Kind in oorlogstijd: enige overwegingen over behandeling en begeleiding van jong-vervolgden

Inleiding

De belangstelling in Nederland voor de lichamelijke en psychische gevolgen bij mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indie verbleven is lange tijd gering geweest. Hoewel ook dc oorlogsgetroffenen in Europa lang op aandacht en begrip hebben moeten wachten, is het langdurige negeren van dc slachtoffers van de Japanse bezetting opmerkelijk. Voor het lot van de kinderen onder hen en de gevolgen van oorlogservaringen voor hun ontwikkeling, was nog minder aandacht. Zo merkten Doreleijers en Donovan2 op dat hun zoeken in internationale catalogi slechts één vermelding over psychische problemen bij Indische kampkinderen opleverde. Zij concluderen dan ook: These individuals and their families are clearly the forgotten souls of the 1940's.’

Hoewel het lot van getraumatiseerde kinderen hulpverleners diep kan raken en zij de confrontatie met deze kinderen vaak slechts met grote moeite kunnen verwerken1, is er opvallend weinig aandacht voor het lot van kinderen en de gevolgen van traumata voor hun ontwikkeling Het feit dat hele jonge kinderen geen of slechts gemankeerde verbale herinneringen aan hun ervaringen hebben, maakt het hulpverleners makkelijk het trauma als ontstaansgrond voor ontwikkelingsstoornis-sen te ontkennen. Het bestaan van eigen afweermechanismen bij de hulpverlener kan er een reden voor zijn, dat de betekenis van het psy-chotrauma als oorzaak van tal van psychische symptomen en psychosociale verschijnselen tot in de jaren tachtig kon worden genegeerd. Deze ontkenning van de invloed van psychotraumata op kinderen lijkt veel op een rationalisatie van affectieve weerstand.'* Bij veel psychologische scholen kunnen we deze vorm van weerstand tegenkomen. Volgens de klassieke psychoanalyse ontwikkelt een kind traumatische stoornissen door interne conflicten, veroorzaakt door fantasieën van het kind zelf en niet door externe gebeurtenissen.5 Andere analytici veronderstellen dat externe schokkende gebeurtenissen slechts dan traumatiserend zijn voor kinderen, wanneer de ouders voor het kind onbereikbaar zijn of wanneer de ouders zelf hun emotionele evenwicht verliezen. Een kind wordt volgens deze opvatting niet zozeer getraumatiseerd door de schokkende gebeurtenissen zeil, maar door het wegvallen van de veilige zorg van de ouders/’ De cognitieve psychologie ontkent de mogelijke invloed van vroege traumatisering. omdat bij kinderen het cognitieve referentiekader waarmee zij gebeurtenissen kunnen plaatsen, zou ontbreken. Met andere woorden. de kinderen weten niet beter en ervaren wat hen overkomt als normaal. Dat wat als normaal wordt beleefd, kan niet belastend of beschadigend zijn. Volgens de ontwikkelingspsychologie ontstaat onze geestelijke groei door de waarneming en reacties op stimuli uit onze omgeving. Maar. als de jonggeborene de glimlach van zijn moeder wél als zodanig herkent, er zich in koestert en er in psychologi sche zin van groeit, hoe komen we er dan bij te stellen dat het de angstschreeuwen, de uitingen van pijn en de woede van zijn moeder en van anderen niet kan herkennen omdat het hiervoor géén referentiekader zou hebben?

Uit onderzoek blijkt dat kinderen wel degelijk herinneringen hebben aan traumatische ervaringen, als we er maar oog voor hebben. Met name wanneer er sprake is van een plotselinge schokkende ervaring, blijken zelfs jonge kinderen tussen de twee en vijf jaar een vrij exacte herinnering aan de gebeurtenis te hebben, ook wanneer zij zo klein zijn dal zij het nog niet in woorden kunnen uitdrukken. Bepaalde gedragingen en uitingen van kinderen zijn als herinneringen aan schokkende gebeurtenissen te herkennen. Verbale herinneringen aan het trauma zijn tussen het derde en zevende levensjaar van het kind vaak fragmentarisch en soms helemaal afwezig. Uit hun spel en teke-ningen, maar ook uit lichaamstaal, angsten en persoonlijkheidsveran-deringen, blijkt de doorwerking van traumatische ervaringen.7 Preverbale herinneringen kunnen, de term zegt het al. moeilijk worden verwoord. Maar als ‘herinneringen’ blijken zij er wel degelijk te zijn, opgeslagen in beelden, geuren en lichamelijke en geestelijke gewaarwordingen. Door het gebrek aan taligheid zijn ze ongrijpbaar en onoverdraagbaar en kan er moeilijk betekenis aan worden gegeven. Omdat volwassenen die geen herinneringen hebben aan schokkende belevenissen door de hulpverlening vaak wél serieus worden genomen. lijkt het ontkennen van de invloed van traumatische ervaringen bij kinderen eerder een teken van verwarring bij de hulpverlener zelf. dan van zijn of haar kortzichtigheid of boze opzet. Het is goed mogelijk dat de onbewuste herinnering aan onze grote kwetsbaarheid en archaïsche angsten als kind. ons blind maakt voor de consequenties van die kwetsbaarheid.8

Weinig psychische trauma's zijn ongecompliceerd in hun beleving en in hun doorwerking op de menselijke psyche. Zeker geldt dit voor trauma's die zijn opgedaan in de formatieve jaren van een mensenleven. Het trauma is hier een ontwikkelingsinterferentic die zich tot ver in de volwassenheid kan laten voelen, zelfs wanneer de herinneringen aan het trauma afwezig of fragmentarisch zijn. Niet minder complex is de aard van de traumatisering bij de groep mensen waar het hier 0111 gaat. Voor hen gelden verschillende traumatische perioden met ieder hun eigen karakter en eigen betekenis:

-de Tweede Wereldoorlog (inclusief de eventuele internering in lapanse kampen);

-    de onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië (de Bersiap-periode):

-    en de terugkeer of emigratie naar Nederland.

