Het belang van archivering en documentatie voor de beeldvorming en verwerking van de Tweede Wereldoorlog

“Daar alleen kan liefde wonen,

Daar alleen is het leven goed.

Waar men blij en ongedwongen Alles voor elkander doet"

Ik citeer uit een poëziealbum van de in 1998 overleden PVDA-politica Annemarie Grewel, dat vorig jaar geschonken werd aan het Amsterdams Historisch Museum.1 Het was een versje van de juffrouw op school in 1944. Annemarie Grewel had er later bij geschreven:

“Zij was hoofd van de Amsterdamse Jeugdstorm en kwam in uniform, met ijzeren ring aan haar vingers, op school. Zwart-oranje petje. Ik had in de eerste klas en misschien ook in de tweede even, bij haar in de klas gezeten en moest toen naarde Joodse School numero dertien. Daar had ik een juffrouw van wie ik werkelijk een enorme ajkeer had (...) Ik kreeg andere papieren en was geen jood meer. Dus moest ik terug naar mijn eerste school en de Jeugdstorm-juffrouw. Ze sloof me in de armen en was dolblij dat ik terug was.” |De juffrouw blijkt kinderen uit de klas te helpen onderduiken). “Ze was zo fout als een deur. maar de beste onderwijzeres van de wereld, en aan haar klas moest je niet komen. Ze heeft na de oorlog minder lang gezeten dan ze eigenlijk had verdiend., vanwege verzachtende omstandigheden.’’

Ik vond de aantekening van Grewel erg treffend, ook met het oog op het thema van vandaag, omdat daarin het duivelse dilemma van goed en fout tot uiting wordt gebracht, in dit geval door de ogen van een kind.

Zestig jaar na de bevrijding is de oorlog nog immer actueel. De stroom publicaties hierover houdt niet op. Vorige week nog verscheen het boek van Hinke Piersma over de Drie van Breda.2 De discussie over hun mogelijke vrijlating in 1972 is voor velen het keerpunt geweest in de verwerking van de oorlog. Nederland ontwikkelde zich sindsdien in toenemende mate tot een emotiecultuur. In de laatste jaren zie je dat de oorlog een sterk individueel karakter krijgt. Men blijkt nu eindelijk belangstelling te hebben voor de persoonlijke geschiedenis en zeer geraakt te zijn door de oorlogsgebeurtenissen. Dat betreffen niet alleen degenen die de oorlog zelf hebben meegemaakt. maar ook de tweede en derde generatie. Vanuit mijn professie als archivaris en directeur van het Nationaal Archief ben ik daar vrijwel dagelijks getuige van.

Het begon - voor ons althans - met de zogeheten LIRO-affaire. In december 1997 vonden enkele journalisten in een leeg huis aan de Amsterdamse Herengracht laden vol kaartjes. Het bleek de administratie van de geroofde bezittingen van de Nederlandse joden. Het was afkomstig van het Agentschap van het ministerie van Financiën, dat daar tot 1979 was gevestigd en dat zich tot dan had bezig gehouden met de restitutie van de bezittingen. Die zaak was inmiddels afgehandeld. Uitermate slordig was het dat het archief daar ontheemd was achtergelaten.

De storm van kritiek en protest richtte zich in eerste instantie op die nonchalance. Zo ga je toch niet om met de herinnering aan zo’n traumatisch gebeuren. Erger werd het toen bleek dat grote gedeelten van archieven die op de roof en het rechtsherstel van Joodse vermogens betrekking hadden, in de afgelopen jaren waren vernietigd. Men begon te twijfelen of het rechtsherstel en de recuperatie wel correct en afdoende waren verlopen. De commissie Kordes werd door de regering met het onderzoek naar deze kwestie belast. Het Nationaal Archief kreeg van de commissie de opdracht om in binnen- en buitenland op zoek te gaan naar archieven die van belang waren voor de Joodse claims. Tot onze verrassing bleek er gelukkig nog veel bewaard te zijn gebleven. Zo konden we met hulp van onze Duitse collega's honderden meters dossiers over Nederlandse herstelbetalingen in de archiefruimten in Berlijn boven water krijgen. De commissie Kordes kwam uiteindelijk tot de conclusie, dat de overheid weliswaar de zaak bestuurlijk en juridisch correct had afgehandeld, maar dat de emotionele kant van de zaak onvoldoende was onderkend. Ken van de aanbevelingen was dan ook dat de Nederlandse bevolking doordrongen moest raken van alle onrecht en leed dat de Joden was aangedaan. Daarvoor was historisch onderzoek nodig en daarvoor waren de opgespoorde archieven onmisbaar.3

