Jezelf aangeven: Illegale vreemdelingen als getuige of slachtoffer van misdrijven
Jezelf aangeven
Illegale vreemdelingen als getuige of slachtoffer van misdrijven
Wat als je getuige bent van een misdrijf en je hebt geen geldige verblijfsdocumenten? Of je bent zelf slachtoffer van inbraak, straatroof of huiselijk geweld, maar naar de politie gaan betekent dat je misschien als illegaal wordt opgepakt. ongedocumenteerden kunnen in Nederland niet zomaar veilig aangifte doen. Het gevolg? Ze blijven zitten met hun verhaal en de sociaalpsychologische impact ervan, terwijl de politie relevante opsporingsinformatie misloopt. in dit artikel brengen Menno Jacobs en Hans Moors de problematiek in kaart.
Na een misdrijf...
Stel, je wordt verkracht door je huisbaas. Of afgeperst door je werkgever. Of bedreigd en gediscrimineerd door de winkelier aan de overkant. Normaal gesproken zal dit niet vaak voorkomen. Maar hoe ligt dat als je als illegale vreemdeling in Nederland verblijft? De huisbaas weet dat je geen kant op kunt. De werkgever weet hoe afhankelijk je van hem bent. De winkelier denkt zich alles te kunnen permitteren omdat je ‘illegaal’ bent. Iedereen kan normaal gesproken aangifte doen als er strafbare feiten tegen hem worden gepleegd. Maar kan een illegale vreemdeling dat ook? Of wordt die dan meteen het land uitgezet?
... volgt aangifte, toch?
Het kunnen doen van aangifte is niet alleen een fundamenteel recht dat in tal van kaderbesluiten, richtlijnen en resoluties van de Europese Unie en de Raad van Europa is vastgelegd, het is in bepaalde gevallen ook een wettelijke plicht. Artikel 160 van het Wetboek van Strafvordering verplicht een ieder die kennis heeft van een ernstig misdrijf (verkrachting, levensdelicten) daarvan aangifte te doen.
Een voorbeeld uit de omgeving van Eindhoven. Een samenwonend stel heeft stevige ruzie. De vrouw gilt en de buren menen ook klappen te horen. De buren bellen de politie, die onmiddellijk poolshoogte komt nemen. De agenten constateren dat de vrouw een bloedneus heeft en blauwe plekken op haar armen. De vrouw verklaart dat de man haar heeft geslagen. De politie raadt haar aan aangifte te doen van huiselijk geweld en neemt haar daarvoor mee naar het bureau. Aldaar blijkt dat de vrouw zich niet kan legitimeren. De vreemdelingenpolitie wordt erbij gehaald en nog diezelfde avond wordt de vrouw overgebracht naar een huis van bewaring. Na twee weken detentie gelast een rechter haar vrijlating ‘vanwege het ontbreken van zicht op uitzetting’. Maar evenzogoed had zij wel uitgezet kunnen worden of had haar detentie zes maanden kunnen duren. Veel langer dan een dader van huiselijk geweld ooit zou krijgen.
Het doen van aangifte doet bovendien recht aan het leed dat aan het slachtoffer is toegebracht en kan bijdragen aan de bescherming van het slachtoffer of andere personen. De zogenoemde Koppelingswet bepaalt dat illegale vreemdelingen geen recht hebben op diensten van de overheid. Hierop zijn echter drie uitzonderingen, namelijk medische zorg, onderwijs voor kinderen en rechtsbijstand.
In Nederland zijn tal van kerkgenootschappen en stichtingen die ongedocumenteerden helpen
Aangifte doen kan, maar de politie heeft
dan het recht om identiteitspapieren te vragen. Er zijn in Nederland politiebureaus waarvan bekend is dat illegale vreemdelingen er veilig aangifte kunnen doen. In Amsterdam loopt een proef, onder toezicht van het ministerie van Justitie en Veiligheid, met deze ‘free in, free out’-politiebureaus. De vreemdeling kan er bij deze bureaus op vertrouwen dat hij niet wordt overgedragen aan de vreemdelingenpolitie.
Maar vertrouwen is nu juist wat illegaal in Nederland verblijvende mensen niet hebben! Allemaal zijn ze erop getraind om elk contact met de politie te vermijden en dus ook situaties waarin de politie nodig zou kunnen zijn (bijvoorbeeld ruzies en vechtpartijen) tijdig te ontvluchten. De mensen houden zich stil. Ongedocumenteerden weten weinig van elkaar. Of ze zeggen het niet. Zo min mogelijk weten, zo min mogelijk vertellen, vermijden en wegduiken, dat tekent in grote lijnen hun leven. Zij vertrouwen nagenoeg niemand, laat staan de Nederlandse overheid.
Dus wie kan redelijkerwijs verwachten dat zij een politiebureau binnenwandelen? Voor mensen zonder geldige papieren, die getraumatiseerd kunnen zijn door slachtofferschap of die getuige zijn van ernstige misdrijven, is feitelijk
niets geregeld. Daar is één uitzondering op. Als illegale vreemdelingen slachtoffer zijn
van men-
senhandel kunnen zij een beroep doen op de zogenoemde B8-regeling. Deze regeling uit de Vreemdelingencirculaire houdt in dat zij dan een tijdelijke verblijfstitel krijgen, zolang het strafrechtelijk onderzoek naar de mensenhandel duurt.
