Genocidale samenlevingen: Uğur Ümit Üngör over het spel van vergeten
Genocidale samenlevingen
Ugur Ümit Üngör over het spel van vergeten
Dr. Ugur Ümit Üngör is een jonge gelauwerde Holocaust- en genocide wetenschapper en historicus. onlangs kreeg hij een prestigieuze ViDi-subsidie voor grensverleggend onderzoek naar de rol van paramilitaire organisaties bij massaal geweld. cogiscope interviewt Üngör over de (on)vergeten geheimen na genociden.
Achtergrond
Üngör: ‘Ik ben geboren in Turkije en kwam op zeer jonge leeftijd naar Nederland. Vanwege de communistische overtuigingen van mijn vader waren we naar Nederland uitgeweken. Mijn jeugd kenmerkte zich door de tijdsgeest. Het waren de tijden van de kabinetten Paars, van multiculturalisme, diversiteit en gemengde scholen.’ Üngör vervolgt: ‘Ik heb in al mijn tijd alleen vrede gekend, nooit een wapen hoeven vasthouden, geweld te gebruiken, of een dier te slachten om te overleven. Vrede is een vreemd begrip, een vanzelfsprekendheid in Nederland die wereldwijd niet vanzelfsprekend is. Waar vrede gewoon is in mijn leven, staat dit in contrast met de generatie van mijn ouders. Zij komen uit een land en tijd waar geen sprake was van multiculturele co-existentie, maar van vervolging van bevolkingsgroepen: Armeniërs, Alevieten, communisten, en spanningen tussen Koerden en Turken. Genocide is ontkenning van allebei; van vrede en co-existentie. Het vaagt alle verschillen weg: Annihilating difference.’
Ontstaan en beloop genociden
‘Genocide is het product van extreme ideologie en macht. De extreme ideologie is een gedachtegoed dat slechts door een beperkt deel van de bevolking wordt gedragen en alleen met geweld, een burgeroorlog of staatsgreep, aan de macht komt. Eenmaal aan de macht, is geweld noodzakelijk om die macht te behouden. Kijk naar Hitler, Milosevic en Rwanda. Dit zijn allemaal voorbeelden van bewegingen die door middel van geweld of geweldsdreiging een machtsmonopolie vergaarden. In Rwanda waren, drie uur na het neerschieten van het presi-dentsvliegtuig, alle ministeries en departementen in handen van de machtsgrijpers. Op het moment dat het gebeurt, is het te laat. Wat doet de samenleving intussen? Deze gaat rustig door alsof er niks aan de hand is, eigenlijk krankzinnig. Meestal komen genocidale regimes vanzelf weer ten einde door een interne staatsgreep (Kadaffi), extern ingrijpen (Nazi-Duitsland), of het overlijden van de machthebber (Stalin, Mao). Maar soms winnen de genocideplegers ook. Denk aan het Assad-regime, of aan Noord-Korea, waar elke dag mensen sterven als gevolg van “gedwongen” hongersnood en strafkampen. Het gaat overigens bij genociden niet alleen om de relatie tussen dader en slachtoffer. Als je genociden wilt begrijpen moet je kijken naar hoe daders zichzelf zien. Dit zelfbeeld bepaalt wie vervolgens wordt uitgesloten. Zo was bijvoorbeeld natievorming vaak een belangrijke sociologische oorzaak van genocide.’
