Internationale conferentie over hulp aan slachtoffers van structureel geweld: gezondheid, politieke onderdrukking en mensenrechten

Van 27 november tot 2 december 1989 werd in San José, Costa Rica, de tweede internationale conferentie gehouden voor instellingen en personen die zich bezighouden met de hulp aan slachtoffers van structureel, repressief geweld, onder de titel ’Gezondheid, politieke onderdrukking en mensenrechten’. De eerste internationale conferentie vond twee jaar eerder in Parijs plaats.

De conferentie werd georganiseerd door een comité bestaande uit personen uit Costa Rica, Bolivia, Engeland, Zweden en Nederland. Uit Nederland was het Loes van Willigen, directeur van het Centrum Gezondheidszorg Vluchtelingen, die samen met haar medewerkers een groot aandeel in de organisatie had. Van haar was ook het idee om, naast de actuele problematiek van hedendaagse slachtoffers van recent geweld, de Nederlandse ervaringen met hulpverlening aan slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in de conferentie aan de orde te stellen.

Op de conferentie waren 175 deelnemers uit 22 landen aanwezig. Er waren psychiaters, artsen, maatschappelijk werkers en psychologen uit de Verenigde Staten, diverse landen in West-Europa en Midden- en Zuid-Amerika, Australië en Zuid-Afrika. Vanuit Nederland waren aanwezig medewerkers van het Centrum Gezondheidszorg Vluchtelingen, de Sociaal-Psychiatrische Dienst voor Vluchtelingen en de Stichting ICODO.

De conferentie werd op 27 november geopend door Elisabeth Odio, vertegenwoordigster van het Fonds van de Verenigde Naties voor slachtoffers van martelingen.

Vlak voor de aanvang het congres, op 16 november 1989, waren in El Salvador zes priesters vermoord. Onder hen was dr. Ignacio Martin Baro, psycholoog en strijder voor de mensenrechten in Midden-Amerika. Zijn dood benadrukte nog eens de ernst van de problemen waar we ons de komende week mee bezig zouden houden. De conferentie in San José werd aan hem opgedragen.

Tijdens de conferentie werden in vier of vijf zalen gelijktijdig workshops en symposia gehouden. Thema’s met betrekking tot de medische en psychosociale opvang en hulpverlening waren onder andere: buurtgericht werk en sociale netwerken, de problematiek van de kinderen in ballingschap en bij terugkeer,

seksueel geweld bij vrouwen, de specifieke problemen van asielzoekers, en overdracht en tegenoverdracht in de hulpverlening.

Op de plenaire slotsessie werd een aantal resoluties en verklaringen voorgesteld en met algemene stemmen aangenomen. Voor één verklaring, tegen het ontbreken van strafvervolging voor overtreders van mensenrechten, wil ik speciaal de aandacht vragen.

Het congres was tweetalig. Op één zaal na, waar gesproken kon worden met behulp van simultaan-vertaiers, waren de sessies in het Engels of in het Spaans. Deze tweedeling betrof niet alleen de taal, ook inhoudelijk werden er in deze zalen verschillende discussies gevoerd.

In westerse landen ligt in de discussies de nadruk op diagnostiek en effecten van de behandeling. De hulpverlening in de landen waar repressie heerst is, om verklaarbare redenen, sterk gepolitiseerd.

Het symposium waar ik aan deelnam - en dat met behulp van de simultaan-vertaiers gehouden kon worden - had de titel ’Re-paración, Justicia e Impunidad’ (Herstel, gerechtigheid en straffeloosheid).

’Impunidad’ betekent letterlijk straffeloosheid, ongestraft blijven. Het Engelse woord ’impunity’ staat weliswaar in het woordenboek maar is zo weinig ingeburgerd dat zelfs sommige Engelstalige deelnemers het moesten opzoeken. In de westerse rechtsstaten is rechtspraak zo vanzelfsprekend geworden dat de woorden die het ontbreken ervan aanduiden, uit de taal verdwijnen.

’Impunidad’ moeten we niet verwarren met amnestie, een algemene kwijtschelding van straf, met name voor politieke misdrijven. Bij amnestie zijn de daders geïdentificeerd en zijn schuld en straf vastgesteld. ’Impunidad’ komt eerder in de buurt van amnesie, een opgelegd geheugenverlies. Als ’impunidad’ door de machthebbers wordt opgedrongen - zoals Pinochet in Chili probeert te doen - dan worden misdaden in de doofpot gestopt, worden de medeplichtigen nooit bekend en zouden de slachtoffers van het onderdrukkende regime het beste af zijn met een collectief geheugenverlies. Maar wat het vooral betekent is een totaal voorbijgaan aan het leed van de betrokkenen; aan de allereerste voorwaarden om hulp te kunnen bieden -erkenning, veiligheid, vertrouwen - kan niet voldaan worden.

Over de effecten van bijvoorbeeld de voorgestelde amnestiewetten van Pinochet (in feite dus geen amnestie, maar impunidad) op langere termijn, kunnen we op grond van onze ervaringen in Nederland alleen maar sombere prognoses maken.