Bij overlevenden van de Duitse concentratiekampen is het al in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog opgevallen, dat mensen konden decompenseren wanneer zij ouder werden Vaak na een jarenlange min of meer adequate aanpassing, bleken sommigen van hen zo vanaf het vijftigste levensjaar bijzonder kwetsbaar voor een verergering of plotselinge doorbraak van posttraumatische sympto-men.Q De groep waar het hier om gaat - de Indische kampkinderen -verkeert momenteel in die kwetsbare leeftijdsfase. Deze groep is omvangrijk. Volgens de jongste schattingen zijn in de eerste jaren na de oorlog zo’n 300.000 mensen uit Nederlands-lndie naar Nederland gekomen. Onder hen zouden zich ongeveer 60.000 kinderen bevinden, waarvan zo n 25.000 dc oorlog builen de interneringskampen overleefden.10

Trauma ais ontwikkelingsinterferentie

‘The trauma begins with events outside the child. Once the events take

place, a number of internal changes occur in the child. These changes

last.'

L. Terr"

Door de omstandigheden tijdens en na dc oorlog werd dc ontwikkeling van kinderen en adolescenten op verschillende niveaus belast. We hoeven maar te denken aan het gebrek aan lichamelijke en geestelijke bewegingsvrijheid, aan dc identiteitsverwarring, honger, seksualiteit en moraliteit, of het gebrek aan scholing. Op elk niveau, psychosociaal, biologisch en motorisch werd het kind in zijn ontwikke-ling gehinderd. In deze zin kan men de traumatische ervaringen van de kinderen beschrijven als ontwikkelingsinterfcrenties. De term 'oni-wikkelingsinierferentie' is ontleend aan Groen-Prakkcn.12 Zij gebruikt deze term om een onderscheid te maken tussen eenmalige trauma’s, zoals een ongeval, aanranding of gijzeling, en langerdurende belasten de omstandigheden, zoals het opgroeien met getraumatiseerde of mishandelende ouders, of in concentratiekampen of onderduik. Naar mijn mening zijn de ervaringen van jong-vervolgden wel degelijk 'traumatisch' te noemen. De doorwerking op de onvolgroeide psyche kan daarentegen goed worden beschreven als ontwikkelingsinterfe-rentie. Volgens de ontwikkelingspsychologie zijn recent verworven vaardigheden het meest kwetsbaar wanneer kinderen onder psychische druk slaan. Het is dc vraag of dit voor dc langdurige traumatisering in dc kampen opgaat. Het lijkt er eerder op dat de kinderen zich tegen dc klippen op ontwikkelden om le overleven. Ze moesten rekening houden met gedragscodes en met de dubbele betekenis van de dingen. Bovendien moesten zij zich voortdurend bewust zijn van de dreiging, van wat gevaarlijk was en wat gewaagd kon worden, wie iels wel mocht weien en wie niet; wal iets waard was en wat niets ... en wie misschien te vertrouwen was. Overleven vergde op cognitief, sociaal. psychisch cn lichamelijk niveau een enorme alertheid. Dit strookt niet met het beeld dat de ontwikkelingspsycholoog ons schetst van het hulpeloze, diep geremedieerde kind. Het idee dat kinderen in de gelegenheid waren voldoende basisveilighcid, autonomie en identiteit te verwerven, gaat in veel gevallen helaas niet op. Hun ontwikkeling was gericht op overleven, maar voor het leven stonden zij later met lege handen.

Getraumatiseerde kinderen zijn zich vaak erg bewust van hun eigen kwetsbaarheid en van die van andere mensen. Het gevoel dat zoveel kleine kinderen hebben dat zij, of anders hun ouders, de hele wereld aankunnen is beschadigd. Het kind heeft behoefte aan een omnipotente ouder voor zijn identiteitsontwikkeling en voor zijn gevoel van veiligheid. Het werd de ouders in hun toestand van machteloosheid en afhankelijkheid onmogelijk gemaakt een 'good-enough' ouder te zijn Het ontbreken van ouders die de omgeving van het kind beheersen, het kunnen beschermen tegen zijn angsten en het eten, drinken en een slaapplaats kunnen geven, belemmert in het kind de ontwikkeling van een narcistisch evenwichtig zelf.

Zowel in als builen de Japanse kampen heerste door de grote nood en de repressie een overlevingsmoraal die niet strookte met de manier van handelen en het omgaan met elkaar in vredestijd De morele ontwikkeling van het kind stond onder grote druk.13 Dit had verwarring en ambivalentie ten aanzien van de volwassenen en hun - vaak dubbele - waarden tot gevolg. Een effect was ook ambivalentie ten aanzien van het zelf en conflicten met het ik-ideaal, die kunnen leiden tot zelfverachting en/of weinig flexibele gewetensfunclies. leder kind heeft moreel stabiele ouders nodig voor de omwikkeling van adequate gewetensfuncties. Wanneer die ontbreken kunnen op onbewust niveau schaamte, zelfverachting en een rigide superego het gevolg zijn. Hel feit dat sommige ouders zich schamen voor hun morele degradatie’ in de ogen van het kind. voor hun dubbele moraal uit het kamp, voor hun driftbuien en egoïsme, kan voor hen reden zijn het 'vergeten' van de oorlogstijd bij hun kinderen te stimuleren of in ieder geval hun ‘weten’ te ontkennen. De kinderen op hun beurt schamen zich voor de teleurstelling in hun ouders en voor hun al dan niel bewuste beschuldigingen aan het adres van de ouders. De degradatie van de ouders is voor kinderen moeilijk te integreren.

In de literatuur wordt erop gewezen dat de enige volwassen mannen in de kampen de Japanners waren. Zij werden tegelijkertijd bewonderd. gevreesd en geminacht Zij waren de enige zichtbare identifica-tieobjecten voor de opgroeiende jongens. Maar ook meisjes hebben mannen nodig voor de ontwikkeling van hun identiteit In werkelijkheid waren dc met ambivalentie bekeken Japanners niet de enige mannelijke idenlificatieobjecien voor kinderen. Dc afwezige vaders en minnaars waren in de fantasie prominent aanwezig. Mischa de Vreede vertelt ons in haar boek Kind in homp: ‘De “mannen" bijvoorbeeld, daar werd over gepraat alsof hel engelen waren. Over je vader schepte je op; dat hoorde zo. Alle vaders waren sterk en knap en dapper Degene wiens vader dood was, werd benijd want dat was een heldendom waartegen niets viel in te brengen. Wie dood was zou na de oorlog ook niet meer kunnen tegenvallen.'14

Vrouwen en kinderen spraken vaak en vol verlangen over hun man nen en vaders. Zij werden in hun rol als beschermer en liefdevolle vader geïdealiseerd. Maar ook afwezige, geïdealiseerde vaders en mannen waren ingewikkelde identificaticobjecten voor kinderen. Buiten, maar ook in de kampen, was hel moeilijk hel beeld van de vader enerzijds als (medeslachtoffer van de Japanners en anderzijds als liefdevolle held te integreren. Bovendien leidde ook dc jarenlange scheiding van vrouw en kinderen vaak tot een vervreemding van vaders en echtgenoten, die in veel gevallen nooit meer ongedaan kon worden gemaakt.

