Klinisch psycholoog en psychotherapeut Erik Romme : 'Bastiaans: de meest transparante therapeut’
Welke gezichten gaan er schuil achter de hardwerkende behandelaren van psychotrauma, wat zijn hun drijfveren, waarom kozen ze voor het vak en waar zijn ze door beïnvloed? Hanneke Bot interviewt Erik Romme, psycholoog en psychotherapeut, sinds 1986 verbonden aan Stichting Centrum ’45 waar hij in de loop der jaren met verschillende doelgroepen werkte.
Romme begon zijn loopbaan als jonge psycholoog bij de Oosthoek in Limmen, bij Castricum, een therapeutische gemeenschap. Hij werkte daar met jongeren en deed vooral aan groeps-en gezinstherapie. Het was een inspirerende tijd waarin volop werd geëxperimenteerd met therapeutische strategieën en waar Romme met veel plezier op terugkijkt. Maar het betrof een tijdelijke functie en toen hij in 1986 een vacature bij Centrum '45 zag, bij Bastiaans, was hij onmiddellijk geïnteresseerd. Hij kende de oorlog van de verhalen thuis, over eerst Duitse en later Canadese soldaten die bij zijn ouders ingekwartierd waren geweest, en die verhalen hadden indruk gemaakt. Alhoewel er niets ‘ergs’ was gebeurd, voelde hij angst en boosheid, wanneer werd verteld over die mensen die ‘zomaar door je huis liepen’ en daar dingen deden die je niet wilde. Zelfs al ging dat maar om relatieve kleinigheden - hij realiseerde zich later dat het toch om zoiets als penetratie ging en dat het daarom zo’n indruk had gemaakt op zijn ouders. Ook had hij net Shoah van Claude Lanzmann gezien - toen op tv - en was daar door gegrepen. Hij had het idee dat hij misschien een bescheiden bijdrage zou kunnen leveren om het leed van oorlogsgetroffenen wat te verzachten maar had geen illusies over zijn eigen inbreng.
Zijn sollicitatiegesprek, met Bastiaans zelf, vond plaats in de beroemde maar zeer vervallen villa. De procedure duurde lang, er waren allerlei organisatorische obstakels, maar uiteindelijk werd hij aangenomen.
Bastiaans had onderzoek gedaan naar psychotherapie bij ex-verzetsdeelnemers en was teleurgesteld over de resultaten daarvan. Dit leidde ertoe dat hij begon met het gebruik van LSD ter ondersteuning van de psychotherapeutische behandeling. Deze therapie liet onderdrukte angst, woede en haat in volle intensiteit naar boven komen. Later kwam daar de narco-analyse bij. De patiënt krijgt daarbij Penthotal toegediend, een roesmiddel dat tot wat minder heftige taferelen leidde dan de toediening van LSD. Romme vindt dat er in de media een al te negatief beeld wordt geschetst van Bastiaans en zijn behandelmethoden (zie ook Cogiscope nr 2, 2009). Romme heeft vooral te maken gehad met narcoanalyse. Hij bestrijdt dat het er bij deze behandeling ongecontroleerd en zonder enige vorm van theoretische onderbouwing aan toe ging. De patiënten werden bij narcoanalyse eerst in slaap gebracht. Wanneer het middel wat begon uit te werken en de patiënt lichter sliep, werd hij aangesproken: ‘hebt u gedroomd?’. Het materiaal dat de patiënt naar voren bracht, werd therapeutisch behandeld, gebaseerd op psychodynamische principes. Er werd doorgevraagd, patiënten werden gestimuleerd te vertellen wat ze zagen en om hun emoties te uiten en te verwoorden. Deze sessies werden altijd op audioband opgenomen, deze werden besproken en de patiënt kreeg die mee naar huis met de bedoeling dat de herinneringen zouden uitdoven door ze te beluisteren. Romme mailt me later op de dag van het interview nog een paar fragmenten uit het boekje van Bastiaans Isolement en Bevrijding (1986, uitgeverij Balans) die ik hieronder verkort weergeef.
‘In de eerste jaren bleek de moeilijkheid van deze techniek te zijn dat de desbetreffende patiënten niet konden geloven wat zij in de droomslaap geuit hadden. Naarmate er in de jaren vijftig wire-recorders en later bandrecorders ter beschikking kwamen, kon de techniek worden verbeterd, in het bijzonder doordat de patiënten in de dagen, volgend op de roesbehandeling, konden worden geconfronteerd met wat ze hadden geuit. Dat leidde tot een aanzienlijke verbetering van de resultaten.’ (blz 88)
Terugval, herhaling van het kampsyndroom ‘bleek medebepaald door het feit dat er aanvankelijk geen bandopnamen waren geweest en ook door het feit dat er toen nog geen cassettes waren die patiënten mee naar huis konden nemen. Zij hadden de bandopnamen alleen in de kliniek kunnen beluisteren’ (blz 89). Samenvattend stelt Bastiaans met betrekking tot deze narcoanalyse en LSD: 'Het vraagt een combinatie van psychoanalytische techniek, psychodramatechniek en de zogenaamde uit-dovings- of verzadigingstechniek, welke laatste techniek ervan uitgaat dat herhaalde expressie van traumatische ervaringen deze doorgaans minder belangrijk, althans minder schadelijk laat worden.’ (blz 91).