‘Op mijn 2ie kwam ik voor het eerst in aanraking met het begrip genocide. Ik kreeg het boek Rethinking the Holocaust van Yehuda Bauer in handen. Het betrof een korte uiteenzetting over de Holocaust en overeenkomsten met andere genociden, waaronder de Turkse genocide van de Armeniërs. Ik viel achterover van verbazing! Hier had ik nog nooit van gehoord, thuis was er nooit over gesproken. Ik weet nog hoe geschrokken ik was, niet alleen vanwege de gebeurtenis, maar vooral vanwege mijn eigen onwetendheid. Kort daarop volgde ik tijdens een bezoek aan mijn oma een debat tussen twee experts over de ontkenning van de Armeense genocide door de Turkse staat. Ik vroeg mijn oma wat zij wist. Ze hield op met koken, keek me aan over haar bril en zei: “Bij ons in het dorp woonden veel Armeniërs. Ze zijn bijna allemaal vermoord in het eerste jaar van de oorlog.” Nooit eerder had ze hier een woord over gerept. Genocide met stilten omsloten.’ Üngör kijkt vertwijfeld. ‘Ik wist niet wie moest ik geloven over de Armeense genocide. De ontkenning door de Turkse Staat of de erkenning door de samenleving? Ik ben me gaan verdiepen, heb me ingeschreven voor de Masteropleiding Holocaust- en Genocidestudies en mijn scriptie en proefschrift over deze genocide geschreven. Sindsdien ben ik me gaan verbreden door de gelijkenissen en verschillen met en tussen andere genociden te bestuderen. Genociden komen vaker voor dan je denkt. Van de Russische revolutie in 1917, de Holocaust, Stalin’s zuiveringen in de Sovjetunie, de culturele revolutie onder Mao, Nederlandse politionele acties in
Indonesië en communistische zuiveringen, Rwanda, Joegoslavië, Syrië, Irak, en de lijst gaat door en blijft groeien.’
Ik wist niet wie ik moest geloven over de Armeense genocide
‘Genociden worden altijd in het geheim gepland en vormen een publiek geheim, omhuld in een rookgordijn en lagen van stilten’, aldus Üngör. ‘Iedereen weet bijvoorbeeld dat Piet of Klaas heeft gemoord, maar slechts weinigen zullen het hardop zeggen. Vanwaar deze geheimhouding? In de genocidale samenlevingen van Nazi-Duitsland, en Rusland onder Stalin, was het duidelijk dat er een enorme angst heerste onder de bevolking. Burgerrechten worden niet beschermd tegen het geweldsmonopolie van de machthebbers. Je kunt heel snel iets verkeerd zeggen en in de problemen komen en eenzelfde lot riskeren. Ook leeft de angst uitgestoten te worden door de eigen groep, familie of gezin. “Wil je ons ten gronde richten voor een groep Joden!”, zegt een vrouw tegen haar man. Er ontstaat dan zelfcensuur, wanneer dat gebeurt heeft de Staat gewonnen.’
‘Het geheim waarin genociden plaatsvinden, laat overigens wel zien dat machtshebbers zich bewust zijn, dat zelfs de eigen aanhangers massamoord van ongewapende burgers moreel niet steunen. Zoals Raul Hilberg zei: “Some things can only be done when they are not talked about, once they are talked about, they can no longer be done”. Alleen in Rwanda was het geen geheim, dat begrijp ik nog steeds niet. De angst voor problemen of uitsluiting verklaart echter niet dat decennia na de overgang van de macht nog steeds moedwillig wordt gezwegen over genociden. Het bewust vergeten van genociden kan het gevolg zijn van de druk van het alledaagse bestaan om het leven weer op te pakken. Er kan ook een gevoel van wederzijdse medeplichtigheid spelen als mensen de daders persoonlijk kennen. Na de genocide beseft iedereen diep in zijn hart dat het een slecht idee was: “Stel dat wij dit zouden bekennen, dan krijgen wij de toorn van de Wereld over ons heen”. Het is veiliger om maar niks te zeggen en om politieke en economische redenen ook voordeliger. Erkennen betekent compensatiebetalingen, landteruggave, statusverlies op het wereldtoneel, veroordelingen, et cetera. Er valt niks te
verdienen. Bovendien, als je 99 jaar ontkent, kun je niet zomaar na 100 jaar je positie 180 graden herzien. Je geeft dan toe dat je de samenleving in de afgelopen 99 jaar hebt lopen voorliegen. Maar misschien wel de belangrijkste reden voor het verzwijgen van genociden in de nasleep is te wijten aan een psychologisch fenomeen: de belief in a just world myth. Volgens deze mythe krijgen mensen wat ze verdienen Het was de schuld van de slachtoffers omdat zij begonnen met zus en zo, of de daders provo ceerden, of zich niet genoeg hebben geweerd Dus zij hebben het leed aan zichzelf te wijten Dit krachtige afweermechanisme voorkomt dat daders en medeplichtigen de menselijkheid van hun slachtoffers hoeven erkennen en ten onder zouden gaan aan schuld en schaamte bij het overpeinzen van de eigen schuldvraag. Ook cultuur speelt een rol. In het autoritaire Midden-Oosten zal men bijvoorbeeld zelden een fout toegeven, omdat dit gepaard gaat met statusverlies en schaamte.’