Over de ontwikkeling van seksualiteit en de seksuele identiteit tijdens de oorlog is weinig bekend. Net als bij dc nazi-concentratiekampen heerst er nog steeds een groot taboe op het thema seksualiteit in dc kampen. Ongetwijfeld zijn er mogelijkheden te over geweest voor kinderen en pubers om te experimenteren op het seksuele vlak. De situatie in dc kampen met seksueel gedepriveerde volwassen vrouwen en meisjes en hel gebrek aan mannen in het kamp. kan niet anders dan belastend voor dc kinderen zijn geweest. De geheimzinnige opwinding en dc verwijtende, maar broeierige insinuaties over seksuele contacten met Japanse mannen, perverteerden dc kinderlijke beleving en compromitteerden hen met seksuele sensaties en fantasieën. Hoe deze spanningen, verlangens en frustraties hun weg vonden tijdens dc jarenlange detentie is onbekend Wat het voor dc kinderen betekende en wat dc kinderen in seksueel opzicht voor de volwassenen in het kamp betekenden, weten wij evenmin. Toch kan men ervan uitgaan dat deze situatie voor de ontwikkeling van hun seksualiteit en voor de omgang van de kinderen met hel andere geslacht, ook in hun latere leven van invloed moet zijn geweest. Hoe voelden de jongens zich toen ze. precies op de leeftijd van hun ontluikende seksualiteit, van de vrouwen werden weggehaald om in aparte kampen te worden ondergebracht? Voelden zij dit als straf voor hun belangstelling voor dc vrouwen, of voor de belangstelling van vrouwen voor hen? Hei verhaal van Oedipus in de kampen moet nog worden geschreven.

Dc normale emotionele relatie met de ouders werd in alle gevallen verbroken door langdurige separatie en overlijden van de vader, dc moeder of beiden. Ook werd deze verbroken doordat de aanwezige ouder zelf gevangen was in angst, vernedering en verdriet Na dc oorlog werden ouders en kind geconfronteerd met een gebrek aan belangstelling voor hun ervaringen. Er bestond weinig inzicht in hun situatie. Hierdoor werden hun verwerkingsmogelijkheden ernstig belemmerd. Toch konden de meeste van deze kinderen jarenlang goed functioneren, mede dankzij de aangeleerde overlevingsstrategieën. Persoonlijkheidstrekken zoals argwaan, agressiviteit, dwangmatigheid en aanpassing, of een vlucht in dc anonimiteit, waren tijdens dc oorlog en de daarop volgende periode belangrijke middelen om te overleven. Voor de verdere ontwikkeling en ontplooiing van een kind zijn ze uiteindelijk weinig effectief.

Kenmerkend voor de groep waar we het hier over hebben, is dc over-aanpassing aan de Nederlandse situatie. Dit geldt in het bijzonder voor mensen van Indische afkomst. Het niet op mogen vallen als overlevingsstrategie en dc onzekerheid over de psychosociale identiteit blijven vaak levenslang een struikelblok. Ook zien we regelmatig gevoelens van minderwaardigheid, van waaruit men zich zelf wegcijfert. van verlegenheid en subassertiviteit. In dc neiging vooral voor anderen te willen zorgen, herkennen we de - vaak onbewuste - honger naar koestering en emotionele veiligheid en de behoefte om dc last van het leven niet meer alleen te hoeven dragen 15 Het is duidelijk dat kinderen in traumatische omstandigheden kunnen reageren met dissociatie.16 Een deel van de werkelijkheid, vooral dat deel dat de meest conflictueuze emoties oproept, wordt weggehouden uit het bewustzijn of gefilterd. Het is een manier die het - overigens ook voor volwassenen - mogelijk maakt adequaat op dc beangstigende en chaotische omgeving te reageren. In andere gevallen leidt deze manier mogelijk tot desintegratie en beperkt het de overlevings-mogelijkheden. Dat ditzelfde afweermechanisme ook bij kinderen tij-dens de Japanse bezetting een rol speelde, blijkt uit het volgende fragment uit het boek Zes jaren en zes maanden van Lydia Chagoll: 'Ik voelde mij opgenomen worden, ingesloten, in een veilige glazen ruim te. Ik zat beschermd achter denkbeeldig glas. Van daaruit bekeek ik alles, maar onderging dc paniekstemming niet. Ik was er niet bij betrokken 17 Echter, een dergelijk overlevingsmechanismc overleeft zijn functionaliteit wanneer de situatie niet meer bedreigend is. Het kan in mensen een patroon worden om in situaties die als bedreigend worden ervaren en emotioneel worden gekoppeld aan de vroegere traumatische situaties, le reageren met depersonalisatie of dercalisatie. Een gevoel van vervreemding van de eigen gevoelens en van de bui tenwereld kan het leven tekenen. Daarnaast eist elk afweermechanisme een tol. De prijs is veelal een inperking van de emoties. Die affectieve blokkade betekent dat veel negatieve emoties zoals verdriet cn machteloze woede, niet zo sterk worden gevoeld Maar ook plezierige gevoelens worden afgetopt: ze lachen wel, maar ze zijn niet echt blij; ze behalen successen, maar ze zijn niet werkelijk trots.

