Herdenken en herinneren hebben zin: Mensenrechten een verstandelijke noodzaak

Hoogleraar Johannes Houwink ten Cate presenteerde op 23 november 2007 op de conferentie ‘Herdenken op School’ een inleiding waarin hij de vraag stelt wat, historisch gezien, uniek is aan de herdenking van de Shoah. Hij moedigt aan te streven naar het levend houden van de herinnering, ook op school, om zodoende via de scholen en opleidingen de mensenrechten en het respect voor elkaars identiteiten veilig te stellen.

 

Mevrouw Puck Huitsing, als Hoofd van de Eenheid Oorlogsgetroffenen en Tweede Wereldoorlog van het ministerie van VWS een kenner van deze materie, begon deze ochtend haar uiteenzetting met een citaat van Madame Simone Veil .

 

Simone Veil, geboren als Simone Jacob, is een overlevende van de kampen, die als minister in Frankrijk als een leeuwin heeft gevochten voor de rechten van de vrouw. Dankzij haar kent Frankrijk legale abortus. Ook later, onder andere als prominent Europees politica, heeft zij zich altijd ingezet voor de rechten van miskende en vervolgde maatschappelijke groepen.

 

Als jong meisje heeft Simone Veil overleefd, omdat een SS-kampbewaakster vond dat zij te mooi was om te sterven. Als overlevende van de kampen herinnert mevrouw Veil zich maar al te goed hoe weinig belangstelling niet-joden hadden voor de Shoah tijdens de eerste naoorlogse decennia. Herdenking is dus geenszins een automatisme of een gegeven, laat staan een vanzelfsprekendheid. Het levend houden van de herinnering is werk, zij het geen werk als ieder ander werk. Wanneer het niet wordt uitgevoerd, sterft de herinnering.

 

De historische regel is niet de herinnering maar het vergeten. De plegers van genocide weten dat ook. Hitler zei in 1939: Wie herinnert zich de Armeniërs? Zij zijn niet de enigen die vergeten zijn. Hele beschavingen zijn volledig verwoest en hele volken uitgeroeid - denk aan de Inca’s en de Azteken - of aan de Aboriginals in Australië en Nieuw Zeeland. De geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaars, niet door de overwonnenen. De overwonnenen werden uitgeroeid, en daarmee basta.

De Shoah is dus niet uniek, want genocide, volkerenmoord door de staat dus die een verondersteld vijandige minderheid wil vernietigen, wordt al honderden jaren gepleegd, meestal op het hoogst mogelijke technologische niveau van een beschaving en een staat. Wie geen gaskamers kan bouwen, deelt kapmessen uit. Meestal gebeurt het doden zelf ergens in het geheim, in gaskamers bij voorbeeld; maar dat hoeft niet. Het kan ook in het openbaar, in Rwanda bij voorbeeld.

 

Wat niet alleen nieuw maar zelfs uniek is, is dat we ons de Shoah herinneren, zestig jaar na dato. De vraag wordt dan, wat er veranderd is. Niet de menselijke moordzucht, die inderdaad van alle tijden is, maar de gedachte dat herinnering en herdenking zin hebben is nieuw.

 

Persoonlijk geloof ik niet dat medeleven met de slachtoffers hierbij de voornaamste inspiratiebron is. In het algemeen - Herzberg schreef het al in 1950 in de trieste balans van zijn Kroniek der Jodenvervolging - houden mensen namelijk niet van mensen met wie het slecht gaat. Zijn wij, u en ik, daarin werkelijk anders?

 

Houden de slachtoffers van Darfur u werkelijk uit uw slaap?

 

Meestal leidt vervolging niet tot solidariteit. De historische regel is dat vervolging stigmatiseert. Joden zijn nooit zo gehaat geweest als kort na de jodenmoord van het Derde Rijk. Vervolging stigmatiseert doordat vervolging pauperiseert, vervolging maakt afstotelijk en afzichtelijk.