De LIRO-afFaire heeft een belangrijke invloed gehad op ons selectiebeleid. Al snel trokken we de conclusie dat archieven er niet louter waren voor de wetenschapper en

Distributiebescheiden, een kookboek en reclamemateriaal: papieren die onderdeel werden van het collectieve geheugen.

de genealoog. Archieven vertegenwoordigen ook een belangrijke emotionele waarde. Het selectiebeleid werd aangepast: we bewaarden niet alleen voor die traditionele categorieën, maar ook ten behoeve van verwerking en identiteit.

Dat geldt overigens niet alleen voor de oorlogsgerelateerde archieven. De behoefte aan herinnering blijkt bij iedereen die om welke reden dan ook van zijn vertrouwde omgeving is losgeraakt, zelfs al is dat meerdere generaties geleden gebeurd. Ik geef daarvan twee voorbeelden.

Allereerst de Hindoestaanse database. Het was een project dat door de Hindoestanen, hier en in Suriname, was opgezet. En wel op basis van de registers van Hindoestanen die in de tweede helft van de 19* eeuw uit India als contractarbeiders naar Suriname waren gebracht. De gegevens bevatten onder meer de plaats van oorsprong in India en de datum van aankomst in Paramaribo. Hiermee werd in een klap de afkomst van vele Hindoestanen bekend. De officiële lancering van de website was zeer emotioneel. Voor die gelegenheid was een film gemaakt waarin verslag werd gedaan van het bezoek van een van de oudere Hindoestanen aan zijn dorp van herkomst in India. Je zag en hoorde in het commentaar dat de man die oude omgeving herkende en beleefde als zijn thuis, terwijl hij nota bene al van een derde generatie was die in Suriname zelf was geboren.

Een tweede voorbeeld is de Molukse database. In 2003 herdachten we dat het 50 jaar geleden was dat 12.500 Molukse landgenoten hier voet aan wal zetten als nasleep van de soevereiniteitsoverdracht aan de Republiek Indonesië in 1949. Zoals u weet een traumatische gebeurtenis, niet alleen voor de Molukkers zelf maar ook voor ons. In het Moluks Museum te Utrecht is daaraan uiteraard veel aandacht besteed. Bij die gelegenheid werden ook de passagierslijsten geloond van de schepen die bij de evacuatie betrokken waren. Daar was een veel belangstelling voor. Het Nationaal Archief heeft samen met het museum de database "De Aankomst” op internet gezet waarbij aan de hand van lijsten en het zogeheten Moluks register de Molukse gemeenschap in Nederland in kaart is gebracht. Veel Molukkers. in het bijzonder van de tweede en derde generatie vinden het belangrijk met het oog op hun culturele identiteit om hun namen en personalia of die van hun ouders of grootouders terug te kunnen vinden in een officiële internetpublicatie. Herkenning is ook erkenning. Hoever zijn we nu al af van het idee dat historische persoonsgegevens louter van belang zijn voor de genealogie als hobby, als onschuldig en waardevrij particulier onderzoek. Hoe dicht raken we nu niet aan de maatschappelijke relevantie van archieven.

In dat licht zult u niet verbaasd zijn dat we besloten hebben de archieven van de Inlichtingen en Naturalisatiedienst compleet te bewaren. Het zijn straks de "geboortebewijzen” van de vele immigranten in Nederland.