Toch zijn mensen - ook kinderen - in staat gebleken de grootst mogelijke aanvallen op de lichamelijke en geestelijke integriteit te weerstaan. Sommige overlevenden van oorlogstrauma's hebben voor zichzelf een voldoende bevredigend bestaan weten op te bouwen en onderhouden voldoende warme en intieme relaties. Een belangrijk deel van de overlevenden kampt in mindere of meerdere mate met posttraumatische klachten en problemen. Dit komt met name voor wanneer zij niet in staat zijn geweest hun ervaringen voldoende te verwerken. Voor de meeste van deze Indische kamp- of buitenkamp-kinderen geldt dat zij dc samenhang tussen hun problemen en hun vroegere ervaringen ontkennen of bagatelliseren. Wanneer deze mensen in dc latere fasen van hun leven patient’ worden, voelen zij zich vaak verward en verraden. Zij hebben geen idee waar hun decompen-seren mee te maken heeft en zullen bij de huisarts of specialist en zelfs bij een intake gesprek bij instellingen voor geestelijke gezondheidszorg hun achtergrond vaak niet noemen. Niet omdat zij het echt vergeten zijn, maar omdat dit ontkennen zo’n duidelijke afweer-functie heeft.

‘Mede door dc jarenlange training in aanpassing aan de omstandigheden verliep de invoeging van mensen uit Indie in Nederland geruisloos: men zweeg.’

M Bekkering-Merens1"

Als hel gaat om de invloed en de gevolgen van traumatische oorlogservaringen op de nog onvolgroeide psyche van kinderen en jeugdigen, is het werk van Keilson van grote waarde.19 Zijn onderzoek betreft een groep Nederlandse joden die als kind de oorlog in Europa heeft overleefd. Hij noemt de periode na de traumatische gebeurtenissen uit dc oorlog dc derde traumatische sequentie. Keilson toont aan dat dc wijze waarop een kind na een trauma of een periode van ontwrichtende stress wordt opgevangen en begeleid, van grote invloed is op dc verwerkingsmogelijkheden of -onmogelijkheden van het kind. Wanneer kinderen begrip voor hun problemen ondervinden in een ondersteunende stabiele omgeving, is in veel gevallen een zekere mate van helende rouw en verwerking van de trauma's mogelijk. Wanneer een dergelijke steun ontbreekt, is verwerking nauwelijks mogelijk. Het is evident dat dit ook voor volwassenen geldt.

Dc derde traumatische sequentie van dc Indische Nederlanders en Nederlandse Indiërs speelde zich af bij en na het vertrek naar Nederland, dat voor veel van dc repatrianten’ en zeker voor dc kinderen onder hen in werkelijkheid een terra incognita was. Helaas betekende deze fase voor hen vaak een additionele traumatisering. Na jaren van angstige onzekerheid kon blijken dat een echtgenoot, kind, een familielid of een vriend de oorlog niet had overleefd Maar ook wanneer men elkaar vroeger of later weer terugzag, bleek de jarenlange scheiding niet zonder meer overbrugbaar, teder had zijn eigen ellende achter dc rug, waar de ander vaak geen weet van had. Vervreemding en verwijdering waren veelal het gevolg. Deze afstand bestond ook tussen hen en hun Nederlandse familieleden, die zij vaak niet of nauwelijks kenden. Voor mensen die al lange tijd uit Nederland weg waren en vooral voor hen die nooit in Nederland waren geweest, volgde dc noodzaak van aanpassing aan een totaal ander land, met een ander klimaat en leefritme, andere geuren en andere kleuren. De taal was slechts schijnbaar dezelfde; er bestonden totaal andere gewoonten en conven-lies. De weg lenig naar Indië was gesloten. Wal veelal bleef was het verlangen. De problemen die deze ontworteling met zich meebracht, zullen niet veel verschillen van de moeilijkheden die we vandaag de dag tegenkomen bij vluchtelingen en emigranten in ons land. Nederlanders hadden vaak geen begrip voor hel anders zijn van de ‘repatrianten Van dc eventuele vroegere economische welvaart was niet veel over. Veel mensen kwamen in Nederland in beroepen en werkkringen terecht die wat betreft mogelijkheden, status en beloning ver onder het peil lagen van wat men in Nederlands-Indië gewoon was. Verbittering en frustratie waren een logisch gevolg. Ook de kinderen hadden het niet gemakkelijk in hun nieuwe vaderland. Niet alleen door hun moeilijk toegankelijke, soms depressieve of verbitterde ouders, maar ook op school en bij hun Nederlandse leeftijdgenoten. hadden velen hel zwaar te verduren. Door het jarenlange verblijf in kampen of in berooide levensbedreigende situaties buiten dc kampen, hadden zij bovendien een achterstand in hun scholing. Voor de Nederlandse kinderen op school en in de buurt waren zij vreemdelingen. Dit leidde nogal eens tot pesterijen en isolatie. Dit lot trof dc kinderen van Indische afkomst door hun donkere uiterlijk nog harder.

In de literatuur over oorlogsgetroffenen en vervolgingsslachtoffers wordt het gebrek aan aandacht en belangstelling in de samenleving voor hun lot wel aangeduid als de ‘conspiracy of silence'.20 Deze samenzwering van het zwijgen betrof alle niveaus van het menselijk leven en samenleven, niet alleen het individu of het gezin maar ook de samenleving en de overheid. Last, but not least betrof het ook de hulpverlening. Hoewel de motieven om te zwijgen van al deze verschillende instanties heel verschillend kunnen zijn, vertonen zij als overeenkomst dat een confrontatie met moeilijk te verdragen emoties en verantwoordelijkheden hierdoor uit de weg wordt gegaan Bovendien bevestigt en versterkt het zwijgen van de eén de stilte in de ander. Het is een wederzijds versterkend proces dat een grote barrière opwerpt voor dc verwerking van trauma’s.

De aandacht voor de lotgevallen van de repatrianten was binnen de Nederlandse samenleving van meet af aan gering. Men vond niet makkelijk een oor dat wilde luisteren. De meeste Nederlanders hadden geen idee van wat zich in Nederlands-lndie had afgespeeld, terwijl de eigen herinneringen aan dc Duitse bezetting en de hongerwinter nog vers in het geheugen lagen. Begrip voor het isolement en voor aanpassingsmoeilijkheden bij kinderen, jeugdigen en volwassenen was er nauwelijks. Voor een verwerking van cle ervaringen tijdens cn na de oorlog waren dc condities minimaal.21

Ook in een groot deel van dc gezinnen zelf werd er na de oorlog niet of nauwelijks over dc kampen gesproken. In het kader van hun eigen verdringing hebben dc moeders cn vaders van kampkinderen de ervaringen van hun kinderen veelal gebagatelliseerd. Soms werd de kinderen verteld dat het voor hen nooit zo moeilijk geweest kon zijn, dat ze veel te klein waren om het zich te herinneren en dat ze zo gezellig aan het spelen waren in het kamp. De kinderen op hun beurt kregen het gevoel niet serieus te worden genomen of dat hun gevoelens en problemen er niet toe deden. Tegelijkertijd wilden zij ook de andere gezinsleden leed besparen door maar nergens over te praten. Dit had in veel gevallen een tegenovergesteld effect; uiteindelijk werd het leed door het zwijgen juist versterkt/2

Diagnose en behandeling

‘In mijn hoofd heeft een wolk moeten hangen, of was het mist? Was hel een onbewuste beneveling, die wegtrok omdat ik nu rijp was, omdat ik nu het verleden onder ogen kon zien zonder de neiging alles kort en klein te slaan, mezelf inbegrepen.'