 

In haar toespraak verwijst mevrouw Huitsing dan ook niet - en zeer terecht volgens mij -naar het medeleven als inspiratiebron voor het herdenken. Zij noemt vrede, vrijheid, veiligheid, respect voor elkaar, en vrijheid van meningsuiting. Het zijn zonder uitzondering politieke normen en waarden, die zij noemt, en ook dat is terecht.

 

Vervolging leidt meestal niet tot solidariteit

 

Het is de moeite waard hier even bij stil te staan. Blijkbaar is de herinnering aan de Shoah voor ons - die als Nederlanders een afkeer hebben van abstracte politiek-filosofische problemen - een manier om met elkaar te debatteren over de reikwijdte van de politiek, de macht van de staat, en over wat we in de politiek en de samenleving wel en niet van elkaar te verwachten hebben als het om solidariteit en verantwoordelijkheid voor elkaar gaat.

 

Ook dat is nieuw, omdat mevrouw Huitsing dat zegt als vertegenwoordigster van een overheid, die herdenking belangrijk is gaan vinden. Dames en heren, historisch gezien is het ongehoord dat een overheid herdenking bevordert. Het zijn immers altijd de staten zelf die genocide plegen. De gedachte dat een staat dat niet mag, genocide plegen, is pas zestig jaar oud. Deze gedachte is vastgelegd in de Genocide Conventie van de Verenigde Naties die dateert uit 1948. Die Conventie zegt ook dat staten zich moeten inspannen om de plegers van genocide te berechten. En u en ik, wij weten heel goed dat in de praktijk die Conventie vele decennia niet is nageleefd, ook niet door de Nederlandse overheid.

 

Een van de beste gevolgen van de oprichting van het nieuwe Internationale Strafhof te Den Haag, dat misdaden waar ook ter wereld gepleegd kan gaan berechten, is dat landen die zich daarbij aansluiten ook zelf plegers moeten gaan berechten. De recente strafzaak in Den Haag tegen de Nederlander Van Anraat, die bestanddelen voor mosterdgas heeft geleverd aan het bewind van Saddam Hussein, is een uitvloeisel van deze nieuwe zelfgekozen verplichting, die is vastgelegd in de Wet Internationale Misdrijven.

 

Onze overheid, onze staat, verandert dus, en betrekkelijk snel. Den Haag is volgens Kofi Anan de hoofdstad van het internationale recht geworden, en dat is iets om trots op te zijn, zoals Nederlanders ook trots kunnen zijn op het vangnet voor oorlogsslachtoffers zoals dat in Nederland is opgebouwd.

 

Maar er blijft dan wel iets knagen, en dat is de vraag: waarom doen we dit, als medeleven met de slachtoffers niet de inspiratiebron is? Ik denk dat we misdadigers bestraffen en aan de slachtoffers bijzondere vormen van maatschappelijk respect - waaronder het uitgebreide stelsel van uitkeringen - betonen uit welbegrepen eigenbelang.

 

Dit is een eigenbelang dat niet alleen Nederlanders kennen. Historisch gezien interesseren Aziaten, Afrikanen, en Zuid-Amerikanen zich niet of nauwelijks voor de Shoah. De herinnering aan de Shoah is historisch gezien beperkt tot de regio in de wereld die tijdens de Koude Oorlog werd aangeduid als ‘Het Vrije Westen’. De herinnering aan de Shoah is een van de belangrijkste politiek-morele fundamenten van de Europese samenwerking met de Verenigde Staten, Israël en het Verenigd Koninkrijk.

