Het vrijwilligerswerk bij de organisaties van en voor oorlogsgetroffenen

Het vrijwilligerswerk voor oorlogsgetroffenen vertoont een bont patroon van aktiviteiten. Het wordt verricht in een reeks van grotere en kleinere organisaties, die alle hun eigen historie en karakter hebben, afhankelijk van de groepering die zij verenigen of het werk waarop zij zich richten. Sommige zijn al meer dan veertig jaren met hun werkzaamheden bezig, andere dateren uit de zeventiger jaren toen de late oorlogsgevolgen bij velen tot uiting kwamen en een reden waren voor nieuw vrijwilligerswerk. Ook de laatste jaren is er nog sprake van nieuwe en frisse initiatieven in het vrijwilligerswerk, soms geheel buiten de bestaande organisaties om. Al bij al levert dat een variatie aan vrijwilligerswerk op. algemeen van karakter of ‘gespecialiseerd’, extern georiënteerd of exklusief op de eigen groepering gericht. Deze variatie is nog breder, als we behalve naar het hulpverlenende vrijwilligerswerk tevens zien naar het andere verenigingswerk en naar het eigen karakter dat al deze groeperingen hebben

In het algemeen gaat het bij dit vrijwilligerswerk om traditionele hulpverlenende aktiviteiten, hoewel nieuwe vormen van vrijwilligerswerk ook ingang vonden. Het traditionele werk wordt het meest aangetroffen bij de oudere organisaties, waar de aktiviteiten gedragen worden door sterk gewortelde tradities. Voor sommige groeperingen reiken deze tot in de oorlogsjaren. in het verzet of in het leed dat in de koncentratie- en interneringskampen gedeeld werd. De banden van solidariteit die toen gesmeed werden, bleven onverbrekelijk en zijn ook nu nog de diepere motieven voor de onderlinge hulp. Daarom spreken sommige van deze organisaties ook niet over vrijwilligerswerk, maar over vriendenwerk. Beide typeringen bedoelen echter hetzelfde, als we de omschrijving tenminste overnemen die Liebje Hoekendijk, bekend publiciste over vrijwilligerswerk, daarvan heeft gegeven, namelijk 'georganiseerde vriendschap’ Daarmee willen we alle vrijwilligerswerk niet het niveau van uitzonderlijke solidariteit toeschrijven, dat in sommige groeperingen van oorlogsgetroffenen aanwezig is. We menen echter wel dat beide aktiviteiten onder dezelfde noemer mogen worden genoemd, namelijk die van vrijwilligerswerk.

Bij de nieuwere aktiviteiten speelt de solidariteit ten opzichte van de oor logservaringen en het late oorlogsleed evenzeer een nadrukkelijke rol. maar hebben zich toch meer eigentijdse vormen van hulpverlening ontwikkeld. zoals de organisatie van zelfhulp.

Zo is het bonte patroon van aktiviteiten gegroeid dat zich nu voordoet. De vrijwilligers die het werk verrichten, zijn daarbij in de meeste gevallen zelf oorlogsgetroffenen (geweest), en nog zelden buitenstaanders. Zonder twijfel is deze omstandigheid jarenlang een bijzondere katalysator van het vrijwilligerswerk geweest, maar door de veroudering van de generatie oorlogsgetroffenen, die zelf uitsluitend de vrijwilligers leverde, dreigt deze omstandigheid nu een knelpunt te worden. In het hierna volgende komen we hierop in het bijzonder nog terug, nadat we eerst een beschrijving van het vrijwilligerswerk hebben gegeven.

Wat doen vrijwilligers voor oorlogsgetroffenen?

Laten we een paar voorbeelden noemen.

Een oudere Joodse vrouw met weinig kontakten in haar naaste omgeving en een toenemende behoefte om over het oorlogsverleden te praten

— waartoe ze ook aktuele gebeurtenissen terugbrengt—wordt regelmatig bezocht door een Joodse vrijwilligster, wier kinderen uit huis zijn en die bereid is steeds weer naar de verhalen over de oorlog te luisteren.

Een ex-verzetsdeelnemer. die zelf nog vitaal en gezond is, bezoekt een aantal verzetsgepensioneerden, die sterk vereenzamen en een grote behoefte hebben aan kontakt.

Geïsoleerd rakende oorlogsgetroffenen met een 'Indische' of Joodse achtergrond worden door vrijwilligers met een gelijke achtergrond benaderd en aktief betrokken bij een plaatselijke of regionale kring.

Vroegere verzetsdeelnemers en vervolgden, die erkenning en materiële uitkeringen of voorzieningen trachten te verkrijgen, worden bij de vereiste procedures begeleid door betrokken en deskundige vrijwilligers, die ervaring op dit bijzondere terrein hebben verworven.

Een vrouw, die de oorlog in een interneringskamp in het voormalige Nederlands Indie is doorgekomen en in het Centrum '45 over haar ergste problemen is heengekomen, neemt regelmatig deel aan de gespreksbijeenkomsten, die een vrijwilligersgroep als een vorm van nazorg organiseert.

Vrijwilligers staan dus in verschillende omstandigheden klaar voor oorlogsgetroffenen. Ze gaan op ziekenbezoek, zorgen voor invalidenvervoer en beoordelen de verschillende kanten van een vastgelopen aanvraagprocedure. waarbij ze de kliént bij volgende stappen begeleiden. Ze zijn beschikbaar voor lange telefoongesprekken van getroffenen, die door een gebeurtenis uit hun met moeite gehandhaafde evenwicht zijn geraakt, ze organiseren gespreksgroepen en ontmoetingsbijeenkomsten, kortom zij helpen op alle mogelijke manieren bij de kleinere en grotere moeilijkheden in de levenssituatie van hen, die nog steeds — of pas de laatste jaren — last hebben van de oorlog. Hun werk wordt gekenmerkt door grote solidariteit en door spontaneïteit, is weinig geïnstitutionaliseerd en biedt extra mogelijkheden van ruimte en tijd voor menselijke en persoonlijke aandacht. Doordat hun werk voortkomt uit een sterke motivatie, kan het ook situaties aan die zeer veel tijd en geduld vragen.