L Chagoll23

De laatste jaren is er binnen dc psychiatric cn psychologie een grote belangstelling voor de DSM-classificatie Post-Traumatische Stress-Stoornis *4 Deze stoornis, afgekort als PTSS, heeft als belangrijkste kenmerken alternerende symptomen van herbeleving, vermijding en prikkelbaarheid. Genoemde stoornis blijkt echter bij kinderen en ook bij volwassenen die in de kindertijd zijn getraumatiseerd, in veel gevallen afwezig. Onderzoek met recent getraumatiseerde kinderen heeft uitgewezen, dat slechts een klein deel van hen reageert met typische - in de zin van de DSM-lll-R - posttraumatische symptomen.2’ Het zijn vooral eenmalige plotselinge traumata die PTSS-symptomen in kinderen genereren. De herinnering aan het plotselinge trauma is -ook voor kleine kinderen - vaak scherp en gedetailleerd. De herinnering aan cumulatieve trauma's of langdurige stress is vaak fragmentarisch en vaag.20

Doordat hij kinderen de herinnering aan de oorlogstijd gedeeltelijk ontbreekt of van het gevoel is gedissocieerd, ts bij hen dc diagnose vaak moeilijk te stellen. De PTSS is een van de weinige diagnostische categorieën in de DSM waarbij de etiologie ofwel ontstaansgrond van het ziektebeeld een criterium is zonder welk de diagnose niet mag worden gesteld. Ook dc symptomen van herbeleving, vermijding en verhoogde waakzaamheid kunnen bij kinderen verhuld zijn. Herbeleving bijvoorbeeld kan zich zonder dat het kind of de behandelaar zich dat bewust is. openbaren in nachtmerries en fantasieën, maar ook in zogenaamde anniversary reactions.27 Zonder herinnering aan het trauma denkt niemand aan een moge lijke PTSS. Angsten en fobieën, zoals een angst voor treinen, stations of mensenmenigten, maar ook in hun symboliek minder transparante fobieën, kunnen zowel uitingen zijn van herbeleving als van vermijding. Fobieën maskeren zowel hcrbelevingsangsten als vermijdingssymptomen. Zo had een joodse cliënt die na de oorlog is geboren een fobische angst voor spinnen. Deze angst kon in het verloop van de therapie worden geduid als een angst voor hakenkruizen: het symbool voor dc dreiging van vernietiging. Hierna werd een samenhang van cliënts problemen met dc nazi-vervolgingcn pas duidelijk.28 Ook symptomen van verhoogde waakzaamheid kunnen aan dc aandacht ontsnappen. Door de traumatise-ring op jonge leeftijd en dc daarop volgende jarenlange aanpassing, zal de client dit verschijnsel veelal als cgo-syntoon ervaren, dat wil zeggen als bij de eigen persoonlijkheid behorend.

De diagnostiek ligt bij Indische oorlogsgetroffenen dus niet zo eenvoudig dat er sprake zou zijn van een PTSS of van een speciaal soort Indisch-kampkindsyndroom. In de praktijk is dc klinische verschijningsvorm bij getraumatiseerde kinderen zeer uiteenlopend. Er kan sprake zijn van affectieve en gedragsstoornissen, paniekstoornissen, dissociatieve of obsessief-coinpulsievc stoornissen, lobicen. et cetera. Eenmaal volwassen, kan de diagnose bij op jeugdige leeftijd getrau-matiseerden in nog sterkere mate variëren. Volgens Terr20 zien we bij deze mensen het complete spectrum aan pathologie en psychosociale problematiek. Neurotische en persoonlijkheidsstoornissen, bindings-en verlatingsangsten, onzekerheid, autoriteits- cn loyaliteitsconflictcn, identiteitsproblemen en somatisering. kunnen we bij deze mensen allemaal tegenkomen. Terr waarschuwt clinici ervoor niet alle verschijnselen bij volwassen patiënten of cliënten te beschouwen als het resultaat van trauma's uit de kindertijd. Clinici zullen hun diagnosti sche schema’s en behandclingsstrategieen voor volwassenen moeten blijven gebruiken, maar hierbinnen ook oog hebben voor trauma's uit de kindertijd als een belangrijke etiologische factor.

Het is een interessante vraag of bepaalde soorten van traumatisering in bepaalde ontwikkelingsfasen van het kind tot specifieke symptomen of verschijnselen aanleiding geven. Keilson30 heeft onderzocht wal de oorlogstraumata. waaronder het gescheiden worden van ouders en vaak ook van broertjes en zusjes, voor invloeden kunnen hebben op kinderen in bepaalde fasen van hun ontwikkeling. De onderzoeksgegevens wezen in de richting van een prevalentie van persoon -lijkheidspathologie bij kinderen tot vier jaar. Kinderen die tijdens de oorlog tussen de vijf en tien jaar oud waren, hadden vaker angststoornissen. terwijl er bij de ouderen tot achttien jaar vooral sprake was van een chronisch reactieve depressie. Voor wetenschappelijk onderzoek zijn dit soort vragen en mogelijke antwoorden, mits voldoende getoetst, van groot belang. Het kan onze inzichten in dc menselijke geestelijke groei verdiepen. Voor dc behandeling van individuele patiénten kan het voorlopig niet meer zijn dan een indicatie. De individuele constitutionele verscheidenheid en de verschillen in beleving en omstandigheden van alle traumatische sequenties, zijn veelbetekenend voor de aard en ernst van latere klachten en symptomen. Het strekt tot aanbeveling er rekening mee te houden dat traumatische belevingen gefixeerd kunnen raken op specifieke ontwikkelingsfasen, zoals de ontwikkeling van het ego en superego. Ook kan fixatie plaatsvinden op thema's als hechting en verlating en de identiteitsfor-matie. De behandelaar zal dc behandeling of begeleiding op elke individuele cliënt opnieuw moeten afstemmen, met alle oog voor de unieke situatie cn toestand van de cliënt.

