'Het moddermeer' : 'Het grootste wordt wat het meest wringt’

Als schaamte een veel voorkomende emotie is bij overlevenden, welke invloed heeft dat in de opvoeding? Rianne Heijmans in gesprek met saskia goldschmidt, dochter van Joodse overlevenden en auteur van Verplicht gelukkig - Portret van een familie.

 

Saskia Goldschmidt heeft in haar dit jaar verschenen boek Verplicht gelukkig, portret van een familie de geschiedenis vastgelegd van haar Joodse familie. Een ondernemersfamilie die eind 1800 van Duitsland naar Nederland verhuist om ook in Amsterdam een onderneming in onder andere azijn en zuidvruchten te vestigen. Later gaan ze in de koffiehandel. Paul Goldschmidt, de vader van de auteur, wordt logopedist. In kamp Westerbork houdt hij zich voor het eerst hiermee bezig. De man met een lees-, schrijf- en spreekstoornis wordt ‘een spraakmaker’. Een vak waar hij in uitblinkt en dat hij na de oorlog met hetzelfde fanatisme blijft beoefenen. Veel tijd en aandacht voor de vier kinderen, die hij in de jaren vijftig krijgt, heeft hij niet. Bovendien vindt hij dat hij ze niet moet belasten met de oorlog en gaat ze daarom liever maar helemaal uit de weg. Goldschmidt schrijft in haar familiegeschiedenis over grappige, pijnlijke en tragische gebeurtenissen en maakt voelbaar hoe die geschiedenis haar heeft gevormd.

Ze had al eerder een boek willen schrijven over haar vader. Het was er alleen nog nooit van gekomen. Ongeveer vijf jaar geleden kreeg ze de gelegenheid en trok Saskia Goldschmidt op onderzoek uit met het doel de man beter te begrijpen waarvoor ieder gezinslid zichzelf, met alle bijbehorende gevoelens en emoties, opzij zette. ‘Was hij altijd al zo geweest of was hij zo geworden door het kamp?’ Tijdens het achterhalen van haar familiegeschiedenis en het schrijven van het boek werd ze zich er steeds bewuster van dat schaamtegevoelens een grote rol in haar leven speelden. Maar ook in het zijne.

 

Moreel richtsnoer

Schaamte is niet alleen een last, het heeft ook positieve kanten. Het kan een moreel richtsnoer zijn. Het laat je het goede doen. In het boek van Goldschmidt staat een mooi voorbeeld. De kampgevangenen uit Bergen Belsen, Paul Goldschmidt en zijn vrouw Renate Laqeur bevinden zich met vele medegevangenen aan het eind van de oorlog in een gestrande trein. Zij is uitgeput en voelt zich moedeloos. Hij is op sterven na dood. De bevrijders zijn in geen velden of wegen te bekennen. Renate Laqueur schrijft later op dat ze zich schaamde omdat ze bijna geen energie meer voelde om nog voor haar man te zorgen. Voor haar was dat het bewijs van verregaande demoralisering, citeert Saskia Goldschmidt Renate in Verplicht gelukkig. Kennelijk weet Laqeur zich te vermannen. Het lukt haar, ondanks haar eigen misère, voedsel te vergaren om haar man in leven te houden totdat eindelijk de Russen komen.

 

Het huwelijk houdt na de bevrijding niet lang stand. Paul Goldschmidt hertrouwt en krijgt vier kinderen. Ik zit aan tafel bij dochter Saskia (n:954) in Amsterdam. Het is zacht weer en onbewolkt. Vandaag geen ‘zware lucht’, zoals haar inmiddels overleden vader placht te zeggen over de lucht in Duitsland. Om haar hals draagt ze een halsketting met een medaillon van haar overgrootouders van haar moeders zijde. Die tak hoort er ook bij, licht ze toe, maar haar debuut gaat vooral over de mannen van haar familie, over haar vader, en natuurlijk over haarzelf.

 

Overlevingsschaamte

Twee bronnen van schaamte worden Goldschmidt duidelijk tijdens het onderzoek. De ene is uitsluiting (antisemitisme). De andere, de oorlog (het kamp). Al lang voor de oorlog waren veel maatschappelijke functies niet toegankelijk voor Joden en mochten ze van veel clubs geen lid worden. ‘De tennisclub hier in Amsterdam liet ook geen Joden toe’, concretiseert Goldschmidt. Ze vroeg zich af wat die voortdurende uitsluiting met mensen doet en vooral wat het deed met haar en haar familie. Ze ontdekt dat de mannen uit haar familie gereageerd hebben met een enorme werklust en een grote drang zichzelf te bewijzen. Haar vader werd een toegewijd logopedist die elke minuut van zijn tijd aan zijn patiënten besteedde, maar die ook duidelijk last had van ‘overlevingsschaamte’. ‘Een fatsoenlijk mens stierf in Bergen Belsen’ is een van zijn uitspraken, die illustreert hoe negatief hij dacht over zijn eigen overleving, legt Goldschmidt uit. Ze haalt psychiater Louis Tas aan die vriend en kampgenoot was van haar vader en veel over schaamte heeft geschreven. Volgens Tas gaat de grootste schaamte van een kampoverlevende niet over de verschrikkelijke dingen die hij heeft meegemaakt, maar vooral over de vernedering. De schaamte dat je niet in opstand bent gekomen. Dat je het hebt laten gebeuren. ‘We zien ons het liefst als sterke, stoere mensen die hun eigen leven in de hand hebben, en daar is in het kamp natuurlijk geen sprake van’, legt Goldschmidt uit.