Om tot wat meer overzicht te komen, geven wij in het hierna volgende een indeling van het vrijwilligerswerk. We laten deze voorafgaan door een korte uiteenzetting over wat oorlogsgetroffenen zelf in het algemeen als de belangrijkste vorm van vrijwilligerswerk beschouwen, het 'getuigen en waarschuwen', maar wat we in verband met het karakter van deze brochure verder buiten beschouwing zullen laten.

Getuigen en waarschuwen

Hoewel het sociaal gerichte vrijwilligerswerk in de loop der jaren een grote betekenis heeft gehad en bepaald niet op de tweede plaats komt, beschouwen veel oorlogsgetroffenen dat vrijwilligerswerk als het meest primaire en noodzakelijke dat gericht is op het levend houden van wat in de periode '40- '45 gebeurd is. Zij zijn de nog levende getuigen van het onvoorstelbare geweld, dat de oorlog en de ideologie, die deze veroorzaakte. zowel hier als elders aan mensen heeft aangedaan En zij achten het een plicht dit bewust te houden en tegelijkertijd te waarschuwen tegen aktuele ontwikkelingen en tendensen die opnieuw naderbij zouden kunnen brengen wat ze ten diepste verafschuwen. Tot het eind toe zullen zij deze getuigenissen, waarschuwingen en protesten blijven volhouden Hierbij voorop blijven lopen en de alertheid voor bedreigende nieuwe ontwikkelingen overdragen aan een jongere generatie rekenen zij bij uitstek tot hun taak.

Een groter of kleiner deel van het vrijwilligerswerk in de organisaties is daarop dan ook primair gericht: de organisatie van de 4 en 5 mei- en 15 augustus-herdenkingen of van de bijzondere herdenkingen van de kon-centratiekampbevrijdingen, het begeleiden van tentoonstellingen die een beeld geven van wat in de jaren '40-'45 in Europa en in Azië heeft plaats gevonden, het deelnemen als oorlogsgetuige aan de jeugdvoorlichting op de middelbare scholen, het protesteren tegen neofascistische en racistische uitingen in binnen- en buitenland.

Het feit dat de organisaties van oorlogsgetroffenen vanuit hun ervaringen en achtergrond een stem kunnen laten horen op het vlak van het aktuele gebeuren, waarbij algemene waarden in het geding zijn. geeft hen een unieke betekenis. Voor sommige groeperingen is hun boodschap zelfs zo belangrijk. dat zij hun opdracht zonder twijfel aan een nieuwe generatie vrijwilligers — hun kinderen o) verwanten — zullen overdragen, zodat hun stem ook nog in de verre toekomst gehoord zal worden.

In deze op hulpverlenend vrijwilligerswerk gerichte brochure gaan wij hierop niet dieper in, maar richten we ons verder op de betekenis van de groeperingen als ontmoetingsplaats en als kader voor het sociaal gerichte vrijwilligerswerk.

Hulpverlenend vrijwilligerswerk

We geven hier een indeling in verschillende soorten van diensten, zoals deze verspreid over de vele organisaties van oorlogsgetroffenen verricht worden:

—    hand- en spandiensten (boodschappen doen, mee uit nemen, meegaan naar instanties, formulieren helpen invullen, invalidenver-voer, ziekenbezoek). Dergelijke diensten worden in de meeste organisaties van oorlogsgetroffenen georganiseerd. In verband met de achtergrond van de lotgenoten hebben deze diensten meestal tegelijkertijd een extra aspekt, namelijk het persoonlijke kontakt, waarin deze achtergrond aangevoeld en met erkenning gerespekteerd wordt. Vaak komt dit element van het persoonlijke kontakt op de voorgrond te staan. De vrijwilligersdienst heeft dan meer het karakter van

—    kontaktbezoek (van langdurig zieken, invaliden, vereenzaamd en geïsoleerd rakende oorlogsgetroffenen). Het gaat hier om een ondersteunend kontakt vanuit een solidariteit met degenen voor wie de oorlog nog altijd voelbaar op de achtergrond — of zelfs op de voorgrond

— aanwezig is. Begrip voor en aanvoelen van dat verleden tellen hierbij sterk mee. Ook aktuele gebeurtenissen kunnen de spanningen uit de oorlogstijd weer oproepen en om een klankbord vragen, zoals een sterfgeval van naaste verzetsvrienden of een langdurige strijd met de instanties om erkenning of om uitkeringen. Bij kontaktbezoek wordt vóór alles een luisterend oor geboden aan de oorlogsgetroffenen bij wie de aktuele omstandigheden of de vroegere ervaringen redenen zijn om nu en dan steun te ontvangen. Het geeft ook het gevoel dat men (nog) ergens bijhoort. Het kontaktbezoek komt bij de meeste groeperingen van oorlogsgetroffenen voor. Sommige hebben daartoe een landelijk netwerk van vrijwilligers, andere hebben een regionale indeling waarbij vrijwilligers regionaal of lokaal kontakten onderhouden. We zien het kontaktbezoek als een vorm van vrijwilligerswerk, waarop de aandacht met het oog op het verouderings- en vereenza-mingsproces van oorlogsgetroffenen de komende jaren nog meer gevestigd zal moeten worden.