Bekkering-Mcrens cn Langelaan31 en ook Van Tiel-Kadiks (in dit bock) wijzen op de negatieve invloed die traumatiserende omstandigheden op het zelfbeeld van kinderen kunnen hebben. Deze auteurs beschrijven de gevolgen van een negatief zelfbeeld op verschillende wijze. Van Tiel-Kadiks wijst in meer structurele termen op de fragmentatie of gespletenheid van het zeil in delen die als ‘slecht’ of als goed worden ervaren, maar die niet werkelijk met het wezen van dc betreffende persoon te maken hebben. Het zijn eerder identificaties of introjecten vanuit externe traumatische ervaringen. Het onderscheid in wat van de client zelf is en wal van buiten komt en de integratie van ‘goede* en slechte' facetten in een ‘cohesief zelf, staan volgens Van Tiel-Kadiks dan ook centraal als beliandellngsdoel bij deze cliënten.

Dc eerstgenoemde auteurs beschrijven de gevolgen van een negatief zelfbeeld in meer fenomenologische termen. Bij cliënten kunnen we een gevoel van onvrede met het dagelijks bestaan en het eigen functioneren tegenkomen. Dii komt voort uit insufficiëntiegevoelens die vaak in het verleden zijn ontstaan. Ook zien wc ontevredenheid over de eigen beroepsmogelijkheden. Door dc oorlog zijn normale scho-lingskansen vaak gemist. Daarnaast vertonen deze mensen soms een sterke faalangst, waardoor zij bij examens of sollicitatieprocedures niet goed uit dc verf komen. Vanwege dezelfde factoren kunnen zij promotiekansen missen, maar ook een gebrekkige lichamelijke en psychische constitutie en een hoog ziekteverzuim kunnen hiervan dc oorzaak zijn. Dc insufficicntiegevoelens worden versterkt doordat dc cliënten vaak niet weten waardoor hun gevoel van falen wordt veroorzaakt.

Doordat de jeugdige Indische oorlogsgetroffenen veelal geen oor of begrip vonden bij anderen, ontwikkelden zij een twijfel aan de juistheid van hun eigen waarnemingen en aan de authenticiteit van hun emoties. In het volwassen leven hebben zij vaak last van dergelijke twijfels en verwarring, cn van de eenzaamheid die hieruit voortvloeit. De relatie met de eigen kinderen kan mede hierdoor problematisch zijn.J2 Maar ook dc fragmentarische en beladen herinneringen aan de eigen kindertijd staan een onbevangen omgang met hun opgrocicnde kinderen in de weg. Dc partnerkeuze kan zijn gebaseerd op neurotische behoeften en kan door angst voor zowel verlating als binding worden gedomineerd. De behandeling kan erop gericht zijn bij dc cliënt inzicht in de achtergrond van dc problemen te ontwikkelen, waardoor voldoende (zelfvertrouwen kan groeien op basis waarvan een begin kan worden gemaakt met verwerking cn rouw.

Voor kinderen van Indische afstamming spelen culturele taboes op het spreken over negatieve emoties, en dan vooral die emoties die zwakte indiceren, ook nog een belangrijke rol De normale psychische afweer wordt versterkt door dc sociaal-cultureel bepaalde schaamte over negatieve emoties.3* Lr is klinische grond voor dc veronderstelling, dat vooral Indische oorlogsgetroffenen psychische problemen uiten in lichamelijke klachten. Ook kunnen zij lijden aan alexithymie, dat wil zeggen een onvermogen emolies uil te drukken in woorden of symbolen. Creatieve therapie kan hier vaak uitkomst bieden.54 Bij de behandeling van oorlogsgetroffenen wordt hulpverleners aangeraden zich te verdiepen in de geschiedenis van dc vervolging. Kennis van wat er is gebeurd in de oorlog is belangrijk bij de interpretatie van klachten cn associaties van de cliënt. Voor de cliënt is een gebrek aan kennis van de hulpverlener hinderlijk; het bevestigt zijn gevoel onbegrepen te zijn. Ook het lezen van romans en ego-documenten van mensen die het allemaal zelf hebben meegemaakt, is nuttig voor dc hulpverlener. Hel geeft hem een beeld van dc verschillende subjectieve betekenissen die aan schijnbaar gelijke omstandigheden kunnen worden gegeven, en van de diversiteit in dc mogelijke doorwerking cn verwerking van traumatische omstandigheden

Er bestaat geen grond voor de veronderstelling dat een adequate behandeling van Indische kampkinderen bijzondere vormen van therapie of therapeutische technieken vereist. De behandelingsmogelijkheden zijn, zoals altijd, afhankelijk van het klachtenpatroon en de persoonlijkheidsstructuur van dc individuele cliënt én van de mogelijkheden cn affiniteiten van dc betreffende hulpverlener. Onderzoek lijkt erop ie wijzen dat dc behandelingstechniek en -methode voor dc verbetering van de klachten van cliënten met posttraumatische stoornissen, van geringer betekenis zijn dan wc verwachten. Het is vooral dc kwaliteit van de relatie met de behandelaar die binnen dc verwerking van betekenis blijkt.33 Een belangrijk kenmerk van posttraumatische reacties is immers het verlies van het vertrouwen in de medemens. Het bewerkstelligen of herstellen van dat vertrouwen binnen dc therapie lijkl dan ook cruciaal. Er zijn echter verschillende factoren die zowel dc overdracht als tegenoverdracht kunnen compliceren.36 Te denken valt Inerbij aan dc jarenlange ontkenning door dc samenleving van oorlogsgetroffenen als een groep die bijzondere steun behoeft, en aan het feit dat zij het slachtoffer werden van een ‘man-madc disaster’.