Terug naar de LIRO-affaire. Die heeft een geweldige impact gehad. De conclusie van de kille behandeling van de terugkeer van de oorlogsslachtoffers leidde in de zomer van 1998 tot oprichting van de stichting Onderzoek Terugkeer en Opvang (SOTO). door de regering ingesteld met als doel om onderzoek te doen naar de terugkeer of de komst naar Nederland van oorlogsslachtoffers na de Tweede Wereldoorlog en hun opvang daarna. Daarover zijn inmiddels vier publicaties verschenen, met een algemene teneur dat die oorlogsslachtoffers meestal met onbegrip en onwetendheid, wantrouwen en angst, miskenning en achterdocht bejegend werden.

De LIRO-affaire leidde ook tot een groots Digitaal Monument voor de Joodse Gemeenschap. Het motief hiervoor was dat in de Joodse traditie iemand voortleeft zolang er herinneringen aan hem of haar worden bewaard. Tijdens de oorlog zijn tienduizenden joden uit Nederland omgebracht aan wie geen of slechts een vage herinnering bestaat. Kinderen die de oorlog overleefden, hebben vaak een gebrekkig of helemaal geen idee van het ouderlijke gezin, kleinkinderen weten niet wat voor mensen hun grootouders waren. Het idee van dit monument, aangereikt door de Groningse emcritus-hoogleraar Isaac Lipschits was dan ook: een beeld te schetsen van de Joodse gemeenschap, van de joodse gezinnen en van individuele joden aan de vooravond van de deportatie.

Aan de hand van de al bestaande lijst van slachtoffers heeft men aan de namen nog meer gegevens gekoppeld, onder meer over hun achtergrond, bezit en lot. De pijnlijke nauwkeurigheid van de Duitse administratie, die uit onze archieven naar voren komt. stelde ons in staat om vele gegevens te genereren, zoals de gemeentelijsten. Dit zijn lijsten van Joodse inwoners per gemeente, die de Nederlandse gemeenten op last van de Duitse bezetter vanaf 1941 moesten aanleggen. Ook de gevonden LIRO-kaarten zijn voor de database gebruikt, als informatie over het huisraad van een gezin. Deze Joodse database is niet alleen een statisch en universeel monument, maar zal straks ook de directe nabestaanden de mogelijkheid bieden om inzicht te krijgen in de leefomstandigheden en het lot van hun vroegere familieleden. die vervreemd, uitgestoten en vermoord werden en om dat leed. zover dat mogelijk is. te verwerken

Die verwerking geldt ook met betrekking tot een ander vorm van leed. namelijk dat van de foute Nederlanders/ Ook hier is sprake van het losraken van de eigen omgeving, maar dan in psychologische zin. een vervreemd raken en uitgestoten worden door de eigen omgeving. In het Nationaal Archief in Den Haag ligt een kolossaal archief, het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR), bestaande uit 540.000 dossiers, die betrekking hebben op zo'n 310.000 tot 350.000 personen, verdachten. Van deze foute Nederlanders zijn er 150.000 daadwerkelijk geïnterneerd geweest.

Dit archief is in het jaar 2000 overgebracht van het ministerie van Justitie naar het Nationaal Archief overgebracht. Bij Justitie werd het vrijwel uitsluitend gebruikt voor pensioenaanvragen en koninklijke onderscheidingen, en wel met een frequentie van circa 7000 personen per jaar.

Het archief is nu in beginsel openbaar, voorzover de privacybescherming zich daartegen niet verzet. Direct na de overdracht meldden zich honderden mensen om inzage te krijgen in dossiers die iets zouden kunnen vertellen over hun ouders, grootouders. of over zichzelf. Niet de historicus stond vooraan in de rij. maar degenen die de oorlog nog niet verwerkt hadden. We hebben een ploeg van vijftien medewerkers ingezet om aan de vraag te kunnen voldoen.