‘Er is nog een andere belangrijke reden waarom staten genociden niet erkennen’, vervolgt Üngör. ‘Daarover gaat mijn huidige VIDI-onderzoek. Wanneer een regering niet in staat is een vijand te bedwingen of extra middelen nodig heeft, formeren ze vaak paramilitaire organisaties om het vuile werk op te knappen. Het gaat om geheime verbonden zodat een regering later alle gruwelijkheden door paramilitairen kan ontkennen. Toen Assad door interviewers gevraagd werd wat hij te maken
Demonstranten met foto's van Armeense intellectuelen die tijdens de Eerste Wereldoorlog door het Ottomaanse regime werden gedeporteerd. Istanbul, april 2014 (Corbis/HH)
had met de paramilitairen in Syrië en hun misdaden, zei hij: “Wij kennen deze mensen niet en hebben geen controle over ze”. Natuurlijk is hij verantwoordelijk voor de oprichting van die facties en zijn reactie komt rechtstreeks uit de handleiding plausible deniability! Paramilitairen zijn de daders en de president is de bevelhebber. Paramilitairen gebruiken enorm veel geweld tegen burgers om hun doelen te bereiken en worden tijdens genociden sterker door het gebied, de middelen en grondstoffen die ze veroveren. Na de oorlog blijven veel paramilitairen in invloedrijke rollen achter. Het is voor de machthebbers bijna onmogelijk om wandaden te erkennen, vanwege alle compromitterende informatie die paramilitairen over de regering hebben, want per slot van rekening was de regering de opdrachtgever. Ze hebben elkaar in een houdgreep. Vanuit het gezichtspunt van de regering zijn het bovendien gevaarlijke tegenstanders omdat ze geen geweld schuwen. Als politicus denk je wel twee keer voordat je genocide zult erkennen en te maken krijgt met de macht van deze daderve-teranen en extremisten. Erkennen zou een land opnieuw kunnen verscheuren. Mijn boodschap aan politieke elites: begin niet aan paramilitaire organisaties. Op korte termijn heb je er baat bij maar op langere termijn slaat het als een boemerang terug.’
Op de vraag of hij zelf geen risico loopt, antwoordt hij: ‘Wetenschappers lopen weinig risico vanwege een zekere academische distantie. Het zijn de journalisten die de feiten boven water halen die grote risico’s lopen en met regelmaat worden vermoord zodat een regering onwetendheid kan veinzen. Dit brengt ons op het terrein van de criminologie. De feiten die journalisten naar boven halen, maken de oorzaken en gevolgen van deze criminele handelingen zichtbaar en maken (inter)nationale berechting van geweldsplegers en opdrachtgevers mogelijk. Zonder bewijzen geen rechtspraak. Maar the powers that be zijn dikwijls slim genoeg om ervoor te zorgen dat niks naar hen herleidbaar is. Vandaar de belangrijke taak van journalisten om verbanden bloot te leggen. Soms komt er iemand naar voren, zoals in Servië. Een accountant moest paramilitairen vanuit de regering contant betalen. Later kwam ze er achter dat al deze mannen voor het internationale tribunaal moesten verschijnen. Ze heeft toen het bewijs geleverd wie wanneer door de regering werd betaald en zo konden deze mensen worden veroordeeld.’
