Een verontrustend onderzoek (verhalen van veteranen)

Het schijnt dat er bij iedere bijeenkomst van veteranen wel een paar onechte tussen lopen, die zich kennelijk aangetrokken voelen door de sfeer van uniformen, lintjes en stoere verhalen. Leuk voor de faits divers in de dagbladen. Maar er lijkt ook wel iets serieuzers aan de hand te zijn.

 

Er is ongelooflijk veel onderzoek gedaan naar PTSS bij Vietnam-veteranen. Maar kunnen de resultaten van dat onderzoek wel vertrouwd worden? Er zijn aanwijzingen dat een niet onbelangrijk aantal veteranen in dergelijk onderzoek hun klachten overdrijven of zelfs simuleren, aangetrokken door de erkenning en de materiële voordelen die de diagnose PTSS kan opleveren. Er zijn er zelfs die onjuiste verhalen vertellen over wat zij feitelijk hebben meegemaakt. De vraag is of het om grote aantallen gaat.

 

Onlangs verscheen in het British Journal of Psychiatry (BJP) een artikel van Frueh en anderen, waarin zij stellen dat een significant aantal van de veteranen die zich voor behandeling melden bij de speciale centra die daarvoor in de VS zijn opgericht, wel eens een onjuiste voorstelling van zaken zou kunnen geven over hun gevechtsbelevenissen. Frueh werkt zelf als psycholoog bij een van die behandelcentra. Frueh en zijn collega's legden de dossiers van 100 mensen die zich (in 1997-1999) voor behandeling hadden gemeld bij een van de US Veterans Affairs Medical Centers, naast hun personeelsdossiers uit het leger. Alle honderd zeiden gevechtsveteranen uit Vietnam te zijn. 62 Van hen vroegen naast behandeling ook een uitkering aan. Vrijwel allen (94) kregen de diagnose PTSS; verder waren er veel depressieve stoornissen (88 personen) en middelen-misbruik (42).

 

De resultaten van de vergelijking zijn onthutsend. Slechts van 41 personen was het duidelijk dat zij inderdaad gevechtsveteranen waren. Daarnaast was het van 20 personen onduidelijk; zij hadden bijvoorbeeld geen lintje of wat dan ook in hun personeelsdossier dat wees op gevechtservaring. Maar liefst 32 personen hadden wel in Vietnam gediend maar duidelijk zonder gevechtservaring. Blijft over: zeven personen. Van twee van hen was het onduidelijk of zij wel in Vietnam waren geweest; drie waren zeker niet in Vietnam geweest, en twee waren zelfs nooit in het leger geweest.

Interessant is wat de behandelaars van het veteranencentrum in hun aantekeningen schreven. Zo vertelden maar liefst 22 van de 32 Vietnamveteranen die duidelijk geen gevechts-ervaring hadden, over wat zij allemaal hadden meegemaakt tijdens gevechten: kameraden gewond of gedood zien worden, deelname aan langdurige verkenningen in vijandelijk gebied en dergelijke. Twee ervan zeiden zelfs krijgsgevangene te zijn geweest. Merkwaardig is ook dat 28 procent van de mensen uit deze groep vertelde dat zij wreedheden hadden meegemaakt of begaan in het gevecht, veel meer dan de 12 procent uit de groep die duidelijk wél gevechtservaring had. Het percentage mensen dat een uitkering aanvroeg, was in de groep zonder gevechtserva-ring even hoog als in de groep met gevechtser-varing. Dat gegeven versterkt de bezorgdheid van de auteurs dat mensen hun ervaringen overdrijven of zelfs verzinnen uit financiële motieven. De uitkeringen voor een veteraan met een PTSS die volledig is toe te schrijven aan zijn ervaringen als militair, zijn in Amerika zeer behoorlijk. Het aantal aanvragen voor een uitkering wegens PTSS door veteranen die gevechtservaring rapporteren, is dramatisch gestegen sinds 1985.

 

Een van de conclusies van Frueh en zijn collega's is, dat klinische en onderzoeksgegevens over psychische klachten van veteranen aardig vervuild kunnen zijn door de financiële motieven. Daarom, stellen zij, zou het misschien maar beter zijn alle gegevens van veteranen die een uitkering willen, buiten beschouwing te laten in epidemiologisch onderzoek en dergelijke.

