Landelijke richtlijn psychosociale ondersteuning geüniformeerden

Deelnemers vanuit politie, ambulance, brandweer, defensie en reddingswerk hebben de handen ineengeslagen om te komen tot een eenduidige beschrijving van een optimale psychosociale ondersteuning voor geüniformeerden. Aanbevelingen hiertoe zijn vastgelegd in de richtlijn psychosociale ondersteuning geüniformeerden, die op i6 december 2010 is aangeboden aan directeur-generaal Veiligheid Schoof van het ministerie van Veiligheid en Justitie. De richtlijn bevat aanbevelingen voor geüniformeerden zelf, voor de georganiseerde collegiale ondersteuning, de leidinggevenden en het management.

 

Ontwikkeling

Stichting Impact, het landelijk kennis & adviescentrum psychosociale zorg na rampen, heeft deze richtlijn ontwikkeld in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het huidige ministerie van Veiligheid en Justitie. Ook zijn professionele hulpverlenende instanties betrokken, te weten huisartsen, psychologen, psychiaters en psychosociale ondersteuning van bedrijfsgeneeskundigen.

Op www.impact-kenniscentrum.nl is de richtlijn in zijn geheel te downloaden.

De ontwikkeling van de richtlijn bestond uit onderzoek naar beschikbare wetenschappelijke literatuur en ‘bestpractices’ vanuit de praktijk. Daarvoor is gebruik gemaakt van interviews met experts uit de praktijk, focusgroepen en zogenaamde ‘meeleesgroepen’. Een conceptversie is in een commentaarfase voorgelegd aan de betrokken organisaties. Hierbij zijn ook aanvullende partijen, zoals het Rode Kruis, Slachtofferhulp Nederland, De Basis en maatschappelijk werk betrokken. Tevens is een test uitgevoerd, waarin de bruikbaarheid van de aanbevelingen in de richtlijn in het veld zijn getoetst.

Veerkracht en de rol van de organisatie De meeste mensen zijn in staat om potentieel schokkende gebeurtenissen op eigen kracht te boven te komen, met behulp van de eigen directe omgeving, zoals familie, vrienden, collega’s of lotgenoten. Essentieel is de veerkracht van het individu. Daarbij kan een gezonde werkcultuur veel klachten voorkomen en verkleint het de kans op negatieve consequenties van schokkende gebeurtenissen. Dit houdt in dat de geüniformeerde goed getraind wordt, maar ook moet er aandacht zijn voor gezondheidsbeleid en een goede organisatie voor het afhandelen van incidenten, met vooraf duidelijk vastgelegde rollen en verantwoordelijkheden van de betrokkenen.

Collegiale ondersteuning Collegiale ondersteuning volgt uit het bovenstaande. Ondersteuning die door collega’s wordt geboden is goed toegankelijk en biedt, indien nodig, een laagdrempelige toegang tot professionele (GGZ-)zorg. De richtlijn beschrijft een generieke vorm van georganiseerde collegiale ondersteuning, die in de figuur is weergegeven. Voor elk van deze stappen doet de richtlijn aanbevelingen, en het beschrijft de organisatorische kaders waarbinnen deze moeten plaatsvinden.

Toekomst van de richtlijn De betrokken organisaties erkennen deze richtlijn als landelijke standaard voorde psychosociale zorgverlening. Daarmee is een belangrijke stap gezet. De wijze waarop psychosociale ondersteuning organisatorisch structuur krijgt zal echter verschillen naargelang de mogelijkheden en werkwijzen binnen de verschillende organisaties.

De vervolgstap is daarom van minstens zo groot belang: de richtlijn moet binnen de betrokken organisaties geïmplementeerd worden, waarbij een dergelijke Tmetuning' kan plaatsvinden. Ondersteund door de Stichting Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds Politie, en in samenwerking met 5 politiekorpsen, zal Impact deze implementatie bij de politie ter hand nemen. Bij Brandweer, Ambulancezorg Nederland, en defensie bestaan ook initiatieven om de implementatie ter hand te nemen.

dr. Hans te Brake,

senior beleidsmedewerker onderzoek en ontwikkeling, projectleider richtlijn, I

mpact dr. Memo van Duin,

lector Crisisbeheersing Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra (NIFV) en Politieacademie, voorzitter projectgroep richtlijn

 

Referentie: 
Hans te Brake; Menno van Duin | 2011
Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing maart/april 2011 | 1