In de instituten waar zowel maatschappelijk werk als vrijwilligerswerk wordt aangeboden kan kontaktbezoek als een waardevolle aanvulling op het maatschappelijk werk worden gezien. Hoe vrijwilligers kontakten onderhouden, wordt in het laatste artikel van deze brochure in enkele praktijkschetsen beschreven.

—    sociale- en sociaalkulturele groepsbijeenkomsten (de organisatie en begeleiding van een plaatselijke of regionale kring en de organisatie van exkursies, reizen, hobbyklubs enzovoort). Bij de sociale groepsbijeenkomsten staan het onderlinge kontakt, het verlenen van onderlinge steun en hulp en zonodig de beleving van de eigen identiteit als groep voorop. Bij de meer rekreatieve of kultureel getinte groepsbijeenkomsten ligt het accent meer op het ontspannend karakter. Vaak gaat het om een mengeling van beide elementen

We menen dat de sociale groepsbijeenkomsten — evenals het kon-taktbezoek — voor de komende jaren alle aandacht verdienen, omdat het eveneens vormen van vrijwilligershulp zijn die gericht zijn op het bewaren en onderhouden van kontakten tussen mensen, voor wie deze kontakten zienderogen afnemen en vereenzaming dreigt. Verderop in deze brochure geven we een beschrijving van de "Indische Vriendenkring" te Roermond, die opgericht werd om voor oudere geïsoleerd rakende "Indische" mensen een band te scheppen. Ook is opgenomen een beschrijving van Joodse kontaktbijeenkomsten, die door vrijwilligers — in samenwerking met de Stichting Joods Maatschappelijk Werk — worden georganiseerd.

Op het gebied van de meer rekreatieve en kulturele groepsbijeenkomsten zijn er bij de organisaties van oorlogsgetroffenen vele voorbeelden te noemen, zoals de bijeenkomsten voor verzetsgepensio-neerden, die de kontaktkommissies van de Stichting 1940-1945 in verschillende delen van het land organiseren.

—    sociaaljuridische begeleiding (hulp bij het zoeken van formele wet-telijke erkenning en van financiële uitkeringen en voorzieningen). Deze hulp kan zeer breed zijn en variëren van het aktief en ondersteunend aanwezig zijn bij als bedreigend ervaren rapportagegesprekken in het kader van aanvragen voor uitkeringen en pensioenen tot het indienen van bezwaarschriften op uitspraken van de Raden en het pleiten in een beroepsprocedure bij de Centrale Raad van Beroep. Nagenoeg alle organisaties van oorlogsgetroffenen bieden deze sociaal juridische begeleiding in de een of andere vorm. Vaak wordt er samengewerkt met advokaten en/of andere juristen.

Het zal duidelijk zijn dat deze vorm van vrijwilligerswerk een ander karakter heeft dan de vorengenoemde vrijwilligersdiensten. Ze vraagt de nodige wetskennis en ook ervaring met de wetsuitvoering. Aangezien het hier niet gaat om algemeen vrijwilligerswerk maar om zeer specifieke diensten, die voorbehouden dienen te blijven aan betrokken en deskundige vrijwilligers, geven wij hiervan in het derde artikel van deze brochure slechts een beknopt voorbeeld.

— groepsbegeleiding (de organisatie en de begeleiding van gespreksbijeenkomsten voor de opvang en de ondersteuning van oorlogsgetroffenen).

Het betreft hier een vorm van vrijwilligerswerk, die alleen verricht kan worden door vrijwilligers die hun eigen oorlogservaringen tot op zekere hoogte hebben geïntegreerd en ervaring hebben (gekregen) in de omgang met groepen. Die vrijwilligers zijn eren zij werden vaak gemotiveerd doordat zij in hun omgeving zagen hoe de opvang en begeleiding van lotgenoten tekort schoot. Hun eigen verwerkingservaringen brachten hen er toe anderen individueel of door middel van groepsbijeenkomsten te helpen. Bij sommige groepen is hierbij een samenwerking met de professionele sektor tot stand gekomen. Bij andere wordt bewust afstand genomen van deze sektor, omdat geen of weinig begrip voor de oorlogsachtergrond van de problemen werd ontmoet. Ook over de begeleiding van deze bijeenkomsten volgt in het laatste artikel van deze brochure een korte uiteenzetting.

Bovenstaande indeling wekt bij sommigen misschien de indruk, dat de vrijwilligerswerkzaamheden bij de organisaties ook zo afgebakend van elkaar en overzichtelijk georganiseerd plaatsvinden. Dat is niet het geval. In vele groeperingen worden deze diensten naast en door elkaar verricht. Zelfs doet één en dezelfde vrijwilliger dat. Het vrijwilligerswerk maakt daardoor op buitenstaanders wel eens een onoverzichtelijke en verwarrende indruk. Vandaar mede dit schematische overzicht.