Zoals in de inleiding van deze bijdrage is beschreven, kunnen hulpverleners de neiging hebben de betekenis van traumatisering op jonge(re) leeftijd te bagatelliseren of zelfs te ontkennen, zeker wanneer de gevolgen van die traumatisering zich pas decennia later mani-festeren. Volgens klassieke psychoanalytische opvattingen ontstaal tegenoverdracht door onopgeloste conflicten van de therapeut, die gereactiveerd worden door dc overdracht van cliënten. Tegenwoordig omvat het begrip tegenoverdracht een veel breder concept, waarbij tegenoverdrachtsverschijnselen ook voortkomen uit realistische en actuele reacties, emoties en gedragingen van cliënten en van hulpverleners.17

Bij deze cliëntengroep kunnen zich verschillende vormen van overdracht voordoen. Bij cliënten die van oudsher hun herinneringen cn emoties hebben geblokkeerd of gedissocieerd, kan zich gemakkclijk een negatieve overdracht voordoen De hulpverlener die pijnlijke of confronterende vragen stelt, kan door sommigen zelfs worden beleefd als de oude vijand: dc grillige, maar almachtige Jap uit het kamp. Het thema ‘macht’ versus machteloosheid' heeft voor getraumatiseerde mensen vaak grote betekenis. Het kan angsten en agressie bij dc cliënt veroorzaken, waar hij o( zij al dan niet openlijk uiting aan geeft. Bij de hulpverlener kan een dergelijke reactie angst of irritatie oproepen. Het gevaar bestaat dan dat contacten mei dc hulpverlening voortijdig worden beëindigd.

Aan dc andere kant van het continuüm bevinden zich die cliënten die zich wel degelijk bewust zijn van de betekenis van hun traumatische ervaringen in hun jeugdjaren. Ook zij hebben zich vaak pas in hun latere leven gerealiseerd dat het verleden cn het voortdurende zwijgen erover een stempel op veel facetten van hun leven drukten. Sommige van hen besteden veel energie aan het ongedaan maken van hun persoonlijke en maatschappelijke ontkenning. De nadruk op het eigen lijden heeft duidelijke kenmerken van ziektewinst. De eigen verant woordelijkheid wordl gedelegeerd. Het is dc therapeut, de ander of dc maatschappij, die de zorg voor de cliënt behoort te dragen. Het lost identiteitsproblemen schijnbaar op, nu de cliënt zichzelf heeft gedefinieerd als slachtoffer. De fixatie in een dergelijke externe attributie van de problemen uit zich door een permanente verontwaardiging en het gevoel te kort gedaan te zijn. Agressie wordt gerechtvaardigd en kan worden afgevloeid. Er is vaak een sterk gepolariseerd denken in termen van goed en kwaad, met soms een sterke neiging ‘slechte’ anderen te weren en aan ‘goede’ anderen te gaan kleven. Dc perceptie van wie ‘oké’ is en wie niet is soms uitgesproken flexibel, waardoor de identiteitszwakie zich verraadt. Er is sprake van een symbiolisch-nar-cistische identificatie die dc relaties met anderen - ook met de therapeut - ernstig belast en in gevaar kan brengen.

Juist deze cliënten kunnen door de negatieve tegenoverdracht die zij oproepen, door dc hulpverlener als lastig worden ervaren. Enerzijds moet de therapeut of begeleider er voorzichtig mee zijn dit gedrag te honoreren, uit angst dc band met de kritische' cliënt te verliezen. Anderzijds moet de hulpverlener er zich bewust van zijn dat de cliënt weliswaar irritant kan zijn door zijn klemmende solidariteitseisen, maar dat dit een fase is in het verwerkingsproces die het gevoel van insufficientie, schuld cn narcistische krenking moet compenseren. De behandeling kan er mede op gericht zijn het patroon van een dergelij-ke extreme externe attributie bij de cliënt te doorbreken. Hierbij moet er rekening mee worden gehouden dat de erkenning als oorlogsgetroffene voor de cliënt een belangrijke therapeutische interventie kan zijn.18

Noten

1.    Terr. L.. 'Childhood Traumas. An outline and overview’ In American Journal oj Psychiatry, vol. 148 (1991) I. p. 10.

2.    Doreleijers, T.A H. cn D.M. Donovan,' Iransgcneration.il traumatization in children of parents interned in Japanese civil internment catn|>s in the Dutch East Indies during World War H’. In Journal of Psychohistory vol 17 (I WO) 4, pp 435-447.

3.    Dculsehkron, 1, Kinderen in Auscfnvir?; verklaiingen vun ooggetuigen. Amsterdam: Bcclu. 1966.

Dyregrov. A cn |.T Mitchell, ‘Work with traumatized children Psychological effects and coping strategies' In Journal of Traumatic Stress vol 5 (1992) 1. pp. 5-17.

Aarts P.G.H., 'Intergencrational cflccts in families of World War II survivors from the Dutch East Indies. Aftermath of another Dutch War' In- Yacl Danicli (ed.), fnlrrruidtuiuf Jwndhook of multigenerational legacies of trauma. New York' Plenum Press. 1988

4    Bcnedek. E.P.. 'Children and psychic trauma A brief review of contemporary thin

king'. In: S Eth. en R.S. Pynoos (eds.), Post-Traumatic Stress Disorder in children. Washington DC: American Psychiatric Press. 1985.

5.    Furst. S,S. (ed ). Psychic Trauma. New York: Basic Books. 1967.

6.    Freud, A en D T Burlingham Wat and children London Medical War Books. 1943

Aarts, P.G.H., Transgenerationcle oorlogsgevolgen Gesprek met prof.dr D.|. dc Lcvita'. In. ICODO-info vol 8 (1991) 2, pp. 18-26

7.    Terr, L.. What happens to early memories of trauma? A study of twenty children under age five at the time of documented traumatic events In: Journal of American Academy of Child and Aldotescenl Psychiatry vol 27 (1988) I. pp 96-104

8    Aarts, P G H.. De kunst van hel verwerken. Thema's en trauma's in psychologisch perspectief In: D H. Schram en C Geljon tred ). Overal Sporen De verwerking van de Tweede Wereldoorlog in literatuur en kunst. Amsterdam: VU Uitgeverij. 1990. pp 297-325.