Wat zijn nu onze ervaringen bij de begeleiding van de mensen die onderzoek deden. De ene keer viel het mee wat er in de dossiers zat. de andere keer viel het bitter tegen. Sommige bezoekers waren welbekend met het oorlogsverleden van een verwant iemand, anderen, en dat waren de meesten. hadden er weinig over gehoord omdat de betrokkene altijd geweigerd had erover te praten. In het algemeen luchtte het op wanneer men kennis nam van de dossiers. Vele kinderen van "foute”ouders zijn ook aangesloten bij de Stichting Herkenning, die de belangen behartigt van deze mensen.

De ervaringen van de bezoekers waren divers, maar vrijwel altijd ontroerend

De toenmalige secretaris-generaal van het ministerie van Onderwijs. Cultuur en Wetenschap. Harm Bruins Slot. bracht een werkbezoek aan het archief. Daar werd hij geconfronteerd met een kaart van de geroofde bezittingen van joodse patiënten van hei Apeldoornse Bos. een instelling voor verstandelijk gehandicapten. In zijn vorige functie van burgemeester van Apeldoorn herdacht hij ieder jaar de omgekomenen

van het Apeldoornse Bos. Nu hij geconfronteerd werd niet zo’n kaart waarop de eenvoudige bezittingen van de weggevoerden stonden opgesonid. emotioneerde hem dat zeer.

In de dossiers zitten ook veel foto’s: mannen in SS-uniform, vrouwen gearmd met een Duitse soldaat, opnamen van de executieplaats van mensen uit het verzet, verraden door landgenoten. Die foto's werden elke keer weer als een erge schok ervaren. We stopten ze vaak onder in het dossier, zodat de bezoeker eerst aan de hand van rapporten, processen-verbaal een indruk kon krijgen wat er fout was. en dan pas geconfronteerd werd met de foto's.

De vraag van twee broers om het dossier van hun vader te mogen inzien, die als SS-er naar het Oostfront was gegaan, moesten we weigeren: de vader leefde nog. maar was dement en kon daardoor geen toestemming geven tot inzage in het dossier. Voor de broers was dat een vreselijk dilemma. We hebben dat zo opgelost dat de broers gericht vragen mochten stellen, die wij dan aan de hand van het dossier konden beantwoorden: geen inzage, wel antwoorden met respect voor de privacy.

Eenzelfde dilemma bestond toen iemand het dossier wilde inzien van een foute politieman die in de Achterhoek tijdens de bezetting fanatiek jacht had gemaakt op Joodse onderduikers. Een Joodse familie werd ontdekt in een boerderij, de vader en twee zoons werden ter plaatse gefusilleerd en de moeder en dochter op transport gezet. Naaste verwanten van dit echtpaar wilden aan de hand van het dossier weten waarheen de moeder en dochter waren afgevoerd. Omdat de foute politieman nog leefde en geen toestemming gaf tot inzage, hebben we zelf het onderzoek gedaan en de familie kunnen meedelen dat moeder en dochter naar een kamp in de buurt van Hamburg waren gedeporteerd.

Goed of fout. In een dossier van haar vader, die was aangeklaagd wegens het verraad van Joden, vond de dochter een brief van een Joodse vrouw die schreef dat ze zonder hem de oorlog niet had overleefd.

De omgekeerde wereld. Hen dochter kreeg inzage in het dossier van haar vader en was ernstig teleurgesteld dat haar vader geen Joden had verraden. Ze wist van jongs af aan zeker dat hij dat wel had gedaan. Om ostentatief afstand te kunnen nemen van het gedrag van haar vader, emigreerde ze. ofschoon ze niet-Joods was. naar Israel en huwde daar een Israëlische man. Uit het dossier bleek dat de vader nooit Joden had verraden.