Narcoanalyse is natuurlijk geen tovermiddel, zegt Romme. Maar het hielp wel om weerstand tegen het uiten van allerlei ongewenste emoties te verminderen. Zo kwamen er heel wat agressieve gedachtes naar voren, gevoelens van haat en wraak die men in het normale leven, en ook vaak in therapie, liever voor zich houdt. Hij ziet duidelijke parallellen met de moderne behandelmethoden van angst. De slaaptoestand maakte het de patiënten makkelijker om hun gruwelijke herinneringen niet langer te vermijden, ze hoestten als het ware hun ellende op. Het beluisteren van de banden van die sessies is daarbij een vorm van exposure, waarvan we nu menen dat die onmisbaar is voor een goede behandeling van angstklachten (zie In de Spreekkamer - Cogiscope 2010-3).
De moderne confrontatietechnieken gaan, zo stelt Romme, over precies hetzelfde. Romme vindt Bastiaans de meest transparante therapeut die hij heeft meegemaakt. Iedereen mocht van zijn manier van werken alles zien en horen.
De narcoanalyse legde als behandelmethode uiteindelijk het loodje toen binnen Centrum ’45 de sociotherapie werd ingevoerd. Hierbij ligt de nadruk op interactie in de groep, confrontatie tussen groepsleden wordt niet uit de weg gegaan; hechten, opnieuw vertrouwen opbouwen tussen groepsleden is een belangrijk behandel-doel. Dit botste met de patiënten die narcoanalyse ondergingen, die gewend waren individuele gesprekken te hebben met hun behandelaar en die ook wel met alle égards bejegend wilden worden. Bastiaans was inmiddels van het toneel verdwenen en de socio-therapeutische stroming won. Romme kon daar overigens met zijn achtergrond als groepstherapeut ook uitstekend mee uit de voeten.
Toen begin jaren '90 de oorlog op de Balkan in volle gang was, drong al snel bij Centrum '45 het besef door dat hier opnieuw een grote groep oorlogsslachtoffers was die wellicht kon profiteren van de expertise die zij hadden opgebouwd. Centrum '45 zette een aparte klinische behandelafdeling op voor asielzoekers en vluchtelingen: De Vonk in Noordwijkerhout. Romme ging er werken. In veel opzichten was het werk niet anders dan met de getroffenen van de Tweede Wereldoorlog. Maar de recente trauma's en de cultuur- en taalverschillen maakten het toch weer spannend. De heftigheid waarmee in sommige culturen gereageerd wordt op bijvoorbeeld verkrachting, is echt wel anders dan in Nederland. Het is altijd een traumatisch gebeurtenis, maar gevolgen zoals verstoting uit de familie of eerwraak maken het buiten Nederland soms nog dramatischer. Romme ziet in de spreekkamer veel boosheid, soms ook haat - gedefinieerd als ‘dan wil je de ander echt kapot maken, vermorzelen'. Hij stimuleert het uiten van die gevoelens, het moet er echt uit; hij wil dan weten ‘wat ga je hem doen'. Hij ziet wel mensen die half psychotisch zijn van alle opgekropte boosheid. In hun eigen omgeving worden anderen bang van zo iemand want die voelen de spanning. Als die hun gevoelens kunnen uiten, worden ze meer een ‘normaal mens' en kunnen ze weer relaties aangaan. Maar veel patiënten voelen zich vooral vreselijk schuldig. Er is altijd wel iets dat ze hebben nagelaten en dat ze zichzelf verwijten, of ze denken dat anderen wel erg boos op hen zullen zijn. Zulke gevoelens maken het moeilijk om boosheid te voelen, laat staan om het ook te uiten. Ze zijn dan eigenlijk nog niet aan haat toe en worden in plaats daarvan rancuneus.
Inmiddels is Romme weer terug naar Oegstgeest, op de polikliniek voor asielzoekers en vluchtelingen. Na ruim 20 jaar werken met fors getraumatiseerde patiënten heeft hij nog steeds plezier in zijn werk. Hij kan de nare verhalen goed van zich afzetten, heeft niet de behoefte er met anderen over te praten. Hij kan wel last hebben van een therapie die niet goed loopt, of problemen in de therapeutische relatie - gelukkig zijn er collega's om over dat soort zaken te overleggen. Zijn inspiratie vindt hij collega's, waarbij ik vooral Sylvana Turkovic niet moest vergeten te noemen, en veel in vakliteratuur. Vanuit de opleiding was Minuchin's werk over gezinstherapie voor hem belangrijk, later kwam Judith Herman met Trauma en Herstel daarbij, John Wilson met zijn werk over trauma, secundaire traumatisering en zijn boek uit 2006 The Posttraumatic Self, Restoring Meaning and Wholeness to Personality, maar eigenlijk te veel om op te noemen. Inmiddels is Romme ook met veel plezier praktijkbegelei-der van jonge psychologen die bij Centrum '45 de gz-opleiding volgen. Hij put inspiratie uit die samenwerking en kan op die manier zijn jarenlange evaring doorgeven aan een nieuwe generatie hulpverleners.
HANNEKE BOT is socioloog en psychotherapeut. Zij is werkzaam bij Pro Persona en in haar eigen bedrijf gericht op gespreksvoering met een tolk. Tevens is zij redactielid van Cogiscope.
Rubriek: IN DE SPREEKKAMER.
Cogiscope : tijdschrift over gevolgen van oorlog en geweld, ISSN 1871-1065 | 6 | 4 | december | Klinisch psycholoog en psychotherapeut Erik Romme : 'Bastiaans: de meest transparante therapeut’