Een ernstiger misverstand zou zijn als de indeling — van eenvoudige karweitjes naar gekwalificeerde diensten — gezien zou worden als een hiërarchie van minder naar meer waardevol vrijwilligerswerk. Ook dat is niet het geval, althans lang niet helemaal. Het kan niet worden ontkend dat zich op het (te) afgesloten terrein van de vrijwillige hulpverlening aan oorlogsgetroffenen diensten hebben ontwikkeld, zoals met name de sociaal-juridische hulpverlening en de begeleiding van gespreksbijeenkomsten, die soms van een professioneel niveau zijn. Daar is echter niet mee gezegd, dat deze diensten van een grotere betekenis zouden zijn dan de andere uit de reeks. Kontaktbezoek bijvoorbeeld, waardoor mensen zich kunnen uiten die het gevoel hebben nergens te worden begrepen, of het organiseren van ontmoet ingsbijeenkomsten waardoor geïsoleerd geraakte oorlogsgetroffenen bij een sociale kring kunnen worden betrokken, zijn diensten die een grote betekenis hebben Juist daarbij komen de typische waarden van vrijwilligerswerk naar voren: de inzet voor de ander, onbaatzuchtige motivatie, de ongedeelde aandacht voor mensen in hun gehele situatie, menselijke warmte. Dat zijn juist de elementen die soms bij de professionele hulpverlening op de achtergrond dre*gen te geraken. Maar ook bij de meer bijzondere vormen van vrijwilligerswerk, die zich in verband met de eigen wetgeving of de specifieke immateriële problemen hebben ontwikkeld, staan deze elementen voorop Daaraan kan uiteraard nog het nodige toegevoegd worden door de aanwending van technische kennis en vaardigheden, zoals voor de sociaaljuridische begeleiding.

Bestuurswerk

Werd de in het voorgaande gegeven beschrijving van vrijwilligerswerk voorafgegaan door enkele opmerkingen over wat de organisaties van oorlogsgetroffenen vaak als het belangrijkste zien: het 'getuigen en waarschuwen'. de beschrijving zou onvolledig zijn zonder een enkele opmerking over het vrijwilligerswerk dat meestal de organisatie van het hulpverlenende werk draagt, namelijk het bestuurswerk. Het zijn vrijwilligers die de besturen van de organisaties bemannen, die het sekretariaat voeren, de financiën beheren, de redaktie en de administratie van de eigen periodieken en nieuwsbrieven verzorgen en die daarmee de kontinuïteit van de organisaties verzekeren, inklusief die van het hulpverlenende werk. Ook dit bestuurswerk is van veel betekenis. Bij de kleinere organisaties gaat het overigens meestal niet om louter bestuurswerk, maar valt dat vaak samen met het hulpverlenende werk. Dat kan zowel voordelen als nadelen hebben. Voordelen vanwege de spilfunktie van de bestuursleden, hun informatie en hun vele kontakten, nadelen omdat het hulpverlenende werk soms sekundair blijft naast het bestuurswerk dat in de parktijk vaak de voorrang krijgt. Dat vraagt dan een betere scheiding van taken, zodat èn het hulpverlenende vrijwilligerswerk èn het bestuurswerk elkaar met in de weg staan maar beide het gewicht krijgen dat hen toekomt.

De veeleisendheid van vrijwilligerswerk voor oorlogsgetroffenen

Het overzicht dat in het voorgaande werd geboden van de verschillende soorten van vrijwilligersdiensten laat zien dat zich in de loop van de jaren een grote variatie aan vrijwilligerswerk heeft ontwikkeld.

We willen hier benadrukken, dat vrijwilligerswerk voor oorlogsgetroffenen, van kontaktbezoek tot de begeleiding van groepsbijeenkomsten, in alle gevallen een veeleisende opgave is. Deze dient echter niet overdreven te worden, maar evenmin onderschat. We menen dat vrijwilligerswerk voor oorlogsgetroffenen in feite geen wezenlijk andere eigenschappen vraagt dan de basiseigenschappen die hulpverlenend vrijwilligerswerk in het algemeen vereist, zij het dat deze pregnant aanwezig dienen te zijn. Het gaat dan met name om gemotiveerdheid, omgangservanng, geduld, inlevingsvermogen en een inzet voor wat langere termijn. Gemotiveerdheid. geduld en omgangservanng zijn nodig omdat veel zal moeten worden geluisterd, met emoties moet kunnen worden omgegaan en een zekere belasting moet kunnen worden verdragen. Een inzet voor wat langere termijn wordt gevraagd, omdat een gegroeide vertrouwensband niet verdraagt na korte tijd verbroken te worden. En inlevingsvermogen is met name vereist in verband met de bijzondere achtergrond van oorlogsgetroffenen. Niettemin lijken deze basiseigenschappen geen andere te zijn dan die gevraagd worden voor vrijwilligerswerk voor andere kategorieën kliënten.

Wel mag verwacht worden dat genoemde eigenschappen in pregnante mate voorhanden zijn. maar dat geeft eerder een gradueel verschil met ander vrijwilligerswerk dan een principieel verschil. Vooral inlevingsvermogen ten aanzien van wat oorlogsgetroffenen hebben meegemaakt en wat een stempel op hun leven heeft gedrukt, is een eerste vereiste. Hun ervaringen waren in de meeste gevallen zulke verschrikkingen, zulke levensbedreigende gebeurtenissen of zulke geweldservaringen. dat deze (deels) verdrongen zijn en niet of nauwelijks bespreekbaar. Het waren ervaringen die eigenlijk onvoorstelbaar zijn, niet door mensen te verwerken, nachtmerries toen en vaak ook nu nog. En dat vraagt van vrijwilligers een benadering en een houding die er blijk van geven dat zij iets van dat onvoorstelbare beseffen, dat zij beseffen dat het om een onvoorstelbare achtergrond bij oorlogsgetroffenen kan gaan Als we hierbij van inlevingsvermogen spreken, bedoelen we dus niet dat men zich zou moeten kunnen inleven in het meegemaakte — hoe zou men zich in een koncentratie- of interneringskamp kunnen inleven? — maar dat men dit laatste impliciet juist laat blijken. Vrijwilligers zullen op dit punt terughoudend zijn en vooral een luisterende funktie hebben. Misschien zal bij een vertrouwensband ook eens geluisterd worden naar de ondergane verschrikkingen, maar ze zullen zeker niet bewust ter sprake worden gebracht. De luisterende funktie is echter al belangrijk genoeg, temeer omdat veel oorlogsleed onoplosbaar is en langdurig blijft doorwerken, en de vrijwilliger is dan vaak meer dan de professionele hulpverlener degene die nog voor een zekere opvang kan zorgen en als deelgenoot ondersteuning kan blijven bieden.