Een dochter wist dat ze een kind was van een voor haar onbekende Duitse soldaat. In het dossier van haar moeder vond ze een foto van hem. zijn naam. rang. liefdesbrieven en een uitgewerkte stamboom van haar vader. Zo ontdekte ze uit welke stad haar vader kwam. Ze ging zeer tevreden naar huis en maakte al vakantieplannen om het stadje te bezoeken.

Je blijft kind van je ouders. Een dochter las het dossier van haar vader, met allemaal zeer belastende getuigenverklaringen. Een getuigenverklaring was echter vrij positief. Daarvan wilde ze graag een kopietje, want met die getuigenis kon ze wel verder leven

Een andere dochter haalde stiekem de overlijdenadvertentie van haar vader uit het dossier, een krantenbericht gesierd met SS-runentekens. Ze wilde niet dat anderen dat ooit zouden zien.

Iemand vroeg om enkele recente verklaringen bij het dossier te mogen voegen waaruit zou blijken dat de vader zich na de oorlog zeer gebeterd had en voor de lokale gemeenschap veel betekend had.

De dossiers werden ook gebruikt om zich van blaam te zuiveren. Zo had de hoogbejaarde. inmiddels 101 jarige acteur en operettezanger Johannes Heesters, aan wie na de oorlog verweten werd dat hij zijn talenten in dienst van de nazi’s gesteld had. aan een Duitse onderzoeker toestemming gegeven om zijn dossiers in Nederland en Duitsland te raadplegen.

Inmiddels hebben enkele duizenden onderzoek gedaan in het archief, en de komende jaren zal dat aantal zeker nog toenemen. Maar tienduizenden doen dat niet. hebben er geen behoefte aan. hebben een afkeer van oude koeien. Ze vrezen de waarheid, of hebben het verwerkt. Naast het recht van weten, bestaat er ook nog zoiets als het recht om te vergeten. Ofschoon nog altijd geldt, dat datgene waarover men niet spreken kan. ook niet tol rust gebracht kan worden.

Tot zover de archieven als persoonlijke verwerking. Maar veranderen archieven ook het beeld van onze geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog? Dat beeld is uiteraard grotendeels bepaald door het epos van Lou de Jong. waarvan het eerste deel in 1969 verscheen. Maar daarmee hield de discussie niet op: we herinneren aan de kwesties Aantjes. Menten. Velser affaire en recentelijk Jan Campert. Dergelijke nieuwe feiten hielden en houden nog altijd de gemoederen bezig. Er zijn historici die beweren dat de discussie nooit op zal houden. Immers, de verwerking is een cruciaal onderdeel van de Nederlandse geschiedenis in de tweede helft van de twintigste eeuw. en die geschiedenis verdient het tot in detail beschreven te worden.5

Die mogelijkheid heeft zich de afgelopen jaren vergroot omdat er nog vele oorlogs-gerelateerde archieven zijn bijgekomen. Bijvoorbeeld de archieven van de Londense ministeries in oorlogstijd, het Militair Gezag, de privé-archieven van Drees. De Geer. Gerbrandy. Van Angeren, Van Kleffens. Schermerhom. Ze geven ons veel inzicht in de wijze waarop destijds de besluitvorming ten aanzien van het naoorlogs Nederland tot stand gekomen is.

Een enkele keer duikt er een archief op. waarvan we het bestaan niet kenden en dat dan een blik geeft op een welhaast onwaarschijnlijk stuk oorlogsgeschiedenis.

Een voorbeeld daarvan:

In mei 1940 zette het Nederlandse gouvernement te Curasao 422 mensen gevangen die de Duitse nationaliteit bezaten. Daaronder bevonden zich 77 Joden. Ze werden behandeld als Nazi-gevangenen. In het archief van Curasao vonden we de administratie terug van dit interneringskamp, met de dossiers van de gevangenen.

