ons realiseren dat het con-centratiekampsysteem destijds werd gepresenteerd als middel om ons te beschermen tegen staatsgevaarlijken en onmaatschappelijken. In dit geval weliswaar geen Nederlands bedenksel, maar toch met animo door Nederlanders gerealiseerd. We kunnen het.

 

'Dit is gebéurd'

Pier Tania - wie kent hem nog - presenteerde beginjaren negentig op tv ‘De bezetting’, een bewerking van de serie die beginjaren zestig door Dr. Lou de Jong op het scherm werd gebracht en het verhaal over de oorlog in Nederland werd. Pier Tania sloot het gedeelte over de jodenvervolging af, ons ernstig aankijkend, met de woorden ‘dit is gebéurd’. Het onvoorstelbare was realiteit geworden, niet elders, nee, in onze eigen voor- en achtertuin.

Wat is er instructiever dan de werkelijkheid van een kamp als dit? Zeker wanneer je kans ziet om te schetsen in welke context zoiets kon ontstaan. Hoe de stap van onverdraagzaamheid naar ontmenselijking en moord daadwerkelijk werd gemaakt en niet alleen door die ‘dieptrieste Hitler’. De vaste expositie van kamp Vught toont in twee ruimtes wat er gebeurde, hoe het gebeurde en hoe het kon gebeuren. In de eerste ruimte enkele sterke beelden die staan voor het kampsysteem en z’n bewoners. De tweede ruimte staat vol met manshoge eenpersoons betonnen hokjes. Een soort praatpalen met het verleden. Elk hokje biedt informatie, schema’s, teksten, beelden, geluidsfragmenten. Mensenwerk krijg je te zien, weliswaar onder de slagschaduw van een totalitair, mensonwaardig systeem, maar wel gerealiseerd en ondergaan doormensen.

‘Dit is gebéurd’ is geen antwoord op de vraag ‘hoe kón het gebeuren’ of ‘hoe kunnen we voorkomen dat dit weer gebeurt’, maar die vragen kunnen, als ze niet retorisch of als verzuchting zijn gesteld, wel leidraad zijn op weg naar een antwoord.

Referentie: 
Sytse Goffe van der Veen | 2004
In: Icodo Info, ISSN 0168-9932 | [21] | 1 | [september] | 54-60
Sytse Goffe van der Veen is hoofdredacteur van ICODO-info.
Trefwoorden: 
concentratiekampen, Tweede Wereldoorlog (1939-1945), Vught