Wat betreft deze terughoudendheid ten aanzien van het oorlogsverleden wijkt de taak van de vrijwilliger hier dus duidelijk af van die van sommige professionele hulpverleners, zoals bijvoorbeeld psychotherapeuten, die onder bepaalde voorwaarden wèl op het (verdrongen) verleden van oorlogsgetroffenen kunnen ingaan.Uiteraard zijn nog meer verschillen tussen de taken van vrijwilligers en die van professionals aan te geven, maar dat komt nog ter sprake. We willen nog even terugkomen op het in-levingsvermooen. dat we bij de vrijwilliger zo hoog aanslaan, en opmerken dat het ook de meest centrale eigenschap lijkt te zijn. Vanuit een goed inlevingsvermogen zullen geduld en een langduriger inzet geaktiveerd worden en zullen gemotiveerdheid en omgangservaring verdiept worden. We herhalen echter nogmaals dat het bij deze eigenschappen om algemene basiseigenschappen voor vrijwilligerswerk blijft gaan Ook op andere terreinen dient een respektvolle afstand bewaard te worden tot de dieper liggende achtergronden van de moeilijkheden van kliënten en ook daar worden altijd gemotiveerdheid, een langdurige inzet, omgangservarting en extra geduld van vrijwilligers gevraagd.

We zeggen daarmee eigenlijk dat vrijwilligerswerk voor oorlogsgetroffenen door vele goede vrijwilligers verricht kan worden, mits zij de eerder genoemde eigenschappen in duidelijke mate bezitten. Toch heeft de praktijk zich, zoals al eerder aangestipt, niet in deze richting ontwikkeld, maar in een andere, waarbij het vrijwilligerswerk nagenoeg exclusief door lotgenoten werd verricht.

Vrijwilligers-lotgenoten en andere vrijwilligers

Veel buitenstaanders zullen verrast zijn als zij horen, dat al het vrijwilligerswerk vanaf 1945 tot nu toe voor verzetsgepensioneerden. Joodse en ’Indische’ vervolgden, voor burger-oorlogsslachtoffers en anderen nagenoeg geheel door lotgenoten uit de eigen kringen is verricht. Toch is dit zo. en zo verwonderlijk is dit misschien ook weer niet

Juist het lotgenootschap gaf de vrijwilligers immers de motivatie om zich in te zetten voor degenen, die zich op de een of andere wijze niet zelf konden redden De min of meer gelijke ervaringen, die zij als lotgenoten hadden, vormden daarbij het bijzondere klankbord, dat meeresonneerde met de moeilijkheden van de kliënten en de eigenlijke achtergronden daarvan. Het inlevingsvermogen van de lotgenoten was door hun eigen ervaringen gescherpt, en dat alles gaf een veiligheid, vertrouwdheid en bekendheid die een unieke voorsprong op andere hulpverleners betekende Lotgenoten hadden aan een half woord voldoende om toch helemaal deelgenoot te zijn van de problemen van de getroffenen.

Wellicht zijn er in de loop der jaren vrijwilligers-lotgenoten geweest, die zich bij hun kontakten door hun sterke motivatie wel eens hebben laten meeslepen en die verder zijn gegaan dan verantwoord was. Maar volgens onze ervaringen was dat dan meestal eerder ten koste van zichzelf dan ten nadele van hun kliënten. Professionele hulpverleners waarschuwen nogal eens voor dit laatste. Dat soort van waarschuwingen blijken — hoe goedbedoeld ook — meestal een uiting van betuttelende overbezorgdheid en niet van reële inschatting. In plaats van een overdreven bezorgdheid past integendeel ruime Bewondering voor wat vrijwilligers ondernomen hebben en tevens vertrouwen in hun doen en laten en hun besef van de grens van het vrijwilligersterrein. Zij waren de onvermoeibare bezoekers, de geduldige luisteraars, de bekwame begeleiders en pleitbezorgers en de mensen die de moeilijkheden van de oorlogsgetroffenen met veel begrip opvingen. Hun deelgenootschap was de drijvende kracht die het vrijwilligerswerk in al deze jaren heeft gedragen.

Toch kan niet ontkend worden dat zich een proces heeft voorgedaan waarbij oorlogsgetroffenen èn lotgenoten nogal afgesloten zijn geraakt van de meer algemene hulpverleningscircuits, ook op het terrein van het vrijwilligerswerk. Daarbij zijn opvattingen gegroeid en gewoonten bestendigd die nauwelijks meer betwistbaar leken. Wat zonder twijfel vele jaren als een voordeel heeft gewerkt — het vrijwilligerswerk uitsluitend vanuit de eigen kringen—ging daardoor als een omgekeerd axioma gelden, namelijk dat alléén vrijwilligerswerk uit eigen kring vruchtbaar kon zijn. Dat het uitsluitend door eigen lotgenoten werd gedaan, heeft de opvatting versterkt — bijna gefixeerd — dat het eigenlijk ook alleen van lotgenoten geaccepteerd kon worden. Vooral in sommige erg gesloten groeperingen is een diskussie over de vraag of ook buitenstaanders bij het vrijwilligerswerk kunnen worden ingeschakeld, nog nauwelijks mogelijk. In plaats van de lotgenoten te zien als de ideale vrijwilligers, die een voortrekkersrol kunnen vervullen bij het uitbreiden en vernieuwen van het vrijwilligerswerk, is hun positie in de loop der jaren op die manier vaak (te) exclusief gebleven. Dat heeft — het wordt nogmaals onderstreept — alle voordelen vandien in de voorbije periode gehad, maar het heeft ontegenzeggelijk ook geleid tot de situatie die nu zichtbaar wordt, namelijk dat het vrijwilligerswerk in een kritieke overgangsfase komt. Juist terwijl een bestendiging en intensivering nodig zijn, is in de overneming van het werk door nieuwe vrijwilligers nog niet overal voorzien. Dat vraagt op de allereerste plaats om de overtuiging dat het vrijwilligerswerk verruimd kan worden buiten de grens van de eigen lotgenoten.