Ik moest in dit verband terugdenken aan januari vorig jaar, toen de vrijlating van de Twee van Breda - twee schenders van de mensenrechten die veroordeeld waren en er jaren van

gevangenschap op hadden zitten - onder de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in ons land zoveel emoties opriep.

Ik moest ook denken aan de processen die in ’45-’46 in Neu- . renberg zijn gehouden tegen de nationaal-socialistische leiders. Hoewel er kritiek op was (er zouden partijdige rechters optreden) zijn er daar voor het eerst uitspraken gedaan tegen een nieuw fenomeen: misdaden tegen de mensheid. Misdaden tegen de mensheid kunnen niet verjaren en bij misdaden tegen de mensheid blijft het individu verantwoordelijk voor zijn daden, ook al voerde hij opdrachten van een meerdere uit.

Dat een opdrachtgever als Pinochet ’amnestie’ zou verlenen aan degenen die het vuile werk voor hem deden, is in dit licht een wel zeer pijnlijke farce.

Bij het opstellen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens door de Verenigde Naties in 1948 stond het idee om oorlog van de aardbodem weg te vagen voorop. In de verklaring worden de universele rechten van elk individu gedefinieerd; vele landen hebben deze verklaring, die echter niet meer dan een verklaring is, ondertekend.

Artikel 5 van de verklaring luidt: ’Niemand zal onderworpen worden aan folteringen, noch aan wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.’ Helaas hoeven we maar te denken aan de talrijke rapporten van onder andere Amnesty International om te weten dat we met het terugdringen van oorlogen en misdaden tegen de mensheid nog niet erg ver gekomen zijn. In vele landen worden nog slachtoffers gemaakt door folteringen, verdwijningen, onderdrukking etcetera.

Ondanks alle tegenstellingen op de wereld, in landen, regeringen en tussen mensen, zijn er universele psychologische processen die voor ons allen gelden. Een daarvan is de verwerking van traumata. We weten uit onze eigen ervaringen, als getroffene of als hulpverlener, hoeveel jaar na het feitelijke trauma de problemen zich nog kunnen openbaren. Het is belangrijk dat wij daar als gezondheidswerkers vanuit de hele wereld attent op blijven en proberen voorwaarden te scheppen die ruimte geven aan een verwerking. Een van die voorwaarden is het afschaffen van de ’impunidad’, de straffeloosheid voor de misdaden tegen de mensheid.

Ik ben er trots op dat wij, als hulpverleners met zoveel verschillende achtergronden en ideeën, het eens konden worden over onderstaande verklaring.

Verklaring tegen de straffeloosheid

’De centra, instituten en personen die zich bezighouden met de zorg voor slachtoffers van structureel geweld, in conferentie bijeen in San José, Costa Rica, van 26 november tot 1 december 1989, verklaren het volgende:

1.    Gezondheid, een allesomvattend proces van voortdurende menselijke groei zowel op persoonlijk als sociaal niveau, is afhankelijk van zowel de historische context als de economische, sociale, ethische en culturele factoren van het land waarin men leeft.

2.    Als gezondheidswerkers zijn we tegen doctrines die een geïntegreerde menselijke ontwikkeling verhinderen en die mensenrechten ontkennen. Voorbeelden zijn de Doctrina de Seguri-dad Nacional, waardoor in landen van Latijns-Amerika de democratie beperkt wordt door de toepassing van psychologische en gematigde oorlogvoering, en de apartheid, waardoor in Zuid-Afrika rassendiscriminatie blijft bestaan. Deze doctrines zijn in tegenspraak met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de internationale humanitaire wetten. Deze vormen van staatsterrorisme hebben belangrijke schade aangericht voor het individu, de familie of de gemeenschap in de vorm van dood, discriminatie, verdwijning van personen, martelingen en binnen- of buitenlandse verbanning.

3.    Wij verklaren dat wij tegen het afzien van strafvervolging voor deze misdaden zijn. Door niet tot strafvervolging over te gaan probeert men vergetelheid aan de gemeenschappen op te dringen. Waarheid en rechtvaardigheid moeten zegevieren.

4.    Wij verzetten ons tegen alle vormen van verzoening of restauratie die tot stand komen zonder dat de waarheid bekend gemaakt is of recht gesproken is.

5.    Wij eisen dat de gedwongen verdwijning van mensen en massale verplaatsing van gemeenschappen tot misdaden tegen de mensheid worden verklaard, zonder amnestie voordat recht gesproken is.

6.    In ons gevecht tegen straffeloosheid en ten gunste van rechtvaardigheid en mensenrechten, aanvaarden wij onze historische verplichting eraan bij te dragen dat de gevolgen van de oorlog niet langer onherstelbaar zullen zijn; eraan bij te dragen dat mensen vrij worden op basis van menselijke waardigheid; eraan bij te dragen dat volkssoevereiniteit bereikt wordt met respect voor de Universele Rechten van de Mens.’

Joop Lamboo Utrecht, februari 1990

Referentie: 
Joop Lamboo | 1990
In: Icodo Info , ISSN 0168-9932 | 7 | 1 | maart | 35-38
Trefwoorden: 
congresverslagen, geweldsgetroffenen, hulpverlening