9    Krystal. II. (ed.). Massive psychic trauma New York International Universities Press. 1068

Aarts. P G M . Imic onset symptomatology in elderly resistance veterans. Voordracht gehouden op de First W'orld Conference of the ISTSS. Amsterdam. 21-26 jum 1992

10    Bekkering, P.G.. Mondelinge communicatie. 1992.

Zie ook hllemers | E. en R E K Vaillant, Indische Nederlanders en gerepatrietrden Muidcrherg: Coutinho. 1985

11. Terr, L, Childhood Traumas, 1991. p. 16.

12.    Grocn-Prakken. H . Trauma cn ontwikkelingsinterlercntie. Een diagnostisch onderscheid hij dc behandeling van getraumatiscerden en hun kinderen uil een psychoanalytisch referentiekader In: ICODO-info vol. 8 (1991) 3. pp. 14-31.

13.    Filet, B.C., 'Indische oorlogsgcvolgen. een vergeten geschiedenis. In: MOV vol 40 (1985)7/8. pp 715-735

14.    Vreede. M. dc. Kind m Kamp. Amsterdam: Arbeiderspers. 1961, herdruk 1989.

p. 31.

15 Bekkcring-Merens. M.. Innerlijk bezet". Gedachten over cn observaties bij psychotherapie met oorlogsgetroffenen uit Indie' ‘ In J Dane (red.). Praktijk van de hulpverlening aan oorlogsgetroffenen en andere geweldsslachtoffers. Lisse. Swets en Zcitlinger. 1986. pp. 11-41

Bekkering, P.O. en M. Bekkcring-Merens. Dc lapanse kampen, nog geen verleden tijd'. In: iVederfunds Tijdschrift voor Geneeskunde vol. 124 (1980) 13. 1980, pp. 467-473.

l^mgelaan. M.. 'Oud-Jappenkampkmderen en hun problemen “Veel te gauw tevreden met niets" In: Medisch Contact vol. 43 (1988) 14. pp 431-434.

16. Hart. O. van der en R. Horst, De dissociatietheoric van Pierre Janet' In: MGV vol. 43(1988)7/8. pp. 796-816

17    Chagoll. L.. Zes Ja ren cn zes maanden Herinneringen van een kind dat aan de nuci’s is ontsnapt maar in de Japanse kampen terecht gekomen i.v Antwerpcn/Bussum: Standaard/Agathon. 1981. p. 34

18    Bekkcring-Merens. M . fnnerfijfc hecet, 1980. pp. 11-41.

19    Kcilson, H.A.. Scquenticllc Traumatisterung bei Kindern. Deskriptiv-klinische und yuantifiztcrcnd-staiistischc follon -up-Unierstuhung cum Schtcksal der jüdischen Kricgswaisen in den \icderlanden. Stuttgarl: Lnke, 1979.

20    Bergmann. M.S. en M.E Jucovy (eds.). Generations oj the Holocaust New York Basic Books. 1982.

21    Kuilman. M . 'Ontzien in verwarring . In Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde vol. 129(1985) 32. pp 1517-1521

22.    Lister. C.D., ‘Forced silence A neglected dimension of trauma' In. American Journal of Psychiatry- vol. 139 (1982) 7. pp. 872-876

23.    Chagoll, L. Zes jaren en zes maanden. 1981. pag. 10.

24 (DSM-III-R), Diagnostic and statistical manual of mental disorders. Third edition, revised version Washington DC, American Psychiatric Association. 1987.

25. Draijcr. N . Seksuele traumatisering in de jeugd Lange termi/n gevolgen van sekuiecl misbruik van meisjes door verwanten. Amsterdam: SUA. 1990 (proefschrift Universitcit van Amsterdam)

26. Terr. L., Childhood Traumas, 1991. pp 10-20.

Terr. L , What happens to early memories of trauma?. 1988, pp Oft-104 Chngoll. L.. Zes jaren cn zcs maanden, 1981. p. 34

27 Musaph, H . Anniversary reaction as a symptom of grief in traumatized persons In: The Israel Journal of Psychiatry and Related Sciences, vol. 27 (1990) 3. pp 175-179

28.    Wind. ti. de. Mondelinge communicatie, 1985

29.    Terr, L.. Childhood Traumas, 1991. pp. 10-20.

30    Kcilson, II A , Setfueniielle Traumatlslerung, 1979

31    Bekkcring-Mcrcns. M . Innerlijk bezel, 1980, pp. 11-41.

Langclaan, M., Oud-lappenkampkindcien en hun problemen. I*>88, pp. 431-434.

32.    Doreleijers, Th.A.H. en D M. Donovan, Transgenernfioftal traumatization, 19<>0. pp. 435-447.

33.    Filet. B.C.. ‘Psychotherapeutische hulpverlening bij dc eerste cn tweede generatie Indische vervolgingsslacluoffers'. In; J. Dane (red.). Keerzijde van de bevrijding. Opstellen over de maatsc happelijke psychosociale en medische aspecten van dc problematiek van oorlogsgetroffenen, Deventer: Van Loghum Slatcrus. 1984, pp. 68-94.

34 Wertheim-Cahen, T , Getekend beslaan Beeldend-creatieve therapie met oorlogsgetroffenen, Utrecht: ICODO. 1991.

35.    Brom. D.. R | Klebcr, en P B Defarcs,’ Briel psychotherapy lor posttraumatic stress disorders'. In: Journal of Consulting and Clinical Psychology vol. 57 (1989) 5. pp. 607-612.

36.    Op den Velde. W . G.F Kocrselman en P.G.H Aarts, Countertransferencc and World War II resistance fighters. Issues in diagnosis and assessment'. In: J P Wilson en J D Lindy (eds ). Countertransferencc in the treatment of PTi>l). New York: Guilford Press. 1994

37.    Kernberg, O., Internal world and external reality. Northvalc, N .J ./London- J Aronson Inc., 1980.

38 Begcmann, F.A., Het onvertelbare: Een verkennend onderzoek nuar psychotherapie met oorlogsgetroffenen cn hun kinderen. Amsterdam: Swetsen Zeitlinger. 1991

 

We must not let ourselves forget childhood trauma just because the problem is so vast. (...)

We must organize our thinking about childhood trauma, or we run the risk of never seeing the condition at all.'

L Terr

Referentie: 
Petra G.H. Aarts | 1999
In: Kind in Indië: oorlogservaringen en hun gevolgen / red.: W.D. Visser