Het is niet de eerste keer dat dit gekonstateerd wordt en dat er aanbevelingen worden gedaan om tot een ombuiging te komen. In 1977 werden door het in de inleiding reeds genoemde Werk- en Adviescollege voor de Immateriële Hulpverlening aan Oorlogsgetroffenen pogingen ondernomen om aansluiting te zoeken bij de algemene vrijwilligersorganisaties in het land. Via het Platform voor Vrijwilligerswerk werd getracht bij enkele aangesloten organisaties interesse te wekken voor het vrijwilligerswerk voor oorlogsgetroffenen. Deze interesse bleek aanwezig Dat leidde er toe dat op enkele plaatsen initiatieven zijn genomen in kringen van de UW (Unie van Vrijwilligers), om het vrijwilligerswerk mede op oorlogsgetroffenen te richten. Toch hebben deze initiatieven, wellicht omdat die uitsluitend via de koepelorganisaties ter hand werden genomen, niet voor een blijvende inzet van nieuwe vrijwilligers gezorgd. Na enige tijd kwam er een eind aan deze initiatieven. Het vrijwilligerswerk vanuit de eigen kring bleef doorgaan, waardoor het toekomstperspektief wat betreft de beoogde verruiming nu niet overal zo gunstig lijkt.

Op deze pogingen vanuit het WAC terugziend, lijkt het nu niet meer aan te bevelen dezelfde weg nog eens te bewandelen. Gerichte kontakten, vooral daar waar plaatselijk enige weerklank bij het algemene vrijwilligerswerk wordt gevonden, kunnen misschien wel nieuwe mogelijkheden bieden. Waar onzes inziens de meeste hoop op gevestigd mag worden, is op enkele nieuwe en frisse initiatieven die in de kringen van de oorlogsgetroffenen de laatste tijd tot de inschakeling van nieuwe vrijwilligers geleid hebben. Die kwamen zowel uit de brede groep van de jongste oorlogsgetroffenen — zij die als jongeren en kinderen de oorlog meemaakten — als uit kringen van buitenstaanders. Misschien is het met toevallig dat deze initiatieven deels buiten de bestaande organisaties genomen zijn. hoewel ook binnen de groeperingen nieuwe vrijwilligers werden aangetrokken. Tot deze initiatieven rekenen we met name de vorming van plaatselijke of regionale ontmoetingskringen, waarbij door de open opzet ervan gemakkelijker jongere vrijwilligers en ook buitenstaanders bleken te kunnen worden betrokken. Maar ook binnen de bestaande groepenngen wordt getracht nieuwe vriiwilliqers in te schakelen uit het verwante milieu van tweede generatie of de familieomgeving.

Waar wij voor willen pleiten is het intensiveren en zo mogelijk bundelen van deze pogingen. Afgezien van de inzet van buitenstaanders-vrijwilli-gers op grond van overtuigende humane motieven, lijkt het gehele milieu van de oorlogsgetroffenen — met name de generatie van hen die in de oorlog jongvolwassenen en kinderen waren — nog voldoende ruim om van daaruit ’verwante’ vrijwilligers te werven ter vervanging van de ouderen die zich terugtrekken. Hun betrokkenheid is niet precies dezelfde als die van de lotgenoten, hun inlevingsvermogen gaat niet uit van de gedeelde ervaringen en hun geduld en ervaring missen de direktheid en de vanzelfsprekendheid die het lotgenootschap met zich brengt. Niettemin zal een mate van 'verwantschap' of een ideële motivatie een voldoende basis kunnen scheppen om bij het vrijwilligerswerk ingeschakeld te worden. De ervaring dat nieuwe en jongere vrijwilligers taken zullen willen ovememen en voortzetten zal ook stimulerend kunnen zijn. Daar waar oorlogsgetroffenen absoluut (nog) niet openstaan voor andere vrijwilligers dan de eigen lotgenoten, is er geen andere weg dan de bestaande kontakten zo lang mogelijk op dezelfde voet voort te zetten.

Vrijwilligerswerk en professionele hulp

Ofschoon het vrijwilligerswerk voor oorlogsgetroffenen een lange traditie heeft, zich heeft vernieuwd en soms diensten biedt, die nauwelijks van professionele hulp te onderscheiden zijn, is het toch niet zo dat het duidelijk meer erkenning ondervindt dan vnjwilligerswerk elders in de samenleving. Zoals overal wordt er door de professionele instanties gauw aan voorbij gezien en blijft het een zaak die in het verborgene verricht wordt. In de waardering komt het meestal op een late plaats. En de financiële ondersteuning ervan is uiterst bescheiden vergeleken met de zeer grote uitgaven voor de professionele hulp aan oorlogsgetroffenen. De kosten worden uit de eigen bijdragen en uit de (onzekere) giften van derden bestreden, waardoor de zorg voor de kontinuïteit vaak drukkend is en een planning op langere termijn uiterst moeilijk wordt.