 

Verboden

Terugkijkend blijkt schaamte ook haar grootste emotie te zijn geweest. ‘Het grootste wordt immers wat het meeste wringt in het leven.

 

Vergeleken met wat vader in het kamp had meegemaakt, was elk gevoel, woede of ontevredenheid of angst, natuurlijk bullshit. Het heeft gemaakt dat er een soort deken van schaamte is gekomen over alles wat ik überhaupt maar durfde te voelen’, vat Goldschmidt samen. Dat onder die deken oneindig veel toegedekt moest worden, blijkt al uit het eerste hoofdstuk van het boek waarin de auteur quasi achteloos allerlei ‘verboden’ uit haar jeugd opsomt. In de eerste alinea: ‘Woorden zijn als onontplofte mijnen. Woorden die in de buurt van mijn vader vermeden moeten worden: familie, broer, vader, neef, opa, oom, pijn, boos zijn, honger, koolraap, Zwartjes, ziekte, zwakte, ik wil, ik voel, ik ben bang, ik kan niet, ik weet niet, ik heb hulp nodig, ik.’

 

‘Hoe staat het nu met het moddermeer?’ vraag ik haar. Het moddermeer is in het boek een metafoor voor haar schaamtegevoelens en twijfel aan haar bestaansrecht. Is het nu een sprankelend water geworden? Ze kijkt me aan. ‘Nee, het werkt niet zoals in sprookjes. Het moddermeer is er nog gewoon, maar zoals dat met alle emoties gaat die verdrongen worden, die zijn het heftigst, worden het grootst en zijn het angstaanjagends.’ Dat is ze gaan zien, voelen en onderkennen waardoor ze hun enorme kracht en dreiging verloren. Dat betekent niet dat ze iemand is geworden met een totaal ander karakter. De elementen die haar jeugd tekenden zijn blijven bestaan. Maar ze kan ze nu herkennen en eerder denken: Oh, daar heb je dat weer en ‘dan is het ook niet meer zo erg.’

 

Wees gelukkig

Haar plicht tot altijd gelukkig zijn, voelt ze ook allang niet meer. De uitspraak van Mario Vargas Llosa: ‘Geluk bestaat op momenten en is compensatie voor de rest’, was een eyeopener voor haar. Dat was een hele opluchting, dat ze niet altijd gelukkig hoefde te zijn. Dat kan ook helemaal niet; het is genoeg als ze dat op kleine momenten voelt. En dat haalt haar weer door een volgende ingewikkelde situatie of toestand heen. Als dingen en gevoelens maar mogen bestaan en je iemand niet een gevoel opdringt, zoals: Je moet gelukkig zijn.

 

Goldschmidt had niet het gevoel dat de oorlog in de opvoeding van haar zoon en dochter ook zo’n sterke rol heeft gespeeld als bij haar. Maar bij de presentatie van haar boek hielden beide kinderen een toespraak. Haar dochter memoreerde onder andere dat als ze geen zin hadden om iets te eten wat ze niet lekker vonden hun moeder over Bergen Belsen begon. Hoewel Goldschmidt zich niet herinnert in een dergelijke situatie letterlijk het kamp ter sprake te hebben gebracht, begrijpt ze nu dat voor haar dochter met een blik of een woord toch ‘de hele Bergen Belsen wereld’ naar boven werd gehaald. ‘Zo heeft het dus wel gewerkt. Maar het is allemaal wel lichter geworden. Minder heftig.’

 

Het was voor haar partner en haar een bewuste keus om de oorlog bespreekbaar te houden. Ze wilden er geen ‘familiegeheim’ van maken. Dat was een nobel voornemen, vindt ze nu, maar hoe het zou uitpakken wist ze natuurlijk niet. Ze verwijst nogmaals naar Tas. Dit keer naar een beeldspraak. ‘Zoals bijen die in de korf terugkomen, via hun dans aan de thuisgebleven soortgenoten duidelijk weten te maken waar de honing zit, zo kunnen angsten, fantasieën van de ene generatie op de andere worden overgebracht. Door gedrag waar men het soms niet meteen aan afziet.’ Over het uiteindelijke effect van haar bijendans op de kinderen durft Goldschmidt geen uitspraak te doen. Dat is voor later.

 

Saskia Goldschmidt, Verplicht gelukkig. Portret van een familie. Amsterdam: Cossee, 2011. ISBN 9789059363083; 285 pagina’s; € 18,90.

 

Voor meer informatie over artikelen/boeken tweede generatie: www.cogis/bibliotheek.nl

 

RIANNE HEIJMANS is oud-redactielid van Cogiscope.

 

Referentie: 
Rianne Heijmans | 2011