 

Het is eigenlijk pas sinds kort, sinds de val van de Berlijnse Muur in 1989 dat hierin langzaam verandering gekomen is. Doordat het sindsdien in Oost-Europa mogelijk geworden is om de Shoah te herdenken, ontstaat nu, onder onze eigen ogen, een nieuwe gezamenlijke Europese herinnering aan de Shoah. Op de keper beschouwd is dit de eerste gezamenlijke Europese herinnering, die West- en Oost-Europa met elkaar en met de Verenigde Staten verbindt. De Europese geschiedenis is de geschiedenis van Europese oorlogen. Historisch is er niets wat Nederlanders verbindt met Polen, Tsjechen, Hongaren en Russen, of het moet de nieuwe gezamenlijke herinnering zijn aan de veroveringsoorlogen en rassenwaan van Hitlers Derde Rijk. Misschien weten wij, de Europeanen, nog niet precies hoe we het Europa van de toekomst willen vormgeven. Maar we weten wel wat we nooit meer willen. En dat is: ‘Nooit meer Auschwitz’.

 

Het is Sir Isaiah Berlin1 geweest, de beste politieke filosoof van de vorige eeuw, die gezegd heeft dat de Shoah bewijst dat het geloof in de mensenrechten een verstandelijke noodzaak is. Het is dus niet een geloof zoals je in God gelooft. Het is een geloof dat wortelt in de verstandelijke overtuiging, dat iedereen een potentieel slachtoffer van een vervolging kan zijn, vanwege zijn of haar identiteit. Het enige bolwerk dat onze identiteit beschermt tegen de staat zijn de mensenrechten. Het geloof in de mensenrechten illustreert dus ook welke betekenis we aan onze identiteit, of beter: aan onze identiteiten zijn gaan hechten.

 

Het geloof is uit onze Europese samenleving aan het verdwijnen, en alleen uit ons Europa. De rest van de wereld gelooft nog. Daarvoor hebben we een vervanging gezocht, en dat is het geloof in onze identiteiten. En wie heeft er vandaag de dag niet meerdere identiteiten? Wij zijn daardoor, door onze identiteitsverslaving die trouwens soms ook narcistische trekjes heeft, kwetsbaarder geworden. En we weten het.

 

Isaiah Berlin zei ook dat de Shoah ook bewijst hoe fragiel, hoe kwetsbaar de mensenrechten zijn als bolwerk. Een staat die de mensenrechten wil afschaffen doet dat zonder veel moeite, zelfs als de voorvechters van de mensenrechten op die barricade blijven staan.

 

Dat is een ontnuchterend slot van mijn bijdrage, misschien, maar het is niet anders. Zelfs als ze actief werden verdedigd, bleken mensenrechten praktisch onverdedigbaar. Dit besluit lijkt pessimistisch, maar is het in werkelijkheid niet. Het onderstreept de noodzaak van de bescherming van de mensenrechten. Des te meer reden is er en heeft u reden om te streven naar het levend houden van de herinnering, ook op school, om zodoende via de scholen en opleidingen de mensenrechten en het respect voor elkaars identiteiten veilig te stellen, zo veel als mogelijk.

 

JOHANNES HOUWINK TEN CATE is historicus en hoogleraar Holocaust en Genocidenstudies aan de Universiteit van Amsterdam.

1 De beste kenner van Isaiah Berlin is de Canadese historicus Michael Ignatieff. Zie diens biografie van Berlin: Isaiah Berlin: a life (Londen 1998) en zeker ook Human Rights as Politics and Idolatry (Anansi Press Ltd, 2001) is interessant.

 

1 De conferentie werd georganiseerd in opdracht van ADEF (het overlegorgaan van directeuren van lerarenopleidingen voor het voortgezet onderwijs in het HBO) in samenwerking met de Eenheid voor Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog van het ministerie van VWS.

 

2 De recente toespraken van Simone Veil zijn gebundeld in Discours 2002-2007 (Parijs 2007). De kwestie van de uniciteit van de shoah heeft geleid tot uitvoerige debatten. Voor een van de belangrijkste bijdragen daaraan zie: Yehuda Bauer, Rethinking the Holocaust (Haven, Yale University 2001).

Referentie: 
Johannes Houwink Ten Cate | 2008
Cogiscope : tijdschrift over gevolgen van oorlog en geweld, ISSN 1871-1065 | 4 | 1 | 24-27
Trefwoorden: 
geschiedenis, herdenkingen, internationaal recht, mensenrechten