Dat ligt misschien voor een deel aan het vrijwilligerswerk zelf, hoewel deze konstatering geen enkel verwijt bevat. Integendeel, ze heeft juist een achtergrond van respekt en waardering. Het vrijwilligerswerk is immers in het algemeen zo uitsluitend op het werk als zodanig gericht, dat de public relations en de zorg voor status er bij inschieten. Misschien werkt de geringe behoefte aan een presentatie naar buiten een onderwaardering in de hand. De professionele hulpverlening presenteert zich nu eenmaal bewuster. krachtiger, ’professioneler', hoewel intern na enige tijd van hulpverlenende kontakten met kiiënten-ooriogsgetroffenen veelal toegegeven moet worden dat het niet mogelijk is hun oorlogslast verder weg te nemen. Er blijft dan weinig anders over dan het bieden van ondersteuning, hetgeen de vrijwilliger ook kan. We zouden daarmee het scherpe onderscheid. dat professionele hulpverleners vaak trekken tussen hun terrein en dat van de vrijwilligers, wat willen relativeren. In een aantal gevallen zullen professionele hulpverleners bovendien niet tot een echte behandeling kunnen overgaan, omdat deze te grote risiko's meebrengt dat de fragiele balans verstoord zou worden die de kliënten met veel moeite in stand houden. Ook in die gevallen blijft meestal niets anders over dan het bieden van ondersteuning, en dat kunnen vrijwilligers zoals gezegd evengoed.

We willen anderzijds de grens tussen professionele hulpverlening en vrijwilligerswerk niet vervagen, we zouden de grens hooguit wat willen opschuiven ten voordele van het vrijwilligerswerk. Dat we de grens niet willen vervagen hebben we al eerder aangegeven, toen we het verschil in kom-petentie tussen professionele hulpverleners en vrijwilligers formuleerden. We stelden dat de eersten soms wel op het verdrongen verleden van kliënten kunnen ingaan — zij het onder zekere voorwaarden — en dat dit niet tot het terrein van de vrijwilliger behoort. Deze heeft een luisterende, ondersteunende en begeleidende funktie, geen behandelende en therapeutische. Deze laatste funktie verdient echter vaak een aanvulling in de vorm van een geduldige en langdurige ondersteuning en nazorg. En daarvoor zijn vrijwilligers zeer geschikt. Alleen door middel van een goede samenwerking kunnen beide wijzen van hulpverlening van elkaar profiteren en tot een goed gezamenlijk resultaat komen.

We menen dat deze samenwerking vooral vruchtbaar kan zijn met het oog op de fase die voor de oudere generatie oorlogsgetroffenen is aangebroken. Die brengt meer dan voorheen ziekte en invaliditeit met zich mee en ook meer vereenzaming en isolement. In veel gevallen zijn daarbij nog oorlogsmoeilijkheden aanwezig, waarvoor de professionele hulpverlening geen oplossingen meer heeft te bieden

Vooral in deze omstandigheden kan vrijwilligershulp een welkome aanvulling zijn op de medische zorg, de geestelijke gezondheidszorg, het maatschappelijk werk of de ouderenzorg zoals gezinshulp en thuiszorg. Vrijwilligers kunnen allereerst andere hulpverleners goed informeren over de achtergrond van de betrokkenen. Ze kunnen ook de geboden hulp versterken door hun eigen inzet. En zonodig kunnen ze zorgen voor een betere inschakeling van de normale professionele voorzieningen wanneer deze tekort schieten. Dat geldt met name bij de thuiszorg, die ernaar streeft de mensen in hun eigen omgeving te houden, maar die nog geen vaste vorm heeft gekregen (soms professioneel, soms vrijwillig, soms beide). Een extra vrijwilligersinbreng zou daarbij erg welkom kunnen zijn. Naarmate deze ouderenzorg gebrekkiger funktioneert—door het ontbreken van een vaste vorm of door aktuele ontwikkelingen zoals de overheidsbezuinigingen — en naarmate de persoonlijke behoefte aan kontakt en aan gewone menselijke ondersteuning sterker is, zal de betekenis van vrijwilligershulp voor oorlogsgetroffenen nog groter kunnen zijn.

Vrijwilligerswerk de komende jaren

Het vrijwilligerswerk lijkt in de komende jaren minstens een even belangrijke opgave als het was in de eerste periode na de oorlog of toen in de zeventiger jaren de late oorlogsgevolgen om een nieuwe opvang vroegen. Het gaat nu om een aangepaste hulp in de leeftijdsfase waarin een grote groep oorlogsgetroffenen tegelijk terecht komt en die meer behoefte aan kontakt, opvang en ondersteuning meebrengt. De belangrijkste aandachtspunten uit dit artikel samenvattend, leggen wij voorde komende jaren de nadruk op de volgende elementen:

1. De generatie oorlogsgetroffenen, die als (jong)volwassene de oorlog heeft meegemaakt, is in een verouderingsfase gekomen, waardoor veel betrokkenen niet meer in staat zijn om zelf aktief deel te nemen aan vereni-gingsaktiviteiten, bijeenkomsten enzovoorts. Nadat zij hun kontakten steeds zelf hebben kunnen onderhouden en hun levenssituatie zelf aktief hebben kunnen bepalen, worden zij nu meer van anderen afhankelijk. Door vaker voorkomende ziekte, mindere validiteit en het kleiner worden van de eigen kring worden de kontakten gennger. Dit zijn geen op zich zelf staande situaties waaraan door een aktief vrijwilligerswerk gemakkelijk het hoofd zou kunnen worden geboden. Het is een verouderingsproces in de breedte. Het doet zich tegelijkertijd en op gelijke wijze bij velen voor. Vereenzaming en dreigend isolement zijn daarmee algemene verschijnselen aan het worden waarmee het vrijwilligerswerk op een nieuwe wijze moet rekening houden. Signalen hiervan worden in de praktijk steeds vaker opgevangen. En een groter isolement betekent veelal dat oude en nieuwe problemen snel kunnen toenemen. Ook andere omstandigheden tellen voor de komende jaren sterker mee dan in de voorbije, zoals het schijnbaar toenemen van het aantal oorlogsgetroffenen, dat bij de professionele materiële of immateriële hulpverlening op de een of andere wijze geen duurzame hulp kan vinden. In veel gevallen zullen zij door een langdurige ondersteuning van vrijwilligers beter in staat zijn zich te handhaven.