Is het een groot probleem? De ernst staat buiten kijf, maar hoe vaak komt het voor? Daar weten we vrijwel niets van. De meest recente ‘illegalenschatting’ noemt een populatie van tussen 60 en 133 duizend mensen.1 In 2011 werd ruim 5% van de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder slachtoffer van een geweldsdelict, waarbij bedreiging het meest voorkwam.2 Zo geredeneerd zou het bij illegale vreemdelingen dus kunnen gaan om 3 tot ruim 5 duizend gevallen per jaar. In Nederland zijn tal van kerkgenootschappen en stichtingen die ongedocumenteerden helpen. Deze organisaties bemiddelen soms bij het vinden van onderdak, wijzen de weg om problemen op te lossen of bieden simpelweg een luisterend oor. Eén van deze stichtingen, in een grote stad, geeft aan dat ze ongeveer twee keer per jaar te maken hebben met een getuige of slachtoffer van een ernstig misdrijf waarvoor beslist aangifte zou moeten kunnen worden gedaan.
Van de kant van de overheid wordt weinig geregeld. Het ‘free-in, free-out-loket’ is een schijnoplossing. Iedereen weet dat vrijwel niemand daar gebruik van durft te maken. Wat moet er op het spel staan of om hoeveel mensen moet het gaan, wil de overheid wel in beweging komen?
Er zijn argumenten waarom de terughoudendheid van de overheid om iets te regelen te rechtvaardigen is. Als er aangifte wordt gedaan van een ernstig misdrijf, volgt doorgaans een opsporingsonderzoek. De politie moet daarvoor de plaats van het misdrijf, soms ook het slachtoffer, aan een onderzoek kunnen onderwerpen. De politie moet getuigen en familie of bekenden van het slachtoffer kunnen horen en dringt zodoende ver in de privélevens door. De kans bestaat dat de politie op andere illegale vreemdelingen stuit, of op illegale praktijken als verschaffing van betaald werk of onderdak. Mensen die mogelijk niets met het misdrijf te maken hebben, kunnen zo onbedoeld in de problemen komen. Nu is dat om een misdrijf tegen het leven te voorkomen misschien te billijken. Maar voor een fietsendiefstal? De vraag is waar de grens ligt. En hoeveel oogjes kan de politie blijven dichtknijpen?
Een tweede argument is dat het een ‘aanzuigende werking’ zou kunnen hebben. Als je als illegale vreemdeling voor de aangifte van zakkenrollen een tijdelijke verblijfsvergunning zou kunnen krijgen totdat het opsporingsonderzoek
is afgerond en de dader veroordeeld is, dan snapt iedereen wat er gebeurt. En ook dan weer de vraag: waar ligt de grens? Welke delicten zijn schrijnend genoeg om onder een speciale regeling te vallen, zoals mensenhandel, en welke niet?
Illegale vluchtelingen zou je ‘misfits van de samenleving' kunnen noemen
Een derde argument, ten slotte, is dat het kan. Een illegale vreemdeling kan aangifte doen en daarmee bescherming van politie en justitie krijgen. Alleen moet de aangever er dan wel rekening mee houden dat hij ‘volgens de regels’ het land uit moet. Slachtoffer of niet, de vreemdeling verblijft illegaal in Nederland en moet dus volgens de hier geldende wetten en regels vroeg of laat het land uit.
Vanuit moreel oogpunt, vanuit medemenselijkheid en gelijke behandeling, houdt deze argumentatie echter geen stand. Een samenleving moet het kunnen opbrengen om de meest kwetsbaren bescherming te bieden als ze dat nodig hebben. Zoals je een gekapseisde bootvluchteling ook uit het water het land op trekt en onderdak geeft. Het is niet juist om een illegale vreemdeling maar te moeten laten vertrouwen op het morele oordeelsvermogen van een politieagent om jou als kwetsbaar mens te helpen in plaats van ‘volgens de regels’ te handelen.
Bovendien biedt de wet gewoon wel mogelijkheden om een illegale vreemdeling veilig aangifte te laten doen. Door een aangifte bij bijzondere volmacht en een domicilie-adres waarlangs gecommuniceerd kan worden tussen politie en de aangever, kan die buiten beeld van de politie blijven. Alleen weet bijna niemand dat.
Illegale vreemdelingen zou je ‘misfits van de samenleving’ kunnen noemen. De moeilijke gevallen. Mensen waar iedereen mee in zijn maag zit en niemand goed weet hoe ermee om te gaan. Zwervers, daklozen, Roma, draaideurcriminelen, harde-kernjongeren. Het probleem voor illegale vreemdelingen is dat niemand weet hoeveel het er nou precies zijn en dat ze zo onzichtbaar zijn. Voor draaideurcriminelen komt uiteindelijk wel een oplossing en voor sommige al te hinderlijke jongeren en zwervers ook. Daar hebben we last van. Maar voor de illegale vreemdeling geldt het tegendeel: ‘ach laat maar, we zien ze niet, we hebben er geen last van.’ Je kunt mensen behandelen als luizen. Maar houd er dan rekening mee dat ze gemeen blijven kriebelen, ook al is het er maar één.
1 Van der Heijden, P.G.M., M. Cruyff & G. van Gils (2011). Schattingen illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen. Den Haag: Ministerie van Justitie, WoDC.
2 Kalidien, s.N. & N.E. de Heer-de Lange (red.) (2013). Criminaliteit en rechtshandhaving 2012. Ontwikkelingen en samenhangen. Den Haag: Boom, p. 60.
Menno Jacobs en Hans moors
Werken bij Lokaal Centraal - Expertgroep Maatschappelijke Vraagstukken (www.lokaal-centraal.com). Hans Moors is tevens redactielid van Cogiscope.
In: Cogiscope : tijdschrift over gevolgen van oorlog en geweld, ISSN 1871-1065 | 11 | 3 | oktober | 18-21