 

Op dit artikel werd in dezelfde aflevering van het British Journal of Psychiatry commentaar geleverd door Simon Wessely, psychiater en onder andere adviseur van de medische dienst van het Britse leger. Voor hem zijn de meeste bevindingen van Frueh e.a. weinig verrassend: in Engeland blijkt 13 procent van de verwijzingen van 'gevechtsveteranen' naar de militaire psychiatrie vals. Hij wijst er ook op dat maar vijftien procent van de Vietnamveteranen ge-vechtservaring heeft, terwijl 30 procent in de beroemde National Vietnam Veterans Re-adjustment Study (Kulka e.a., 1990) PTSS toegeschreven krijgt. Hebben we het nu over de gevolgen van het vechten, citeert hij de antropoloog Marlowe (2000), of hebben we het over de gevolgen van 'post-combat belief, ex-pectation, explanation and attribution'? Wessely wijst op een interessante bevinding van Frueh, gezien uit het oogpunt van de geschiedenis van trauma, namelijk dat zoveel veteranen zonder gevechtservaring melden dat zij wreedheden hebben meegemaakt of zelfs begaan. Soldaten die wreedheden ontkennen die wel hebben plaatsgevonden zijn niets nieuws, maar het omgekeerde verschijnsel hoort bij het recente tijdperk van de PTSS. Dat begrip had nu juist mede de functie om daders tot slachtoffers te verklaren. De in de publieke opinie verachte 'baby killers' werden getransformeerd tot oorlogsslachtoffers, de oorlog zelf werd de eigenlijke dader.

 

Wat moeten we nu toch met al die verhalen, als psycholoog/psychiater, als historicus of als wat dan ook? We moeten ons op de eerste plaats realiseren, stelt Wessely, dat verhalen niet alleen een verteller hebben maar ook een luisterende omgeving. Met andere woorden: de context beïnvloedt het verhaal. Psychiaters horen andere symptomen dan vrienden. Een samenleving die waardering heeft voor soldaten krijgt andere verhalen te horen dan een samenleving die kritisch kijkt naar het leger. De psychiaters die PTSS groot hebben gemaakt hoorden bij de anti-oorlogsbeweging en waren sterk geïnteresseerd in psychische klachten 'als gevolg van' de oorlog, dus geen wonder dat er veteranen waren die hun klachten en/of hun belevenissen gingen overdrijven of verzinnen.

 

Kijk dus altijd naar de context waarin getuigenissen worden gedaan. Een behandelcentrum voor veteranen kan iemand een min of meer officiële erkenning geven: er is hem iets aangedaan en zijn problemen komen door de oorlog. Uiteraard maakt dat niet alle verhalen automatisch onbetrouwbaar, maar het noopt wel tot een kritische beoordeling.

 

En de culturele context kan ook onderrapporta-ge van klachten bevorderen, bijvoorbeeld in een samenleving die liever een stiff upper lip dan tranen ziet.

 

Literatuur

Frueh, B. Christoffer e.a., ‘Documented combat exposu-re of US veterans seeking treatment for combat-re-lated post traumatic stress disorder', in: British Journal of Psychiatry vol. 186 (2005) pp. 467-472.

Kulka, R. e.a., Trauma and the Vietnam War Generation. Report of Findings from the National Vietnam Veterans Readjustment Study. New York: Brunner/Mazel, 1990.

Marlowe, D., Psychological and Psychosocial

Consequences of Combat and Development. Santa Monica, 2000.

Wessely, Simon, ‘War stories: Invited commentary on ... Documented combat exposure of US veterans see-king treatment for combat related post-traumatic stress disorder', in: British Journal of Psychiatry vol. 186 (2005) pp. 473-475.

TOM DE RIDDER is redacteur van Cogiscope.

 

 

Referentie: 
Tom de Ridder | 2005
Cogiscope : tijdschrift over gevolgen van oorlog en geweld, ISSN 1871-1065 | 1 | 2 | 8-10