We menen daarom dat vrijwilligerswerk de komende jaren van grote betekenis blijft en dat vooral die vormen de aandacht dienen te hebben die meest op bovengenoemde omstandigheden zijn afgestemd: kontakt-bezoek. telefonische beschikbaarheid, het bijeenbrengen van mensen in ontmoetingsgroepen als vriendenkringen, koempoelans en dergelijke groepen.

Dat vraagt een aktieve benadering, een grotere onderlinge samenwerking tussen de groeperingen en een positieve samenwerking met en van de professionele hulpverlening. Het is verheugend dat een aantal vrijwilligersorganisaties deze weg van een nieuwe aanpak reeds is opgegaan. In verzetskringen en in kringen van Joodse en 'Indische' vervolgden zijn nieuwe ontmoetingsgroepen gevormd, worden geïsoleerde mensen benaderd en bij zo'n groep betrokken en wordt meer dan voorheen samengewerkt om het vrijwilligerswerk op peil te houden. Zelfs in de traditionele organisaties vindt een bezinning plaats en worden nieuwe initiatieven genomen.

Toch bestaat de indruk dat nog niet over de hele linie voldoende wordt gedaan om het vrijwilligerswerk op een nieuwe en veeleisende periode af te stemmen. Wij hopen dat de verspreiding van deze brochure mede een aanzet mag betekenen tot nieuwe initiatieven in deze richting

2.    Een tweede omstandigheid, die intensieve aandacht verdient is het feit dat de vrijwilligers, die voor het grootste deel nog steeds uit de eigen kringen van de lotgenoten komen, in hetzelfde verouderingsproces zijn meegegaan en als gevolg daarvan hun werk geleidelijk zullen moeten inkrimpen of neerleggen. Er zullen daardoor toenemend hiaten in het vrijwilligerswerk ontstaan, die niet meer zoals tot nu toe het geval was. uit de eigen generatie kunnen worden aangevuld. Op dit punt zal op de eerste plaats de generatie van de relatief jongere oorlogsgetroffenen — zij die in de oorlog jongvolwassene of kind waren — nog intensiever kunnen worden aangesproken. Maar vanwege hun relatief jongere leeftijd zijn zij veelal reeds bij verschillende vrijwilligersaktiviteiten in de groeperingen ingeschakeld. Bovendien is de kommumkatie tussen de jongsten van deze groep en de oudere generatie nog niet in alle gevallen zo open dat er van een aktieve inzet sprake zal kunnen zijn. Dat geldt eveneens voor de naoorlogse generatie, die ten dele zeker bij het vnjwilligerswerk kan worden betrokken, waarbij zij dan wel haar eigen terechte wensen zal laten gelden, maar waarvan velen nog bezig zijn een eigen weg te zoeken Daarom zal de inschakeling van gemotiveerde vrijwilligers-buitenstaanders nodig zijn. hoewel dit gegeven in een aantal groeperingen van oorlogsgetroffenen nog steeds kontroversiële reakties losmaakt.

Gelukkig kan ook bij dit punt gewezen worden op het feit dat in vele organisaties nieuwe vrijwilligers hun entree gemaakt hebben Zij komen niet alleen uit de verwante kringen van de eigen familie of uit de tweede generatie. maar ook uit kringen zonder een direkte band met de oorlog. Hun inzet komt voort uit betrokkenheid en idealistische motieven en biedt een basis die voortzetting van het vrijwilligerswerk mogelijk maakt.

3.    Een nieuwe fase van vrijwilligerswerk, ingesteld op de vragen van veroudering en vereenzaming en uitgevoerd met de assistentie van nieuwe vrijwilligers, waaronder ook buitenstaanders, zal vragen om meer informatie en voorlichting over wat oorlogsgetroffenen hebben meegemaakt en hoe zij door vrijwilligers tegemoet getreden dienen te worden. Behalve dat informatie en voorlichting nodig zullen zijn — waaraan deze brochure kan bi|dragen — zal ook enige opleiding en training van nieuwe vrijwilligers vereist kunnen zijn.

Het is prettig te kunnen vermelden, dat op het moment dat deze brochure uitkomt, een eerste korte opleidingskursus — vooral voor nieuwe vrijwilligers uit 'Indische' kringen—plaatsvindt. De ervaringen die hiermee worden opgedaan zullen hopelijk leiden tot een breder opleidingsaanbod, waarvan ook vrijwilligers uit andere kringen gebruik zouden kunnen maken.

Wij hopen dat een bezinning op bovenstaande aandachtspunten en goed overleg ertoe zullen leiden dat voldoende stappen worden ondernomen om het vrijwilligerswerk de komende periode intensief voort te zetten.

 

Referentie: 
L.F.P. Kuitenbrouwer | 1987
In: Vrijwilligerswerk voor oorlogsgetroffenen : interviews en artikelen over het vrijwilligerswerk voor oorlogsgetroffenen, in het bijzonder over de problemen van het ouder worden