In een dossier stond het relaas te lezen van zo'n Joodse gevangene. Vrij vertaald

' Zie artikel Cor van der Heijden in Nationaal Archief Magazine april 2005 (special Tweede Wereldoorlog).

schreef hij: In 1938 zat ik in een concentratiekamp in Duitsland, toen vluchtte ik naar Nederland, waar ik een jaar lang werd opgesloten in een interneringskamp, mijn laatste geld heb ik gestopt een vlucht per boot naar Curacao. Uiteindelijk kwam ik hier terecht en werd alweer geïnterneerd. Ik heb al die jaren geen geld kunnen verdienen, en ik vraag u wat zakgeld om tenminste iets te kunnen kopen.

Deze Joodse Duitsers hebben er gevangen gezeten tot een halfjaar na de oorlog. Puur op grond van een wet, die bepaalde dat iemand die een vijandelijke nationaliteit had, geïnterneerd moest worden. Het Jood zijn en de omstandigheden deden er niet toe. De toenmalige gouverneur van Curasao. Piet Kasteel, voerde deze instructie zonder concessies uit.

Deze geschiedenis werd in 1999 boven water gehaald door de Amerikaanse historicus Oscar Lansen, die de pijnlijke conclusie trok dat de reputatie van de Nederlandse regering als zijnde niet antisemitisch, in dit geval toch een bijzondere deuk heeft gekregen.6

Een werkelijk verrassend archief werd anderhalve maand geleden door het ministerie van Buitenlandse Zaken aan het Nationaal Archief overgedragen: de consulaatsar-chieven uit Vichy-Frankrijk (1940-1945).7 Na de inval van de Duitsers zijn vele Joden en anderen waarvoor Nederland niet meer veilig was. gevlucht naar Zuid-Frankrijk. Zuid-Frankrijk was neutraal gebied. Van hieruit trachtte men over de Pyreneeën. Spanje en Portugal naar Engeland en verder te vluchten.

In de consulaatsarchieven vinden we vele dossiers terug van vluchtelingen die hulp zochten bij de consulaten. De Vichy-regering werkte aanvankelijk tegen, door opge-pakte vluchtelingen door te sturen naar Drancy bij Parijs, het Westerbork van Frankrijk. Na een tijdje hield dat op. De plaatselijke overheden lieten de Nederlanders zoveel mogelijk met rust. Immers, de Nederlandse regering in Londen gaf deze mensen via de consulaten voorschotten, zodat ze zichzelf enigszins konden bedruipen en niet ten laste kwamen van de autochtone bevolking. Dit klinkt allemaal heel geweldig en in sommige plaatsen wist bijna 80% van de Joodse vluchtelingen het op die manier te overleven. Maar na de oorlog werden deze voorschotten door de regering van de overlevenden teruggevorderd, tenzij men in Engeland in krijgsdienst was gegaan. Men had een zeer nauwkeurige administratie bijgehouden, die in zijn geheel bewaard is gebleven. Het beeld van de wat kille overheid na de oorlog wordt hier nogmaals bevestigd.

Archieven zijn er niet alleen om nieuwe dingen te ontdekken, maar ook om mondelinge overleveringen te bevestigen, te ontmythologiseren, of aan te vullen.

Binnen de Joodse familie Z. bestaat de volgende overlevering, een welhaast onwaarschijnlijk verhaal. In 1942 vluchtte de familie Z. bestaande uit vader, moeder, zoon

' O. Lansen. 'Victim* of Circumstance: Jewish enemy nationals in the Dutch West Indies 1938-1947.' in Avraham Milgram (ed.) Anthology of articles and book of citations on Lulin America and thf Holocaust (in Spanish). Jerusalem: Yad Vashcm 1999.