Van massaal naar collectief trauma
Genocide is onomkeerbaar geweld
‘Genocide is onomkeerbaar geweld’, stelt Üngör. ‘De relatie tussen Joden en Duitsers, Tutsi's en Hutu's, Turken en Armeniërs, zal nooit meer “normaal” zijn. Elk contact wordt overschaduwd door de gebeurtenis en vergiftigt de samenleving. De gevolgen gaan voor de slachtoffers gepaard met (transgeneratio-nele) traumatische klachten. Vaak zie je twee extremen, één van zwijgen en één van onophoudelijke preoccupatie. Maar ook zie je bij overlevenden verbluffende veerkracht. Kijk bijvoorbeeld naar de maatschappelijke prestaties van de enige Nederlandse overlevende van Sobibor.
In mijn werk maak ik onderscheid tussen massaal en collectief trauma. Het kenmerk van massaal trauma is dat slachtoffers onbekend zijn met elkaars leed, zich niet hebben georganiseerd en maatschappelijke bewustwording ontbreekt. Deze slachtoffers verdienen een stem en smachten naar erkenning van het leed. Om genezing te stimuleren, zouden ze de transitie van massaal trauma naar collectief trauma moeten maken, waarbij ze elkaar weten te vinden en zich weten te organiseren in een maatschappelijke beweging. Overlevenden vinden vaak kracht bij elkaar en krijgen de kans een gemeenschappelijke betekenis aan hun trauma te geven. Zolang de slachtoffers van Saddam uit Irak alleen thuis blijven zitten en voetbal kijken, lossen de problemen niet op.’
Permanent onderzoek en onderwijs naar genociden
Üngör is coördinator van de opleiding Holocaust en Genocidestudies aan de Universiteit van Amsterdam. De opleiding met een vaste leerstoel bestaat sinds 2003 en
Ugur Ümit Üngör (1980) promoveerde in 2009 aan de Universiteit van Amsterdam met zijn proefschrift The Making of Modern Turkey: Nation and State in Eastern Anatolia, 1913-1950 (oxford University Press, 2011). in 20082009 was hij als docent in internationale geschiedenis verbonden aan de faculteit geschiedenis van de University of sheffield en in 2009-2010 als postdoc research fellow aan het Centre for War studies of University College Dublin. Momenteel werkt hij als universitair hoofddocent aan de faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht en als onderzoeker bij het instituut voor oorlogs-, Holocaust- en genocidestudies (NioD). Üngör is tevens coördinator van de Holocaust and Genocide Studies aan de Universiteit van amsterdam.
waarborgt via onderzoek en onderwijs permanente aandacht voor de gevolgen van genociden. Üngör: ‘De opleiding levert een specifieke maatschappelijke bewustwording over een thema waar in Nederland iedereen op enig moment over praat of zich in verdiept. Genocide raakt in Nederland een gevoelige snaar, kijk maar naar de rol van Nederland tijdens de Jodenvervolging, de politionele acties in Nederlands-Indië, het kleine dorpje Srebrenica waar voorheen niemand van had gehoord. Dit zijn culturele iconen geworden van groot emotioneel en politiek belang. Onze opleiding gaat over het beschavingsproces en collectieve destructie, zodat we de menselijke aard beter leren begrijpen en ons bewust worden van menselijk kwaad.’
JoRis HAAGEN is lid van de redactie van Cogiscope en onderzoeker aan de Universiteit Utrecht.
In: Cogiscope : tijdschrift over gevolgen van oorlog en geweld, ISSN 1871-1065 | 11 | 3 | oktober | 2-7