Momenteel worden de dossiers van deze archieven in een database ingevoerd en later beschikbaar gesteld. Sierk l’lantinga bereidt een lezing en publicatie voor over dit onderwerp.

en dochter naar Zuid-Frankrijk en belandde daar in de Pyreneeën in een zogeheten residence assignée, een door de Franse regering aangewezen verblijfplaats. De zoon wist te ontsnappen naar Engeland en zou daar militair worden. Het echtpaar met dochter waagde ook een ontsnappingspoging maar werd door de Franse politie gegrepen en overgebracht naar Drancy. De vader werd ingedeeld in Organisation Todt om als dwangarbeider te werken op de Kanaaleilanden, maar wist te ontsnappen. De moeder kon uiteindelijk bewijzen dat ze niet-joods was en werd met haar dochter vrijgelaten. Na de oorlog werd het hele gezin herenigd in Nederland. Tot zover de overlevering. We kunnen nu aan de hand van hun dossier precies nagaan wat zich heeft afgespeeld, de brieven om hulp van het consulaat, de ansichtkaarten onderweg, de brieven etc. Hel verhaal klopte als een bus.

Een echtpaar met vijf kinderen had minder geluk. Ze zaten vast in Zuid-Frankrijk en wilden via Portugal emigreren naar Nederlands-Indië. omdat men daar vrienden had die hen zouden kunnen helpen. De Nederlandse regering oordeelde dat het echtpaar te veel kinderen had en de reis daarom te duur zou zijn. Toen medevluchtelin-gen bereid waren enkele kinderen onder hun hoede mee te nemen en zelfs de overtocht te betalen, weigerde de consul in Portugal opnieuw. Franse francs en Nederlands geld waren niet geldig en konden ook niet worden ingewisseld.

Bovendien deed men heel vaag over de kosten van reis. Uit de hele correspondentie blijkt duidelijk dat men er geen zin in had.

De geschiedenis van de vluchtelingen is tot op heden een vrij onderbelicht stuk van de oorlogsgeschiedenis geweest. De Jong wijdt er maar enkele bladzijden aan. Nu de archieven vrijkomen, wordt onze kennis hierover aanzienlijk vergroot. Een geschiedenis waar we soms trots op mogen zijn. Zo blijken er ook vele Nederlandse priesters naar Frankrijk te zijn gevlucht. Ze werden daar parochiegeestelijke en waren zeer actief betrokken bij de hulp aan landgenoten. Ze speelden daarin zelfs een cruciale rol. De officiële vertegenwoordigers van de regering, de consuls en andere lieden van de diplomatiek dienst, hebben weliswaar goed werk gedaan, maar het bureaucratische kon overheersen, zelfs zozeer dat het tot kilte en afstandelijkheid kon uitgroeien.

Bij het 30-jarig bestaan van het CIDI. vorige week zaterdag, hield premier Balkenende een toespraak die deze kilte aan de kaak stelde. Hij bood tegenover de Joodse medeburgers zijn excuus aan. Dal is mooi. Maar om de oorlog nooit te vergeten. om werkelijk te begrijpen wat er plaatsgevonden had. goed en fout. grijs en wit, heldhaftig en lafhartig, kwaadaardig en medemenselijk vinden wij het als onze plicht de schriftelijke nalatenschap van die oorlog niet alleen te bewaren, maar ook voor een breed publiek toegankelijk te maken.

U bent welkom in onze archieven.

1

Hinkt* Piersma. IV Drie vun Hreda. Ihittfs oorlogsmisdadiger* in Nederlandse gevangenschap, 1945-1989. (Amsterdam 2005).

3 Dit resulteerde in de onderzoeksgids: Archieven Joodse oorlogsgetroffenen. Overzicht vann archieven met gegevens over roof, recuperatie, rechtsherstel en schadevergoeding van vermogen van Joden in Nederland in de periode I940-1987, vervaardige in opdracht van de Commissie van OnderzoeK Liro-archieven, samengesteld door J.M.L van Bockxmeer. P.CA. Limboo en HjVJ. van Schie (Algemeen Rijksarchief 1998). Inmiddels is er ook een algemene onderzoeksgids verschenen over de oorlogsarchieven in het Nationaal Archief (Jan H. Kompagnic (red.) De Oorlogsgids (Den Haag 2005)

Maarten van Boven

 

Referentie: 
Maarten van Boven | 2005